Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

1 Douane-unie - Ontstaan van douaneschuld wegens niet-nakoming van verplichting voortvloeiend uit tijdelijke opslag van goederen - Uitzondering - "Verzuimen zonder werkelijke gevolgen voor juiste werking van tijdelijke opslag of betrokken douaneregeling" - Situaties die hieronder kunnen vallen - Uitputtende regeling door Commissie vastgesteld krachtens machtiging van Raad - Wettigheid

(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 204 en 249; verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 859)

2 Douane-unie - Ontstaan van douaneschuld wegens niet-nakoming van verplichting voortvloeiend uit tijdelijke opslag van goederen - Uitzondering - Verzuimen die geen "kennelijke nalatigheid" inhouden - Identieke betekenis van termen die in artikelen 204, 212 bis en 239 van verordening nr. 2913/92 en in artikel 859 van verordening nr. 2454/93 ter kwalificatie van nalatigheid zijn gebruikt - Bestaan van kennelijke nalatigheid - Beoordelingscriteria

(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 204, lid 1, sub a, 212 bis en 239; verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 859)

3 Douane-unie - Ontstaan van douaneschuld bij overschrijding van termijn voor uitklaring van goederen in tijdelijke opslag - Uitzondering - Verplichting voor nationale autoriteit termijn te verlengen in geval van tijdig ingediend verzoek om verlenging - Toetsing door nationale rechter in geval van afwijzingsbeschikking waartegen niet meer kan worden opgekomen

(Verordening nr. 2913/92 van de Raad; verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 859, lid 1)

4 Douane-unie - Douanebestemming van bij douane aangebrachte goederen - Verlenging van termijn voor geven van bestemming - Voorwaarde - Omstandigheden waarin aanvrager in uitzonderlijke situatie kan worden gebracht - Beoordelingscriteria - Indiening van één aanvraag voor goederen waarvoor verschillende summiere aangiften zijn ingediend - Toelaatbaarheid - Grenzen

(Verordening nr. 2913/92 van de Raad, art. 49, lid 1)

5 Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten - Voorwaarden - Omstandigheden bedoeld in artikelen 900 tot en met 903 van verordening nr. 2454/93 - Geen kennelijke nalatigheid van marktdeelnemer - Onderzoeksplicht van douaneautoriteit - Draagwijdte

(Verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 899 en 900 tot en met 905)

6 Eigen middelen van de Europese Gemeenschappen - Terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten - Voorwaarden - Situatie bedoeld in artikel 900, lid 1, sub o, van verordening nr. 2454/93 - Geen kennelijke nalatigheid van marktdeelnemer - Cumulatieve voorwaarden

(Verordening nr. 2454/93 van de Commissie, art. 900, lid 1, sub o)

Samenvatting

1 Artikel 859 van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, behelst een regelmatig tot stand gekomen uitputtende regeling inzake de verzuimen in de zin van artikel 204, lid 1, sub a, van verordening nr. 2913/92, die "zonder werkelijke gevolgen zijn gebleven voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of de betrokken douaneregeling", en die als uitzonderingen op de regel dat een douaneschuld ontstaat bij niet-nakoming van een uit tijdelijke opslag van goederen voortvloeiende verplichting geen douaneschuld doen ontstaan.

Enerzijds heeft de Raad zich in bedoeld artikel 204 namelijk niet de bevoegdheid voorbehouden een uitputtende lijst op te stellen van de categorieën verzuimen waarop dit artikel van toepassing is, en anderzijds heeft hij de Commissie bij artikel 249 van het douanewetboek ermee belast de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van het douanewetboek vast te stellen, met uitzondering van enkele specifieke bepalingen, waar artikel 204 niet toe behoort. Waar de Raad bovendien in zijn basisverordening de hoofdbeginselen van de te regelen materie heeft vastgelegd, kan hij aan de Commissie de algemene bevoegdheid tot vaststelling van de toepassingsbepalingen ervan delegeren zonder dat hij de belangrijkste elementen van de gedelegeerde bevoegdheden moet preciseren, zodat een in algemene termen geformuleerde bepaling daartoe een toereikende machtigingsgrondslag biedt. De bij artikel 859 van de uitvoeringsverordening ingevoerde uitputtende regeling is bovendien noodzakelijk en nuttig voor de tenuitvoerlegging van het douanewetboek en is daarmee niet in strijd.

2 Volgens artikel 859, tweede streepje, van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, ontstaat geen douaneschuld wegens verzuimen van de uit tijdelijke opslag van goederen voortvloeiende verplichtingen wanneer die verzuimen zonder werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of van de betrokken douaneregeling zijn gebleven, en geen kennelijke nalatigheid (in de Duitse versie, "grobe Fahrlässigkeit") van de zijde van de belanghebbende inhouden. Bovendien bepalen de artikelen 239, lid 1, tweede streepje, van het douanewetboek en de artikelen 899, eerste streepje, en 905, lid 1, van de uitvoeringsverordening, dat voor de teruggave of de kwijtschelding van de invoerrechten met name vereist is dat er geen manipulatie noch kennelijke nalatigheid (in de Duitse versie, "offensichtliche Fahrlässigkeit") van de zijde van de belanghebbende is.

