61988J0038

ARREST VAN HET HOF (EERSTE KAMER) VAN 28 MAART 1990. - WALDRICH SIEGEN WERKZEUGMASCHINEN GMBH TEGEN FINANZAMT HAGEN. - VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING: FINANZGERICHT MUENSTER - DUITSLAND. - BIJEENBRENGEN VAN KAPITAAL - KAPITAALRECHT - OVERDRACHT VAN WINST EN VERLIES - OVERNAME VAN VERLIEZEN. - ZAAK 38/88.

Jurisprudentie 1990 bladzijde I-01447


Samenvatting
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum

Trefwoorden


++++

1 . Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Indirecte belastingen op bijeenbrengen van kapitaal - Verbod van heffing van kapitaalrecht over prestaties die geen effect hebben op vennootschappelijk vermogen van vennootschap - Mogelijkheid voor particulieren, beroep te doen op desbetreffende bepaling

( Richtlijn 69/335 van de Raad, artikel 4, lid 2, sub b )

2 . Fiscale bepalingen - Harmonisatie van wetgevingen - Indirecte belastingen op bijeenbrengen van kapitaal - Overneming van verlies van vennootschap door vennoot krachtens overeenkomst tot overdracht bedrijfsresultaten, gesloten vóór vaststelling verlies - Geen vermeerdering van vennootschappelijk vermogen van vennootschap

( Richtlijn 69/335 van de Raad, artikel 4, lid 2, sub b )

Samenvatting


1 . Een belastingplichtige kan zich voor zijn nationale rechter beroepen op artikel 4, lid 2, sub b, van richtlijn 69/335 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, dat de Lid-Staten verbiedt om kapitaalrecht te heffen, wanneer de prestatie die aan de vennootschap ten goede komt, haar vennootschappelijk vermogen niet vermeerdert . Dit verbod is naar zijn aard nauwkeurig en onvoorwaardelijk .

2 . De overneming van verliezen van een vennootschap door een vennoot in het kader van een overeenkomst tot overdracht van de bedrijfsresultaten, gesloten voordat die verliezen zijn vastgesteld, is geen vermeerdering van het vennootschappelijk vermogen van die vennootschap in de zin van artikel 4, lid 2, sub b, van richtlijn 69/335 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal .

Partijen


In zaak C-38/88,

betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Finanzgericht Muenster, in het aldaar aanhangig geding tussen

Waldrich Siegen Werkzeugmaschinen GmbH

en

Finanzamt Hagen,

om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 4 van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal ( PB 1969, L 249, blz . 25 ),

wijst

HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),

samengesteld als volgt : Sir Gordon Slynn, kamerpresident,

R . Joliet en G . C . Rodríguez Iglesias, rechters,

advocaat-generaal : M . Darmon

griffier : H . A . Ruehl, hoofdadministrateur

gelet op de opmerkingen ingediend door :

- het Finanzamt Hagen, verweerder, vertegenwoordigd door M . Weiss,

- de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur H . Étienne als gemachtigde,

gezien het rapport ter terechtzitting en ten vervolge op de mondelinge behandeling op 8 november 1989,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 december 1989,

het navolgende

Arrest

Overwegingen van het arrest


1 Bij beschikking van 11 januari 1988, ingekomen bij het Hof op 2 februari daaraanvolgende heeft het Finanzgericht Muenster krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 4, lid 2, sub b, van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal ( PB 1969, L 249, blz . 25, hierna : de richtlijn ).

2 Deze vragen zijn gerezen in een geschil tussen Waldrich Siegen Werkzeugmaschinen GmbH ( hierna : Siegen ) en het Finanzamt Hagen ( hierna : het Finanzamt ) over de heffing van kapitaalrecht op de overdracht van verliezen van Siegen aan Ingersoll Maschinen und Werkzeuge GmbH ( hierna : Ingersoll ), die enig vennote van Siegen is .

3 In 1971 sloten Siegen en Ingersoll een overeenkomst tot overdracht van de bedrijfsresultaten (" Ergebnisabfuehrungsvertrag "), waarbij Ingersoll zich ertoe verbond om de verliezen van Siegen over te nemen, en Siegen zich verbond tot afdracht van haar winst aan Ingersoll . Siegen maakte aanvankelijk winst, doch moest daarna in vier opeenvolgende boekjaren met verlies afsluiten . Daarop vorderde het Finanzamt van Siegen betaling van kapitaalrecht ad 1% over deze verliezen, zich daarbij baserend op paragraaf 2 van het Kapitalverkehrsteuergesetz ( hierna : de nationale wet ). Volgens deze bepaling is de overneming van verliezen van de dochtermaatschappij door de moedermaatschappij in het kader van een overeenkomst tot overdracht van de bedrijfsresultaten een belastbare prestatie voor het kapitaalrecht .

4 Tot staving van haar beroep tot nietigverklaring van de beschikking van het Finanzamt betoogde Siegen voor het Finanzgericht Muenster, dat artikel 2 van de nationale wet in strijd was met artikel 4, lid 2, sub b, van de richtlijn . Volgens deze bepaling kunnen aan het kapitaalrecht worden onderworpen "de vermeerdering van het vennootschappelijk vermogen van een kapitaalvennootschap door prestaties van een vennoot, die geen vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal meebrengen, maar ... de waarde van de aandelen kunnen verhogen ". Naar de mening van Siegen leidt de overneming van het verlies van een vennootschap door een vennoot niet tot een vermeerdering van het vennootschappelijk vermogen van die vennootschap .

