15.9.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 315/42


Beroep ingesteld op 22 juli 2014 — Republiek Polen/Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

(Zaak C-358/14)

2014/C 315/69

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Polen (vertegenwoordiger: B. Majczyna, gemachtigde)

Verwerende partijen: Europees Parlement en Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van de artikelen 2, punt 25, 6, lid 2, sub b, 7, leden 1 tot en met 5, 7, eerste volzin, 12 tot en met 14, en artikel 13, lid 1, sub c, van richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG (1);

verwijzing van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie in de proceskosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar verzoekschrift stelt de Republiek Polen dat de bestreden bepalingen complexe en nieuwe voorschriften bevatten, die voor het eerst in richtlijn 2014/40/EU voorkomen en ertoe strekken tabaksproducten met een kenmerkend aroma, waaronder mentholsigaretten, door middel van een verbod deze producten in de handel te brengen en de vaststelling van begeleidende maatregelen volledig van de interne markt uit te sluiten. Gezien het aandeel van mentholsigaretten op de markt van tabaksproducten in de Europese Unie heeft dit verbod ernstige gevolgen voor de productie van mentholsigaretten.

De Republiek Polen voert de volgende middelen aan tegen de bestreden bepalingen.

 

Ten eerste schending van artikel 114 VWEU. Het verbod om mentholsigaretten in de handel te brengen is vastgesteld hoewel er geen verschillen zijn tussen de nationale wettelijke regelingen die het verkeer van goederen zouden kunnen beperken. Dit verbod draagt niet bij tot een verbetering van de werking van de interne markt, integendeel, het werpt belemmeringen op die vóór de vaststelling van de richtlijn niet bestonden.

 

Ten tweede schending van evenredigheidsbeginsel. Het verbod mentholsigaretten in de handel te brengen is niet geschikt om de doelen van de richtlijn te verwezenlijken. Bovendien schendt het verbod het vereiste dat de getroffen maatregelen noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de nagestreefde doelen. De kosten van dit verbod gaan de mogelijke voordelen verre te boven.

 

Ten derde schending van subsidiariteitsbeginsel. Het verbod mentholsigaretten in de handel te brengen schendt het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het vraagstuk van het verbruik van mentholsigaretten zowel uit oogpunt van de invloed op de volksgezondheid als uit oogpunt van de eventuele maatschappelijke en economische kosten van het verkoopverbod lokaal van aard is en beperkt is tot een kleine groep lidstaten. Dit vraagstuk moet dus op nationaal niveau worden opgelost, uitsluitend in die lidstaten waarin deze producten veel geconsumeerd en vervaardigd worden.


(1)  PB L 127, blz. 1.