61997J0047

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 april 1998. - Strafzaak tegen E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd en D.J. Ferne. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Richmond Magistrates' Court - Verenigd Koninkrijk. - Voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer - Verplichting om tachograaf te gebruiken - Uitzondering voor voertuigen die bestemd zijn voor geregeld personenvervoer over een afstand van niet meer dan 50 km. - Zaak C-47/97.

Jurisprudentie 1998 bladzijde I-02147


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


Vervoer - Wegvervoer - Sociale bepalingen - Afwijkingen - Geregeld vervoer van personen - Begrip - Concreet geval

(Verordeningen van de Raad nr. 3820/85, art. 1, sub 7, en 4, sub 3, en nr. 684/92, art. 2, punt 1, en 21, lid 2)

Samenvatting


Krachtens artikel 1, sub 7, van verordening nr. 3820/85 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, juncto de artikelen 21, lid 2, en 2, punt 1, van verordening nr. 684/92 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen, is er sprake van "geregeld vervoer" in de zin van de uitzonderingsbepaling van artikel 4, sub 3, van verordening nr. 3820/85, wanneer het gaat om vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, en in geval van bijzondere vormen van geregeld vervoer, om bepaalde categorieën reizigers.

De voorwaarde dat het vervoer een bepaalde regelmaat en een bepaalde reisweg moet hebben, betekent dat de regelmaat nauwkeurig moet zijn bepaald en vrij vast moet zijn en dat een traject moet zijn bepaald met vooraf bepaalde stopplaatsen waar reizigers kunnen worden opgenomen of afgezet. Onder bepaalde categorieën reizigers moeten reizigers met een zelfde statuut worden verstaan, zoals werknemers, scholieren en studenten, en militairen.

Het in het kader van een groepsreservering door een reisagent meerdere malen vervoeren van reizigers tussen een luchthaven en een hotel, waarbij eventueel een toeristische attractie wordt aangedaan, zonder terugreis en zonder dat de precieze reisweg van tevoren is vastgesteld, is derhalve geen geregeld vervoer in genoemde zin.

Partijen


In zaak C-47/97,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Richmond Magistrates Court (Verenigd Koninkrijk), in de aldaar dienende strafzaak tegen

E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd en D. J. Ferne,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 2 van verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (PB L 74, blz. 1), en artikel 4, sub 3, van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 370, blz. 1),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE

(Eerste kamer),

samengesteld als volgt: M. Wathelet, kamerpresident, P. Jann (rapporteur) en L. Sevón, rechters,

advocaat-generaal: S. Alber

griffier: L. Hewlett, administrateur

gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:

- E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd en D. J. Ferne, vertegenwoordigd door C. Hough, Barrister, geïnstrueerd door Wedlake Saint, Solicitors,

- de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins, Assistant Treasury Solicitor, als gemachtigde, bijgestaan S. Masters, Barrister,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur F. Benyon en L. Pignataro, lid van haar juridische dienst, als gemachtigden,

gezien het rapport ter terechtzitting,

gehoord de mondelinge opmerkingen van E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd en D. J. Ferne, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie ter terechtzitting van 4 december 1997,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 januari 1998,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 3 september 1996, ingekomen bij het Hof op 6 februari 1997, heeft de Richmond Magistrates Court krachtens artikel 177 EG-Verdrag vier prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 2 van verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (PB L 74, blz. 1), en artikel 4, sub 3, van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 370, blz. 1).

2 Die vragen zijn gerezen in een strafzaak tegen E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd (hierna: "Clarke") en D. J. Ferne, wegens niet-nakoming van de verplichting om een controleapparaat te gebruiken als bedoeld in artikel 3, lid 1, van verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370, blz. 8), dat luidt als volgt:

"Het controleapparaat moet zijn geïnstalleerd en worden gebruikt in voertuigen die bestemd zijn voor het vervoer over de weg van personen of van goederen, en die in een lidstaat zijn ingeschreven, met uitzondering van de in artikel 4 en artikel 14, lid 1, van verordening (EEG) nr. 3820/85 bedoelde voertuigen."

3 Artikel 14, lid 2, van verordening nr. 3821/85 luidt als volgt:

"De onderneming moet de registratiebladen na het gebruik ten minste één jaar geordend bewaren; de onderneming verstrekt de betrokken bestuurders op verzoek een kopie van de registratiebladen. De registratiebladen moeten op verzoek van de met de controle belaste ambtenaren worden overgelegd of overhandigd."

