Zaak C‑15/05

Kawasaki Motors Europe NV

tegen

Inspecteur van de Belastingdienst/Douane district Rotterdam

(verzoek van het Gerechtshof te Amsterdam om een prejudiciële beslissing)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Indeling van vervoermaterieel – Tractors – Automobielen en voertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer – Verordening (EG) nr. 2518/98 – Punt 5 van als bijlage bij die verordening gevoegde tabel – Ongeldigheid”

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 27 april 2006 

Samenvatting van het arrest

1.     Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Voertuigen die lasten van ten minste drie keer hun eigen gewicht kunnen trekken – Verordening nr. 2518/98 van Commissie

(Verordening nr. 2518/98 van de Commissie)

2.     Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Nieuwe vierwielige terreinvoertuigen die ten minste twee keer hun eigen gewicht kunnen duwen

1.     Punt 5 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 2518/98 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur, is ongeldig voorzover daarin voor de in postonderverdeling 8703 21 10 van de gecombineerde nomenclatuur omschreven voertuigen – anders dan het geval is in het indelingsadvies van 1999 van het Comité voor het geharmoniseerde systeem voor de omschrijving en de codering van goederen – ervan wordt uitgegaan dat zij geschikt zijn om lasten van ten minste drie keer hun eigen gewicht te trekken, waardoor de draagwijdte van de post voor voertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer wordt uitgebreid.

(cf. punt 51, dictum 1)

2.     Nieuwe vierwielige terreinvoertuigen uitgerust met één zitplaats, met een besturing van het Ackerman-type welke middels handgrepen wordt bediend, met een trekoog, en met zodanige technische kenmerken dat zij ten minste twee keer hun eigen gewicht kunnen duwen, moeten onder post 8701 90 van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld. Het staat aan de nationale rechter om die voertuigen in te delen onder de postonderverdelingen die overeenkomen met hun motorvermogen.

(cf. punt 59, dictum 2)




ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

27 april 2006 (*)

„Gemeenschappelijk douanetarief – Tariefposten – Indeling van vervoermaterieel – Tractors – Automobielen en voertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer – Verordening (EG) nr. 2518/98 – Punt 5 van als bijlage aangehechte tabel – Ongeldigheid”

In zaak C‑15/05,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam (Nederland) bij beslissing van 28 december 2004, ingekomen bij het Hof op 19 januari 2005, in de procedure

Kawasaki Motors Europe NV

tegen

Inspecteur van de Belastingdienst/Douane district Rotterdam,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: J. Makarczyk, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta en P. Kūris (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: P. Léger,

griffier: R. Grass,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–       Kawasaki Motors Europe NV, vertegenwoordigd door J. A. H. Hollebeek, adviseur, en K. Winters, advocaat,

–       de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door H. Sevenster en C. Wissels als gemachtigden,

–       de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door J. Hottiaux en F. Tuytschaever als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1       Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft enerzijds de geldigheid van punt 5 van de tabel die is opgenomen in de bijlage bij verordening (EG) nr. 2518/98 van de Commissie van 23 november 1998 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 315, blz. 3), en anderzijds, de uitlegging van de postonderverdelingen van het gemeenschappelijk douanetarief (hierna: „GDT”) die ingeval van ongeldigheid voor de in dat punt bedoelde goederen zou moeten worden gekozen.

2       Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Kawasaki Motors Europe NV (hierna: „Kawasaki”) en de Inspecteur van de Belastingdienst/Douane district Rotterdam (hierna: „inspecteur”) over de tariefindeling van de nieuwe terreinvoertuigen Kawasaki All Terrain Vehicles (hierna: „ATV’s”).

 Toepasselijke bepalingen

 Bepalingen van internationaal recht

3       Bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 inzake de sluiting van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, alsmede van het daarbij behorende protocol van wijziging (PB L 198, blz. 1), is dat verdrag, gedaan te Brussel op 14 juni 1983, zoals gewijzigd bij het protocol van wijziging van 24 juni 1986 bij dit verdrag (hierna: „GS-verdrag” of „Internationaal Verdrag”), namens de Gemeenschap goedgekeurd.

