Trefwoorden
Samenvatting

Trefwoorden

++++

1. Prejudiciële vragen ° Voorlegging aan Hof ° Overeenstemming van verwijzingsbeschikking met regels van nationaal recht betreffende rechterlijke organisatie en procesvoering ° Toetsing niet aan Hof

(EG-Verdrag, art. 177)

2. Steunmaatregelen van de Staten ° Voorgenomen steunmaatregelen ° Toekenning van steun in strijd met in artikel 93, lid 3, van Verdrag neergelegd verbod ° Verplichtingen van nationale rechter in geval van gelijktijdige voorlegging aan Commissie ° Volledige bescherming van rechten van justitiabelen ° Mogelijkheid om Commissie te raadplegen of Hof prejudiciële vraag voor te leggen

(EG-Verdrag, art. 5, 92, 93, leden 2 en 3, en 177)

3. Steunmaatregelen van de Staten ° Begrip ° Logistieke en commerciële steun van openbare onderneming aan haar privaatrechtelijke dochterondernemingen die activiteit uitoefenen die openstaat voor vrije mededinging ° Daaronder begrepen ° Voorwaarde ° Vergoeding lager dan die welke onder normale marktvoorwaarden zou worden verlangd

(EG-Verdrag, art. 92)

4. Steunmaatregelen van de Staten ° Voorgenomen steunmaatregelen ° Toekenning van steun in strijd met in artikel 93, lid 3, van Verdrag neergelegd verbod ° Verplichtingen van nationale rechter bij wie vordering tot terugbetaling is ingesteld

(EG-Verdrag, art. 93, lid 3)

5. Steunmaatregelen van de Staten ° Voorgenomen steunmaatregelen ° Toekenning van steun in strijd met in artikel 93, lid 3, van Verdrag neergelegd verbod ° Aansprakelijkheid van steunontvanger ° Geen grondslag in gemeenschapsrecht ° Eventuele toepassing van nationaal recht

(EG-Verdrag, art. 93, lid 3)

Samenvatting

1. In het kader van de procedure van artikel 177 van het Verdrag, staat het niet aan het Hof te onderzoeken of de verwijzingsbeschikking is vastgesteld met inachtneming van de nationale regels betreffende de rechterlijke organisatie en de procesgang. Het Hof dient zich te houden aan de door een rechterlijke instantie van een Lid-Staat gegeven verwijzingsbeschikking, zolang deze niet in het kader van de eventueel in het nationale recht bestaande rechtsmiddelen is ingetrokken.

2. Een nationale rechterlijke instantie die zich heeft uit te spreken over een verzoek om de consequenties te trekken uit de schending van artikel 93, lid 3, laatste volzin, van het Verdrag, is, wanneer de zaak tegelijkertijd ook is voorgelegd aan de Commissie en deze zich nog niet heeft uitgesproken over de vraag of de betrokken overheidsmaatregelen steunmaatregelen van de staat zijn, niet verplicht zich onbevoegd te verklaren of de uitspraak aan te houden totdat de Commissie haar standpunt heeft bepaald over de kwalificatie van de betrokken maatregelen.

Het feit dat de Commissie krachtens artikel 93, lid 3, een voorafgaande onderzoeksprocedure, dan wel ingevolge artikel 93, lid 2, de contradictoire onderzoeksprocedure heeft geopend, kan de nationale rechterlijke instanties namelijk niet ontheffen van hun verplichting om bij schending van de voorafgaandelijke aanmeldingsplicht de rechten der justitiabelen te beschermen. Elke andere uitlegging zou de miskenning door de Lid-Staten van het betrokken verbod in de hand werken. Nu de Commissie, zolang zij wat de grond van de zaak betreft geen eindbeslissing heeft genomen, slechts de opschorting van verdere steun kan gelasten, zou de nuttige werking van artikel 93, lid 3, van het Verdrag worden uitgehold indien de voorlegging van de zaak aan de Commissie voor de nationale rechterlijke instanties een beletsel zou vormen om alle consequenties te trekken uit de schending van deze bepaling.

