EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 28.2.2025
COM(2025) 57 final
2025/0033(NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
over het namens de Europese Unie in de deskundigengroep inzake de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) en in de Werkgroep wegvervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in te nemen standpunt met betrekking tot een voorstel om de AETR in overeenstemming te brengen met de belangrijkste recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006
TOELICHTING
1.Onderwerp van het voorstel
Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de deskundigengroep inzake de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) en in de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE (SC.1), in verband met de voorgenomen vaststelling van wijzigingen om de AETR in overeenstemming te brengen met de wetgeving van de Unie naar aanleiding van de vaststelling van wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 via de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258, alsook Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012 van de Commissie ter aanvulling van artikel 8 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 561/2006, dat een van de bij Verordening (EU) 2020/1054 ingevoerde bepalingen is.
2.Achtergrond van het voorstel
2.1.De Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR)
De AETR beoogt de harmonisering van het regelgevingskader van de partijen bij de overeenkomst betreffende de rij- en rusttijden van beroepschauffeurs en van de overeenkomstige technische voorschriften voor de constructie en installatie van tachografen. De AETR is op 5 januari 1976 in werking getreden. Ze is vervolgens gewijzigd. De meest recente wijzigingen met betrekking tot rij- en rusttijden of tachografen werden aangenomen op 20 september 2010.
Alle lidstaten zijn partij bij de AETR.
2.2.De deskundigengroep inzake de AETR en de Werkgroep wegvervoer
De deskundigengroep inzake de AETR is een door de Transportcommissie van de VN/ECE opgerichte technische groep die als taak heeft voorstellen tot wijziging van de AETR voor te bereiden. In het besluit tot oprichting van de deskundigengroep inzake de AETR is bepaald dat de Europese Unie kan deelnemen aan die groep. Daarom vertegenwoordigt de Commissie de Unie in deze deskundigengroep.
De Werkgroep wegvervoer (SC.1) is een groep die door de Transportcommissie is opgericht om de ontwikkeling van het internationaal wegvervoer te bevorderen en dat vervoer te faciliteren. Dit omvat de harmonisatie en vereenvoudiging van de regels en vereisten met betrekking tot het wegvervoer. Alleen overeenkomstsluitende partijen bij de AETR nemen als leden deel aan de Werkgroep wegvervoer. De Europese Unie wordt uitgenodigd als waarnemer in de groep en wordt derhalve vertegenwoordigd door de Commissie of de delegatie van de Europese Unie bij de VN en andere internationale organisaties in Genève.
Voorstellen tot wijziging van de AETR worden doorgaans eerst ingediend bij en onderzocht en bekrachtigd door de deskundigengroep en vervolgens ter goedkeuring voorgelegd aan de Werkgroep wegvervoer (SC.1) van de VN/ECE. Als in beide groepen consensus wordt bereikt over bepaalde wijzigingen van de AETR, dient een overeenkomstsluitende partij bij de AETR het wijzigingsvoorstel formeel in bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 21 van de AETR. Zodra de secretaris-generaal van de Verenigde Naties de overeenkomstsluitende partijen in kennis heeft gesteld van de indiening van voorstellen tot wijziging van de AETR, hebben zij zes maanden de tijd om bezwaar te maken tegen het voorstel. De wijziging wordt geacht te zijn aangenomen als geen enkele overeenkomstsluitende partij binnen die termijn bezwaar maakt tegen die wijziging.
De in het kader van de VN/ECE opgerichte organen (de deskundigengroep inzake de AETR en de Werkgroep wegvervoer) vormen een forum voor discussie, onderzoek en goedkeuring van wijzigingen van de AETR, teneinde de formele indiening van een wijziging overeenkomstig de AETR voor te bereiden en te vermijden dat nog bezwaar wordt gemaakt na de formele indiening van een wijzigingsvoorstel bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Het is derhalve passend standpunten van de Unie vast te stellen met betrekking tot besluiten die moeten worden genomen in de deskundigengroep en de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE.
2.3.De voorgenomen handeling die ter bespreking wordt voorgelegd aan de deskundigengroep inzake de AETR en de Werkgroep wegvervoer
In juni 2025 zal de deskundigengroep inzake de AETR tijdens zijn 38ste geplande vergadering of tijdens daaropvolgende zittingen, op basis van het aan dit voorstel gehechte voorstel van de Unie, voorstellen onderzoeken en ontwikkelen tot wijziging van de AETR in overeenstemming met de meest recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006. Deze omvatten nieuwe bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de overeenkomst, de voorwaarden waaronder opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden kunnen worden genomen, een verbod op het nemen van de wekelijkse rusttijd in de cabine, de regels op grond waarvan de bestuurder moet terugkeren naar de vestiging van de werkgever of naar de woonplaats van de bestuurder, de voorwaarden waaronder het mogelijk is rusttijden op een veerboot of trein te nemen, andere mogelijke afwijkingen voor bestuurders die ongeregeld personenvervoer verrichten, en het beginsel en de specificaties van veilige en beveiligde parkeerterreinen (de beoogde handeling).
De beoogde handeling heeft tot doel de arbeidsomstandigheden van bestuurders te verbeteren, eerlijke concurrentie tussen ondernemers te bevorderen en de verkeersveiligheid te verbeteren. De deskundigengroep zal worden belast met de bespreking van het voorstel, met als doel de voorgestelde wijzigingen goed te keuren en aan te bevelen dat de Werkgroep wegvervoer ze goedkeurt. Indien nodig zou de Werkgroep wegvervoer ook richtsnoeren en instructies kunnen verstrekken aan de deskundigengroep. Zodra de Werkgroep wegvervoer de voorstellen informeel heeft goedgekeurd, moet een overeenkomstsluitende partij deze wijzigingen indienen bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.
Als de beoogde handeling wordt goedgekeurd, wordt ze bindend voor de partijen overeenkomstig artikel 21, lid 6, van de Overeenkomst, waarin het volgende is bepaald: “Elke wijziging die geacht wordt te zijn aanvaard, treedt in werking drie maanden na de dag waarop zij geacht wordt te zijn aanvaard.”
3.Namens de Unie in te nemen standpunt
De AETR is voor het laatst ingrijpend gewijzigd in 2010 en vraagt om een meer algemene actualisering. Sinds deze wijziging heeft de Unie binnen haar eigen rechtsbevoegdheid de volgende handelingen vastgesteld met betrekking tot de harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het internationale wegvervoer in de lidstaten: Verordeningen (EU) nr. 165/2014, (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258.
De wijzigingen die nodig zijn voor de omzetting van de belangrijkste bepalingen van Verordening (EU) nr. 165/2014, met name de invoering van de slimme tachograaf, zijn reeds door de Unie bij bovengenoemde fora ingediend; voorlopig kon echter nog geen unaniem akkoord worden bereikt.
Op 4 oktober 2024 heeft het Europees Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-541/20 tot en met C-555/20 de bepalingen van Verordening (EU) 2020/1054 bevestigd.
Bijgevolg moet de Unie, om te voldoen aan artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 561/2006, een actualisering van de bepalingen van de AETR voorstellen overeenkomstig de meest recente normen die ter zake zijn vastgesteld in de Unie.
Het voorgestelde standpunt is in overeenstemming met de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie op het gebied van sociale wetgeving in het wegvervoer, met name overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 561/2006.
In zijn arrest van 31 maart 1971 in zaak 22/70, AETR, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie erkend dat de arbeidsvoorwaarden van bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg een exclusieve externe bevoegdheid van de Unie is. Sindsdien is die bevoegdheid uitgeoefend in tal van wetgevende handelingen die door de medewetgevers van de Unie zijn vastgesteld, onder meer Verordeningen (EG) nr. 561/2006 en (EU) nr. 165/2014. Aangezien de inhoud van de AETR onder het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 165/2014 valt, berust de bevoegdheid tot het onderhandelen over en het sluiten van de AETR en wijzigingen daarvan op grond van artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, uitsluitend bij de Unie.
4.Rechtsgrondslag
4.1.Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1.Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam dan wel partij is bij de betrokken overeenkomst.
Wanneer een rechtsgebied onder de bevoegdheid van de Unie valt, belet het feit dat de Unie niet aan de betrokken internationale overeenkomst heeft deelgenomen, haar niet om die bevoegdheid uit te oefenen door via haar instellingen een standpunt vast te stellen dat namens haar moet worden ingenomen in het bij die overeenkomst opgerichte orgaan, met name via de lidstaten die partij zijn bij die overeenkomst en die gezamenlijk in haar belang handelen.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die niet bindend zijn uit hoofde van het internationale recht, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”.
4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval
De deskundigengroep inzake de AETR en de Werkgroep wegvervoer (SC.1) zijn organen die zijn opgericht door de Transportcommissie van de VN/ECE.
De voorgestelde wijzigingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. Als de voorgenomen handelingen worden goedgekeurd, worden ze uit hoofde van het volkenrecht bindend overeenkomstig artikel 21, lid 6, van de AETR.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2.Materiële rechtsgrondslag
4.2.1.Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de geplande handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval
De hoofddoelstelling en de inhoud van de voorgenomen handeling hebben betrekking op het vervoersbeleid.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91 VWEU.
4.3.Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
2025/0033 (NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
over het namens de Europese Unie in de deskundigengroep inzake de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) en in de Werkgroep wegvervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in te nemen standpunt met betrekking tot een voorstel om de AETR in overeenstemming te brengen met de belangrijkste recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) is op 5 januari 1976 in werking getreden. De Unie is exclusief bevoegd voor de kwesties waarop de AETR betrekking heeft.
(2)Overeenkomstig artikel 2, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad dienen de bepalingen van de AETR in overeenstemming te worden gebracht met de bepalingen van deze verordening. Verordening (EG) nr. 561/2006 is gewijzigd bij zowel Verordening (EU) 2020/1054 als Verordening (EU) 2024/1258 van het Europees Parlement en de Raad. Daarnaast is artikel 8 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 561/2006, een van de bij Verordening (EU) 2020/1054 ingevoerde bepalingen, aangevuld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012 van de Commissie. Daarom moet de Unie voorstellen de AETR te wijzigen om rekening te houden met de wijzigingen die voortvloeien uit de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258 en de aanvullingen die zijn ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012. Deze omvatten nieuwe bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de overeenkomst, de voorwaarden waaronder opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden kunnen worden genomen, een verbod op het nemen van de wekelijkse rusttijd in de cabine, de regels op grond waarvan de bestuurder moet terugkeren naar de vestiging van de werkgever of naar de woonplaats van de bestuurder, de voorwaarden waaronder het mogelijk is rusttijden op een veerboot of trein te nemen, andere mogelijke afwijkingen voor bestuurders die ongeregeld personenvervoer verrichten, en het beginsel en de specificaties van veilige en beveiligde parkeerterreinen (de beoogde handeling).
(3)Op grond van artikel 21 van de AETR kunnen voorstellen voor wijzigingen van de AETR door elke overeenkomstsluitende partij worden ingediend bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN). Alvorens de voorstellen bij de secretaris-generaal van de VN worden ingediend, worden zij voorgelegd aan en onderzocht en bekrachtigd door de Werkgroep wegvervoer (SC.1) van de Economische Commissie voor Europa van de VN (VN/ECE). In het kader van de AETR heeft de VN/ECE een deskundigengroep inzake de AETR opgericht. Die groep is bevoegd om voorstellen tot wijziging van de AETR op te stellen en in te dienen bij de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE. De Unie zal op basis van dit besluit voorstellen dat de deskundigengroep inzake de AETR, tijdens zijn geplande 38ste zitting in juni 2025 en tijdens de daaropvolgende zittingen, en de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE, tijdens zijn geplande 120ste zitting in oktober 2025 en tijdens de daaropvolgende zittingen, wijzigingen van de AETR bespreken met betrekking tot de verbetering van de arbeidsomstandigheden van bestuurders in het internationale wegvervoer, die voortvloeien uit de recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 die zijn ingevoerd bij de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012.
(4)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de deskundigengroep inzake de AETR en in de Werkgroep wegvervoer, aangezien de voorstellen tot wijziging die zij worden verzocht op te stellen en goed te keuren, krachtens het internationaal recht bindend zouden zijn overeenkomstig artikel 21, lid 6, van de AETR.
(5)De lidstaten mogen er geen bezwaar tegen maken dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, uit hoofde van artikel 21, lid 1, van de AETR, kennisgeving doet van de voorgestelde wijzigingen die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen. Indien een kennisgeving van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties niet beperkt blijft tot de wijzigingen die in de bijlage bij dit besluit worden voorgesteld, mogen de lidstaten geen bezwaar maken tegen de voorgestelde wijzigingen die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen.
(6)Het standpunt van de Unie in de deskundigengroep inzake de AETR moet tot uitdrukking worden gebracht door de Commissie, en het standpunt van de Unie in de Werkgroep wegvervoer moeten tot uitdrukking worden gebracht door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de volgende zittingen van de deskundigengroep van de VN/ECE inzake de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) en van de Werkgroep wegvervoer (SC.1), met betrekking tot een voorstel om de AETR in overeenstemming te brengen met de recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 die voortvloeien uit de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012, is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Over formele en kleine wijzigingen van het in de eerste alinea bedoelde standpunt kan overeenstemming worden bereikt zonder nader besluit van de Raad.
Artikel 2
Het in artikel 1 vermelde standpunt wordt tot uitdrukking gebracht door de Commissie in de deskundigengroep inzake de AETR en door de lidstaten, die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie, in de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE.
Artikel 3
Wanneer een in de bijlage bij dit besluit opgenomen voorgestelde wijziging door de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE is goedgekeurd, dienen de lidstaten, die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie, deze in bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de AETR.
De lidstaten maken er geen bezwaar tegen dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, uit hoofde van artikel 21, lid 1, van de AETR, kennisgeving doet van de voorgestelde wijzigingen die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de Commissie en tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 28.2.2025
COM(2025) 57 final
BIJLAGE
bij
Voorstel voor een besluit van de Raad
over het namens de Europese Unie in de deskundigengroep inzake de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) en in de Werkgroep wegvervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in te nemen standpunt met betrekking tot een voorstel om de AETR in overeenstemming te brengen met de belangrijkste recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006
BIJLAGE
(1)Aan artikel 1 van de AETR wordt de volgende nieuwe definitie toegevoegd:
“i bis) “ongeregeld vervoer”: vervoer van personen dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het vervoer van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder zelf. Ongeregeld vervoer wordt verricht onder dekking van een door de vervoerder vóór elke reis in te vullen reisblad, dat ten minste informatie bevat over het soort dienst, de hoofdroute en de betrokken vervoerder(s).”
(2)Artikel 2, lid 2, punt a), van de AETR wordt vervangen door:
“a) voor goederenvervoer gebruikte voertuigen, waarbij de toegestane maximummassa van het voertuig, dat van aanhangwagens of opleggers inbegrepen, niet meer dan 2,5 ton bedraagt.”
(3)Aan artikel 2, lid 2, van de AETR wordt het volgende nieuwe punt l) toegevoegd:
“l) voertuigen of een samenstel van voertuigen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 7,5 ton die gebruikt worden voor:
i) het vervoer van materiaal, uitrusting of machines die de bestuurder nodig heeft voor de uitoefening van zijn beroep; of
ii) voor het leveren van goederen die op ambachtelijke wijze zijn vervaardigd,
en die enkel binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van de onderneming worden geleverd en op voorwaarde dat het besturen van het voertuig niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is en dat het vervoer niet voor rekening van derden gebeurt.”
(4)De volgende alinea’s worden toegevoegd aan artikel 7, lid 2, van de AETR:
“Voor een bestuurder in het ongeregeld personenvervoer kan de in de eerste alinea bedoelde onderbreking ook worden vervangen door twee onderbrekingen van ten minste 15 minuten elk, verdeeld over de in de eerste alinea bedoelde rijperiode, op een wijze die voldoet aan de bepalingen van de eerste alinea.
Een bestuurder die deel uitmaakt van een meervoudige bemanning kan een onderbreking van 45 minuten nemen in een voertuig dat door een andere bestuurder wordt bestuurd, mits de bestuurder die de onderbreking neemt, de bestuurder die het voertuig bestuurt, niet behulpzaam is.”
(5)De volgende alinea wordt toegevoegd na artikel 8, lid 2, van de AETR:
“2 bis. Mits de verkeersveiligheid en de arbeidsomstandigheden van de bestuurder niet in gevaar worden gebracht, mag een bestuurder die eenmalig ongeregeld personenvervoer met een duur van ten minste zes opeenvolgende perioden van 24 uur verricht, afwijken van lid 2, eerste alinea, door de dagelijkse rusttijd één keer te nemen binnen maximaal 25 uur na het einde van de vorige dagelijkse of wekelijkse rusttijd, op voorwaarde dat de totale bij elkaar opgetelde rijtijd voor die dag niet meer dan 7 uur bedraagt. Onder dezelfde voorwaarden mag die afwijking twee keer worden gebruikt voor eenmalig ongeregeld personenvervoer met een duur van ten minste acht opeenvolgende perioden van 24 uur. Het gebruik van die afwijking laat de maximale arbeidstijd uit hoofde van het toepasselijke recht onverlet.”
(6)Aan het einde van artikel 8, lid 6, punt a), van de AETR wordt de volgende alinea toegevoegd:
“In afwijking van de eerste alinea mag een bestuurder die internationaal goederenvervoer verricht, buiten de overeenkomstsluitende partij van vestiging van de werkgever, twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden nemen, op voorwaarde dat de bestuurder in een willekeurige periode van vier opeenvolgende weken ten minste vier wekelijkse rusttijden neemt, waarvan er ten minste twee normale wekelijkse rusttijden zijn.
Voor de toepassing van dit lid wordt een bestuurder geacht internationaal vervoer te verrichten indien de bestuurder de twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden begint buiten de overeenkomstsluitende partij van vestiging van de werkgever en buiten het land van de woonplaats van de bestuurder.”
(7)Artikel 8, lid 6, punt b), van de AETR wordt vervangen door:
“b) In afwijking van lid 6, punt a), mag een bestuurder die eenmalig ongeregeld personenvervoer verricht, de wekelijkse rusttijd voor maximaal twaalf opeenvolgende perioden van 24 uur na een vorige normale wekelijkse rusttijd uitstellen, mits:
–de bestuurder na gebruikmaking van de afwijking:
·hetzij twee normale wekelijkse rusttijden neemt,
·hetzij één normale wekelijkse rusttijd en één verkorte wekelijkse rusttijd van ten minste 24 uur. De verkorting moet evenwel worden gecompenseerd door een equivalente ononderbroken periode van rust die voor het einde van de derde week na het einde van de afwijkende periode moet worden genomen;
–vier jaar nadat het land van registratie de digitale tachograaf heeft ingevoerd, het betreffende voertuig is uitgerust met controleapparatuur die voldoet aan de eisen die worden genoemd in aanhangsel 1B van de bijlage, en
–indien de rit wordt afgelegd tussen 22.00 en 6.00 uur, het voertuig een meervoudige bemanning heeft of de in artikel 7 bedoelde rijperiode beperkt is tot drie uur.”
(8)Artikel 8, lid 8, van de AETR wordt vervangen door:
“8. De normale wekelijkse rusttijden en wekelijkse rusttijden van meer dan 45 uur ter compensatie van eerdere verkorte wekelijkse rusttijden, mogen niet in een voertuig worden genomen. Zij worden genomen in een passend gendervriendelijk verblijf met geschikte slaapfaciliteiten en sanitaire voorzieningen.
Eventuele kosten voor het verblijf buiten het voertuig worden door de werkgever gedekt.”
(9)Na artikel 8, lid 8, van de AETR wordt het volgende nieuw lid 8 bis) ingevoegd:
“8 bis. Vervoersondernemingen plannen het werk van een bestuurder zodanig dat hij binnen elke periode van vier opeenvolgende weken kan terugkeren naar de exploitatievestiging van de werkgever waar de bestuurder normaal gesproken gestationeerd is en waar zijn normale wekelijkse rusttijd begint in de overeenkomstsluitende partij van vestiging van de werkgever, of naar zijn woonplaats, zodat hij ten minste één normale wekelijkse rusttijd of een wekelijkse rusttijd van meer dan 45 uur ter compensatie van een verkorte wekelijkse rusttijd kan nemen.
Indien de bestuurder echter twee opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden heeft genomen overeenkomstig lid 6 bis, plant de vervoersonderneming het werk van de bestuurder zodanig dat de bestuurder vóór het begin van de normale wekelijkse rusttijd van meer dan 45 uur die ter compensatie wordt genomen, kan terugkeren.
De onderneming licht toe hoe zij die verplichting vervult en houdt de documentatie bij op haar zetel om deze op verzoek ter beschikking te kunnen stellen van de controleautoriteiten.”
(10)De eerste twee leden van artikel 8 bis van de AETR worden vervangen door:
“1. In afwijking van artikel 8 mag, wanneer een bestuurder een voertuig begeleidt dat per veerboot of trein wordt vervoerd, en op voorwaarde dat hij een normale dagelijkse rusttijd of een verkorte wekelijkse rusttijd neemt, die rusttijd hooguit tweemaal worden onderbroken door andere activiteiten die samen niet langer dan één uur duren. Tijdens die normale dagelijkse rusttijd of verkorte wekelijkse rusttijd moet de bestuurder kunnen beschikken over een slaapcabine, bed of slaapbank.
Wat de normale wekelijkse rusttijden betreft, geldt die afwijking alleen voor veerboot- of treinreizen indien:
a) de geplande reis ten minste acht uur zal duren; en
b) de bestuurder toegang heeft tot een slaapcabine op de veerboot of de trein.
2. Tijd besteed om te reizen naar een plaats om controle te nemen over een voertuig dat onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst valt, of om terug te keren van deze plaats, wanneer het voertuig zich niet in de woonplaats van de bestuurder of in de exploitatievestiging van de werkgever waaraan de bestuurder normalerwijze verbonden is, bevindt, wordt niet geteld als rust of een onderbreking, tenzij de bestuurder reist met een veerboot of trein en een bed of slaapcabine ter beschikking heeft.”
(11)Het volgende nieuwe artikel 8 ter wordt toegevoegd:
“Artikel 8 ter
Veilige en beveiligde parkeerterreinen
1.Op basis van door de overeenkomstsluitende partijen verstrekte informatie zorgt het secretariaat van de VN/ECE ervoor dat informatie over veilige en beveiligde parkeerterreinen gemakkelijk toegankelijk is voor bestuurders die goederen- en personenvervoer over de weg verrichten. Het secretariaat van de VN/ECE publiceert een lijst van alle parkeerterreinen die zijn gecertificeerd, teneinde de bestuurders op adequate wijze het volgende te kunnen bieden:
–detectie en voorkoming van binnendringing;
–verlichting en zichtbaarheid;
–aanspreekpunten en procedures bij noodgevallen;
–gendervriendelijke sanitaire voorzieningen;
–opties voor het aankopen van voedsel en drank;
–aansluitpunten voor communicatie;
–stroomvoorziening.
De lijst van dergelijke parkeerterreinen wordt beschikbaar gesteld op één officiële website die geregeld wordt bijgewerkt.
2.De normen met nadere bijzonderheden over het dienstverleningsniveau en de beveiliging met betrekking tot de in lid 1 genoemde zones en de procedures voor de certificering van parkeerterreinen zijn opgenomen in aanhangsel 5.
3.Aanhangsel 5 kan worden gewijzigd door een meerderheid van de overeenkomstsluitende partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen in de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE.
4.De overeenkomstsluitende partijen moedigen de aanleg van parkeergelegenheid voor het commerciële wegvervoer aan.”
(12)Artikel 9 van de AETR wordt vervangen door:
“1. Mits de verkeersveiligheid niet in gevaar komt en teneinde een geschikte stopplaats te kunnen bereiken, mag de bestuurder afwijken van de bepalingen van deze overeenkomst, voor zover zulks nodig is om de veiligheid van personen, van het voertuig of van zijn lading te waarborgen. Uiterlijk bij aankomst op een geschikte stopplaats vermeldt de bestuurder de aard van en de reden voor zijn afwijking van deze bepalingen op het registratieblad, op een afdruk van het controletoestel of in zijn dienstrooster.
2.Mits de verkeersveiligheid niet in gevaar komt, mag de bestuurder in uitzonderlijke omstandigheden ook afwijken van artikel 6, leden 1 en 2, en artikel 8, lid 2, door de dagelijkse en wekelijkse rijtijd met maximaal één uur te overschrijden om de exploitatievestiging van de werkgever of zijn woonplaats te kunnen bereiken voor het nemen van een wekelijkse rusttijd.
3.De bestuurder mag, onder dezelfde omstandigheden, de dagelijkse en wekelijkse rijtijd met maximaal twee uur overschrijden, op voorwaarde dat onmiddellijk vóór het extra rijden een aaneengesloten onderbreking van 30 minuten is genomen, om de exploitatievestiging van de werkgever of de woonplaats van de bestuurder te bereiken met het oog op het nemen van een normale wekelijkse rusttijd.
4.De bestuurder moet uiterlijk bij aankomst op de bestemming of op de geschikte stopplaats de reden van een dergelijke afwijking met de hand aantekenen op het registratieblad of op een afdruk van zijn controleapparaat of in het dienstrooster.
5.Iedere verlenging van de rijtijd wordt gecompenseerd door een onafgebroken equivalente periode van rust, die voor het einde van de derde week na de betrokken week in combinatie met een rusttijd moet worden genomen.”
(13)Het volgende nieuwe aanhangsel 5 wordt aan de AETR toegevoegd:
“Aanhangsel 5
1.Om te worden gecertificeerd als veilig en beveiligd parkeerterrein als bedoeld in artikel 8 ter, lid 1, van de AETR moet een parkeerterrein aan de volgende normen voldoen:
(a)alle in deel A van dit aanhangsel vermelde normen inzake het minimale dienstverleningsniveau;
(b)alle normen van één van de in deel B van dit aanhangsel beschreven beveiligingsniveaus.
2.De certificering van parkeerterreinen als veilig en beveiligd parkeerterrein als bedoeld in artikel 8 ter, lid 1, van de AETR verloopt overeenkomstig de in deel C van dit aanhangsel vastgestelde normen en procedures.
Deel A - Minimaal dienstverleningsniveau
Gendervriendelijke sanitaire voorzieningen
|
—
|
Er zijn gescheiden en werkende toiletten en douches voor mannelijke en vrouwelijke gebruikers beschikbaar. Douches leveren warm water.
|
—
|
Er zijn werkende wastafels met warm water beschikbaar. Er is gratis handzeep beschikbaar.
|
—
|
Er zijn afvalbakken beschikbaar en die worden regelmatig leeggemaakt.
|
—
|
Toiletten, douches en wastafels worden dagelijks met regelmatige tussenpozen gereinigd en gecontroleerd. Het schoonmaakschema wordt opgehangen.
|
|
Opties voor de aankoop van voedsel en drank
|
—
|
Er kunnen te allen tijde (24/7) snacks en dranken worden gekocht.
|
—
|
Er is een eetruimte voor bestuurders beschikbaar.
|
|
Aansluitpunten voor communicatie
|
—
|
Er is gratis internetverbinding beschikbaar.
|
|
Stroomvoorziening
|
—
|
Er zijn elektrische stopcontacten beschikbaar voor persoonlijk gebruik.
|
—
|
Uiterlijk op 31 december 2026 zijn er stroomvoorzieningen voor koelwagens beschikbaar.
|
|
Aanspreekpunten en procedures bij noodgevallen
|
—
|
Er worden duidelijke borden aangebracht om veilig verkeer op het parkeerterrein te waarborgen.
|
—
|
Op het parkeerterrein worden ten minste in de officiële taal van de lidstaat en in het Engels contactgegevens van de hulpdiensten vermeld, ondersteund door gemakkelijk te begrijpen pictogrammen.
|
|
Afdeling B — Beveiligingsniveaus
a.
|
Veilige en beveiligde parkeerterreinen die volgens AETR-normen zijn gecertificeerd, moeten voldoen aan de criteria die zijn uiteengezet in een van de beveiligingsniveaus die zijn beschreven in de tabellen 2 tot en met 5.
|
b.
|
Op veilige en beveiligde parkeerterreinen moeten de onder elk veiligheidsniveau vermelde uitrusting en procedures volledig operationeel zijn.
|
c.
|
De in deze verordening vastgestelde normen doen geen afbreuk aan de nationale wetgeving met betrekking tot de taken die moeten worden uitgevoerd door intern of extern beveiligingspersoneel met een vergunning en opleiding. Als de nationale wetgeving dat vereist, moet alle beveiligingspersoneel ook een passende opleiding hebben genoten.
|
d.
|
De termijnen voor het bewaren van gegevens die via videobewaking (CCTV) worden verzameld, doen geen afbreuk aan de toepasselijke wetgeving op dat gebied. Zij zijn van toepassing op alle bindende en facultatieve vereisten in het kader van deze normen.
|
e.
|
De in de verschillende veiligheidsniveaus aangegeven verlichtingswaarden (Lux) zijn gemiddelden.
|
f.
|
Onverminderd de bij de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen inzake opleiding, zorgen exploitanten van veilige en beveiligde parkeerterreinen ervoor dat hun personeel dat op die terreinen of op afstand werkt, alsook de parkeermanager, een opleiding volgt over de AETR-normen voor veilige en beveiligde parkeerterreinen. Nieuwe personeelsleden volgen deze opleiding binnen zes maanden na hun indiensttreding. De opleiding bestrijkt de volgende onderwerpen:
—
|
opleiding van en toezicht op het personeel;
|
—
|
incidentbeheer;
|
—
|
toezicht en monitoring;
|
—
|
technologie.
|
|
g.
|
Op veilige en beveiligde parkeerterreinen wordt ter plaatse vermeld hoe gebruikers een klacht kunnen indienen bij de desbetreffende certificerende instantie.
|
Niveau brons
NIVEAU BRONS
|
Perimeter
|
—
|
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd door middel van een visuele waarschuwing. Op de grond wordt een visuele waarschuwing aangebracht om het veilige en beveiligde parkeerterrein af te bakenen en aan te geven en dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen op het parkeerterrein zijn toegestaan.
|
—
|
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt verlicht met een verlichtingssterkte van 15 Lux.
|
—
|
Alle vegetatie rond het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
|
|
Parkeerterrein
|
—
|
Passende bewegwijzering geeft aan dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen op het parkeerterrein zijn toegestaan.
|
—
|
Minimaal om de 24 uur worden fysieke controles of controles op afstand uitgevoerd.
|
—
|
Alle vegetatie op het parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
|
—
|
De rijstroken en looproutes op het parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 15 Lux.
|
|
In- en uitgangen
|
—
|
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 25 Lux.
|
—
|
Alle in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein staan onder toezicht van een werkend CCTV-systeem met een goede beeldkwaliteit.
|
—
|
Het CCTV-systeem maakt minstens continu digitale opnames (5 beelden per seconde) of werkt op basis van bewegingsdetectie met opnames voor en na en met een reële HD-resolutie dag/nacht van 720 pixels.
|
—
|
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert eenmaal per week een CCTV-routinecontrole uit, waarvan de gegevens één week worden bewaard. De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert ten minste om de 48 uur een functionele test van het CCTV-systeem uit.
|
—
|
De CCTV-gegevens worden 30 dagen bewaard, tenzij de toepasselijke wetgeving een kortere bewaartermijn voorschrijft. In dat geval is de langste bij wet toegestane bewaartermijn van toepassing.
|
—
|
Het veilige en beveiligde parkeerterrein beschikt over een CCTV-garantie, een overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau of een eigen onderhoudscapaciteit. De CCTV-systemen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden te allen tijde bediend door gekwalificeerde technici.
|
|
Procedures voor het personeel
|
—
|
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd eventuele aanvullende eisen op grond van de nationale regelgeving, wordt een beveiligingsplan opgesteld dat alle aspecten omvat, van risicopreventie en ‑beperking tot respons in samenwerking met de rechtshandhavingsinstanties.
|
—
|
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een persoon aangewezen die verantwoordelijk is voor de procedures van het personeel in geval van incidenten. Het personeel van het veilige en beveiligde parkeerterrein heeft te allen tijde toegang tot een volledige lijst van lokale rechtshandhavingsinstanties.
|
—
|
Er is een procedure voor gevallen waarin niet toegelaten voertuigen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden geparkeerd. Die procedure wordt duidelijk aangegeven op het veilige en beveiligde parkeerterrein.
|
—
|
Het melden van incidenten en misdrijven aan het personeel en de politie wordt gefaciliteerd door de vermelding van een duidelijke procedure op het parkeerterrein.
|
|
Niveau zilver
NIVEAU ZILVER
|
Perimeter
|
—
|
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd met ten minste een fysieke barrière die de doorgang belemmert en die ervoor zorgt dat het parkeerterrein alleen toegankelijk is via de aangeduide in- en uitgangen. De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd door middel van permanente videobewaking en -registratie en met een visuele waarschuwing.
|
—
|
Het CCTV-systeem maakt continu digitale opnames met minstens 5 beelden per seconde of werkt op basis van bewegingsdetectie met opnames voor en na en met een reële HD-resolutie dag/nacht van 720 pixels.
|
—
|
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert om de 72 uur een CCTV-routinecontrole uit, waarvan de gegevens één week worden bewaard.
|
—
|
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert ten minste om de 48 uur een functionele test van het CCTV-systeem uit.
|
—
|
De CCTV-gegevens worden 30 dagen bewaard, tenzij de toepasselijke wetgeving een kortere bewaartermijn voorschrijft. In dat geval is de langste bij wet toegestane bewaartermijn van toepassing.
|
—
|
Het veilige en beveiligde parkeerterrein beschikt over een CCTV-garantie, een overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau of een eigen onderhoudscapaciteit. De CCTV-systemen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden te allen tijde bediend door gekwalificeerde technici.
|
—
|
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt verlicht met een verlichtingssterkte van 20 Lux.
|
—
|
Alle vegetatie rond het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
|
|
Parkeerterrein
|
—
|
Passende bewegwijzering geeft aan dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen op het parkeerterrein zijn toegestaan.
|
—
|
Er worden elke 24 uur ten minste tweemaal fysieke controles of controles op afstand uitgevoerd, ten minste eenmaal overdag en eenmaal ’s nachts.
|
—
|
De rijstroken en looproutes op het parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 15 Lux.
|
—
|
Alle vegetatie op het parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
|
|
In- en uitgangen
|
—
|
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 25 Lux en beveiligd met slagbomen. Die slagbomen worden uitgerust met een spraak-intercomsysteem en een ticketsysteem.
|
—
|
Alle in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein staan onder toezicht van een werkend CCTV-systeem met een goede beeldkwaliteit. De vereisten voor CCTV onder de rubriek “perimeter” van dit beveiligingsniveau gelden ook voor CCTV-bewaking van de in- en uitgangen.
|
|
Procedures voor het personeel
|
—
|
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de bij de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een beveiligingsplan opgesteld met een analyse van de specifieke risico’s van het veilige en beveiligde parkeerterrein die voortvloeien uit de ligging, het type gebruikers, de verkeersveiligheidssituatie, misdaadcijfers en algemene veiligheidsoverwegingen.
|
—
|
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een persoon aangewezen die verantwoordelijk is voor de procedures van het personeel in geval van incidenten. Het personeel van het veilige en beveiligde parkeerterrein heeft te allen tijde toegang tot een volledige lijst van lokale rechtshandhavingsinstanties.
|
—
|
Er is een procedure voor gevallen waarin niet toegelaten voertuigen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden geparkeerd. Die procedure wordt duidelijk aangegeven op het veilige en beveiligde parkeerterrein.
|
—
|
Het melden van incidenten en misdrijven aan het personeel en de politie wordt gefaciliteerd door de duidelijke vermelding van de daartoe te volgen procedure op het parkeerterrein.
|
—
|
Gebruikers kunnen 24/7 een beroep doen op bijstand.
|
|
Niveau goud
NIVEAU GOUD
|
Perimeter
|
—
|
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd met een fysieke barrière van ten minste 1,8 meter hoog. Er moet een vrije ruimte van 1 meter zijn tussen de barrière en het parkeerterrein.
|
—
|
Er worden maatregelen genomen om onopzettelijke beschadiging van de barrières te voorkomen.
|
—
|
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt verlicht met een verlichtingssterkte van 25 Lux.
|
—
|
De volledige perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein staat onder permanente videobewaking zonder blinde vlekken.
|
—
|
Het CCTV-systeem maakt minstens continu opnames met 5 beelden per seconde of werkt op basis van bewegingsdetectie met opnames voor en na en met een reële HD-resolutie dag/nacht van 720 pixels.
|
—
|
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert om de 48 uur een CCTV-routinecontrole uit, waarvan de gegevens één week worden bewaard.
|
—
|
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert ten minste om de 24 uur een functionele test van het CCTV-systeem uit.
|
—
|
De CCTV-gegevens worden 30 dagen bewaard, tenzij de toepasselijke nationale wetgeving een kortere bewaartermijn voorschrijft. In dat geval is de langste bij wet toegestane bewaartermijn van toepassing.
|
—
|
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een CCTV-garantie of een dienstverleningsovereenkomst gesloten die minstens voorziet in één bezoek van een gekwalificeerde gespecialiseerde organisatie per jaar, zoniet moet worden aangetoond dat het parkeerterrein over eigen onderhoudscapaciteiten beschikt. De CCTV-systemen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden te allen tijde bediend door gekwalificeerde technici.
|
—
|
De CCTV en de toegangsvoorvallen worden gesynchroniseerd door middel van gemeenschappelijke registratiesoftware.
|
—
|
Als het netwerk uitvalt, worden alle CCTV- en toegangsvoorvallen lokaal opgeslagen en geüpload zodra de verbindingen met de centrale registratieapparatuur zijn hersteld.
|
—
|
Alle vegetatie rond het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
|
|
Parkeerterrein
|
—
|
Passende bewegwijzering geeft aan dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen op het parkeerterrein zijn toegestaan.
|
—
|
Er worden elke 24 uur ten minste tweemaal fysieke controles of controles op afstand uitgevoerd, ten minste eenmaal overdag en eenmaal ’s nachts.
|
—
|
Rijstroken en looproutes worden gemarkeerd en verlicht met een verlichtingssterkte van 15 Lux.
|
—
|
Alle vegetatie op het parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
|
|
In- en uitgangen
|
—
|
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 25 Lux, beveiligd met slagbomen met onder- en overkruipbeveiliging en voorzien van stoplichten.
|
—
|
Alle in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein staan onder toezicht van een werkend CCTV-systeem met een goede beeldkwaliteit. De in- en uitgangen worden uitgerust met technologie voor kentekenplaatherkenning. Gegevens van de in- en uitrijdende voertuigen worden opgeslagen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.
|
—
|
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden beveiligd tegen indringing en uitgerust met detectiesystemen zoals tourniquets van minstens 1,80 m hoog voor voetgangers. Als er een directe verbinding is tussen het parkeerterrein en diensten als toiletten, restaurants en winkels, wordt de toegang tot die diensten uitgerust met driearmige tourniquets.
|
|
Procedures voor het personeel
|
—
|
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de bij de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een beveiligingsplan opgesteld met een analyse van de specifieke risico’s van het veilige en beveiligde parkeerterrein die voortvloeien uit de ligging, het type klanten, de verkeersveiligheidssituatie, misdaadcijfers en algemene veiligheidsoverwegingen.
|
—
|
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de in de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een bedrijfscontinuïteitsplan opgesteld. Dat bevat gedetailleerde maatregelen waarin bepaald is hoe moet worden gereageerd op disruptieve incidenten en hoe kritieke activiteiten tijdens een incident moeten worden gehandhaafd. Het management van het veilige en beveiligde parkeerterrein moet kunnen aantonen dat die maatregelen worden toegepast.
|
—
|
Er is een procedure voor gevallen waarin niet toegelaten voertuigen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden geparkeerd. Die procedure wordt duidelijk aangegeven op het veilige en beveiligde parkeerterrein.
|
—
|
Gebruikers kunnen 24/7 een beroep doen op bijstand
|
—
|
Het melden van incidenten en misdrijven aan het personeel en de politie wordt gefaciliteerd door de duidelijke vermelding van de daartoe te volgen procedure op het parkeerterrein.
|
—
|
Er wordt een verantwoordelijke voor de personeelsprocedures aangesteld.
|
—
|
Het beheerssysteem voor parkeerterreinen wordt voorbereid voor DATEX II-gegevensoverdracht.
|
|
Niveau platina
NIVEAU PLATINA
|
Perimeter
|
—
|
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt beveiligd door een ononderbroken barrière van ten minste 1,8 meter hoog met een overklimbeveiliging. Er moet een vrije ruimte van 1 meter zijn tussen de barrière en het parkeerterrein.
|
—
|
Er worden maatregelen genomen om opzettelijke en onopzettelijke beschadiging van de barrières te voorkomen.
|
—
|
De perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt verlicht met een verlichtingssterkte van 25 Lux.
|
—
|
De volledige perimeter van het veilige en beveiligde parkeerterrein staat onder permanente videobewaking zonder blinde vlekken.
|
—
|
Het CCTV-systeem maakt continu digitale opnames met minstens 5 beelden per seconde of werkt op basis van bewegingsdetectie met opnames voor en na en met een reële HD-resolutie dag/nacht van 720 pixels.
|
—
|
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert om de 48 uur een CCTV-routinecontrole uit, waarvan de gegevens één week worden bewaard.
|
—
|
De exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert ten minste om de 24 uur een functionele test van het CCTV-systeem uit.
|
—
|
De CCTV-gegevens worden 30 dagen bewaard, tenzij de toepasselijke wetgeving een kortere bewaartermijn voorschrijft. In dat geval is de langste bij wet toegestane bewaartermijn van toepassing.
|
—
|
Voor het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt een CCTV-garantie of een dienstverleningsovereenkomst gesloten die minstens voorziet in twee bezoeken van een gekwalificeerde gespecialiseerde organisatie per jaar, zoniet moet worden aangetoond dat het parkeerterrein over eigen onderhoudscapaciteiten beschikt. De CCTV-systemen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden te allen tijde bediend door gekwalificeerde technici.
|
—
|
De CCTV en de toegangsvoorvallen worden gesynchroniseerd door middel van gemeenschappelijke registratiesoftware.
|
—
|
CCTV-beveiligingsvoorvallen op het parkeerterrein worden beoordeeld door personeel met behulp van web clients. Als het netwerk uitvalt, worden alle CCTV- en toegangsvoorvallen lokaal opgeslagen en geüpload zodra de verbindingen met de centrale registratieapparatuur zijn hersteld.
|
—
|
CCTV-beelden worden 24/7 op afstand beheerd door een extern waarnemings- en alarmontvangstcentrum, tenzij er ter plaatse beveiligingspersoneel aanwezig is.
|
—
|
Het CCTV-systeem genereert zowel inbraak- als overklimalarmen in de vorm van licht- en geluidssignalen op het parkeerterrein en in de waarnemings- en alarmontvangstcentra.
|
—
|
Alle vegetatie rond het veilige en beveiligde parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
|
|
Parkeerterrein
|
—
|
Passende bewegwijzering geeft aan dat alleen vrachtvoertuigen en toegelaten voertuigen op het parkeerterrein zijn toegestaan.
|
—
|
Rijstroken en looproutes worden gemarkeerd en verlicht met een verlichtingssterkte van 15 Lux.
|
—
|
Alle vegetatie op het parkeerterrein wordt gesnoeid om een goede zichtbaarheid te waarborgen.
|
—
|
Het terrein is 24/7 bemand of staat 24/7 onder cameratoezicht.
|
—
|
De vereisten voor CCTV onder de rubriek “perimeter” van dit beveiligingsniveau gelden ook voor CCTV-bewaking van het parkeerterrein.
|
|
In- en uitgangen
|
—
|
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden verlicht met een verlichtingssterkte van 25 Lux en beveiligd met poorten met een indringings- en overklimbeveiliging of door slagbomen met een over- en onderkruipbeveiliging, aangevuld met verkeerspaaltjes.
|
—
|
Alle in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein staan onder toezicht van een werkend CCTV-systeem met een goede beeldkwaliteit. In- en uitgangen, met inbegrip van in- en uitgangen voor voetgangers, worden in realtime gemonitord.
|
—
|
De vereisten voor CCTV onder de rubriek “perimeter” van dit beveiligingsniveau gelden ook voor CCTV-bewaking van de in- en uitgangen.
|
—
|
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden beveiligd tegen indringing en uitgerust met detectiesystemen zoals tourniquets van minstens 1,80 m hoog voor voetgangers. Als er een directe verbinding is tussen het parkeerterrein en diensten als toiletten, restaurants en winkels, wordt de toegang tot die diensten uitgerust met driearmige tourniquets.
|
—
|
De in- en uitgangen van een veilig en beveilig parkeerterrein worden uitgerust met technologie voor kentekenplaatherkenning. Bij het verlaten van het veilige en beveiligde parkeerterrein controleert het beveiligingspersoneel of de kentekenplaat overeenstemt met de identificatiecode van het in- en uitritcontrolesysteem, bv. tickets, RFID-lezers of QR-codes. Gegevens van voertuigen die het parkeerterrein in- of uitrijden worden opgeslagen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.
|
—
|
De in- en uitgangen van het veilige en beveiligde parkeerterrein worden beveiligd door middel van een tweestapsverificatiesysteem, bestaande uit de controle van de kentekenplaat en een door de exploitant van het parkeerterrein gekozen relevante aanvullende methode waarmee bestuurders, personen die hen vergezellen en elke andere gemachtigde persoon die het parkeerterrein betreedt, kunnen worden geïdentificeerd en geverifieerd.
|
—
|
Elk wachthuisje is bestand tegen een aanval van buitenaf en beschikt over een mechanisme om de deuren van het wachthuisje te sluiten.
|
|
Procedures voor het personeel
|
—
|
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de bij de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een beveiligingsplan opgesteld met een analyse van de specifieke risico’s van het veilige en beveiligde parkeerterrein die voortvloeien uit de ligging, het type klanten, de verkeersveiligheidssituatie, misdaadcijfers en algemene veiligheidsoverwegingen.
|
—
|
Op basis van een jaarlijkse risicobeoordeling en onverminderd de in de nationale wetgeving vastgestelde aanvullende eisen, wordt een bedrijfscontinuïteitsplan opgesteld. Dat bevat gedetailleerde maatregelen waarin bepaald is hoe moet worden gereageerd op disruptieve incidenten en hoe kritieke activiteiten tijdens een incident moeten worden gehandhaafd. Het management van het veilige en beveiligde parkeerterrein moet kunnen aantonen dat die maatregelen worden toegepast.
|
—
|
Er is een procedure voor gevallen waarin niet toegelaten voertuigen op het veilige en beveiligde parkeerterrein worden geparkeerd. Die procedure wordt duidelijk aangegeven op het veilige en beveiligde parkeerterrein.
|
—
|
Gebruikers kunnen 24/7 een beroep doen op bijstand
|
—
|
Het melden van incidenten en misdrijven aan het beveiligingspersoneel en de politie wordt gefaciliteerd door de duidelijke vermelding van de daartoe te volgen procedure op het parkeerterrein.
|
—
|
Er wordt een verantwoordelijke voor de personeelsprocedures aangesteld.
|
—
|
Er wordt een technische gebruikershandleiding gebruikt.
|
—
|
Er worden alarmresponsprocedures ingevoerd.
|
—
|
Het beheerssysteem voor parkeerterreinen wordt voorbereid voor DATEX II-gegevensoverdracht.
|
—
|
Er kan vooraf beveiligd worden geboekt via telefoon, contactformulieren, e-mail, een app of boekingsplatform. Als de mogelijkheid wordt geboden om vooraf te boeken via een app of een soortgelijk boekingssysteem, moeten de gegevens in realtime worden doorgegeven.
|
|
Deel C — Certificeringsnormen en -procedures
Certificerende instanties en opleiding van auditeurs
1.
|
Alleen certificerende instanties en auditeurs die aan de eisen van dit deel voldoen, mogen de in artikel 8 ter, lid 1, van de AETR bedoelde certificering van veilige en beveiligde parkeerterreinen uitvoeren.
|
2.
|
Certificerende instanties waarvan de auditeurs audits verrichten met het oog op de certificering van veilige en beveiligde parkeerterreinen op basis van de normen van delen A en B moeten als groep geaccrediteerd zijn overeenkomstig ISO 17021.
|
3.
|
Auditeurs die certificeringsaudits verrichten met het oog op de certificering van veilige en beveiligde parkeerterreinen op basis van de normen van delen A en B hebben een contractuele band met de certificerende instantie.
|
4.
|
Overeenkomstig ISO 17021 zorgen de certificerende instanties ervoor dat auditeurs die audits uitvoeren met het oog op de certificering van veilige en beveiligde parkeerterreinen naar behoren zijn opgeleid.
|
5.
|
Auditeurs van certificerende instanties moeten geslaagd zijn voor een auditeursopleiding op het gebied van de recentste versie van de in delen A en B opgenomen normen, bestaande uit een theoretisch en praktisch gedeelte.
|
6.
|
Auditeurs van certificerende instanties beschikken over een goede praktische kennis van een van de werktalen van de VN/ECE en van de relevante plaatselijke taal van de overeenkomstsluitende partij waar zij een audit verrichten.
|
(I)Procedures voor certificeringsaudits, onaangekondigde audits en de intrekking van certificaten voor veilige en beveiligde parkeerterreinen
1. Certificeringsaudits van veilige en beveiligde parkeerterreinen vinden fysiek plaats. Parkeerexploitanten die hun terrein willen laten certificeren op basis van de in delen A en B vastgestelde AETR-normen dienen bij een certificerende instantie een verzoek in om een certificeringsaudit van hun terrein uit te voeren.
|
2.
|
Drie maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het certificaat verzoeken exploitanten van veilige en beveiligde parkeerterreinen die de certificering wensen te verlengen de certificerende instantie van hun keuze om hun terrein te opnieuw te certificeren. Vóór de vervaldatum van het huidige certificaat wordt de hercertificeringsaudit georganiseerd en worden de resultaten aan de parkeerexploitant meegedeeld.
|
3.
|
Wanneer de certificerende instantie de gevraagde hercertificeringsaudit niet kon uitvoeren ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden die noch de certificerende instantie, noch de exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein konden voorzien, kan zij de geldigheid van het huidige certificaat met maximaal zes maanden verlengen. Een dergelijke verlenging kan slechts eenmaal worden toegestaan.
|
4.
|
Tijdens de geldigheidsperiode van het certificaat van het veilige en beveiligde parkeerterrein voert de relevante certificerende instantie ten minste één onaangekondigde audit uit op basis van de in delen A en B vastgestelde normen.
|
5.
|
De certificerende instantie stelt de exploitant van het veilige en beveiligde parkeerterrein onverwijld in kennis van de resultaten van hercertificeringsaudits en onaangekondigde audits.
|
6.
|
Indien de certificerende instantie na een hercertificeringsaudit of onaangekondigde audit vaststelt dat het veilige en beveiligde parkeerterrein niet langer voldoet aan één of meer eisen waarop het certificaat betrekking heeft, verstrekt zij de exploitant nadere gegevens over de geconstateerde tekortkomingen en stelt zij maatregelen voor om deze te verhelpen. De certificerende instantie staat de exploitant toe deze tekortkomingen aan te pakken binnen een door de auditeur vastgestelde termijn, rekening houdend met de ernst van de geconstateerde tekortkoming. De exploitant stelt de certificerende instantie vóór het einde van die termijn in kennis van de maatregelen die hij heeft genomen om de tekortkomingen te verhelpen en verstrekt alle nodige details.
|
7.
|
De certificerende instantie beoordeelt de door de exploitant toegepaste corrigerende maatregelen binnen een termijn van vier weken. Indien wordt vastgesteld dat het veilige en beveiligde parkeerterrein voldoet aan alle in delen A en B genoemde eisen inzake het minimale dienstverleningsniveau en aan alle beveiligingseisen waarop het certificaat betrekking heeft, wordt een nieuw auditcertificaat afgegeven voor het gevraagde beveiligingsniveau. In het geval van een onaangekondigde audit blijft het auditcertificaat geldig tot de vervaldatum van dat certificaat.
|
8.
|
Indien de certificerende instantie vaststelt dat het veilige en beveiligde parkeerterrein voldoet aan alle in delen A en B vermelde eisen inzake het minimale dienstverleningsniveau en aan de beveiligingseisen van een ander beveiligingsniveau dan dat waarop het huidige certificaat betrekking heeft, wordt een nieuw auditcertificaat afgegeven voor het passende beveiligingsniveau. In het geval van een onaangekondigde audit wordt een nieuw auditcertificaat met het passende beveiligingsniveau afgegeven met dezelfde vervaldatum als het auditcertificaat dat wordt vervangen.
|
9.
|
Indien de certificerende instantie na een hercertificeringsaudit of onaangekondigde audit en de beoordeling van eventuele daaropvolgende corrigerende maatregelen vaststelt dat het veilige en beveiligde parkeerterrein niet voldoet aan de eisen inzake het minimale dienstverleningsniveau of aan één of meerdere beveiligingseisen waarop het bestaande certificaat betrekking heeft, trekt zij het certificaat in. De certificerende instantie stelt de exploitant daar onmiddellijk van in kennis, waarna de exploitant alle verwijzingen naar de AETR-normen inzake veilige en beveiligde parkeerterreinen op zijn terrein dient te verwijderen.
|
10.
|
Overeenkomstig ISO-norm 17021 kan een exploitant van een veilig en beveiligd parkeerterrein die de resultaten van een audit betwist, beroep aantekenen bij de certificerende instantie die de audit heeft verricht. Na onderzoek van het beroep kan de certificerende instantie besluiten het auditcertificaat niet in te trekken of een nieuw auditcertificaat voor een ander beveiligingsniveau af te geven.
|
|
|
Vereisten waaraan moet worden voldaan na de audit door de certificerende instanties en het verstrekken van informatie
1.
|
Na een positieve certificerings- of hercertificeringsaudit geeft de certificerende instantie onmiddellijk een auditcertificaat af aan de exploitant van het parkeerterrein en stuurt zij onverwijld een kopie naar de exploitant van het gecertificeerde parkeerterrein en naar de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende partij waar zij is gevestigd. Als na een audit een auditcertificaat wordt ingetrokken of het beveiligingsniveau van een veilig en beveiligd parkeerterreinen wordt gewijzigd, stelt zij de bevoegde autoriteiten van die overeenkomstsluitende partij daarvan in kennis. Auditcertificaten hebben een geldigheidsduur van drie jaar.
|
2.
|
De certificerende instanties zetten een online klachtenmechanisme op voor gebruikers van veilige en beveiligde parkeerterreinen.”
|