4       Krachtens artikel 3, lid 1, sub a, van dit GS-verdrag verbindt elke verdragsluitende partij zich om haar tariefnomenclatuur en haar statistieknomenclaturen in overeenstemming te doen zijn met dat geharmoniseerde systeem (hierna: „GS”), en om, met dat doel, alle posten en onderverdelingen ervan, zonder enige toevoeging of wijziging, alsmede de daarop betrekking hebbende numerieke codes te gebruiken, en om de volgorde van nummering van dat systeem in acht te nemen. Dit voorschrift bevat tevens de verplichting voor de verdragsluitende partijen om de algemene regels voor de interpretatie van dat systeem, alsmede alle aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken en de aanvullende aantekeningen op de onderverdelingen daarvan toe te passen en de draagwijdte daarvan niet te wijzigen.

5       Artikel 7, lid 1, sub b, van het GS-verdrag bepaalt in wezen dat het Comité voor het geharmoniseerde systeem (hierna: „comité”) met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 daarvan tot taak heeft om beslissingen te nemen in de vorm van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen voor de interpretatie van het GS.

6       Artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag vermeldt in wezen dat die toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen omtrent de interpretatie van het GS en de aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het GS, opgesteld tijdens een zitting van het comité, worden geacht door de Internationale Douaneraad – opgericht bij het Internationaal Verdrag houdende oprichting van die raad, gedaan te Brussel op 15 december 1950, thans de Werelddouaneorganisatie (hierna: „WDO”) – te zijn goedgekeurd indien geen der partijen bij dit verdrag voor het einde van de tweede maand, volgende op die waarin deze zitting werd gesloten, bij de secretaris-generaal van de WDO een verzoek heeft ingediend om de zaak aan deze organisatie voor te leggen.

7       De WDO keurt de door het comité genomen beslissingen goed onder de voorwaarden van artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag.

8       De nomenclatuur die in de bijlage bij dat verdrag is opgenomen bevat afdeling XVII, met het opschrift „Vervoermaterieel”, met daarin hoofdstuk 87, met het opschrift „Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan”. In dat hoofdstuk staan meer in het bijzonder de posten 8701 „Tractors (trekkers), andere dan die bedoeld bij post 8709)” en 8703 „Automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 8702), motorvoertuigen van het type ‚stationwagon’ of ‚break’ en racewagens daaronder begrepen”.

9       Aantekening 2 bij dit hoofdstuk 87, betreffende post 8701 is als volgt geformuleerd:

„Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als ‚tractors (trekkers)’ aangemerkt, motorvoertuigen speciaal gemaakt om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen, ook indien zij voorzien zijn van een bergplaats of laadplaats van bijkomstige betekenis voor het vervoer van gereedschap, zaad, meststoffen, enz., mits dit vervoer verband houdt met het voornaamste gebruik van de tractor.

Machines en werkgereedschappen ontworpen om als verwisselbare uitrustingsstukken aan tractors bedoeld bij post 8701 te worden gekoppeld, blijven ingedeeld onder hun eigen posten, ook indien zij worden aangeboden met de tractor, ongeacht of zij daarop zijn gemonteerd of niet.”

10     De toelichting van de WDO op post 8703 vermeldt:

„Met uitzondering van de autovoertuigen voor het personenvervoer bedoeld bij post 8702 omvat deze post automobielen van alle soorten, met inbegrip van de amfibievoertuigen voor personenvervoer, ongeacht de soort motor (bijvoorbeeld vonkontstekings‑ of zelfontstekingsmotor, gasturbine, elektrische motor).

[...]

Tot deze post behoren:

[...]

6)      vierwielige motorvoertuigen met een buisvormig chassis en met een stuurinrichting als van een automobiel (bijvoorbeeld een stuurinrichting gebaseerd op het Ackerman-principe).

