Brussel, 15.12.2021

COM(2021) 805 final

2021/0423(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de beperking van de methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2021) 432 final} - {SWD(2021) 459 final} - {SWD(2021) 460 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Europese Green Deal helpt de Unie op weg naar klimaatneutraliteit tegen 2050 door alle sectoren van de economie op diepgaande wijze koolstofvrij te maken. Ook moet de Green Deal het natuurlijk kapitaal van de EU beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieu gerelateerde risico’s en effecten. Methaan is een sterk broeikasgas, dat wat betreft de totale bijdrage aan de klimaatverandering alleen door koolstofdioxide wordt overtroffen en verantwoordelijk is voor ongeveer een derde van de huidige klimaatverandering. Hoewel methaan minder lang in de atmosfeer blijft dan koolstofdioxide (10-12 jaar totdat het oxideert tot koolstofdioxide, die warmte blijft vasthouden), is methaan op moleculair niveau een stof die het klimaat veel sterker forceert (met een aardopwarmingsvermogen dat 28 keer groter is dan dat van koolstofdioxide in een periode van 100 jaar en 86 keer groter in een periode van 20 jaar). Methaan draagt bovendien bij tot de vorming van ozon, een sterke luchtverontreiniger die ernstige gezondheidsproblemen veroorzaakt.

Ongeveer 60 % van de mondiale methaanemissies zijn antropogeen en de grootste bronnen hiervan zijn, op basis van ramingen, de productie en het gebruik van fossiele brandstoffen (tussen een vierde en een derde), afval (ongeveer een kwart) en de landbouw (ongeveer de helft van de totale methaanemissies), met name in verband met de intensieve productie.

De Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) merkt op dat de uitstoot van methaan tegen 2030 aanzienlijk moet zijn verminderd om de wereldwijde temperatuurdoelstelling voor 2050 onder de 1,5 °C (of zelfs 2 °C) te houden 1 . In het meest recente verslag van de IPCC wordt de rol van methaan onderstreept als een van de belangrijke broeikasgassen die klimaatverandering veroorzaken. In het verslag wordt uiteengezet dat de methaanniveaus hoger dan ooit zijn en ruim boven de niveaus liggen die verenigbaar zijn met de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C. Er is dus behoefte aan een sterke, snelle en blijvende vermindering van de methaanemissies om de opwarming van de aarde af te remmen en de luchtkwaliteit te verbeteren. Er moet worden opgemerkt dat in het verslag wordt geconcludeerd dat de toename van methaan in de atmosfeer het resultaat is van menselijke activiteiten en dat fossiele brandstoffen ten minste sinds 2007 een belangrijke oorzaak zijn van de toename van de methaanemissies, naast de landbouw (hoofdzakelijk de veeteelt) en afvalwater.

Volgens de effectbeoordeling bij het klimaatdoelstellingsplan voor 2030 kunnen de meest kosteneffectieve beperkingen van de methaanuitstoot in de EU worden verwezenlijkt in de energiesector. Deze emissies vormen een grensoverschrijdend probleem en een ongecoördineerde behandeling op regelgevingsgebied tussen de lidstaten en sectoren leidt tot lacunes en inefficiënties en kan de werking van de eengemaakte markt voor energie van de Unie belemmeren. Omdat het grootste deel van de methaanemissies in verband met binnen de Unie verbruikte fossiele energie buiten haar grenzen plaatsvindt, kan alleen gezamenlijke actie van de lidstaten resultaten op dit gebied opleveren.

In september 2021 kondigden de Unie en de Verenigde Staten de mondiale methaanreductieverbintenis aan, een politieke toezegging om de mondiale methaanemissies in alle sectoren die methaan uitstoten uiterlijk tegen 2030 met 30 % te verminderen (ten opzichte van het niveau van 2020) die tijdens de klimaatconferentie van de VN (COP 26) in november 2021 in Glasgow werd gelanceerd. Meer dan honderd landen hebben hun steun voor de verbintenis toegezegd, waarmee bijna de helft van de mondiale antropogene methaanemissies zijn gedekt. De mondiale methaanreductieverbintenis omvat een toezegging om de beste beschikbare inventarismethoden te gebruiken om de methaanemissies te kwantificeren, met bijzondere aandacht voor grote emissiebronnen.

