15.8.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 193/11


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Duitsland) op 8 juni 2009 — Flachglas Torgau GmbH/Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-204/09)

2009/C 193/14

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundesverwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Flachglas Torgau GmbH

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Prejudiciële vragen

1)

a)

Moet artikel 2, punt 2, tweede volzin, van richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad (1), aldus worden uitgelegd dat uitsluitend instellingen en organen waaraan naar nationaal recht de definitieve (bindende) beslissing in de wetgevingsprocedure toekomt, in een wetgevende hoedanigheid optreden, of treden ook instellingen en organen waaraan krachtens het nationale recht bevoegdheden en rechten op het gebied van medewerking in de wetgevingsprocedure, in het bijzonder met betrekking tot het indienen van een wetsontwerp en het maken van opmerkingen over wetsontwerpen, zijn toegekend, in een wetgevende hoedanigheid op?

b)

Kunnen de lidstaten alleen bepalen dat de begripsomschrijving van overheidsinstantie niet slaat op instellingen en organen die optreden in een rechterlijke of wetgevende hoedanigheid, wanneer hun constitutionele bepalingen ten tijde van de vaststelling van de richtlijn niet gelijktijdig voorzien in een beroepsprocedure in de zin van artikel 6 van richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad?

c)

Zijn instellingen en organen die optreden in een wetgevende hoedanigheid, enkel voor de duur van de wetgevingsprocedure uitgesloten van het begrip overheidsinstantie?

2)

a)

Is het vertrouwelijke karakter van handelingen in de zin van artikel 4, lid 2, eerste volzin, sub a, van richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad, bij wet voorzien wanneer het voorschrift van nationaal recht ter omzetting van richtlijn 2003/4/EG in het algemeen bepaalt dat het verzoek om milieu-informatie moet worden geweigerd voor zover openbaarmaking van de informatie afbreuk doet aan het vertrouwelijke karakter van de handelingen van instanties waarop de informatieplicht rust, of is hiervoor vereist dat een afzonderlijke wettelijke bepaling de vertrouwelijkheid van de handelingen voorschrijft?

b)

Is het vertrouwelijke karakter van handelingen in de zin van artikel 4, lid 2, eerste volzin, sub a, van richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad, bij wet voorzien wanneer de administratieve procedures van de overheidsinstanties krachtens een algemeen, ongeschreven beginsel van nationaal recht niet openbaar zijn?


(1)  PB L 41, blz. 26.