[...]”

11     Het Compendium of Classification Opinions (repertorium van indelingsadviezen, hierna: „GS-Compendium”), dat door de WDO wordt gepubliceerd, bevat een numerieke lijst van de door deze organisatie vastgestelde indelingsadviezen, opgesteld volgens de volgorde van de posten en postonderverdelingen van het GS. In dit Compendium staat het volgende indelingsadvies dat voortkomt uit een beslissing van het comité tijdens zijn 23e zitting, van mei 1999:

„8703 21 2.     Een terreinvoertuig met vierwielaandrijving, een zogeheten All Terrain Vehicle (‚ATV’), met buisvormig chassis, uitgerust met een zadel van de soort gebruikt voor motorrijwielen, stuurhendels, en vier wielen met lage druk terreinbanden. Het stuurmechanisme van de twee voorwielen is gebaseerd op dat van normale automobielen (het ‚Ackerman’-principe). Het voertuig is uitgerust met vijf dubbele versnellingen vooruit en één achteruit, met dubbele trommelremmen op de voorwielen en enkelvoudige trommelremmen op de achterwielen. Het wordt aangedreven door een eencilinder viertaktmotor met een cilinderinhoud van 386 cm3, met aandrijfassen naar de achter‑ en de voorwielen. Het is uitgerust met bagagerekken voor het vervoer van goederen (totale laadcapaciteit van 120 kg, bestuurder niet meegerekend), en een trekhaak en heeft een trekvermogen van 410 kg (het eigen gewicht van het voertuig bedraagt 273 kg).”

 Bepalingen van gemeenschapsrecht

12     Bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief‑ en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1), is zowel voor de behoeften van het GDT als voor die van de statistieken van de buitenlandse handel van de Europese Gemeenschap een goederennomenclatuur ingesteld, „gecombineerde nomenclatuur” geheten (hierna: „GN”), die op het GS is gebaseerd. Elke GN-postonderverdeling bestaat uit een cijfercode, waarvan de eerste zes cijfers die van de posten en postonderverdelingen van het GS zijn; hieraan zijn twee cijfers toegevoegd die de specifieke onderverdelingen van de GN vormen.

13     De ten tijde van de feiten van het hoofdgeding geldende versie van de GN is die welke is opgenomen in bijlage I bij verordening nr. 2388/2000 van de Commissie van 13 oktober 2000 (PB L 264, blz. 1, en rectificatie, PB 2000, L 276, blz. 92). In het tweede deel van deze bijlage staat in afdeling XVII, met het opschrift „Vervoermaterieel”, hoofdstuk 87, met het opschrift „Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan”.

14     Dit hoofdstuk bevat de volgende posten en postonderverdelingen:

„8701 Tractors (trekkers), andere dan die bedoeld bij post 8709

[...]

8701 90 – andere

                  – – landbouwtractors en tractors voor de bosbouw (met uitzondering van motoculteurs), op wielen:

                  – – – nieuwe, met een motorvermogen:

8701 90 11 – – – – van niet meer dan 18 kW

8701 90 20 – – – – van meer dan 18 kW doch niet meer dan 37 kW.

[...]

8703               Automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 8702), motorvoertuigen van het type ‚stationwagon’ of ‚break’ en racewagens daaronder begrepen:

[...]

8703 21 – – met een cilinderinhoud van niet meer dan 1000 cm3:

8703 21 10 – – – nieuwe

[...]”

15     Verordening nr. 2658/87 machtigt de Commissie van de Europese Gemeenschappen om de inhoud van een tariefpost te verduidelijken. Artikel 9, lid 1, van deze verordening luidt als volgt:

„De maatregelen betreffende de hierna volgende onderwerpen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10:

a)      de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur en het [geïntegreerd tarief van de Europese Gemeenschappen], met name met betrekking tot:

–       de indeling van goederen in de nomenclaturen bedoeld in artikel 8,

–       de toelichtingen;

b)      wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur voortvloeiende uit wijzigingen van de behoeften op statistisch of op handelspolitiek gebied;

[...]

d)      wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur en aanpassingen van de tarieven overeenkomstig door de Raad of de Commissie genomen besluiten;

e)      wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur, ter aanpassing aan de gevolgen van ontwikkelingen op technologisch of handelsgebied, of ter aanpassing aan andere teksten en ter verduidelijking van teksten;

[...]”