Het algemene doel van de verordening bestaat erin, tegen de achtergrond van de werking van de interne markt voor energie en terwijl de voorzieningszekerheid in de Unie wordt gewaarborgd, het milieu in stand te houden en te verbeteren door de methaanemissies als gevolg van de productie of het verbruik van fossiele energie in de Unie te beperken.

De specifieke doelstellingen zijn:

(i) het verbeteren van de nauwkeurigheid van de informatie over de belangrijkste bronnen van methaanemissies die verband houden met in de EU geproduceerde en verbruikte energie. Het doel hiervan is het waarborgen van de beschikbaarheid van gegevens op het niveau van het actief en een betrouwbare kwantificering van de emissies om zo de nauwkeurigheid van de metingen — met inbegrip van de rapportage van gegevens van de broeikasgasinventarissen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (“UNFCCC”) — en de ruimte voor passende mitigatiemaatregelen te verbeteren;

(ii)het zorgen voor een verdere doeltreffende beperking van de methaanemissies in de energievoorzieningsketen in de EU. Met deze specifieke doelstelling wordt het marktfalen aangepakt dat leidt tot een ontoereikende beperking van de methaanemissies door ondernemingen;

(iii)het verbeteren van de beschikbaarheid van informatie om stimulansen te bieden voor de beperking van de methaanemissies in verband met fossiele energie die in de EU wordt ingevoerd. Aangezien het grootste deel van de methaanemissies in verband met fossiele energie die in de EU wordt verbruikt, buiten de EU plaatsvindt, wordt met deze specifieke doelstelling beoogd stimulansen vast te stellen voor de beperking van de methaanemissies in partnerlanden door te zorgen voor transparantie op de markt.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In Verordening (EU) 2021/1119 (de “Europese klimaatwet”) heeft de Unie het streefdoel van klimaatneutraliteit van de hele economie tegen 2050 verankerd en daarnaast een bindende toezegging vastgesteld voor de binnenlandse beperking van de nettobroeikasgasemissies (emissies na de aftrek van verwijderingen) van ten minste 55 % tegen 2030 ten opzichte van de niveaus van 1990.

Het voorstel bouwt voort op het klimaatdoelstellingsplan voor 2030 van de Unie en de effectbeoordeling hiervan. Uit het klimaatdoelstellingsplan bleek, op basis van de gemodelleerde scenario’s, dat het behalen van een verhoogd klimaatstreefdoel van een beperking van de nettobroeikasgasemissies met ten minste 55 % tegen 2030 haalbaar is en een soepele overgang op klimaatneutraliteit in 2050 mogelijk zou maken. In het plan wordt ook gewezen op de noodzaak om de beperking van de methaanemissies op te voeren.

In de Europese Green Deal wordt een uitgebreide reeks elkaar onderling versterkende maatregelen en initiatieven gecombineerd die gericht zijn op het behalen van klimaatneutraliteit in de Unie tegen 2050. In de mededeling over de Europese Green Deal 2 wordt aangegeven dat het koolstofvrij maken van de gassector zal worden vergemakkelijkt, onder meer door de kwestie van energiegerelateerde methaanemissies aan te pakken. In oktober 2020 keurde de Commissie een EU-strategie goed om de methaanemissies te verminderen (de “methaanstrategie”), waarin maatregelen uiteengezet werden om de methaanemissies in de EU, ook in de energiesector, en buiten de EU tegen te gaan.

Verordening (EU) 2018/1999 (de governanceverordening) vereist dat de lidstaten nationale inventarissystemen vaststellen om de antropogene emissies van broeikasgassen te ramen en verslag uit te brengen over deze nationale prognoses. Deze verslaglegging wordt uitgevoerd aan de hand van de IPCC-richtsnoeren en is vaak gebaseerd op standaardemissiefactoren in plaats van op directe metingen aan de bron, wat onzekerheid oplevert met betrekking tot de precieze oorsprong, frequentie en omvang van de emissies.

Methaanemissies die plaatsvinden op het niveau van de exploratie en productie van olie en fossiele gassen, de verzameling en verwerking van gas, de transmissie, de distributie, de ondergrondse opslag en terminals voor vloeibaar aardgas (lng), alsook de operationele, gesloten of verlaten kolenmijnen zijn niet specifiek gereguleerd op het niveau van de Unie.

Richtlijn 2010/75/EU (de richtlijn industriële emissies, IED), die momenteel wordt herzien, reguleert de emissies van verontreinigende stoffen van industriële installaties, met name door emissiegrenswaarden vast te stellen als vergunningsvoorwaarden op basis van de beste beschikbare technieken. De IED is van toepassing op het raffineren van aardolie en gas, maar niet op fossiel gas up-, mid- en downstream (lng, ondergrondse gasopslag, transmissie, distributie) of steenkoolwinning.

Verordening (EG) nr. 166/2005 3 (Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, E-PRTR) houdt nauw verband met de IED en vereist dat “ondergrondse mijnbouw en aanverwante activiteiten” verslag uitbrengen over de uitstoot van verontreinigende stoffen, met inbegrip van methaan, wanneer deze een rapportagedrempel van 100 000 kg/jaar overschrijden. Voor het meten van de uitstoot van methaan wordt in aanhangsel 3 van de E-PRTR-richtsnoeren 4 verwezen naar een ISO-norm die wordt opgesteld (door ISP/TC 146/SC 1/WG 22). De E-PRTR wordt momenteel ook herzien. Bij de herziening van de IED en de E-PRTR zal rekening worden gehouden met de noodzaak om dubbele regelgeving te voorkomen. Dit voorstel vormt dus een aanvulling op die twee handelingen, aangezien hiermee de methaanemissies in de volledige voorzieningsketen van fossiele energie worden aangepakt.

Op 14 juli 2021 keurde de Europese Commissie een reeks wetgevingsvoorstellen goed waarin uiteengezet werd hoe zij de klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 wil realiseren, met inbegrip van een tussentijds streefdoel van een nettobeperking van de broeikasgasemissies tegen 2030 van ten minste 55 %. In deze context hebben de volgende initiatieven een relevant verband met de meting en de beperking van de methaanemissies:

Verordening (EU) 2018/842 (de verordening inzake de verdeling van de inspanningen, ESR) bevat bindende jaarlijkse broeikasgasemissiestreefcijfers op nationaal niveau voor de lidstaten van 2021 tot en met 2030 voor sectoren zoals vervoer (met uitzondering van de luchtvaart), gebouwen, landbouw, afval, industrie en de delen van de energiesector die niet onder het bestaande emissiehandelssysteem (ETS) van de EU vallen. Het toepassingsgebied van deze verordening omvat ook methaan, wat niet is gewijzigd in het voorstel voor een herziening dat op 14 juli 2021 werd goedgekeurd. Dit initiatief vormt een aanvulling op de ESR, aangezien hiermee specifieke maatregelen worden ingevoerd voor de beperking van de methaanemissies, terwijl de ESR dergelijke maatregelen niet voorschrijft en de lidstaten een zekere beoordelingsvrijheid biedt met betrekking tot de manier waarop de vereiste broeikasgasemissiereducties het beste kunnen worden verwezenlijkt. Die maatregelen zullen ertoe bijdragen dat de lidstaten hun streefdoelen behalen en kunnen ook bijdragen aan de toename van de kosteneffectiviteit van het behalen van de streefdoelen van de ESR vanwege het handelspotentieel dat de ESR de lidstaten biedt.

In het voorstel voor de herziening van Verordening (EU) 2018/841 (de LULUCF-verordening), als onderdeel van het “Fit for 55”-pakket, is een algemeen EU-streefdoel voor koolstofverwijdering door middel van natuurlijke koolstofputten vastgesteld en nationale streefdoelen zullen vereisen dat de lidstaten zorg dragen voor hun koolstofputten en deze uitbreiden. In het voorstel wordt ook het Uniestreefdoel van klimaatneutraliteit tegen 2035 in de sectoren landgebruik, bosbouw en landbouw vastgesteld, met inbegrip van niet-CO2-emissies van de landbouw, dat wil zeggen methaan.

Richtlijn (EU) 2018/2001 (de richtlijn hernieuwbare energie, REDII) is het belangrijkste EU-instrument voor de omgang met de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen en zal de geleidelijke vervanging van fossiele energiebronnen door hernieuwbare bronnen vergemakkelijken. De richtlijn bevat bovendien standaardwaarden voor broeikasgasemissiereducties, met inbegrip van ramingen van methaanverliezen bij de productie van biogas en biomethaan, die relevant kunnen zijn voor de duurzaamheid van biogas en biomethaan. Deze standaardwaarden kunnen door producenten worden gebruikt bij hun rapportage van de broeikasgasemissiereducties van hun productie om aan te tonen dat zij voldoen aan de duurzaamheidseisen van REDII en kunnen indirect stimulansen bieden voor de beperking van de methaanemissies.

