1.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 431/38 |
Beroep ingesteld op 22 september 2014 — Niche Generics/Commissie
(Zaak T-701/14)
(2014/C 431/61)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Niche Generics Ltd (Hitchin, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: E. Batchelor, M. Healy, solicitors, en F. Carlin, barrister)
Verwerende partij: Europese Commissie
Conclusies
— |
het besluit nietig verklaren; |
— |
de geldboete nietig verklaren of althans verlagen, en |
— |
de Commissie verwijzen in haar eigen kosten en in die van verzoekster in het kader van de onderhavige procedure. |
Middelen en voornaamste argumenten
Met het onderhavige beroep vordert verzoekster gedeeltelijke nietigverklaring van besluit C(2014) 4955 def. van de Commissie van 9 juli 2014 in zaak AT.39612 — Perindopril (Servier).
Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster elf middelen aan.
1. |
De Commissie heeft niet het juiste juridische criterium van „objectieve noodzaak” toegepast om te bepalen of de schikkingsovereenkomst voor octrooien tussen verzoekster en Servier onder artikel 101, lid 1, VWEU valt. |
2. |
De Commissie heeft het beginsel van gelijke behandeling geschonden door de groepsvrijstellingsverordening inzake technologieoverdracht niet toe te passen op verzoeksters schikking. |
3. |
De Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de schikking aan te merken als een schending van artikel 101, lid 1, VWEU wegens het „mededingingsbeperkende doel” ervan. |
4. |
De Commissie heeft haar eigen juridisch criterium van „inbreuk wegens het mededingingsbeperkende doel” onjuist toegepast op de specifieke feiten met betrekking tot verzoekster. |
5. |
De Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te concluderen dat de schikkingsovereenkomst mededingingsbeperkende gevolgen had. |
6. |
Subsidiair, onjuiste rechtsopvatting van de Commissie door niet te erkennen dat de schikkingsovereenkomst voldoet aan de vrijstellingscriteria van artikel 101, lid 3, VWEU. |
7. |
De Commissie heeft verzoeksters rechten van de verdediging en het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden door streng te handelen bij haar onderzoek van vertrouwelijk documenten. |
8. |
De Commissie heeft het beginsel van gelijke behandeling geschonden bij de berekening van de geldboete door verzoekster zonder objectieve rechtvaardiging anders te behandelen dan Servier. |
9. |
De Commissie heeft bij de oplegging aan verzoekster van een geldboete het evenredigheidsbeginsel en haar eigen richtsnoeren voor de berekening van geldboeten geschonden en haar vaste praktijk niet gevolgd. |
10. |
De Commissie heeft artikel 23, lid 2, van verordening nr. 1/2003 (1) geschonden door het maximale plafond van 10 % voor geldboeten te overschrijden. |
11. |
De Commissie is de krachtens artikel 296 VWEU op haar rustende motiveringsplicht niet nagekomen bij de berekening van de geldboete en de beoordeling van de zwaarte van verzoeksters inbreuk. |
(1) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen [101 VWEU] en [102 VWEU] (PB 2003, L 1, blz. 1).