16     Genoemd artikel 9 vormt de grondslag voor verordening nr. 2518/98. Volgens punt 5 van de tabel in de bijlage bij deze verordening moeten in GN-post 8703 21 10 worden ingedeeld, goederen die aan de volgende omschrijving voldoen:

„Nieuwe vierwielige terreinvoertuigen, met vierwielaandrijving, met een eencilinder 395 cm3 viertaktzuigermotor met vonkontsteking, een versnellingsbak met vijf versnellingen vooruit en één achteruit en dubbele hydraulische remmen op de voorwielen. De voertuigen zijn voorzien van een enkele zitplaats voor de bestuurder en de bedieningsorganen zijn gemonteerd op de stuurhendels. De stuurinrichting is gebaseerd op het Ackerman-principe.

Deze voertuigen zijn uitgerust met bagagerekken en een trekhaak en zijn geschikt voor het trekken van lasten tot 880 kg (geremd).

Zij zijn verder uitgerust met een urenteller, een oliekoeler en een slipdifferentieel.

De afmetingen zijn (lengte, breedte, hoogte): 1 944 mm, 1 156 mm, 1 080 mm, en het leeggewicht bedraagt 249 kg.”

17     De motivering van dit punt 5 is als volgt geformuleerd:

„De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur [opgenomen in titel I van het eerste deel van bijlage I bij verordening nr. 2658/87], alsmede de tekst van de GN-codes 8703, 8703 21 en 8703 21 10.

De voertuigen, die zowel geschikt zijn voor het vervoer van personen in moeilijk begaanbaar terrein (bv. voor ontspanningsdoeleinden) als voor het trekken of voortduwen van andere voertuigen, werktuigen of lasten, voldoen niet aan de voorwaarden van aantekening 2 op hoofdstuk 87, omdat zij niet speciaal zijn gemaakt om andere voertuigen, werktuigen of lasten te trekken of voort te duwen.”

 Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

18     In de loop van 1992 stelde Kawasaki beroep in tegen het besluit waarbij de Nederlandse douanedienst de tariefposten die voor de ATV’s van de typen KLF 300‑B5, KLF 300‑C3 en KLF 400‑B1 waren aangegeven, had gecorrigeerd in post 8703 21 10, bedoeld voor voertuigen ontworpen voor personenvervoer.

19     Bij uitspraak nr. 13 013 (UTC 1995/39) van 10 maart 1995 stelde de bevoegde Tariefcommissie vast dat deze voertuigen moesten worden ingedeeld onder tariefpost 8701 90 11: „andere tractors” met een motorvermogen van niet meer dan 18 kW.

20     Op 28 april 1995 verstrekten de Nederlandse douaneautoriteiten overeenkomstig deze uitspraak voor de betrokken ATV’s bindende tariefinlichtingen (hierna: „BTI’s”).

21     Op 21 mei 2001 deelde de inspecteur Kawasaki mee dat deze BTI’s, die zes jaar geldig waren, op 28 april 2001 hun geldigheid hadden verloren.

22     Op 20 juni 2001 diende Kawasaki bij de inspecteur acht BTI‑aanvraagformulieren in voor acht typen ATV’s, onder vermelding van de beoogde indeling onder de tariefposten 8701 90 11 of 8701 90 20, naargelang het vermogen van de motoren van de betrokken voertuigen lager of gelijk aan 18 kW is dan wel hoger ligt.

