Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 1 oktober 2010 – Affatato/Azienda Sanitaria Provinciale di Cosenza

(Zaak C‑3/10)

„Artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering – Sociale politiek – Richtlijn 1999/70/EG – Clausule 5 van raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in overheidssector – Opeenvolgende overeenkomsten – Misbruik – Preventieve maatregelen – Sancties – Omzetting van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd in arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd – Verbod – Schadevergoeding – Gelijkwaardigheids‑ en doeltreffendheidsbeginsel”

1.                     Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Grenzen – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten (Art. 267 VWEU) (cf. punten 27‑33, dictum 1)

2.                     Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Maatregelen ter voorkoming van misbruik als gevolg van gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (Art. 4, lid 2, EU; richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 5) (cf. punten 50‑51, dictum 2)

3.                     Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Maatregelen ter voorkoming van misbruik als gevolg van gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage) (cf. punten 59‑60, 63, dictum 3)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing – Tribunale di Rossano – Uitlegging van clausules 2, 3, 4 en 5 van de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB L 175, blz. 43) – Verenigbaarheid van bepaalde nationale bepalingen betreffende personen die op maatschappelijk nuttige plaatsen/ten behoeve van algemeen nut worden tewerkgesteld – Nationale regeling op grond waarvan het is toegestaan om grond voor eerste overeenkomst voor bepaalde tijd voor werknemers in onderwijssector niet te vermelden – Begrip overheidsorgaan – Opneming van rechtssubject dat kenmerken van Poste Italiane SpA vertoont

Dictum

1)

De eerste twaalf prejudiciële vragen die door het Tribunale di Rossano (Italië) bij beslissing van 21 december 2009 zijn voorgelegd, zijn kennelijk niet-ontvankelijk.

2)

Clausule 5 van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die als bijlage is gehecht aan richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, moet aldus worden uitgelegd dat:

–      zij niet in de weg staat aan een nationale regeling als die bedoeld in artikel 36, lid 5, van wetsbesluit nr. 165 van 30 maart 2001 houdende algemene bepalingen inzake de regeling van het werk van de werknemers in overheidsdienst, die in geval van misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd door een werkgever in de overheidssector, verbiedt dat deze arbeidsovereenkomsten worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, wanneer de interne rechtsorde van de betrokken lidstaat andere maatregelen bevat waarmee in de betrokken sector misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd daadwerkelijk kan worden voorkomen en in voorkomend geval kan worden bestraft. Het staat echter aan de verwijzende rechter om te beoordelen in hoeverre de toepassingsvoorwaarden en de daadwerkelijke toepassing van de relevante bepalingen van het interne recht daarvan een maatregel maken die misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd door de overheid op adequate wijze kan voorkomen en in voorkomend geval kan bestraffen.

–      zij als zodanig op geen enkele wijze van invloed is op de politieke en constitutionele basisstructuren of de essentiële functies van de betrokken lidstaat in de zin van artikel 4, lid 2, VEU.

3)

Die raamovereenkomst moet aldus worden uitgelegd dat de maatregelen die een nationale regeling als die aan de orde in het hoofdgeding voorziet om misbruik als gevolg van het gebruik van arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd te bestraffen, niet ongunstiger mogen zijn dan die welke voor soortgelijke situaties naar intern recht gelden en de uitoefening van de door de rechtsorde van de Unie verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken. Het staat aan de verwijzende rechter om te beoordelen in hoeverre de bepalingen van het interne recht ter bestraffing van misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd door de overheid, met deze beginselen stroken.