11.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 246/9


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 29 juli 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākās tiesas Senāts — Letland) — SIA Pakora Pluss/Valsts ienemumu dienests

(Zaak C-248/09) (1)

(Akte betreffende de voorwaarden voor toetreding tot de Europese Unie - Douane-unie - Overgangsmaatregelen - In vrije verkeer brengen met vrijstelling van douanerechten - Goederen die op datum van toetreding van Republiek Letland in uitgebreide Gemeenschap worden vervoerd - Uitvoerformaliteiten - Invoerrechten - Btw)

2010/C 246/15

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākās tiesas Senāts

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SIA Pakora Pluss

Verwerende partij: Valsts ieņēmumu dienests

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Augstākās tiesas Senāts — Uitlegging van artikel 4, punt 10, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), artikel 448 van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1), en hoofdstuk 5, punt 1, van bijlage IV bij de Toetredingsakte 2003 — Invoer van auto over zee — In het vrije verkeer brengen met vrijstelling van douanerechten en andere douanemaatregelen die van toepassing zijn op de goederen, welke ten tijde van de toetreding in de uitgebreide Gemeenschap werden vervoerd na aan uitvoerformaliteiten te zijn onderworpen

Dictum

1.

Hoofdstuk 5, punt 1, van bijlage IV bij de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond moet aldus worden uitgelegd dat het, om na te gaan of de daarin genoemde uitvoerformaliteiten zijn vervuld irrelevant is te weten of de in artikel 448 van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2787/2000 van de Commissie van 15 december 2000, bedoelde handelingen zijn uitgevoerd, zelfs wanneer een goederenmanifest is opgesteld.

2.

Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 82/97 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996, en verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2787/2000, zijn van toepassing op de nieuwe lidstaten vanaf 1 mei 2004, met dien verstande dat op toepassing van de regeling van hoofdstuk 5, punt 1, van bijlage IV bij de toetredingsakte geen aanspraak kan worden gemaakt wanneer de daarin bedoelde uitvoerformaliteiten niet zijn vervuld voor goederen die op de datum van toetreding van deze nieuwe lidstaten tot de Europese Unie in de uitgebreide Gemeenschap worden vervoerd.

3.

Artikel 4, lid 10, van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 82/97, moet aldus worden uitgelegd dat de invoerrechten niet de bij invoer van goederen te innen btw omvatten.

4.

Bij invoer van goederen rust de verplichting tot betaling van de belasting over de toegevoegde waarde op de persoon of personen die door de lidstaat van invoer zijn aangewezen of erkend.


(1)  PB C 220 van 12.9.2009.