23     Op 21 augustus 2001 verstrekte de inspecteur acht BTI’s waarbij alle ATV’s werden ingedeeld in GN-postonderverdeling 8703 21 10 voor nieuwe automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer, met een cilinderinhoud van niet meer dan 1 000 cm3.

24     Op 14 maart 2002 stelde Kawasaki bij het Gerechtshof te Amsterdam beroep in tegen het besluit van de inspecteur houdende afwijzing van het bezwaar dat tegen de BTI’s was ingediend.

25     In het kader van de aldus ingestelde procedure beriep de inspecteur zich ter rechtvaardiging van de indeling die in de in het hoofdgeding aan de orde zijnde BTI’s was gemaakt, op punt 5 van de bijlage bij verordening nr. 2518/98.

26     In dit verband blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de ATV’s worden aangedreven door middel van een cardanas. Enkele typen beschikken over vierwielaandrijving (hierna: „4x4”). De ATV’s van de typen KLF 220 en KLF 300 beschikken over vijf versnellingen vooruit met automatische koppeling en één versnelling achteruit. De voertuigen van het type KLF 300 4x4 beschikken bovendien over hoog/laagreductie.

27     De voertuigen van de typen KVF 400, KVF 400 4x4 en KVF 650 4x4 beschikken over een zogeheten „hoog/laagreductie met continue variabele transmissie”. Al deze typen ATV beschikken eveneens over een automatische koppeling en één versnelling achteruit.

28     Alle voertuigen hebben een remsysteem op de voor‑ en op de achterwielen. De voertuigen van het type KLF 220 hebben trommelremmen op alle vier de wielen; de voertuigen van de typen KLF 300, KLF 300 4x4, KVF 300, KVF 300 4x4, KVF 400 en KVF 400 4x4 hebben schijfremmen op de voorwielen en trommelremmen op de achterwielen; voertuigen van het type KVF 650 4x4 hebben schijfremmen op de voorwielen, en op de achterwielen remmen in een oliebad.

29     Het besturen van alle voertuigen geschiedt door middel van een stuur met twee handgrepen waarop de bedieningsorganen zijn gemonteerd. Hun maximumsnelheid is 70 km per uur.

30     De motor van deze voertuigen is speciaal ontwikkeld voor gebruik op moeilijke terreinen en levert bij lage toeren voldoende trekkracht voor aangekoppelde apparatuur. De trekkracht van de ATV’s bedraagt 740 kg voor het type KLF 220, 916 kg voor het type KLF 300 en meer dan 1 000 kg voor de andere typen.

31     De banden hebben bij alle voertuigen een diep profiel voor gebruik op onverhard terrein. Al deze voertuigen zijn voorzien van schokdempers voor en achter. Zij hebben een zitplaats voor de bestuurder, die bestaat uit een zadel dat vergelijkbaar is met zadels van motorrijwielen. Zij zijn verder standaard uitgerust met een trekoog op de achteras en met bagagerekken. Hun maximaal draagvermogen varieert van 20 kg tot 40 kg bij vóórop gemonteerde bagagerekken en van 30 kg tot 70 kg bij de achterop gemonteerde.

32     Vanwege hun technische kenmerken en het gebruik ervan samen met andere werktuigen zoals aanhangers of maaiapparatuur, onderscheiden de ATV’s zich volgens Kawasaki van de Sport Utility Vehicles (Sports Quads), die tot een andere tak van industrie behoren. De ATV’s vormen in werkelijkheid een goed en goedkoop alternatief voor de gangbare tractors.

33     In die omstandigheden heeft het Gerechtshof te Amsterdam besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Is verordening (EG) nr. 2518/98 […] geldig, voorzover de onder punt 5 van de bijlage omschreven nieuwe, vierwielige terreinvoertuigen worden ingedeeld als een voertuig ontworpen voor personenvervoer als bedoeld in post 8703 21 van het GDT?

2)      Indien [deze] verordening ongeldig is, kan het GDT dan zo worden uitgelegd dat de onderhavige goederen kunnen worden ingedeeld onder één der onderverdelingen van post 8701 90 van het GDT?”

