20.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 207/48


Beroep ingesteld op 17 mei 2013 — Sarafraz/Raad

(Zaak T-273/13)

2013/C 207/79

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Mohammad Sarafraz (Teheran, Iran) (vertegenwoordiger: T. Walter, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EU) nr. 206/2013 van de Raad van 11 maart 2013 tot uitvoering van artikel 12, lid 1, van verordening (EU) nr. 359/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran, nietig verklaren voor zover zij Mohammad Sarafraz betreft;

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan.

1.

Schending van verzoekers recht van verdediging

De Raad heeft verzoekers recht op daadwerkelijke rechterlijke bescherming en in het bijzonder het motiveringsvereiste geschonden, aangezien hij geen afdoende motivering heeft gegeven voor verzoekers opname in de bijlage bij de bestreden uitvoeringsverordening.

De Raad heeft verzoekers recht om te worden gehoord geschonden, aangezien hij verzoeker niet de in artikel 12, lid 2, van verordening (EU) nr. 359/2011 (1) voorziene mogelijkheid heeft geboden om een standpunt in te nemen over de opneming op de sanctielijst en de Raad daardoor tot heroverweging te brengen.

2.

Geen grondslag voor verzoekers opname op de sanctielijst

Uit de door de Raad opgegeven redenen voor verzoekers opname op de sanctielijst kan niet worden afgeleid op welke rechtsgrondslag de Raad zich daarvoor heeft gebaseerd.

De Raad heeft de feiten kennelijk onjuist beoordeeld door verzoeker op de lijst in bijlage bij de bestreden uitvoeringsverordening op te nemen.

In het bijzonder kan de enige concrete grond die de Raad in de sanctielijst vermeldt verzoekers opname op de sanctielijst niet rechtvaardigen.

3.

Schending van het verbod van dubbele bestraffing voor hetzelfde feit (ne bis in idem)

De enige door de Raad vermelde concrete grond voor verzoekers opname op de lijst is reeds door de Britse autoriteit voor mediatoezicht gesanctioneerd.

De Raad voert niet aan dat er, ondanks of na die sanctie, andere schendingen zijn geweest die de opname op de sanctielijst zouden rechtvaardigen.

4.

Schending van verzoekers omroepvrijheid, zijn vrijheid van meningsuiting, zijn bewegingsvrijheid en zijn eigendomsrecht

Verzoekers opname op de sanctielijst vormt een niet-gerechtvaardigde en onevenredige aantasting van zijn mediavrijheid en zijn vrijheid van meningsuiting, die in het bijzonder erop is gericht verzoeker of de door hem geleide radio-omroep te hinderen bij rapportage van of naar Europa.

Verzoekers opname op de sanctielijst vormt een niet-gerechtvaardigde en onevenredige aantasting van andere beschermde grondrechten (eigendomsrecht, beroepsvrijheid, bewegingsvrijheid).


(1)  Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (PB L 100, blz. 1).