Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van Hof – Grenzen – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten

(Art. 234 EG)

2. Harmonisatie van wetgevingen – Maatregelen ter verwezenlijking en inzake werking van interne elektriciteitsmarkt – Richtlijn 96/92 – Regel van niet-discriminerende toegang tot net voor elektriciteitstransmissie – Draagwijdte van artikelen 7, lid 5, en 16 – Toepassing op elke vorm van discriminatie – Mogelijkheid om afwijkende maatregelen te verkrijgen via procedure van artikel 24

(Richtlijn 96/92 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, lid 5, 16 en 24)

3. Gemeenschapsrecht – Beginselen – Bescherming van gewettigd vertrouwen – Grenzen – Voorzichtig en bezonnen marktdeelnemer

4. Gemeenschapsrecht – Beginselen – Rechtszekerheid – Begrip – Regeling die nadelig is voor particulieren – Vereiste van duidelijkheid en nauwkeurigheid – Wetswijzigingen – Toelaatbaarheid – Inaanmerkingneming van bijzondere situaties

Samenvatting

1. In het kader van de in artikel 234 EG voorgeschreven samenwerking tussen het Hof en de nationale rechterlijke instanties staat het uitsluitend aan de nationale rechter om, gelet op de bijzonderheden van elk geval, zowel de noodzaak van een prejudiciële beslissing voor het wijzen van zijn vonnis te beoordelen, als de relevantie van de vragen die hij aan het Hof voorlegt. Een verzoek van een nationale rechter kan door het Hof slechts worden afgewezen, wanneer duidelijk blijkt dat de gevraagde uitlegging van het gemeenschapsrecht geen verband houdt met een reëel geschil of met het voorwerp van het hoofdgeding, of wanneer het vraagstuk hypothetisch of algemeen van aard is.

(cf. punt 34)

2. De artikelen 7, lid 5, en 16 van richtlijn 96/92/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, die verlangen dat de netbeheerder en de staat bij de organisatie van de toegang tot het net op niet-discriminerende wijze te werk gaan, doelen niet alleen op technische voorschriften, maar moeten aldus worden uitgelegd dat zij gelden voor elke vorm van discriminatie.

Zij verzetten zich tegen nationale maatregelen die een onderneming, wegens verplichtingen die vóór de inwerkingtreding van de richtlijn zijn aangegaan, bij voorrang grensoverschrijdende transmissiecapaciteit voor elektriciteit verlenen, ongeacht of deze maatregelen afkomstig zijn van de netbeheerder, van de toezichthouder op het netbeheer of van de wetgever, wanneer voor dergelijke maatregelen geen toestemming is verleend in het kader van de procedure van artikel 24 van de richtlijn, dat voorziet in de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een overgangsregeling toe te passen teneinde bepaalde gevolgen van de liberalisatie te verzachten.

(cf. punten 45‑47, 57, 71, dictum 1-2)

3. Het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen is een van de grondbeginselen van de Gemeenschap. Op dit beginsel kan een beroep worden gedaan door iedere marktdeelnemer bij wie een instelling gegronde verwachtingen heeft gewekt. Wanneer een voorzichtige en bezonnen marktdeelnemer echter de vaststelling van een voor zijn belangen nadelige communautaire maatregel kon voorzien, kan hij zich niet op dit beginsel beroepen wanneer die maatregel wordt vastgesteld.

(cf. punten 73‑74)

4. Het rechtszekerheidsbeginsel verlangt dat een regeling die nadelige gevolgen voor particulieren heeft, duidelijk en nauwkeurig is en dat de toepassing ervan voor de justitiabelen voorzienbaar is.

Men mag er echter niet op vertrouwen dat zich in het geheel geen wetswijziging zal voordoen, maar men mag alleen de wijze van toepassing van een dergelijke wijziging ter discussie stellen. Evenzo vereist het rechtszekerheidsbeginsel niet dat zich geen wetswijziging voordoet, maar veeleer dat de wetgever rekening houdt met de bijzondere situaties van de marktdeelnemers en zo nodig voorziet in aanpassingen aan de toepassing van nieuwe rechtsregels.

(cf. punten 80‑81)