4 Artikel 15, lid 7, van deze verordening luidt als volgt:

"De bestuurder moet op verzoek van de met de controle belaste ambtenaren de registratiebladen kunnen tonen voor de lopende week, en in elk geval het blad van de laatste dag van de voorafgaande week waarin hij heeft gereden."

5 Artikel 1 van verordening nr. 3820/85 luidt als volgt:

"In deze verordening wordt verstaan onder:

(...)

7. $geregeld personenvervoer': nationaal en internationaal vervoer overeenkomstig de definitie van artikel 1 van verordening nr. 117/66/EEG van de Raad van 28 juli 1966 betreffende de invoering van gemeenschappelijke regels voor het internationale vervoer van personen over de weg met autobussen [PB 1966, blz. 2688]."

6 Artikel 4 van die verordening bepaalt inzonderheid het volgende:

"Deze verordening is niet van toepassing op vervoer met:

(...)

3. voertuigen die bestemd zijn voor het geregeld personenvervoer waarvan de lengte van het traject niet groter is dan 50 kilometer;

(...)"

7 Verordening nr. 117/66 is ingetrokken bij artikel 21, lid 1, van verordening nr. 684/92. Artikel 21, lid 2, van deze laatste verordening luidt als volgt:

"De verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen worden verstaan als verwijzingen naar deze verordening."

8 Artikel 2 van verordening nr. 684/92 bepaalt inzonderheid het volgende:

"Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1. Geregeld vervoer

1.1. Geregeld vervoer is vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet. Geregeld vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de verplichting om de reis te boeken.

1.2. Tevens wordt als geregeld vervoer beschouwd, ongeacht door wie het wordt georganiseerd, vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers, voor zover dat vervoer op de in punt 1.1 bepaalde wijze geschiedt. Dergelijk vervoer wordt $bijzondere vorm van geregeld vervoer' genoemd.

De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name:

a) vervoer naar en van het werk van werknemers,

b) vervoer naar en van de onderwijsinstelling van scholieren en studenten,

c) vervoer tussen land van oorsprong en plaats van legering van militairen en hun gezinnen,

d) stedelijk vervoer in grensgebieden.

De aanpassing van de organisatie van het vervoer aan de wisselende behoeften van de gebruikers doet aan het geregelde karakter van de bijzondere vorm van het vervoer geen afbreuk.

(...)

2. Pendelvervoer

2.1. Pendelvervoer is vervoer van vooraf samengestelde groepen reizigers in verscheidene heen- en terugreizen van dezelfde zone van vertrek naar dezelfde zone van bestemming. Deze groepen, bestaande uit reizigers die de heenreis hebben afgelegd, worden nadien weer naar de plaats van vertrek gebracht. Onder $zone van vertrek' en $zone van bestemming' wordt verstaan de plaats van vertrek en bestemming alsmede de plaatsen die gelegen zijn in een straal van 50 km.

Buiten de zone van vertrek en bestemming mogen groepen ten hoogste op drie verschillende plaatsen worden opgenomen, respectievelijk afgezet.

De zone van vertrek of bestemming en de bijkomende punten waar reizigers worden opgenomen of afgezet kunnen gelegen zijn op het grondgebied van één of meer lidstaten.

(...)

2.3. In de zin van dit punt 2 wordt onder $vooraf samengestelde groep' verstaan een groep waarvan een overeenkomstig de voorschriften van de staat van vestiging verantwoordelijke instelling of persoon zich met het sluiten van de overeenkomst of de collectieve betaling van de prestatie heeft belast of alle boekingen en betalingen vóór het vertrek heeft ontvangen.

3. Ongeregeld vervoer

3.1. Ongeregeld vervoer is vervoer dat noch aan de definitie van geregeld vervoer, noch aan die van pendelvervoer beantwoordt.

Het omvat:

(...)

b) vervoer

- voor vooraf samengestelde groepen reizigers, waarbij de reizigers niet tijdens dezelfde reis naar de plaats van vertrek worden teruggebracht, en

- dat, in geval van een verblijf op de plaats van bestemming, tevens het logies of andere niet bij het vervoer of het logies bijkomstige toeristische diensten omvat;

(...)"

9 Ferne werkte als buschauffeur bij Clarke, een touringcarbedrijf te Sydenham bij Londen. In januari 1995 werd Clarke door een reisagent in dienst genomen voor het vervoer van toeristen van en naar luchthavens, stations, hotels en toeristische trekpleisters.

