Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1. Fiscale bepalingen Harmonisatie van wetgevingen Omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde Zesde richtlijn Werkingssfeer Gebruik van goed voor bedrijfs- en voor privédoeleinden Mogelijkheid voor belastingplichtige om goed in privévermogen op te nemen en volledig buiten stelsel van belasting over toegevoegde waarde te houden

(Richtlijn 77/388 van de Raad)

2. Fiscale bepalingen Harmonisatie van wetgevingen Omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde Zesde richtlijn Werkingssfeer Gebruik van goed voor bedrijfs- en voor privédoeleinden Opneming van goed in privé- of in bedrijfsvermogen van belastingplichtige Gevolgen voor stelsel van belasting in geval van verkoop van goed

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 2, punt 1, 5, lid 6, en 11, A, lid 1, sub a)

Samenvatting

1. Een belastingplichtige die een investeringsgoed betrekt dat zowel voor bedrijfs- als voor privédoeleinden zal worden gebruikt, kan dat goed geheel in zijn privévermogen behouden en het aldus volledig buiten het stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde houden.

Het feitelijke gebruik, voor bedrijfs- of voor privédoeleinden, dat de belastingplichtige van een investeringsgoed maakt, dient slechts voor het bepalen van de bestemming daarvan in aanmerking te worden genomen wanneer de belastingplichtige gebruik maakt van het recht om de bij de verkrijging als voorbelasting betaalde belasting over de toegevoegde waarde geheel of gedeeltelijk af te trekken.

De belastingregeling voor de levering van een investeringsgoed en die voor de belastbare uitgaven voor het gebruik en het onderhoud ervan, moeten los van elkaar worden gezien.

( cf. punten 29, 33-34, dictum 1 )

2. Wanneer een belastingplichtige ervoor heeft gekozen, een investeringsgoed dat hij zowel voor bedrijfs- als voor privédoeleinden gebruikt, volledig in zijn bedrijfsvermogen op te nemen, is de verkoop van dat goed volledig aan belasting over de toegevoegde waarde onderworpen overeenkomstig artikel 2, punt 1, juncto artikel 11, A, lid 1, sub a, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting. Wanneer de belastingplichtige slechts het gedeelte van het goed dat hij voor bedrijfsdoeleinden gebruikt, in zijn bedrijfsvermogen heeft opgenomen, is alleen de verkoop van dat gedeelte aan belasting over de toegevoegde waarde onderworpen. Het is dienaangaande niet van belang dat het goed tweedehands van een niet-belastingplichtige is gekocht en dat de belastingplichtige derhalve geen recht had op aftrek van het restant aan belasting over de toegevoegde waarde dat op het goed drukt. Wanneer de belastingplichtige een dergelijk goed aan zijn bedrijf onttrekt, dient er evenwel van te worden uitgegaan dat voor dit goed geen recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde is ontstaan in de zin van artikel 5, lid 6, van de Zesde richtlijn, en dat de onttrekking van het goed derhalve niet op grond van die bepaling mag worden belast. Als de belastingplichtige het goed op een later tijdstip verkoopt, verricht hij deze handeling als particulier en valt zij derhalve buiten van het stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

( cf. punt 47, dictum 2 )