 De prejudiciële vragen

 De eerste vraag

34     Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of verordening nr. 2518/98, voorzover het daarin omschreven terreinvoertuig, dat vergelijkbaar is met de voertuigen die in het hoofdgeding aan de orde zijn, onder tariefpost 8703 is ingedeeld, de draagwijdte van deze post niet op onregelmatige wijze heeft uitgebreid.

35     Om te beginnen zij eraan herinnerd dat de Raad de Commissie, handelend in samenwerking met de douanedeskundigen van de lidstaten, een ruime beoordelingsbevoegdheid heeft gelaten bij de verduidelijking van de inhoud van de posten die voor de indeling van een bepaald goed in aanmerking komen. De bevoegdheid van de Commissie om de in artikel 9, lid 1, sub a, b, d en e, van verordening nr. 2658/87 bedoelde maatregelen vast te stellen, machtigt haar evenwel niet om de inhoud van de tariefposten te wijzigen die zijn vastgesteld op basis van het bij het Internationaal Verdrag ingevoerde GS, ten aanzien waarvan de Gemeenschap zich bij artikel 3 daarvan heeft verbonden om de draagwijdte van de posten niet te wijzigen (zie arresten van 14 december 1995, Frankrijk/Commissie, C‑267/94, Jurispr. blz. I‑4845, punten 19 en 20; 28 maart 2000, Holz Geenen, C‑309/98, Jurispr. blz. I‑1975, punt 13, en 7 juli 2005, Jacob Meijer en Eagle International Freight, C‑304/04 en C‑305/04, Jurispr. blz. I‑6251, punt 22).

36     Bovendien zijn de adviezen van de WDO waarbij een goed in het GS wordt ingedeeld, weliswaar niet rechtens bindend doch zij vormen in het kader van de indeling van dit product in de GN aanwijzingen die een belangrijk hulpmiddel zijn voor de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende GN-posten (zie in die zin beschikking van 19 januari 2005, SmithKline Beecham, C‑206/03, Jurispr. blz. I‑415, punt 26).

37     Evenzo zijn de GN‑ en de GS-toelichtingen, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten (zie met name arrest van 16 september 2004, DFDS, C‑396/02, Jurispr. blz. I‑8439, punt 28). De inhoud van die toelichtingen moet derhalve in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen (zie met name arresten van 9 februari 1999, ROSE Elektrotechnik, C‑280/97, Jurispr. blz. I‑689, punt 23; 26 september 2000, Eru Portuguesa, C‑42/99, Jurispr. blz. I‑7691, punt 20, en 15 september 2005, Intermodal Transports, C‑495/03, Jurispr. blz. I‑8151, punt 48).

38     Ten slotte is het vaste rechtspraak dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (zie met name reeds aangehaalde arresten DFDS, punt 27, en Intermodal Transports, punt 47).

39     In casu dient te worden vastgesteld dat de teksten van de posten en postonderverdelingen betreffende zowel de tractors van post 8701 als de voertuigen van post 8703 in het GS en in de GN gelijk luiden.

40     Gelet op het voorgaande, hangt de indeling van een voertuig onder post 8701 dan wel post 8703 ervan af waar het voertuig voor is ontworpen. Het antwoord op die vraag vloeit voort uit de objectieve kenmerken en eigenschappen van het voertuig.

41     Om te bepalen waarvoor het is ontworpen, dienen de bovengenoemde tariefposten te worden uitgelegd onder inaanmerkingneming van de desbetreffende toelichtingen.

42     In dit verband omschrijft aantekening 2 bij hoofdstuk 87, betreffende GN-post 8701, die identiek is aan aantekening 2 bij hetzelfde hoofdstuk van het GS, een tractor (trekker) als een motorvoertuig speciaal gemaakt om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen.

