26.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 112/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 30 januari 2018 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden en door de Raad van State — Nederland) — College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amersfoort / X BV (C-360/15), Visser Vastgoed Beleggingen BV / Raad van de gemeente Appingedam (C-31/16)

(Gevoegde zaken C-360/15 en C-31/16) (1)

([Prejudiciële verwijzing - Diensten op de interne markt - Richtlijn 2006/123/EG - Werkingssfeer - Artikel 2, lid 2, onder c) - Uitsluiting van elektronische-communicatiediensten en -netwerken - Artikel 4, punt 1 - Begrip „dienst” - Detailhandel in producten - Hoofdstuk III - Vrijheid van vestiging van dienstverrichters - Toepasselijkheid in zuiver interne situaties - Artikel 15 - Aan evaluatie onderworpen eisen - Territoriale beperking - Bestemmingsplan dat de activiteit van niet-volumineuze detailhandel in buiten het stadscentrum gelegen geografische gebieden verbiedt - Bescherming van het stedelijk milieu - Vergunning voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten - Richtlijn 2002/20/EG - Financiële lasten verbonden aan de rechten om faciliteiten voor een openbaar netwerk voor elektronische communicatie te installeren])

(2018/C 112/02)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechters

Hoge Raad der Nederlanden, Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amersfoort (C-360/15), Visser Vastgoed Beleggingen BV (C-31/16)

Verwerende partijen: X BV (C-360/15), Raad van de gemeente Appingedam (C-31/16)

Dictum

1)

Artikel 2, lid 2, onder c), van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, moet aldus worden uitgelegd dat deze richtlijn niet van toepassing is op rechten die verschuldigd worden in verband met de rechten van de ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken en -diensten mogen leveren, om kabels voor een openbaar elektronische-communicatienetwerk aan te leggen.

2)

Artikel 4, punt 1, van richtlijn 2006/123 moet aldus worden uitgelegd dat de activiteit bestaande in detailhandel in goederen, voor de toepassing van die richtlijn een „dienst” vormt.

3)

De bepalingen van hoofdstuk III van richtlijn 2006/123, betreffende de vrijheid van vestiging van dienstverrichters, moeten aldus worden uitgelegd dat zij mede van toepassing zijn op een situatie waarvan alle relevante aspecten zich binnen één lidstaat afspelen.

4)

Artikel 15, lid 1, van richtlijn 2006/123 moet aldus worden uitgelegd dat het er niet aan in de weg staat dat voorschriften van een bestemmingsplan van een gemeente de activiteit bestaande in niet-volumineuze detailhandel in geografische gebieden buiten het stadscentrum van die gemeente verbieden, mits alle in artikel 15, lid 3, van die richtlijn genoemde voorwaarden vervuld zijn. Het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om dat te verifiëren.


(1)  PB C 346 van 19.10.2015.

PB C 136 van 18.4.2016.