18.12.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 346/30 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour d'appel de Mons (België) op 24 september 2010 — Belgische Staat/Pierre Henfling, Raphaël Davin en Koenraad Tanghe (in hun hoedanigheid van curatoren van de failliete boedel van SA Tiercé Franco-Belge)
(Zaak C-464/10)
()
2010/C 346/49
Procestaal: Frans
Verwijzende rechter
Cour d'appel de Mons
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Belgische Staat
Verwerende partijen: Pierre Henfling, Raphaël Davin en Koenraad Tanghe (in hun hoedanigheid van curatoren van de failliete boedel van SA Tiercé Franco-Belge)
Prejudiciële vraag
Moeten de artikelen 6, lid 4, en 13, B, sub f, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat diensten verricht door een commissionair, die handelt op eigen naam, maar voor rekening van een opdrachtgever die de in voornoemd artikel 13, B, sub f, bedoelde diensten organiseert, van de belasting worden vrijgesteld?
(1) PB L 145, blz. 1.