4.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 61/1


Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over de jaarlijkse regionale en lokale barometer van de EU 2021

(2022/C 61/01)

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR)

gezien zijn verslag over de “Jaarlijkse regionale en lokale barometer 2021”, gebaseerd op een inclusieve, feitelijke en empirisch onderbouwde aanpak, waarbij meerdere partners en instellingen zijn betrokken;

overwegende dat het verslag bedoeld is om over de regionale en lokale dimensie van de Staat van de Unie na te denken en de politieke besluitvormers op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau informatie te verstrekken over de meest dringende uitdagingen voor het komende jaar en in verband daarmee een aantal cruciale aanbevelingen te formuleren;

overwegende dat lokale en regionale overheden niet alleen het voortouw hebben genomen bij de bestrijding van de pandemie maar ook als eersten maatregelen hebben genomen om de burgers en het bedrijfsleven te ondersteunen en een geleidelijk en duurzaam herstel voor te bereiden;

overwegende dat uit het barometerverslag 2020 is gebleken dat de uiteenlopende gevolgen van de COVID-19-crisis bijzonder asymmetrisch waren — en nog steeds zijn — en een sterke territoriale dimensie hebben, en dat er onmiskenbaar behoefte is aan meer genuanceerd inzicht in de manier waarop de pandemie de lokale en regionale ontwikkeling beïnvloedt;

1.

beklemtoont dat de COVID-19-pandemie en de talloze gevolgen daarvan onze democratie en de veerkracht van onze samenlevingen zwaar hebben beproefd; dat geldt met name voor onze gezondheidsstelsels, die in sommige gevallen overbelast raakten; wijst erop dat niet alle EU-regio’s even zwaar gebukt gingen onder de gevolgen van de pandemie: grensregio’s en stedelijke gebieden bleken kwetsbaarder, terwijl plattelandsregio’s — waar de toegang tot gezondheidszorg over het algemeen slechter is — het relatief beter deden; dringt aan op meer strategische beleidsplanning en investeringen zodat werk kan worden gemaakt van een echte Europese gezondheidsunie en hamert erop dat de regionale gezondheidsstelsels bepalend zijn voor de veerkracht van de EU en er mede voor moeten zorgen dat de Unie in de toekomst beter is voorbereid op gezondheidscrises en voortvarender kan reageren; dringt erop aan, mede tegen de achtergrond van het door de Europese Commissie voor begin 2022 aangekondigde noodinstrument voor de interne markt, dat bij crises die gevolgen hebben voor de grensregio’s, ook wordt gekeken naar de gevolgen voor de Europese arbeidsmarkt en dat wordt gestreefd naar duurzame uitzonderingsregelingen voor alle grensarbeiders om ongerechtvaardigde lacunes in de bescherming te voorkomen;

2.

onderstreept dat de pandemie ook de veerkracht van onze economieën op de proef heeft gesteld. Achter het feit dat het bbp van de EU in 2020 met 6 % is gedaald, gaan grote regionale verschillen schuil die kunnen worden verklaard door de mate waarin de regio’s te maken kregen met beperkingen, maar ook door hun structurele kenmerken, zoals het aandeel werknemers in risicosectoren, het opleidingsniveau, het aantal micro-ondernemingen en de kwaliteit van het bestuur. Om steden en regio’s in staat te stellen optimaal te profiteren van “NextGenerationEU” en zich te concentreren op langetermijninvesteringen om deze structurele kenmerken te verbeteren, moet de geldigheidsperiode van de herstelmaatregelen worden verlengd tot 2024; het verhoogde medefinancieringspercentage voor de kortetermijnherstelmaatregelen moet nog een jaar langer blijven gelden en er moet worden gezorgd voor samenhang tussen de verschillende financieringsprogramma’s en regelgevende maatregelen;

3.

beklemtoont dat de combinatie van dalende inkomsten en stijgende uitgaven — het “schaareffect” — de begrotingen van de lokale en regionale overheden als nooit tevoren onder druk zet. Dit verschil wordt op circa 180 miljard EUR geraamd voor alle lokale en regionale overheden in de EU in 2020. Zo zijn de uitgaven met 124 miljard EUR gestegen, onder meer als gevolg van de maatregelen op het gebied van volksgezondheid en bedrijfsondersteuning, en zijn de inkomsten met 55 miljard EUR gedaald vanwege de geringere bedrijvigheid (wat neerkomt op minder inkomsten uit belastingen en vergoedingen). Dankzij aanzienlijke steun van de nationale overheid en de EU bleef de impact hiervan op de begrotingen van de lokale en regionale overheden binnen de perken, maar dit effect verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat en de lokale en regionale overheden zullen ook in 2021 en daarna nog steun nodig hebben. Een en ander was ook van invloed op de budgettaire stabiliteit en de budgettaire autonomie in ruimere zin, wat gevolgen kan hebben voor de efficiëntie van de openbare dienstverlening. Bij de herziening van het Europees kader voor economische governance — dat momenteel onvoldoende rekening houdt met het onderscheid tussen lopende uitgaven en uitgaven voor duurzame/langetermijninvesteringen — moet meer recht worden gedaan aan de behoeften van de lokale en regionale overheden. Met name moet een gulden regel voor duurzame overheidsinvesteringen worden vastgesteld waarbij de netto-overheidsinvesteringen buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening van begrotingstekorten;

4.

herhaalt dat de lokale en regionale overheden moeten worden betrokken bij de evaluatie en uitvoering van de faciliteit voor herstel en veerkracht, en met name de belangrijkste operationele instrumenten daarvan, te weten de nationale herstel- en veerkrachtplannen. Al in de eerste editie van de barometer werd de vrees geuit dat deze betrokkenheid beperkt zou blijven, en inderdaad heeft slechts een handvol lidstaten details verstrekt over de betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij hun raadplegingsproces of de rol van de lokale en regionale overheden op elk beleidsterrein systematisch beschreven. Dit gebrek aan betrokkenheid is zorgwekkend, aangezien de lokale en regionale overheden belangrijke aanjagers van overheidsinvesteringen zijn en de doelstellingen van de herstel- en veerkrachtfaciliteit in het licht van de verdeling van de bevoegdheden juist van bijzonder belang zijn voor lokale en regionale overheden; stelt dat de wijze waarop de nationale plannen voor herstel en veerkracht zijn opgesteld en de lokale en regionale overheden daarbij werden betrokken het gevoel van verantwoordelijkheid voor de herstelplannen niet ten goede komt. Veel landspecifieke aanbevelingen werden niet opgevolgd omdat de lokale en regionale overheden zich niet verantwoordelijk voelen en onvoldoende worden betrokken bij het Europees Semester;

5.

benadrukt dat de nationale herstel- en veerkrachtplannen ook een uitgelezen kans zijn om het groene herstel in een stroomversnelling te brengen. Meer dan de helft van de kernthema’s van de Green Deal komt ten volle aan bod in de nationale herstel- en veerkrachtplannen die in een recente CvdR-studie onder de loep werden genomen, en gemiddeld gaat 41 % van het budget van deze plannen naar de groene transitie. Aangezien 75 % van de EU-burgers in stedelijke gebieden woont (die het grootste deel van de broeikasgasemissies veroorzaken) en een snel groeiend aantal lokale en regionale overheden heeft toegezegd actie te zullen ondernemen, spelen de lokale en regionale overheden een voortrekkersrol op het gebied van klimaatactie. Deze overheden moeten dan ook ten volle worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van initiatieven in het kader van de Green Deal, met name op beleidsterreinen zoals renovatie van gebouwen, duurzame mobiliteit en stedelijke vergroening. Ook verkeren zij in de juiste positie om te zorgen voor een consistent gebruik van de herstelfondsen en de ESI-fondsen (met inbegrip van het Cohesiefonds en het EFRO);

6.

onderstreept dat beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, alsook milieubehoud en -herstel, de sleutel zijn tot veerkrachtigere en duurzamere samenlevingen en economieën, aangezien de gevolgen van de COVID-19-pandemie en de impact van de klimaatverandering en de aantasting van het milieu sterk variëren, afhankelijk van de specifieke geografische, economische en sociale kenmerken van de Europese regio’s; wijst er nogmaals op dat klimaat- en milieumaatregelen pas zoden aan de dijk zullen zetten als het beginsel van multilevel governance voor de volle 100 % wordt toegepast en roept de Commissie en de lidstaten op om het subnationale niveau ten volle te betrekken bij het Europese “Green Deal”-beleid; wijst erop dat klimaatverandering en biodiversiteit wereldwijde uitdagingen zijn en dat er in 2021 beslissende vooruitgang zou kunnen worden geboekt op het gebied van wereldwijde gecoördineerde klimaatmaatregelen en de formele erkenning van de inbreng van de lokale en regionale overheden, met name tijdens de COP26 van het UNFCCC en de COP15 van het VBD van de VN. Het CvdR zal nagaan of het mogelijk is om samen met bijvoorbeeld de Europese Commissie, het UNDRR en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek een “Platform voor regionale veerkracht” op te richten. Dit platform zou zich bezighouden met het verzamelen van gegevens en in kaart brengen van beste praktijken om de lokale en regionale overheden te helpen hun veerkracht te vergroten, zodat zij beter het hoofd kunnen bieden aan toekomstige crises, bijvoorbeeld als gevolg van natuurrampen of de klimaatverandering, en aan gezondheidscrises;

7.

betreurt dat het werkloosheidspercentage in 2020 in de meeste NUTS 2-regio’s van de EU is gestegen, vooral bij jongeren, en dat na meerdere jaren op rij waarin de situatie erop vooruitging. Om ervoor te zorgen dat bij het “nieuwe normaal” op het gebied van werken, wonen en reizen in de EU niemand buiten de boot valt, is een diepgaande discussie nodig over economische, sociale en territoriale cohesie alsook over cohesie als Europese waarde. De sociale top en het sociaal engagement van Porto moeten het pad effenen voor de versterking van de sociale dimensie van de EU en al het mogelijke moet worden gedaan om de doelstellingen voor 2030 te halen. Er moeten specifieke maatregelen voor risicogroepen worden uitgewerkt. Zo moeten alle jongeren toegang hebben tot Erasmus+ en moet elke jonge Europeaan beschikken over “een minimum aan kwalificaties en vaardigheden” die in alle lidstaten worden erkend;

8.

wijst erop dat dit “nieuwe normaal” ook voordelen heeft: met de pandemie is namelijk ook de digitale transitie in een stroomversnelling terecht gekomen. Wel is er in de meeste EU-lidstaten een enorme digitale kloof tussen stad en platteland wat betreft infrastructuur, internetgebruik en gebruik van e-overheidsdiensten, en is de technologiesector sterk geconcentreerd in specifieke regio’s van de EU. Duurzaam herstel is alleen mogelijk als deze digitale kloof wordt overbrugd met behulp van brede strategieën waarbij alle bestuursniveaus betrokken zijn. De pandemie heeft de waarde van digitale connectiviteit aangetoond en duidelijk gemaakt dat er behoefte is aan digitale cohesie, een concept dat op gelijke voet moet komen te staan met economische, sociale en territoriale cohesie. In dit verband is het van essentieel belang om op lokaal en regionaal niveau een solide en uitgebreide dataset te creëren om de digitale doelstellingen van het digitaal kompas 2030 te vertalen naar het subnationale niveau, rekening houdend met de rol van lokale en regionale overheden in de digitale transformatie. Deze bindende digitale doelstellingen moeten terug te vinden zijn in het uitvoeringsverslag van de Europese Commissie over de langetermijnvisie voor plattelandsgebieden;

9.

zou graag zien dat de rol van de lokale en regionale overheden bij de integratie van vluchtelingen en migranten wordt versterkt. Migratie en integratie zijn mondiale uitdagingen die ook lokaal moeten worden aangepakt; veel lokale en regionale overheden spelen dan ook een actieve rol bij de opvang en integratie van vluchtelingen en migranten: zij zorgen voor de broodnodige stedelijke infrastructuur en diensten, zoals betaalbare en sociale huisvesting, kwaliteitsonderwijs en gezondheidszorg. Daarom moet in overleg met de lokale en regionale overheden een bottom-upbenadering worden uitgewerkt voor het beleid inzake de opvang en integratie van migranten, zodat de maatregelen niet losstaan van de situatie van de gastgemeenschappen. Bovendien moeten de lokale en regionale overheden vlotter toegang krijgen tot financiële steun en moeten gemeenten die deelnemen aan het herplaatsingsprogramma van de EU en/of hun eigen integratieprojecten opzetten rechtstreekse financiering kunnen krijgen;