5 Onder deze omstandigheden heeft het Finanzgericht Muenster besloten, de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof twee prejudiciële vragen over de uitlegging van artikel 4 van de richtlijn voor te leggen . Deze vragen luiden als volgt :

"1 . Kunnen belastingplichtigen ( particulieren ) die in een Lid-Staat wonen, zich rechtstreeks beroepen op artikel 4 van richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, nadat de in artikel 13 van die richtlijn gestelde termijn is verstreken?

2 . Zo ja, is paragraaf 2, lid 1, sub 2, juncto lid 2, sub 1, van het Duitse Kapitalverkehrsteuergesetz 1972 verenigbaar met artikel 4 van richtlijn 69/335/EEG?"

6 Voor een nadere uiteenzetting van de feiten, de toepasselijke regeling en de bij het Hof ingediende schriftelijke opmerkingen wordt verwezen naar het rapport ter terechtzitting . Deze elementen van het dossier worden hierna slechts weergegeven voor zover dat noodzakelijk is voor de redenering van het Hof .

De eerste vraag

7 De eerste vraag van het Finanzgericht is, of een belastingplichtige zich voor zijn nationale rechter kan beroepen op artikel 4, lid 2, sub b, van de richtlijn .

8 Deze bepaling verbiedt de Lid-Staten om kapitaalrecht te heffen, wanneer de prestatie die aan de vennootschap ten goede komt, haar vennootschappelijk vermogen niet vermeerdert . Dit verbod is naar zijn aard nauwkeurig en onvoorwaardelijk . Een belastingplichtige zou zich dus voor een nationale rechter op dit verbod kunnen beroepen, wanneer de nationale autoriteiten krachtens een bepaling van nationaal recht toch kapitaalrecht van hem zouden heffen .

9 Op de eerste vraag van de nationale rechter moet derhalve worden geantwoord, dat een belastingplichtige zich voor zijn nationale rechter kan beroepen op artikel 4, lid 2, sub b, van richtlijn 69/335/EEG betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal .

De tweede vraag

10 Met de tweede vraag wil de nationale rechter weten, of de overneming van verliezen van een vennootschap door een vennoot in het kader van een overeenkomst tot overdracht van de bedrijfsresultaten het vennootschappelijk vermogen van deze vennootschap vermeerdert in de zin van artikel 4, lid 2, sub b, van de richtlijn .

11 Volgens deze bepaling mogen alleen die prestaties van een vennoot aan het kapitaalrecht worden onderworpen, die een kapitaalvennootschap in staat stellen haar vennootschappelijk vermogen te vermeerderen, zonder daarmee echter haar vennootschappelijk kapitaal te vermeerderen .

12 Het vennootschappelijk vermogen omvat alle goederen die de vennoten in gemeenschap hebben gebracht, tezamen met de aanwas daarvan . Maakt een vennootschap winst en neemt zij deze in haar reserves op, stijgt haar vennootschappelijk vermogen . Boekt zij daarentegen verlies, daalt haar vennootschappelijk vermogen .

13 Wanneer een vennootschap derhalve verlies heeft geleden en een van de vennoten ermee instemt dit verlies over te nemen, verricht die vennoot een prestatie waardoor het vennootschappelijk vermogen toeneemt . Hij brengt het vennootschappelijk vermogen immers weer op het peil dat het vóór het ontstaan van het verlies had . Dit is anders, wanneer de vennoot verliezen overneemt op grond van een verbintenis die hij reeds voor het ontstaan van het verlies had aangegaan . Een dergelijke verbintenis brengt mee, dat toekomstige verliezen van de vennootschap geen gevolgen hebben voor de omvang van het vennootschappelijk vermogen .

14 Op de tweede vraag van de nationale rechter moet derhalve worden geantwoord, dat de overneming van verliezen van een vennootschap door een vennoot in het kader van een overeenkomst tot overdracht van de bedrijfsresultaten, gesloten voordat die verliezen zijn vastgesteld, geen vermeerdering is van het vennootschappelijk vermogen van deze vennootschap in de zin van artikel 4, lid 2, sub b, van richtlijn 69/335/EEG betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal .

Beslissing inzake de kosten


Kosten

15 De kosten door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van haar opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen . Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen .

Dictum


HET HOF VAN JUSTITIE ( Eerste Kamer ),

uitspraak doende op de door het Finanzgericht Muenster bij beschikking van 11 januari 1988 gestelde vragen, verklaart voor recht :

1 ) Een belastingplichtige kan zich voor zijn nationale rechter beroepen op artikel 4, lid 2, sub b, van richtlijn 69/335/EEG betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal .

2 ) De overneming van verliezen van een vennootschap door een vennoot in het kader van een overeenkomst tot overdracht van de bedrijfsresultaten, gesloten voordat die verliezen zijn vastgesteld, is geen vermeerdering van het vennootschappelijk vermogen van die vennootschap in de zin van artikel 4, lid 2, sub b, van richtlijn 69/335/EEG betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal .