Zaak C-45/01
Christoph-Dornier-Stiftung für Klinische Psychologie
tegen
Finanzamt Gießen
(verzoek van het Bundesfinanzhof om een prejudiciële beslissing)
«BTW – Artikel 13, A, lid 1, sub b en c, van Zesde richtlijn (77/388/EEG) – Vrijstelling – Psychotherapeutische behandelingen verstrekt in polikliniek van privaatrechtelijke stichting van algemeen nut door gediplomeerde,
niet als arts erkende psychologen – Rechtstreekse werking»
|
Conclusie van advocaat-generaal C. Stix-Hackl van 10 december 2002 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 6 november 2003 |
|
|
|
|
|
|
|
Samenvatting van het arrest
- 1..
- Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn – Vrijstelling voor ziekenhuisverpleging en medische verzorging, alsmede voor handelingen die daarmede nauw samenhangen – Begrippen nauw samenhangende handelingen en medische verzorging – Psychotherapeutische behandeling door gediplomeerde psychologen
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, A, lid 1, sub b en c)
- 2..
- Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn – Vrijstelling voor ziekenhuisverpleging en medische verzorging, alsmede voor handelingen die daarmede nauw samenhangen – Begrip andere naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard – Erkenning afhankelijk van verrichting van prestaties onder toezicht van arts – Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, A, lid 1, sub b)
- 3..
- Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn – Vrijstelling voor ziekenhuisverpleging en medische verzorging, alsmede voor handelingen die daarmede nauw samenhangen – Begrip andere naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard – Beoordelingsvrijheid van lidstaten – Grenzen – Verplichtingen van nationale rechterlijke instanties
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, A, lid 1, sub b)
- 4..
- Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn – Vrijstelling voor gezondheidskundige verzorging van mens in kader van uitoefening van medische en paramedische beroepen – Draagwijdte – Behandelingen door beroepsbeoefenaren in dienst van privaatrechtelijke stichting – Daaronder begrepen
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, A, lid 1, sub c)
- 5..
- Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Vrijstellingen voorzien in Zesde richtlijn – Vrijstelling voor ziekenhuisverpleging en medische verzorging, alsmede voor handelingen die daarmede nauw samenhangen, en
vrijstelling voor gezondheidskundige verzorging van mens in kader van uitoefening van medische en paramedische beroepen – Mogelijkheid voor belastingplichtigen om zich op overeenkomstige bepalingen te beroepen
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, A, lid 1, sub b en c)
- 1.
De psychotherapeutische behandelingen die in de polikliniek van een privaatrechtelijke stichting worden verstrekt door gediplomeerde
psychologen die niet de hoedanigheid van arts hebben, vallen niet onder het begrip handelingen die
nauw samenhangen met ziekenhuisverpleging of medische verzorging in de zin van de vrijstelling bedoeld in artikel 13, A, lid 1, sub b, van
de Zesde richtlijn (77/388), behalve wanneer deze behandelingen daadwerkelijk worden verstrekt als nevenprestatie bij de ziekenhuisverpleging
of de medische verzorging van de ontvangers ervan, die de hoofdprestatie vormt. De in deze bepaling opgenomen term
medische verzorging moet echter aldus worden uitgelegd dat hij alle in lid 1, sub c, bedoelde gezondheidskundige verzorging van de mens omvat,
met name de prestaties die worden verricht door personen die niet de hoedanigheid van arts hebben, doch die paramedische diensten
leveren, zoals psychotherapeutische behandelingen door gediplomeerde psychologen. Deze behandelingen voldoen namelijk aan
de voorwaarde dat zij een therapeutisch doel nastreven, te weten de diagnose, de behandeling en, voor zoveel mogelijk, de
genezing van ziekten of gezondheidsproblemen. cf. punten 35, 48, 51, dictum 1
- 2.
Voor de vrijstelling van artikel 13, A, lid 1, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388) mag een lidstaat de erkenning van
andere inrichtingen van dezelfde aard als ziekenhuizen en centra voor medische verzorging en diagnose niet afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de paramedische
prestaties in deze andere inrichtingen onder toezicht van een arts worden verricht. Een dergelijke voorwaarde overschrijdt
namelijk de grenzen van de beoordelingsvrijheid die de lidstaten overeenkomstig voornoemde bepaling genieten, omdat zij ertoe
strekt prestaties die onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van paramedische beroepsbeoefenaren worden verricht, van
de vrijstelling uit te sluiten. Het in deze bepaling voorkomende begrip
medische verzorging omvat immers niet alleen prestaties die rechtstreeks door artsen of door andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidssector
onder toezicht van een arts worden verricht, maar ook paramedische prestaties die intramuraal worden verricht onder de uitsluitende
verantwoordelijkheid van personen die niet de hoedanigheid van arts hebben. cf. punten 70-71
- 3.
De erkenning van een
andere inrichting van dezelfde aard als ziekenhuizen en centra voor medische verzorging en diagnose in de zin van de vrijstelling bedoeld in artikel 13, A, lid 1,
sub b, van de Zesde richtlijn (77/388) veronderstelt geen formele erkenningsprocedure en de erkenning hoeft niet noodzakelijkerwijs
voort te vloeien uit nationale fiscale bepalingen. Wanneer de nationale erkenningsvoorschriften beperkingen bevatten die de grenzen overschrijden van de beoordelingsvrijheid
die de lidstaten krachtens deze bepaling genieten, met name wanneer zulks een schending oplevert van het beginsel van gelijke
behandeling ten opzichte van andere marktdeelnemers die dezelfde prestaties in vergelijkbare situaties verrichten, staat het
aan de nationale rechter om, gelet op alle relevante gegevens, te bepalen of een belastingplichtige niettemin moet worden
beschouwd als een
andere naar behoren erkende inrichting van dezelfde aard in de zin van deze bepaling. cf. punten 69, 74, 76, dictum 2
- 4.
Aangezien de in artikel 13, A, lid 1, sub c, van de Zesde richtlijn (77/388) bedoelde vrijstelling voor gezondheidskundige
verzorging van de mens in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen niet afhangt van de rechtsvorm
van de belastingplichtige die de daarin vermelde medische of paramedische handelingen verricht, komen psychotherapeutische
behandelingen die in het kader van een privaatrechtelijke stichting worden verstrekt door psychotherapeuten die bij deze stiching
in dienst zijn, voor deze vrijstelling in aanmerking. cf. punt 21, dictum 3
- 5.
De bepalingen van artikel 13, A, lid 1, sub b en c, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de vrijstelling voor ziekenhuisverpleging
en medische verzorging, alsmede de handelingen die daarmede nauw samenhangen, en de vrijstelling voor gezondheidskundige verzorging
van de mens in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen kunnen door een belastingplichtige voor
een nationale rechter worden ingeroepen teneinde zich te verzetten tegen de toepassing van een nationale regeling die onverenigbaar
is met deze bepalingen. De omstandigheid dat deze bepalingen de lidstaten een beoordelingsvrijheid laten bij de aanwijzing
van enerzijds de inrichtingen die niet
publiekrechtelijk zijn, maar wel in aanmerking komen voor de vrijstelling van artikel 13, A, lid 1, sub b, en anderzijds de paramedische beroepen
waarvoor de in datzelfde lid, sub c, voorziene vrijstelling kan worden verleend, belet de particulieren die volgens objectieve
gegevens de door die vrijstellingen bedoelde prestaties van algemeen belang verrichten namelijk niet, een rechtstreeks beroep
op de bepalingen van de Zesde richtlijn te doen tegen elke nationale bepaling die niet met deze richtlijn in overeenstemming
is. cf. punten 81, 84, dictum 4