«Zesde BTW-richtlijn – Artikel 13, A, lid 1, sub f, en B, sub a – Vrijstelling voor diensten verricht door zelfstandige groeperingen, die niet tot concurrentievervalsing kan leiden – Vrijstelling voor handelingen ter zake van verzekering en daarmee samenhangende diensten, verricht door assurantiemakelaars en verzekeringsagenten – Schatting van schade aan motorvoertuigen verricht door vereniging voor rekening van verzekeringsmaatschappijen die lid zijn van deze vereniging»
|
||||
|
||||
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, B, sub a)
(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 13, A, lid 1, sub f)
ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)
20 november 2003 (1)
„Zesde BTW-richtlijn – Artikel 13, A, lid 1, sub f, en B, sub a – Vrijstelling voor diensten verricht door zelfstandige groeperingen die niet tot concurrentievervalsing kan leiden – Vrijstelling van handelingen ter zake van verzekering en van daarmee samenhangende diensten, verricht door assurantiemakelaars en verzekeringsagenten – Schattingen van schade aan motorvoertuigen door vereniging voor rekening van verzekeringsmaatschappijen die lid zijn van deze vereniging”
In zaak C-8/01,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Østre Landsret (Denemarken), in het aldaar aanhangig geding tussen Assurandør-Societetet, optredend voor Taksatorringen,en
Skatteministeriet, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 13, A, lid 1, sub f, en B, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting ─ Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1),wijstHET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),,
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van Assurandør-Societetet, optredend voor Taksatorringen, vertegenwoordigd door M. Svanholm en R. Philip; de Deense regering, vertegenwoordigd door K. Lundgaard Hansen, en de Commissie, vertegenwoordigd door R. Lyal en T. Fich als gemachtigde, ter terechtzitting van 27 juni 2002,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 3 oktober 2002,
het navolgende
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
uitspraak doende op de door het Østre Landsret bij beschikking van 20 december 2000 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Jann |
La Pergola |
von Bahr |
De griffier |
De president |
R. Grass |
V. Skouris |