21.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 277/4


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 15 juni 2017 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas — Litouwen) — Lietuvos Respublikos aplinkos ministerijos Aplinkos projektų valdymo agentūra/ „Alytaus regiono atliekų tvarkymo centras” UAB

(Zaak C-436/15) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie - Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 - Artikel 3, lid 1 - Financiering uit het Cohesiefonds - Project voor de ontwikkeling van een regionaal afvalbeheersysteem - Onregelmatigheden - Begrip „meerjarig programma” - Definitieve afsluiting van het meerjarig programma - Verjaringstermijn])

(2017/C 277/04)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Lietuvos Respublikos aplinkos ministerijos Aplinkos projektų valdymo agentūra

Verwerende partij:„Alytaus regiono atliekų tvarkymo centras” UAB

In tegenwoordigheid van: Lietuvos Respublikos finansų ministerija, „Skirnuva” UAB, „Parama” UAB, „Alkesta” UAB, „Dzūkijos statyba” UAB

Dictum

1)

Een project zoals het project dat in het hoofdgeding aan de orde is, dat bestaat in de ontwikkeling van een afvalbeheersysteem in een bepaalde regio en waarvan de uitvoering zich over meerdere jaren zou uitstrekken en werd gefinancierd met middelen van de Europese Unie, valt onder het begrip „meerjarig programma” in de zin van artikel 3, lid 1, tweede alinea, tweede volzin, van verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.

2)

Artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2988/95 moet aldus worden uitgelegd dat de verjaringstermijn voor een onregelmatigheid die is begaan in het kader van een „meerjarig programma”, zoals het project dat in het hoofdgeding aan de orde is, begint te lopen vanaf de dag waarop de betrokken onregelmatigheid is begaan, overeenkomstig artikel 3, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 2988/95, met dien verstande dat wanneer het een „voortdurende of voortgezette” onregelmatigheid betreft, de verjaringstermijn begint te lopen vanaf de dag waarop de onregelmatigheid is geëindigd, overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, van verordening nr. 2988/95.

Voorts moet een „meerjarig programma” als „definitief afgesloten” in de zin van artikel 3, lid 1, tweede alinea, tweede volzin, van verordening nr. 2988/95 worden aangemerkt, op de voor dat programma voorziene einddatum, volgens de daarvoor geldende regels. Meer bepaald moet een meerjarig programma dat wordt geregeld door verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994, tot oprichting van een Cohesiefonds, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1264/1999 van de Raad van 21 juni 1999 en bij verordening (EG) nr. 1265/1999 van de Raad van 21 juni 1999, en bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, als „definitief afgesloten” in de zin van die bepaling worden aangemerkt, op de datum die in de beschikking van de Europese Commissie tot goedkeuring van dat project is aangegeven als uiterste datum voor de voltooiing van de werkzaamheden en voor de uitvoering van de betalingen van de daarmee samenhangende subsidiabele uitgaven, onverminderd een eventuele verlenging bij een nieuwe beschikking in die zin van de Commissie.


(1)  PB C 337 van 12.10.2015.