ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)

3 april 2008 ( *1 )

„Richtlijn 91/629/EEG — Beschikking 97/182/EG — Kalverfokkerij — Individuele hokken — Verbod van aanbinden van kalveren — Betekenis van werkwoord ‚aanbinden’ — Aard en lengte van verbindingsmiddel — Uiteenlopen van taalversies — Uniforme uitlegging”

In zaak C-187/07,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Rechtbank Zutphen (Nederland) bij beslissing van 19 februari 2007, ingekomen bij het Hof op 3 april 2007, in de aldaar dienende strafzaak tegen

Dirk Endendijk,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Zevende kamer),

samengesteld als volgt: U. Lõhmus, kamerpresident, P. Lindh en A. Arabadjiev (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: H. von Holstein, adjunct-griffier,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 9 januari 2008,

gelet op de opmerkingen van:

D. Endendijk, vertegenwoordigd door J. T. A. M. Mierlo, advocaat,

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door C. Wissels en D. J. M. de Grave als gemachtigden,

de Belgische regering, vertegenwoordigd door A. Hubert als gemachtigde,

de Griekse regering, vertegenwoordigd door V. Kontolaimos en S. Charitaki als gemachtigden,

de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door F. Erlbacher en M. van Heezik als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van het woord „aanbinden” als bedoeld in richtlijn 91/629/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (PB L 340, blz. 28), zoals gewijzigd bij beschikking 97/182/EG van de Commissie van 24 februari 1997 (PB L 76, blz. 30; hierna: „gewijzigde richtlijn 91/629”).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een strafzaak tegen D. Endendijk omdat hij in oktober 2005 kalveren hield die waren aangebonden in met punt 8, eerste zin, van de bijlage bij de gewijzigde richtlijn 91/629 strijdige omstandigheden.

Toepasselijke bepalingen

Gemeenschapsregeling

3

Artikel 3, lid 1, van richtlijn 91/629 bepaalt dat kalveren moeten worden gehuisvest in groepshokken dan wel in eenlingboxen of „aangebonden in de stand”. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 1994 van toepassing op nieuw gebouwde of herbouwde bedrijven.

4

Richtlijn 97/2/EG van de Raad van 20 januari 1997 houdende wijziging van richtlijn 91/629 (PB L 25, blz. 24) heeft deze bepaling niet formeel gewijzigd maar een nieuw lid 3 ingevoegd in artikel 3 van richtlijn 91/629, dat bepaalt:

„Met ingang van 1 januari 1998 gelden de volgende voorschriften voor alle nieuw gebouwde of verbouwde bedrijven en voor alle bedrijven die na die datum in gebruik worden genomen:

a)

kalveren van meer dan acht weken mogen niet in een individueel hok worden opgesloten, tenzij een dierenarts heeft verklaard dat het dier in verband met zijn gezondheid of zijn gedrag moet worden geïsoleerd om te worden behandeld. […]

[…]”

5

In de oorspronkelijke versie van de bijlage bij richtlijn 91/629 was een punt 8 opgenomen, dat luidde als volgt:

„Wanneer de kalveren worden aangebonden, mogen de daarbij gebruikte kettingen geen verwondingen veroorzaken en moeten deze kettingen regelmatig worden geïnspecteerd en eventueel bijgesteld zodat zij gemakkelijk zitten. Elke ketting moet lang genoeg zijn om het kalf de gelegenheid te geven zich te bewegen zoals aangegeven in punt 7 [dat wil zeggen dat elk kalf zonder problemen kan liggen, rusten, opstaan en zich likken, en andere kalveren kan zien]. De ketting moet zo zijn ontworpen dat de kans op wurging en verwonding voor zover mogelijk wordt vermeden.”

6

De vijfde overweging van de considerans van beschikking 97/182 luidt:

„Overwegende dat het aanbinden van kalveren altijd problemen oplevert; dat kalveren in eenlingboxen bijgevolg niet mogen worden aangebonden en kalveren in groepshokken alleen mogen worden aangebonden gedurende de korte periode waarin zij melk krijgen.”

7

Beschikking 97/182 heeft de bijlage bij richtlijn 91/629 gewijzigd en daarbij punt 8 vervangen door de volgende tekst:

„Kalveren mogen niet worden aangebonden, met uitzondering van kalveren in groepshokken die voor ten hoogste één uur mogen worden aangebonden tijdens het voederen van melk of een melkvervangend preparaat. Wanneer de kalveren worden aangebonden, mogen de daarbij gebruikte kettingen geen verwondingen veroorzaken en moeten deze kettingen regelmatig worden geïnspecteerd en eventueel bijgesteld zodat zij gemakkelijk zitten. Elke ketting moet zo zijn ontworpen dat de kans op wurging en verwonding wordt vermeden en dat het kalf zich kan bewegen als aangegeven in punt 7 [dat wil zeggen dat elk kalf zonder problemen kan liggen, rusten, opstaan en zich likken].”