10 Op 9 juli 1995 bracht Ferne met een touringcar van Clarke een groep reizigers van een hotel in Londen naar de luchthaven. Daar haalde hij een andere groep reizigers op en bracht hen via Hampton Court, een toeristische attractie, naar een ander hotel in Londen. De afzonderlijke trajecten waren korter dan 50 km, maar de gehele reis betrof een afstand van meer dan 50 km.

11 Bij een controle tijdens het tweede traject kon Ferne geen registratiebladen van de tachograaf overleggen die beantwoordden aan de eisen van de artikelen 13 tot en met 15 van verordening nr. 3281/85, waarop tegen Clarke een procedure werd ingeleid wegens inbreuk op Section 97 van de Road Traffic Act. Tijdens die procedure verklaarde Clarke, dat zij op grond van de uitzondering van artikel 4, sub 3, van verordening nr. 3820/85 niet verplicht was om een tachograaf te gebruiken.

12 Voor de verwijzende rechter betwistte het Vehicle Inspectorate, dat er sprake was van een "bijzondere vorm van geregeld vervoer" in de zin van artikel 2, punt 1.2, van verordening nr. 684/92. Het zou integendeel gaan om "ongeregeld vervoer" in de zin van artikel 2, punt 3.1, sub b, van die verordening. De uitzondering van artikel 3 van verordening nr. 3821/85 zou dan ook niet van toepassing zijn.

13 Onder die omstandigheden heeft de Richmond Magistrates Court de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

"1) Zijn groepen reizigers die eenmalig worden vervoerd tussen een luchthaven en een hotel, waarbij soms een toeristische attractie wordt aangedaan, $bepaalde categorieën reizigers' in de zin van artikel 2, punt 1.2, van verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad?

2) Zo ja, moet artikel 2, punt 1.2, aldus worden uitgelegd, dat het vervoer van deze reizigers tijdens die reis, waarbij:

a) elke groep op één punt van vertrek wordt opgenomen en op één punt van bestemming wordt afgezet (soms met een bezoek aan een toeristische attractie als onderdeel van de reis);

b) deze zelfde reis of een soortgelijke reis herhaalde malen wordt uitgevoerd ingevolge een groepsreservering door een reisagent;

c) de precieze reisweg niet van tevoren is vastgesteld,

is aan te merken als een $bijzondere vorm van geregeld vervoer' in de zin van dat artikel?

3) Bij bevestigende beantwoording van de tweede vraag: Moet artikel 4, sub 3, van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad aldus worden uitgelegd, dat ter berekening van de $lengte van het traject' dient te worden uitgegaan van:

a) elk afzonderlijk deel van de reis van de chauffeur op een bepaalde dag; ofwel van

b) het totaal van al die delen?

4) Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, moet artikel 2, punt 3, van verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad dan aldus worden uitgelegd, dat het vervoer van die reizigers onder deze omstandigheden is aan te merken als $ongeregeld vervoer' in de zin van dat artikel?"

De eerste en de tweede vraag

14 Blijkens de verwijzingsbeschikking wenst de nationale rechter met zijn eerste en tweede vraag, die tezamen moeten worden onderzocht, in wezen te vernemen, of met het oog op de toepassing van de uitzondering van artikel 3, lid 1, van verordening nr. 3821/85, het in het kader van een groepsreservering door een reisagent meerdere malen vervoeren van reizigers tussen een luchthaven en een hotel, waarbij eventueel een toeristische attractie wordt aangedaan, zonder terugreis en zonder dat de precieze reisweg van tevoren is vastgesteld, geregeld vervoer is in de zin van artikel 4, sub 3, van verordening nr. 3820/85.

15 Allereerst zij eraan herinnerd, dat artikel 1, sub 7, van verordening nr. 3820/85 en artikel 21, lid 2, van verordening nr. 684/92 voor de definitie van geregeld vervoer naar artikel 2, punt 1, van deze laatste verordening verwijzen.

16 Deze bepaling maakt onderscheid tussen geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer. Het eerste is voor iedereen toegankelijk; het gaat daarbij om vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of afgezet. Bijzonder geregeld vervoer vindt plaats onder dezelfde omstandigheden, maar enkel voor bepaalde categorieën reizigers. Derhalve moet worden onderzocht, of vervoer als in het hoofdgeding aan de orde is, aan die voorwaarden voldoet.