10.

stelt met bezorgdheid vast dat de betrekkingen tussen het Verenigd Koninkrijk (VK) en de EU in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst geen territoriale “diepgang” hebben. Het CvdR staat klaar om mee te werken aan een positieve agenda voor territoriale samenwerking met de lokale en regionale overheden in het VK, waarbij een nieuwe koers zou worden uitgezet en verder zou worden gekeken dan het institutionele kader van de samenwerkingsovereenkomst. In dit verband zijn verschillende concrete initiatieven mogelijk, zoals een wijziging van de verordening betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS), zodat gemakkelijker EGTS’en met het VK kunnen worden opgericht, of het verlenen van specifieke steun ter verbetering van de administratieve capaciteit van overheidsinstellingen die samenwerkingsprojecten met partners uit het VK willen aangaan. Voorts is het van cruciaal belang dat wordt toegezien op de betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij de uitvoering van de reserve voor aanpassing aan de brexit, zodat kan worden nagegaan of de territoriale effecten van de terugtrekking van het VK uit de EU worden opgevangen;

11.

onderstreept dat volgens de allereerste CvdR-enquête onder meer dan een miljoen op subnationaal niveau gekozen politici, bijna twee derde van de lokale politici (64 %) meent dat regio’s, steden en dorpen onvoldoende wegen op de EU-beleidsvorming. Europa zou dan ook in democratisch en ecologisch opzicht veerkrachtiger uit de COVID-19-crisis tevoorschijn kunnen komen als actieve subsidiariteit formeel erkenning krijgt en wordt toegepast, zodat maatregelen worden genomen op het niveau dat maximale toegevoegde waarde zal opleveren voor de burgers en de besluitvorming gecoördineerd en doeltreffend kan verlopen;

12.

wijst erop dat de conferentie over de toekomst van Europa moet worden aangegrepen om het huis van de Europese democratie te verstevigen. Steden en regio’s spelen een sleutelrol bij de ontwikkeling en toepassing van praktijken van de participatie- en overlegdemocratie, die de representatieve democratie aanvullen en versterken, en zijn daarmee van vitaal belang om het vertrouwen van de burger in de democratische besluitvorming te vergroten; de EU-instellingen zouden de conferentie dan ook moeten aangrijpen om innovatieve maatregelen (zoals het interactieve meertalige digitale platform en de burgerpanels) te testen die mogelijk vaste onderdelen van de EU-besluitvormingsprocedures kunnen worden, en een beter beeld te krijgen van de behoeften van de lokale en regionale overheden; tegelijk moet ook worden nagedacht over de noodzaak van verdragswijzigingen;

13.

onderstreept dat de ontwikkeling van regio’s grotendeels afhangt van de kwaliteit van hun fysieke connectiviteit en wijst er in dit verband op dat het spoorvervoer een cruciale schakel is in de aanpak van de problemen van afgelegen en minder ontwikkelde regio’s die niet zijn aangesloten op het openbaar vervoer, en dan ook moet worden bevorderd; benadrukt dat de integratie tussen milieuvriendelijke, innovatieve en veilige vervoerswijzen moet worden versterkt; erkent dat regionale luchthavens van bijzonder belang zijn voor de territoriale cohesie van dunbevolkte, afgelegen of minder ontwikkelde EU-regio’s en onderstreept dat mondiale uitdagingen alleen gezamenlijk kunnen worden aangepakt en dat de EU-regio’s en steden daarom ook verder moeten kijken dan de EU;

14.

meent dat de 1 miljoen regionaal en lokaal gekozen EU-politici over goede papieren beschikken om het Huis van de Europese Democratie te versterken en merkt op dat uit de meest recente CvdR-enquête blijkt dat een overgrote meerderheid van deze politici ervan overtuigd is dat het de democratie in de EU ten goede zal komen als zij nauwer bij een en ander worden betrokken;

15.

draagt zijn voorzitter op om de jaarlijkse regionale en lokale barometer 2021 en deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitters van het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad, alsook aan de staatshoofden van de 27 EU-lidstaten, en moedigt regionale en lokale gekozen politici in Europa aan om het verslag onder de aandacht van de burgers en de lokale media te brengen.

Brussel, 13 oktober 2021.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS