2.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 194/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Symvoulio tis Epikrateias (Griekenland) op 15 april 2011 — Syllogos Ellinon Poleodomon kai Chorotakton/1) Ypourgos Perivallontos, Chorotaxias kai Dimosion Ergon, 2) Ypourgos Oikonomias kai Oikonomikon en 3) Ypourgos Esoterikon, Dimosias Dioikisis kai Apokentrosis

(Zaak C-177/11)

2011/C 194/14

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Symvoulio tis Epikrateias (Raad van State)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Syllogos Ellinon Poleodomon kai Chorotakton (vereniging van Griekse stedenbouwkundigen en planologen)

Verwerende partijen: 1) Ypourgos Perivallontos, Chorotaxias kai Dimosion Ergon (minister van Milieubeheer, Ruimtelijke Ordening en Openbare Werken), 2) Ypourgos Oikonomias kai Oikonomikon (minister van Economische Zaken en Financiën), 3) Ypourgos Esoterikon, Dimosias Dioikisis kai Apokentrosis (minister van Binnenlandse Zaken, Ambtenarenzaken en Decentralisatie)

Prejudiciële vraag

„Moet artikel 3, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197, blz. 30), waarin wordt bepaald dat een milieubeoordeling wordt gemaakt van alle plannen en programma’s,waarvoor, gelet op het mogelijk effect op gebieden, een beoordeling vereist is uit hoofde van de artikelen 6 of 7 van richtlijn 92/43/EEG’ aldus worden uitgelegd, dat het de verplichting om een bepaald plan te onderwerpen aan een milieubeoordeling ervan afhankelijk stelt, dat voor dat plan is voldaan aan de voorwaarden voor het verrichten van een milieubeoordeling volgens richtlijn 92/43, en dat deze bepaling van richtlijn 2001/42/EG derhalve, evenals de vermelde bepalingen van richtlijn 92/43/EEG, vooronderstelt dat het plan aanzienlijke gevolgen kan hebben voor een speciale beschermingszone, en het inhoudelijke oordeel dienaangaande overlaat aan de lidstaten?

Of is volgens genoemd artikel 3, lid 2, sub b, van richtlijn 2001/42 de verplichting tot het verrichten van een milieubeoordeling uit hoofde van deze bepaling niet afhankelijk van de vervulling van de voorwaarden voor het verrichten van een milieubeoordeling volgens richtlijn 92/43, met andere woorden van de vaststelling dat het plan significante effecten kan hebben op een speciale beschermingszone, maar volstaat voor het ontstaan van de verplichting tot het verrichten van een dergelijke beoordeling de constatering dat een bepaald plan op enigerlei wijze verband houdt met een in richtlijn 92/43 bedoeld gebied, dat geen speciale beschermingszone hoeft te zijn?”