Nationale regeling

8

Het kalverenbesluit (Staatsblad 1994, 576) bevat geen definitie van het woord „aanbinden”. Artikel 3, lid 2, ervan luidt:

„Kalveren in eenlingboxen en vleesstierkalveren ouder dan acht weken worden niet aangebonden gehouden.”

9

Dienaangaande preciseert de toelichting bij dat besluit dat het verbod van aanbinden van kalveren in eenlingboxen geldt „voor alle categorieën kalveren”.

10

Bij besluit van 22 september 1997 (Staatsblad 1997, 478), in werking getreden op 31 december 1997, is het kalverenbesluit gewijzigd om rekening te houden met de bij beschikking 97/182 aangebrachte wijzigingen. Sindsdien bepaalt artikel 2, lid 1, van dat besluit:

„Het houden van kalveren geschiedt overeenkomstig punt 8, eerste zin, van de bijlage [bij de gewijzigde richtlijn 91/629].”

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

11

Endendijk, een Nederlandse veehouder, staat terecht omdat hij in oktober 2005 25 kalveren hield die in strijd met punt 8, eerste zin, van de bijlage bij de gewijzigde richtlijn 91/629 in boxen waren aangebonden.

12

Voor de verwijzende rechter heeft Endendijk aangevoerd dat de kalveren waren ondergebracht in individuele boxen van 2,50 bij 1,20 meter, met een dak erboven, en dat zij door middel van een touw, met een lengte van circa 3 meter, om de hals waren vastgebonden, zodat zij niet konden worden geacht te zijn aangebonden in de zin van punt 8, eerste zin, van de bijlage bij de gewijzigde richtlijn 91/629.

13

Daarop heeft de Rechtbank Zutphen de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)

Hoe dient het begrip aanbinden als bedoeld in de [gewijzigde] richtlijn 91/629 […] te worden uitgelegd?

2)

Is daarbij het materiaal, de lengte en het doel van het aanbinden van enig belang?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

14

Gelet op de nauwe onderlinge samenhang tussen de twee vragen van de verwijzende rechter, dienen zij tezamen te worden beantwoord.

15

Om te beginnen moet worden opgemerkt dat, aangezien de gewijzigde richtlijn 91/629 geen definitie van het woord „aanbinden” bevat, voor de vaststelling van de betekenis van dit woord moet worden gezien naar de algemene en gangbare betekenis ervan (arresten van 27 januari 1988, Denemarken/Commissie, 349/85, Jurispr. blz. 169, punt 9, en 27 januari 2000, DIR International Film e.a./Commissie, C-164/98 P, Jurispr. blz. I-447, punt 26).

16

Na deze precisering moet worden opgemerkt dat de gewijzigde richtlijn 91/629 voorziet in een uitdrukkelijk verbod op het aanbinden van kalveren die in eenlingboxen zijn ondergebracht. In dat verband preciseert de vijfde overweging van de considerans van beschikking 97/182 dat „kalveren in eenlingboxen […] niet mogen worden aangebonden”, hetgeen opnieuw tot uitdrukking komt in punt 8 van de bijlage bij de gewijzigde richtlijn 91/629.

17

In die laatste bepaling heet het, zoals in punt 7 van het onderhavige arrest is opgemerkt, dat „kalveren niet [mogen] worden aangebonden, met uitzondering van kalveren in groepshokken die voor ten hoogste één uur mogen worden aangebonden tijdens het voederen van melk of een melkvervangend preparaat […]”.

18

Bijgevolg kan de uitlegging volgens welke kalveren die op hun plaats worden gehouden met een verbindingsmiddel met een lengte van circa 3 meter, waardoor zij een zekere bewegingsvrijheid genieten, niet zijn aangebonden omdat deze bewegingsvrijheid voldoet aan de eisen van de gewijzigde richtlijn 91/629, niet worden aanvaard.

19

Enerzijds blijkt immers uit de bewoordingen van zowel artikel 3, lid 3, van de gewijzigde richtlijn 91/629 als punt 8 van de bijlage bij deze richtlijn dat alleen kalveren in groepshokken mogen worden aangebonden, terwijl een totaalverbod geldt voor het aanbinden van kalveren in eenlingboxen. Aangezien het in het hoofdgeding opgestelde proces-verbaal slechts melding maakt van kalveren in eenlingboxen, dient daaruit te worden afgeleid dat de mogelijkheid om kalveren aan te binden niet aan de orde is in het hoofdgeding.

20

Anderzijds moet ten overvloede worden opgemerkt dat kalveren slechts bij hoge uitzondering mogen worden aangebonden, aangezien de mogelijkheid daartoe enkel bestaat gedurende periodes van ten hoogste een uur waarin zij melk krijgen. Het is dus slechts gedurende korte periodes bij wijze van uitzondering toegestaan de kalveren aan te binden, hetgeen dan ook nog dient te gebeuren in omstandigheden waarin hun bewegingsvrijheid is verzekerd, zodat zij zonder problemen kunnen liggen, rusten, opstaan en zich likken. De kenmerken waarop verweerder in het hoofdgeding zich beroept om te stellen dat zijn dieren niet waren aangebonden, zijn met andere woorden juist deze welke aanwezig moeten zijn wanneer deze dieren bij uitzondering worden aangebonden, hetgeen slechts is toegestaan voor in groepshokken ondergebrachte kalveren, wat niet het geval was voor de kalveren van verweerder in het hoofdgeding.

21

Wat de omstandigheid betreft dat de Nederlandse taalversie van punt 8 van de bijlage bij de gewijzigde richtlijn 91/629 verwijst naar een metalen bevestigingsmiddel, aangezien daarin het woord „kettingen” wordt gebezigd, zij in de eerste plaats erop gewezen dat dit geen wijziging inhoudt van de werkingssfeer van de in die bepaling vastgestelde uitzondering, die slechts geldt voor in groepshokken ondergebrachte kalveren tijdens het voederen van melk, wat niet het geval was voor de kalveren van verweerder in het hoofdgeding, die volgens het verzoek om een prejudiciële beslissing in eenlingboxen waren ondergebracht.

22

In de tweede plaats zij erop gewezen dat het betrokken woord hoe dan ook niet uitsluitend in het licht van de Nederlandse taalversie van voornoemd punt mag worden onderzocht, aangezien de gemeenschapsbepalingen uniform moeten worden uitgelegd en toegepast in het licht van de tekst in alle talen van de Europese Gemeenschap (zie arresten van 7 december 1995, Rockfon, C-449/93, Jurispr. blz. I-4291, punt 28; 2 april 1998, EMU Tabac e.a., C-296/95, Jurispr. blz. I-1605, punt 36, en 8 december 2005, Jyske Finans, C-280/04, Jurispr. blz. I-10683, punt 31).

23

Volgens vaste rechtspraak kan de in een van de taalversies van een gemeenschapsbepaling gebruikte formulering niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling dienen; evenmin kan er in zoverre voorrang aan worden toegekend boven de andere taalversies. Een dergelijke benadering zou immers onverenigbaar zijn met het vereiste van eenvormige toepassing van het gemeenschapsrecht (zie arrest van 12 november 1998, Institute of the Motor Industry, C-149/97, Jurispr. blz. I-7053, punt 16).

24

Wanneer er verschillen bestaan tussen de verschillende taalversies van een bepaling van gemeenschapsrecht, moet bij de uitlegging van de betrokken bepaling worden gelet op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (arresten van 9 maart 2000, EKW en Wein & Co, C-437/97, Jurispr. blz. I-1157, punt 42, en 1 april 2004, Borgmann, C-1/02, Jurispr. blz. I-3219, punt 25).

25

Vastgesteld moet worden dat in de andere taalversies dan de Nederlandse van punt 8 van de bijlage bij de gewijzigde richtlijn 91/629 een algemene term wordt gebruikt. Zo wordt in de Duitse taalversie de term „Anbindevorrichtung” (aanbindmiddel) gebezigd, in de Engelse taalversie het woord „tether” (tuier), in de Franse taalversie het woord „attache” (bevestigingsmiddel) en in de Italiaanse taalversie het woord „attacco” (bevestigingsmiddel). Dit gebruik van een algemene term is zeer logisch gelet op, enerzijds, het in punt 16 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte algemene verbod, en, anderzijds, het op grond van de gewijzigde richtlijn 91/629 vereiste comfort voor het dier wanneer bij wijze van uitzondering wordt afgeweken van het verbod om kalveren aan te binden, in de in punt 17 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte omstandigheden. De term „ketting” blijkt dus in te druisen tegen het door de gemeenschapswetgever nagestreefde doel.

26

Derhalve moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat een kalf is aangebonden in de zin van de gewijzigde richtlijn 91/629, wanneer het op zijn plaats wordt gehouden met een verbindingsmiddel, ongeacht de aard en de lengte daarvan en de redenen waarom het dier is vastgebonden.

Kosten

27

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof van Justitie (Zevende kamer) verklaart voor recht:

 

Een kalf is aangebonden in de zin van richtlijn 91/629/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren, zoals gewijzigd bij beschikking 97/182/EG van de Commissie van 24 februari 1997, wanneer het op zijn plaats wordt gehouden met een verbindingsmiddel, ongeacht de aard en de lengte daarvan en de redenen waarom het dier is vastgebonden.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Nederlands.