43     Met betrekking tot post 8703 vermeldt de GS-toelichting in wezen dat de voertuigen die onder deze post vallen automobielen van alle soorten zijn, met inbegrip van de amfibievoertuigen, voor personenvervoer, ongeacht de soort motor, en die bepaalde technische kenmerken vertonen zoals een stuurinrichting als van een automobiel, gebaseerd op het Ackerman-principe.

44     Om te bepalen waarvoor de in punt 5 van de bijlage bij verordening nr. 2518/98 omschreven voertuigen zijn ontworpen, teneinde hen in één van beide bovengenoemde posten in te delen, zij vastgesteld dat het comité tijdens zijn 22e zitting, die in augustus 1998 plaatsvond, is verzocht een indelingsadvies te geven voor een vierwielig terreinvoertuig met vergelijkbare kenmerken maar met een lager vermogen dan de terreinvoertuigen van hetzelfde type die in het hoofdgeding aan de orde zijn, omdat was gebleken dat de verdragsluitende partijen uiteenlopende uitleggingen gaven over de indeling van dat voertuig onder post 8701 dan wel 8703.

45     Het indelingsadvies van het comité, dat in het SG-Compendium van 1999 is gepubliceerd, kiest voor postonderverdeling 8703 21 omdat het betrokken voertuig zodanige technische kenmerken heeft dat het ongeschikt is om ten minste twee keer zijn eigen gewicht te trekken of voort te duwen.

46     Daaruit kan worden afgeleid dat een dergelijk trekvermogen van een voertuig de objectieve eigenschap vormt op basis waarvan kan worden bepaald of het speciaal is gemaakt om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen, dan wel, integendeel, voor personenvervoer.

47     In het onderhavige geval dient te worden vastgesteld dat de technische kenmerken van de ATV’s vergelijkbaar zijn met die van het voertuig dat in bovenbedoeld indelingsadvies is omschreven. Zo bestaan deze ATV’s uit een buisvormig chassis met vier wielen, hebben zij een zitplaats voor de bestuurder, zijn zij uitgerust met een stuur waarmee de voorwielen volgens het Ackerman-principe worden bestuurd, alsmede met vijf versnellingen vooruit, en hebben zij bagagerekken.

48     Enerzijds moet dus worden vastgesteld dat punt 5 van de bijlage bij verordening nr. 2518/98 voertuigen omschrijft met vergelijkbare technische kenmerken als die welke in het vorige punt zijn vermeld.

49     Anderzijds noemt dat punt 5 een vermogen om geremde lasten tot 880 kg te trekken voor voertuigen met een leeggewicht van 249 kg, waaruit blijkt dat deze zijn gemaakt om werktuigen, voertuigen of lasten met een gewicht van drie en een half keer hun eigen gewicht te trekken of voort te duwen.

50     Derhalve heeft de Commissie, door een voertuig dat lasten van een gewicht van minstens het dubbele van zijn eigen gewicht kan trekken of voortduwen, onder post 8703 in te delen, de draagwijdte van post 8701 beperkt en dus de grenzen van haar beoordelingsbevoegdheid overschreden. Bijgevolg moet punt 5 van de tabel die in de bijlage bij verordening nr. 2518/98 is opgenomen, ongeldig worden verklaard.

51     Op de eerste vraag moet derhalve worden geantwoord, dat punt 5 van de tabel in de bijlage bij verordening nr. 2518/98 ongeldig is voorzover er daarin voor de in GN‑postonderverdeling 8703 21 10 omschreven voertuigen – anders dan het geval is in het indelingsadvies van 1999 van het comité – van wordt uitgegaan dat zij geschikt zijn om lasten van ten minste drie keer hun eigen gewicht te trekken, waardoor de draagwijdte van de post voor voertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer wordt uitgebreid.

 De tweede vraag

52     Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de ATV’s, indien verordening nr. 2518/98 ongeldig is wat de indeling van de in punt 5 van de bijlage daarbij beschreven voertuigen betreft, in een GN-postonderverdeling van post 8701 betreffende tractors (trekkers) kunnen worden ingedeeld.