In dit verband kan een nationale rechter, teneinde te kunnen uitmaken of een steunmaatregel van de staat, die is ingevoerd zonder rekening te houden met de in artikel 93, lid 3, bedoelde procedure van voorafgaand onderzoek, al dan niet daaraan diende te worden onderworpen, zich genoodzaakt zien het begrip steunmaatregel in artikel 92 van het Verdrag uit te leggen en toe te passen. In geval van twijfel kan hij de Commissie om opheldering verzoeken. Ingevolge het uit artikel 5 van het Verdrag voortvloeiend beginsel van loyale samenwerking dient de Commissie zo spoedig mogelijk te antwoorden. Bovendien kan of moet de nationale rechter ingevolge artikel 177, tweede en derde alinea, van het Verdrag, het Hof een prejudiciële vraag voorleggen over de uitlegging van artikel 92 van het Verdrag. In geval van raadpleging van de Commissie of prejudiciële verwijzing naar het Hof kan hij voorlopige maatregelen gelasten ter bescherming van de belangen van de partijen in afwachting van zijn definitieve uitspraak.

3. Het begrip steun in de zin van artikel 92 van het Verdrag omvat niet alleen positieve prestaties zoals subsidies, maar ook maatregelen die, in verschillende vormen, de lasten verlichten die normaliter op het budget van een onderneming drukken en daardoor ° zonder nog subsidies in de strikte zin van het woord te zijn ° van gelijke aard zijn en tot identieke gevolgen leiden.

Hieruit volgt, dat het verlenen van logistieke en commerciële steun door een openbare onderneming aan haar privaatrechtelijke dochterondernemingen die een activiteit uitoefenen die openstaat voor de vrije mededinging, als staatssteun in de zin van artikel 92 van het Verdrag kan worden aangemerkt indien de ontvangen financiële tegenprestatie lager is dan die welke onder normale marktvoorwaarden zou zijn verlangd. Wat deze voorwaarde betreft, staat het aan de nationale rechter om uit te maken wat de normale vergoeding voor de betrokken prestaties is. Een dergelijke beoordeling noopt tot een economische analyse, rekening houdend met alle factoren die een onderneming onder normale marktvoorwaarden in aanmerking had moeten nemen bij de vaststelling van de vergoeding voor de verstrekte diensten.

4. Gelet op het belang voor de goede werking van de gemeenschappelijke markt van de eerbiediging van de procedure van voorafgaand toezicht op de voorgenomen steunmaatregelen van de staat als bedoeld in artikel 93, lid 3, van het Verdrag, moet de nationale rechter in beginsel een verzoek om teruggave van steun toewijzen indien hij vaststelt dat de steunmaatregelen niet bij de Commissie zijn aangemeld, behoudens wanneer zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin de teruggave niet aangewezen is. Elke andere uitlegging zou de miskenning door de Lid-Staten van het verbod van tenuitvoerlegging van steunvoornemens in de hand werken. Zouden de nationale rechterlijke instanties dus enkel de opschorting van verdere betalingen kunnen gelasten, dan zou de reeds toegekende steun blijven bestaan tot de eindbeslissing van de Commissie waarbij de onverenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt wordt vastgesteld en de teruggave ervan wordt gelast.

5. De steunontvanger die niet nagaat of de steun overeenkomstig artikel 93, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie is aangemeld, kan niet uitsluitend op basis van het gemeenschapsrecht aansprakelijk worden gesteld. Het door artikel 93 van het Verdrag georganiseerde systeem van toezicht op en onderzoek van staatssteun legt de steunontvanger namelijk geen specifieke verplichting op.

Indien evenwel volgens de regels van het nationale recht inzake niet-contractuele aansprakelijkheid een handelaar die onrechtmatige steun heeft aanvaard waardoor aan andere handelaren schade kan worden veroorzaakt, in bepaalde omstandigheden daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld, kan het discriminatieverbod de nationale rechter ertoe nopen de begunstigde van in strijd met voormelde verdragsbepaling betaalde staatssteun aansprakelijk te stellen.