17 In de eerste plaats moet worden vastgesteld, dat de in verordening nr. 684/92 gestelde voorwaarde dat het vervoer een "bepaalde regelmaat" moet hebben, betekent dat de regelmaat nauwkeurig moet zijn bepaald en vrij vast moet zijn. Het bestaan van een dienstregeling die aan potentiële passagiers ter beschikking wordt gesteld, impliceert een bepaalde regelmaat.

18 In casu blijkt uit de verwijzingsbeschikking, dat het in geding zijnde vervoer wordt georganiseerd naar gelang van de behoeften van de reisagenten. Het heeft dus geen vaste regelmaat die door de vervoerder van tevoren wordt vastgesteld, maar is afhankelijk van de reserveringen van de klanten.

19 In de tweede plaats moet onder "bepaalde reisweg" in de zin van verordening nr. 684/92 een nauwkeurig bepaald traject worden verstaan. Deze voorwaarde moet worden gelezen in samenhang met de voorwaarde van vooraf bepaalde stopplaatsen. Daarvoor volstaat het niet, dat de punten van vertrek en van aankomst van tevoren bekend zijn. Blijkens de bewoordingen van artikel 2, punt 1.1, van verordening nr. 684/92 moeten er langs de reisweg ook stopplaatsen zijn waar reizigers kunnen worden opgenomen of afgezet. Derhalve moeten de betrokkenen kennis kunnen nemen van de reisweg en de stopplaatsen.

20 Volgens de verwijzingsbeschikking is in casu de reisweg die door de vervoerder moet worden gevolgd, slechts zeer algemeen aangegeven. Bovendien zijn de punten van vertrek en van aankomst veranderlijk en is er geen tussenstop. Dat de betrokken touringcars af en toe een toeristische attractie aandoen, kan niet worden beschouwd als een stopplaats in de zin van verordening nr. 684/92. Het is namelijk niet voorzien, dat nieuwe reizigers daar kunnen instappen of dat passagiers hun reis daar beëindigen.

21 Ten slotte moeten onder "bepaalde categorieën reizigers" in de zin van verordening nr. 684/92 reizigers met een zelfde statuut worden verstaan. Dit volgt uit de voorbeelden in artikel 2, punt 1.2, van verordening nr. 684/92, waar met name werknemers, scholieren en studenten, en militairen worden genoemd.

22 Het volstaat daarentegen niet, dat het eenvoudig om een vooraf samengestelde groep reizigers gaat. Voor een dergelijke groep kan namelijk een pendeldienst worden georganiseerd, zoals omschreven in artikel 2, punt 2, van verordening nr. 684/92.

23 In de onderhavige casuspositie worden telkens andere groepen reizigers vervoerd, die enkel gemeen hebben, dat zij bij dezelfde reisagent een reis hebben geboekt. Die reizigers behoren dus niet tot een zelfde bepaalde categorie.

24 Blijkens het voorgaande moet op de eerste en de tweede vraag worden geantwoord, dat het in het kader van een groepsreservering door een reisagent meerdere malen vervoeren van reizigers tussen een luchthaven en een hotel, waarbij eventueel een toeristische attractie wordt aangedaan, zonder terugreis en zonder dat de precieze reisweg van tevoren is vastgesteld, geen geregeld vervoer is in de zin van artikel 4, sub 3, van verordening nr. 3820/85.

De derde vraag

25 Daar de derde vraag slechts is gesteld voor het geval de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, behoeft zij geen beantwoording.

De vierde vraag

26 Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of vervoer van reizigers zoals dat in het hoofdgeding aan de orde is, ongeregeld vervoer is in de zin van artikel 2, punt 3, van verordening nr. 684/92.

27 Aangezien de uitzondering van artikel 4, sub 3, van verordening nr. 3820/85 slechts van toepassing is op geregeld vervoer, en niet op ongeregeld vervoer, behoeft deze vraag niet te worden beantwoord.

Beslissing inzake de kosten


Kosten

28 De kosten door de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),

uitspraak doende op de door de Richmond Magistrates Court bij beschikking van 3 september 1996 gestelde vragen, verklaart voor recht:

Het in het kader van een groepsreservering door een reisagent meerdere malen vervoeren van reizigers tussen een luchthaven en een hotel, waarbij eventueel een toeristische attractie wordt aangedaan, zonder terugreis en zonder dat de precieze reisweg van tevoren is vastgesteld, is geen geregeld vervoer in de zin van artikel 4, sub 3, van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer.