30.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 223/11


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 juli 2008 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Arbeidshof te Brussel — België) — Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding/Firma Feryn NV

(Zaak C-54/07) (1)

(Richtlijn 2000/43/EG - Discriminerende selectiecriteria voor personeel - Bewijslast - Sancties)

(2008/C 223/17)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Arbeidshof te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding

Verwerende partij: Firma Feryn NV

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Arbeidshof te Brussel — Uitlegging van de artikelen 2, lid 2, sub a, 8, lid 1, en 15 van richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180, blz. 22) — Selectiecriteria voor personeel die direct discrimineren op basis van ras of etnische afstamming — Bewijslast — Beoordeling en vaststelling door de nationale rechter — Verplichting of niet voor de nationale rechter om de beëindiging van de discriminatie te gelasten

Dictum

1)

De omstandigheid dat een werkgever publiekelijk verklaart dat hij geen werknemers van een bepaalde etnische afstamming of van een bepaald ras zal aanwerven, vormt directe discriminatie bij aanwerving in de zin van artikel 2, lid 2, sub a, van richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, aangezien dergelijke verklaringen voor bepaalde kandidaten een ernstige reden kunnen zijn om niet te solliciteren en dus een beletsel vormen voor hun toegang tot de arbeidsmarkt.

2)

Publieke verklaringen waarmee een werkgever te kennen geeft dat hij in het kader van zijn aanwervingsbeleid geen werknemers van een bepaalde etnische afstamming of van een bepaald ras zal aanwerven, volstaan om het bestaan van een rechtstreeks discriminerend aanwervingsbeleid te vermoeden in de zin van artikel 8, lid 1, van richtlijn 2000/43. Die werkgever dient dan te bewijzen dat het beginsel van gelijke behandeling niet is geschonden. Hij kan dit doen door aan te tonen dat de praktijk die de onderneming bij aanwerving in feite toepast, niet overeenstemt met die verklaringen. Het staat aan de verwijzende rechter, na te gaan of de verweten feiten vaststaan en te beoordelen of de elementen die de werkgever aanvoert ten betoge dat hij het beginsel van gelijke behandeling niet heeft geschonden, toereikend zijn.

3)

Artikel 15 van richtlijn 2000/43 vereist dat, ook wanneer er geen identificeerbaar slachtoffer is, de op overtreding van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen gestelde sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.


(1)  PB C 82 van 14.4.2007.