Bij vergelijking van de verschillende taalversies van de betrokken bepalingen blijkt, dat de ter kwalificatie van de nalatigheid gebruikte termen niet systematisch worden gebruikt, waaruit moet worden afgeleid dat de wetgever geen welbepaald doel voor ogen stond toen hij in de Duitse taalversie verschillende termen gebruikte. Bijgevolg hebben alle in de betrokken regeling ter kwalificatie van de nalatigheid gebruikte termen dezelfde betekenis, daaronder begrepen de term "offenkundige Fahrlässigkeit" in de Duitse versie van artikel 212 bis van het douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening nr. 82/97, en moeten zij worden geacht te doelen op kennelijke nalatigheid (in de Duitse versie, "offensichtliche Fahrlässigkeit").

Uit een en ander volgt, dat niet kan worden vastgesteld, dat geen sprake is van klaarblijkelijke nalatigheid in de zin van artikel 239, lid 1, tweede streepje, van het douanewetboek, wanneer de douaneschuld overeenkomstig artikel 204, lid 1, sub a, van het douanewetboek is ontstaan wegens een handelwijze die een duidelijke nalatigheid vormt in de zin van artikel 859, tweede streepje, van de uitvoeringsverordening.

Om meer in het bijzonder uit te maken of er sprake is van "klaarblijkelijke nalatigheid" in de zin van artikel 239, lid 1, tweede streepje, van het douanewetboek, moet met name rekening worden gehouden met de complexiteit van de bepalingen waarvan de niet-uitvoering de douaneschuld heeft doen ontstaan, en met de beroepservaring en de zorgvuldigheid van de ondernemer. Het staat aan de nationale rechter om op basis van deze criteria te beoordelen, of al dan niet sprake is van klaarblijkelijke nalatigheid vanwege een ondernemer.

3 Het gemeenschapsrecht verzet zich er niet tegen, dat een nationale rechter zelfstandig beoordeelt of voldaan is aan de voorwaarde van artikel 859, lid 1, van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, te weten dat, indien daar tijdig om was verzocht, een verlenging had moeten worden toegestaan van de termijn binnen welke de goederen een van de douanebestemmingen die voorzien zijn in het kader van de tijdelijke opslag of van de betrokken douaneregeling, hadden moeten krijgen, wanneer een tijdig ingediend verzoek om verlenging van de termijn door de douaneautoriteiten is afgewezen bij een beschikking waartegen geen beroep meer kan worden ingesteld.

4 Alleen omstandigheden die de aanvrager in een uitzonderlijke situatie kunnen brengen in vergelijking met de andere marktdeelnemers die dezelfde activiteit beoefenen, kunnen een verlenging rechtvaardigen van de termijn van artikel 49, lid 1, van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, betreffende de douanebestemming van de bij de douane aangebrachte goederen. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn, buitengewone omstandigheden die weliswaar niet losstaan van de marktdeelnemer, maar toch geen deel uitmaken van de gebeurtenissen waarmee elke ondernemer bij de uitoefening van zijn activiteit normalerwijs wordt geconfronteerd. Het staat aan de douaneautoriteiten en aan de nationale rechterlijke instanties om in elk geval afzonderlijk te beoordelen of dergelijke omstandigheden voorhanden zijn.

Overigens verzet het gemeenschapsrecht zich er niet tegen, dat een marktdeelnemer één verzoek indient om verlenging van de termijn voor het geven van een douanebestemming aan goederen waarvoor verschillende summiere aangiften zijn ingediend. Doch ook wanneer slechts één verzoek is ingediend, kan een verlenging van de termijn slechts worden toegestaan voor goederen waarvoor de termijn voor het geven van een douanebestemming nog niet is verstreken.

5 De douaneautoriteit of de nationale rechterlijke instantie bij wie een verzoek om terugbetaling van douanerechten wordt ingediend op basis van artikel 900, lid 1, sub o, van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 29, van verordening nr. 3254/94, welke bepaling van toepassing is op de gevallen waarin de goederen in aanmerking kwamen voor een communautaire behandeling of een preferentiële tariefbehandeling, maar niet op de gevallen waarin de goederen in aanmerking konden komen voor een andere gunstige behandeling, dient, wanneer zij niet in staat is de gevraagde terugbetaling op basis van deze bepaling toe te staan, ambtshalve de gegrondheid ervan te onderzoeken in het licht van de andere bepalingen van artikel 900 en van de artikelen 901 tot en met 904 van verordening nr. 2454/93 waarin de omstandigheden zijn opgesomd waarin terugbetaling mogelijk is.

Wanneer de autoriteit bij wie het verzoek is ingediend, niet in staat is, gelet op de aangevoerde argumenten, over de kwijtschelding of terugbetaling een beslissing te nemen, dient zij ambtshalve te onderzoeken of er bewijselementen voorhanden zijn "waarmee het bestaan kan worden aangetoond van een bijzondere situatie die het gevolg is van omstandigheden die geen manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhouden", in de zin van artikel 905, lid 1, van verordening nr. 2454/93, in welk geval de zaak aan de Commissie moet worden voorgelegd.

6 De douaneautoriteit of de nationale rechterlijke instantie bij wie een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten is ingediend, kan er niet van uitgaan dat de belanghebbende geen manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid kan worden verweten op de enkele grond dat hij zich bevindt in de situatie die is bedoeld in artikel 900, lid 1, sub o, van verordening nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 29, van verordening nr. 3254/94.