53     Blijkens algemene regel nr. 1 voor de interpretatie van de GN zijn voor de indeling van goederen wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voorzover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de andere algemene regels voor de interpretatie. Wat de indeling van goederen onder de onderverdelingen van één post betreft, preciseert algemene regel nr. 6 enerzijds dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken, en anderzijds dat, voorzover niet anders is bepaald, de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken eveneens van toepassing zijn.

54     Volgens vaste rechtspraak kan de bestemming van het product een objectief criterium voor de tariefindeling zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. Deze inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie met name arrest van 17 maart 2005, Ikegami, C467/03, Jurispr. blz. I‑2389, punt 23).

55     Wat de ATV’s betreft blijkt dat de objectieve kenmerken en eigenschappen van deze voertuigen overeenkomen met de bewoordingen van aantekening 2 bij GN-hoofdstuk 87, voorzover zij speciaal zijn gemaakt om andere werktuigen, voertuigen of lasten te trekken of voort te duwen. Toepassing van algemene regel nr. 1 voor de interpretatie van de GN leidt derhalve tot indeling van de betrokken ATV’s onder post 8701.

56     Overeenkomstig algemene regel nr. 6 voor de interpretatie van de GN moet voor de indeling in de onderverdelingen van post 8701 worden uitgegaan van de technische kenmerken van de verschillende typen betrokken voertuigen.

57     In dit verband omvat GN-postonderverdeling 8701 90, met het opschrift „andere”, onder meer GN-postonderverdeling 8701 90 11, betreffende voertuigen met een motorvermogen van niet meer dan 18 kW, en GN-postonderverdeling 8701 90 20, betreffende voertuigen met een motorvermogen van meer dan 18 kW doch niet meer dan 37 kW.

58     Gelet op de technische kenmerken van de verschillende typen ATV die in het hoofdgeding aan de orde zijn, staat het aan de verwijzende rechter om deze in te delen onder GN-postonderverdeling 8701 90, en inzonderheid onder GN-postonderverdelingen 8701 90 11 of 8701 90 20 naar gelang van hun motorvermogen.

59     Op de tweede vraag van de verwijzende rechter dient derhalve te worden geantwoord dat de nieuwe, vierwielige terreinvoertuigen, uitgerust met één zitplaats, met een besturing van het Ackerman-type welke middels handgrepen wordt bediend, met een trekoog, en met zodanige technische kenmerken dat zij ten minste twee keer hun eigen gewicht kunnen verplaatsen, onder GN-post 8701 90 moeten worden ingedeeld. Het staat aan deze rechter om die voertuigen in te delen onder de postonderverdelingen die overeenkomen met hun motorvermogen.

 Kosten

60     Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof van Justitie (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

1)      Punt 5 van de tabel in de bijlage bij verordening (EG) nr. 2518/98 van de Commissie van 23 november 1998 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur, is ongeldig voorzover er daarin voor de in postonderverdeling 8703 21 10 van de gecombineerde nomenclatuur omschreven voertuigen – anders dan het geval is in het indelingsadvies van 1999 van het Comité voor het geharmoniseerde systeem – van wordt uitgegaan dat zij geschikt zijn om lasten van ten minste drie keer hun eigen gewicht te trekken, waardoor de draagwijdte van de post voor voertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer wordt uitgebreid.

2)      Nieuwe, vierwielige terreinvoertuigen uitgerust met één zitplaats, met een besturing van het Ackerman-type welke middels handgrepen wordt bediend, met een trekoog, en met zodanige technische kenmerken dat zij ten minste twee keer hun eigen gewicht kunnen verplaatsen, moeten onder post 8701 90 van deze nomenclatuur worden ingedeeld. Het staat aan het Gerechtshof te Amsterdam om die voertuigen in te delen onder de postonderverdelingen die overeenkomen met hun motorvermogen.

ondertekeningen


* Procestaal: Nederlands.