62000J0450

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 oktober 2001. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Groot-Hertogdom Luxemburg. - Niet-nakoming - Niet-omzetting van richtlijn 95/46/EG. - Zaak C-450/00.

Jurisprudentie 2001 bladzijde I-07069


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging - Ontoelaatbaarheid

(Art. 226 EG)

Samenvatting


$$Een lidstaat kan zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties beroepen ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen.

( cf. punt 8 )

Partijen


In zaak C-450/00,

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door X. Lewis als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Groothertogdom Luxemburg, vertegenwoordigd door N. Mackel als gemachtigde,

verweerder,

betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31), de krachtens artikel 32 van deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen,

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: M. Wathelet (rapporteur), kamerpresident, P. Jann en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: S. Alber,

griffier: R. Grass,

gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 7 juni 2001,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 7 december 2000, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 226 EG beroep ingesteld strekkende tot vaststelling dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet binnen de gestelde termijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31), de krachtens artikel 32 van deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

2 Ingevolge artikel 32, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 95/46 moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk aan het einde van een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de aanneming van deze richtlijn, dat wil zeggen op 24 oktober 1998, aan deze richtlijn te voldoen, en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

3 Van oordeel dat richtlijn 95/46 niet binnen de gestelde termijn in Luxemburgs recht was omgezet, heeft de Commissie de niet-nakomingsprocedure ingeleid. Na het Groothertogdom Luxemburg in de gelegenheid te hebben gesteld om zijn opmerkingen te maken, heeft de Commissie op 26 augustus 1999 een met redenen omkleed advies uitgebracht waarin zij deze lidstaat verzocht, binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving ervan de nodige maatregelen te nemen om aan dit advies te voldoen.

4 Bij brief van 27 oktober 1999 hebben de Luxemburgse autoriteiten de Commissie meegedeeld dat er ter zake een voorontwerp van wet bestond dat vóór het einde van het lopende jaar bij de Chambre des députés zou worden ingediend, en dat de vertraging bij de omzetting te wijten was aan de regeringswisseling in 1999.

5 Daar de Commissie geen andere informatie ontving waaruit bleek dat richtlijn 95/46 volledig was omgezet in nationaal recht, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld.

6 Onder verwijzing naar de verplichtingen die krachtens de artikelen 10 EG en 249, derde alinea, EG op de lidstaten rusten, betoogt de Commissie dat het Groothertogdom Luxemburg de maatregelen had moeten nemen die nodig zijn om binnen de gestelde termijn aan richtlijn 95/46 te voldoen, en die maatregelen onverwijld aan de Commissie had moeten meedelen.

7 Het Groothertogdom Luxemburg, dat zich ter rechtvaardiging van de vertraging beroept op de nieuwe verdeling van de ministeriële bevoegdheden na de regeringswisseling in 1999, merkt op dat de omzetting van richtlijn 95/46 aan de gang is.

8 Dienaangaande zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak een lidstaat zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties kan beroepen ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen (zie arresten van 15 juni 2000, Commissie/Griekenland, C-470/98, Jurispr. blz. I-4657, punt 11, en 7 december 2000, Commissie/Italië, C-423/99, Jurispr. blz. I-11167, punt 10).

9 Aangezien richtlijn 95/46 niet binnen de gestelde termijn is omgezet in nationaal recht, moet het beroep van de Commissie gegrond worden geacht.

10 Derhalve moet worden vastgesteld dat het Groothertogdom Luxemburg, door niet binnen de gestelde termijn alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 95/46, de krachtens artikel 32 van deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

11 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover dit is gevorderd. Aangezien het Groothertogdom Luxemburg in het ongelijk is gesteld, moet het overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

rechtdoende, verstaat:

1) Door niet binnen de gestelde termijn alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, is het Groothertogdom Luxemburg de krachtens artikel 32 van deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet nagekomen.

2) Het Groothertogdom Luxemburg wordt verwezen in de kosten.