Methaanemissies in apparaten voor ruimteverwarming en -koeling vallen onder verschillende verordeningen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering, die voorzien in regels voor de verbetering van de milieuprestaties van producten, zoals huishoudelijke apparaten, informatie- en communicatietechnologieën en machinebouw.

Tot slot stelt de Europese Commissie voor Richtlijn 2009/73/EG en Verordening (EG) nr. 715/2009 te herzien om de opkomst van koolstofvrij gemaakte waterstof- en gasmarkten te bevorderen door een nieuw marktontwerp vast te stellen en de toegang voor hernieuwbare en koolstofarme gassen tot pijpleidingen te vereenvoudigen om enerzijds de voorwaarden voor een waterstofmarkt te scheppen en anderzijds de belemmering voor het koolstofvrij maken van het bestaande aardgasnet weg te nemen. Het voorstel is complementair, aangezien het de klimaatprestaties van fossiele gassen zal verbeteren tijdens de periode waarin deze geleidelijk zullen worden vervangen door hernieuwbare en koolstofarme gassen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel vormt een aanvulling op de maatregelen die zijn genomen op het gebied van landbouw en afval om de methaanemissies te beperken.

Wat de landbouwsector betreft, worden verschillende uitdagingen aangepakt in de “van boer tot bord”-strategie 5 . De Commissie heeft een deskundigengroep opgericht die de cijfers van methaanemissies tijdens de levenscyclus analyseert. Om de bredere toepassing van innovatieve mitigatiemaatregelen te onderzoeken en te bevorderen, ontwikkelt de Commissie in samenwerking met deskundigen van de sector en de lidstaten een inventaris van beste praktijken en beschikbare technologieën. Om koolstofbalansberekeningen op bedrijfsniveau te stimuleren, zal de Commissie tegen 2022 een digitale template van een “koolstofnavigator” ter beschikking stellen en richtsnoeren uitvaardigen voor gemeenschappelijke manieren om de emissies en de afvang van broeikasgassen te kwantificeren. De Commissie zal de toepassing van mitigatietechnologieën bevorderen door grootschaliger in te zetten op “koolstoflandbouw” in de lidstaten en hun strategische plannen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met ingang van 2021. De Commissie stelt in het strategisch plan Horizon Europa 2021-2024 gericht onderzoek voor naar de verschillende factoren die effectief tot broeikasgasemissiereducties leiden, met de klemtoon op technologie en natuurlijke oplossingen, en naar de factoren die een verandering in de voedingsgewoonten teweegbrengen. De Commissie overweegt ook een deel van de runderteelt binnen het toepassingsgebied van de IED te brengen, wat kan bijdragen tot het beperken van de methaanemissies van de sector.

De methaanemissies in de afvalsector vallen onder bestaande en komende geplande herzieningen van de milieuwetgeving. Richtlijn (EU) 2018/850 (de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen) verplicht de exploitanten van stortplaatsen stortgas te gebruiken voor de opwekking van energie of af te fakkelen. Bij de herziening van de richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen, die voor 2024 is gepland, zal de Commissie verdere maatregelen overwegen om het beheer van stortgas te verbeteren, de schadelijke effecten ervan zo veel mogelijk te beperken en het energiepotentieel ervan te benutten. Bovendien wordt bij de lopende herziening van de IED ook nagedacht over de goedkeuring van conclusies over BBT voor het storten van afval waarmee onder meer de methaanemissies zouden worden aangepakt. Bij recente (2018) wijzigingen van de EU-afvalwetgeving is een verplichting ingevoerd om biologisch afbreekbaar afval tegen 2024 gescheiden in te zamelen, evenals een nieuwe doelstelling om tegen 2035 maximaal 10 % van het afval te storten. De verwachting is dat de methaanuitstoot door stortplaatsen verder zal teruglopen als gevolg van deze wijzigingen. Wat betreft de behandeling en het gebruik van afvalwater en zuiveringsslib in het huidige regelgevingskader, met name in de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater 6 en in de richtlijn inzake zuiveringsslib 7 , wordt de uitstoot van broeikasgassen niet specifiek aangepakt. De toepassing van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater heeft echter bijgedragen tot het voorkomen van aanzienlijke methaanemissies dankzij de verzameling en behandeling van afvalwater in efficiënte gecentraliseerde voorzieningen. De richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater wordt momenteel herzien. De richtlijn inzake zuiveringsslib regelt het gebruik van zuiveringsslib om het milieu, in het bijzonder de bodem, te beschermen tegen de schadelijke effecten van verontreinigd slib dat in de landbouw wordt gebruikt.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit initiatief is artikel 194, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de Unie de bevoegdheid verleent om de maatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de Unie met betrekking tot het energiebeleid te verwezenlijken. Het voorstel heeft uitsluitend betrekking op de energiesector en draagt bij tot de doelstellingen van het energiebeleid van de Unie zoals uiteengezet in artikel 194, lid 1, en met name de werking van de energiemarkt door de harmonisatie van de monitoring, rapportage en regels voor de beperking van methaan, wat bijdraagt tot het behoud en de verbetering van het milieu.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Methaanemissies in de energiesector zijn een grensoverschrijdend probleem en verschillen tussen de nationale en regionale niveaus van de Unie. Ze zijn in uiteenlopende mate in alle lidstaten relevant, afhankelijk van hun energiemix en natuurlijke energiebronnen, zoals hoeveel ondergrondse kolenmijnen worden geëxploiteerd of zijn gesloten en hoeveel fossiel gas wordt geproduceerd of getransporteerd. De omvang van de gasinfrastructuur toont het Uniebrede aspect aan, met ongeveer 190 000 km aan transmissiepijpleidingen in alle lidstaten samen.

Het niveau van de rapportage van de emissies en de omvang van de mitigatiemaatregelen verschillen per lidstaat en subsector. Er zijn verschillende private en vrijwillige initiatieven, maar deze zijn ontoereikend omdat de omvang, participatie en afdwingbaarheid ervan beperkt zijn. Verschillende nationale benaderingen kunnen leiden tot inconsistentie in de behandeling op regelgevingsgebied in de lidstaten, de administratieve lasten voor ondernemingen verhogen die in meer dan één lidstaat actief zijn, de werking van de interne markt mogelijk belemmeren door het creëren van belemmeringen voor exploitanten en de verzameling van vergelijkbare gegevens in de Unie bemoeilijken.

Bovendien zou het, aangezien het grootste deel van de methaanemissies in verband met in de Unie verbruikte fossiele energie buiten haar grenzen plaatsvindt, waarschijnlijker zijn dat gezamenlijke actie van de lidstaten resultaten oplevert voor die delen van de voorzieningsketen en de integriteit van de interne energiemarkt in stand houdt.

In het licht van het bovenstaande zou een homogene beleidsaanpak op Unieniveau bevorderlijk zijn voor de vermindering van de methaanemissies in de hele Unie. De impact van de maatregelen die gericht zijn op de meting van de methaanemissies en de beperking van de hieraan gerelateerde effecten op de innovatie, kosteneffectiviteit en een gelijk speelveld bij de instandhouding van een goed werkende interne markt rechtvaardigen coördinatie over de grenzen van de lidstaten heen. Gecoördineerd Uniebeleid biedt een veel grotere kans op verdere reducties van de methaanemissies in de energiesector dan gefragmenteerde nationale inspanningen. Bij gecoördineerd optreden op Unieniveau kan bovendien gemakkelijker volledig rekening worden gehouden met de verschillende mogelijkheden van de lidstaten en private entiteiten om op te treden. Het biedt exploitanten daarnaast de voordelen van een enkel regelgevingsstelsel, waardoor de naleving wordt vergemakkelijkt en de administratieve lasten worden beperkt ten opzichte van de toepassing van gefragmenteerde regels in de lidstaten.

Een methaanbeleid op Unieniveau biedt een aanzienlijke toegevoegde waarde voor internationale klimaatactie. Door wetgeving te ontwikkelen om de methaanemissies in de energiesector tot een minimum te beperken, geeft de Unie een sterk politiek signaal af aan externe actoren en vergroot zij het bewustzijn over de schadelijke effecten van methaanemissies op het klimaat. Dit signaal zal niet alleen partners van de Unie aanmoedigen het probleem van de methaanemissies in de energiesector aan te pakken, maar ook leiden tot de oprichting van een internationaal partnerschap en de Unie zo een leidende rol toebedelen bij het aanpakken van de methaanemissies.

De uitdagingen bij het verminderen van de methaanemissies vereisen dus een geharmoniseerde en gecoördineerde benadering en kunnen niet op efficiënte wijze door de afzonderlijke lidstaten worden aangepakt. Optreden van de Unie is derhalve gerechtvaardigd op grond van de subsidiariteit in lijn met artikel 194 VWEU.

Evenredigheid

Het voorstel brengt een zorgvuldig evenwicht tot stand tussen de regelgevingsautonomie van de lidstaten met betrekking tot nationale corrigerende maatregelen, het vaststellen van stimulansen voor technologische innovatie en het besluiten over het niveau van de specifieke middelen enerzijds en de noodzaak om de problemen met betrekking tot de methaanemissies op Unieniveau aan te pakken anderzijds.

Zoals beschreven in hoofdstuk 6 van de effectbeoordeling zijn de kosten en regelgevingslasten in verband met dit voorstel zo beperkt mogelijk gehouden. De maatregelen waarin dit voorstel voorziet, gaan niet verder dan nodig is om de vastgestelde problemen op te lossen en de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. De voorziene kosten voor de Commissie en de lidstaten worden acceptabel geacht, ook rekening houdend met het positieve netto economisch effect in verband met een vanuit milieu- en sociaal oogpunt kosteneffectief reductieniveau.

Keuze van het instrument

Een verordening is het geschikte rechtsinstrument voor dit wetgevingsvoorstel, aangezien hiermee duidelijke en gedetailleerde regels worden opgelegd die de lidstaten geen ruimte laten voor een afwijkende omzetting. Een verordening waarborgt dat de wettelijke vereisten op hetzelfde moment in de hele Unie van toepassing zijn, zodat inefficiëntie en regelgevingskosten/-lasten in verband met een inconsequente uitvoering van de bepalingen inzake de methaanemissiereducties in de Unie worden voorkomen.

Daarnaast is een verordening het passende instrument om rechtstreekse verplichtingen op te leggen aan marktdeelnemers en nationale overheden. Dit is noodzakelijk om te zorgen voor duidelijke verplichtingen tot het kwantificeren, rapporteren en verifiëren van gegevens, alsook om maatregelen te treffen om de methaanemissies te beperken, waaronder de geleidelijke afschaffing van schadelijke praktijken van de industrie, zoals afblazen en affakkelen.

Om te zorgen voor consistente en vergelijkbare gegevens, is het cruciaal om te beschikken over geharmoniseerde metings- en rapportagevereisten. Hierin kan het beste worden voorzien door middel van een verordening, zoals blijkt uit de gerelateerde EU-rechtshandelingen, zoals Verordening (EU) 2015/757 8 , Verordening (EG) nr. 166/2005 en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 9 . Bij dit onderwerp zou de mate van beoordelingsvrijheid die een richtlijn de lidstaten biedt onverenigbaar zijn met de behoefte aan vergelijkbare en derhalve geharmoniseerde gegevens.

Bovendien is een verordening met betrekking tot mitigatiemaatregelen en beperkingen voor industriële praktijken het passende instrument om ervoor te zorgen dat de bepalingen direct op ondernemingen gericht zijn en in die praktijken een minimaal gelijk speelveld wordt vastgesteld.

Tot slot maakt een verordening het mogelijk om op directere en bevorderlijkere wijze om te gaan met de urgentie van de aanpak van de methaanemissies, in de context van de klimaatnoodtoestand en het streefdoel van klimaatneutraliteit van de Unie, zoals uitgelegd in deel 1 hierboven.

Met de keuze voor een verordening wordt gewaarborgd dat de vastgestelde problemen en doelstellingen op de meest doeltreffende, efficiënte en evenredige wijze worden aangepakt. De keuze brengt een zorgvuldig evenwicht tot stand tussen de regelgevingsautonomie van de lidstaten met betrekking tot nationale corrigerende maatregelen, het vaststellen van stimulansen voor technologische innovatie en het besluiten over het niveau van de specifieke middelen enerzijds en de noodzaak om de problemen met betrekking tot de methaanemissies op Unieniveau aan te pakken anderzijds.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

In overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving met betrekking tot effectbeoordelingen, heeft de Commissie een uitgebreide raadpleging van belanghebbenden uitgevoerd op basis van een raadplegingsstrategie die een uiteenlopende reeks methoden en instrumenten bestreek. De raadplegingsstrategie had tot doel te waarborgen dat al het relevante feitenmateriaal in aanmerking werd genomen, met inbegrip van de gegevens over kosten, de maatschappelijke gevolgen en de mogelijke voordelen van het initiatief. De strategie was ontwikkeld op basis van interventielogica in combinatie met zowel op het verleden als op de toekomst gerichte aspecten. Er werden verschillende raadplegingsinstrumenten ingezet: een online openbare raadpleging, een gerichte raadpleging over de kosten van de uitvoering van regelgeving inzake monitoring, rapportage en verificatie (MRV) op basis van het Oil and Gas Methane Partnership 10 , diepgaande interviews en (drie) online webinars met belanghebbenden.

In het kader van de openbare raadpleging werden 131 antwoorden ontvangen, waarvan er 126 werden ingediend in de vorm van een ten minste gedeeltelijke invulling van de onlinevragenlijst en vijf aanvullende bijdragen werden ontvangen in de vorm van e-mails.

Meer specifiek dienden het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en de Raad van Europese energieregulators (CEER) een enquête onder hun leden in als informele bijdrage aan de openbare raadpleging en uitten zij hun standpunt dat nationale regelgevende autoriteiten een op EU-niveau geharmoniseerde benadering van de monitoring en detectie van methaanemissies, op basis van met name de verplichte monitoring van de methaanemissies, algemeen ondersteunen.

Belanghebbenden spraken brede steun uit voor de ontwikkeling van een robuuste MRV-norm voor methaanemissies in de energiesector. Bij de openbare raadpleging sprak 78 % van de respondenten steun uit voor het baseren van het olie- en gasdeel van het MRV-voorstel op de methode van het Oil and Gas Methane Partnership, wat ook werd gesteund door alle handelsverenigingen voor olie en gas in de EU. Er was ook brede steun, ook van de kolensector, voor de opname van MRV-bepalingen voor kolen (96 % van de antwoorden op de openbare raadpleging). Deze aspecten zijn opgenomen in dit voorstel.

Er was brede steun voor wetgevingsmaatregelen om de emissies in de sectoren olie, fossiele gassen en kolen te beperken. Alle verenigingen van de sector olie en gas die een antwoord indienden in het kader van de openbare raadpleging uitten steun voor het vaststellen van een verplichting inzake lekdetectie en -reparatie (LDAR) in de Uniewetgeving. De meeste ngo’s waren ook voorstander van een dergelijke verplichting. Alle ngo’s en respondenten uit de sector van de openbare raadpleging waren van mening dat het haalbaar is om het routinematige afblazen en affakkelen in verband met de in de EU geproduceerde en verbruikte energie geleidelijk af te schaffen. Wat betreft de opname van mititgatiemaatregelen voor methaan uit kolenmijnen, leverde de openbare raadpleging sterke steun op (80 % van de antwoorden). Deze aspecten zijn opgenomen in dit voorstel.

92 % van de respondenten van de openbare raadpleging sprak steun uit voor Uniewetgeving inzake methaanemissies in de energiesector met betrekking tot op de markt van de Unie gebracht olie en gas. Meer specifiek steunde 96 % van de respondenten de ontwikkeling van een instrument voor transparantie in verband met methaan op Unie- en internationaal niveau. Dit onderdeel is opgenomen in dit voorstel.

72 % van de respondenten was van mening dat de Uniewetgeving inzake methaanemissies in de energiesector de verplichtingen moet uitbreiden tot ondernemingen die fossiele energie in de Unie invoeren. 65 % van de respondenten achtte het haalbaar om dezelfde verplichtingen met betrekking tot MRV, LDAR, afblazen en affakkelen op te leggen aan alle actoren in de waardeketen van olie en gas voor in de Unie verbruikt olie en gas. Om hierop in te spelen, omvat het voorstel een toetsingsclausule waarin uitdrukkelijk wordt verwezen naar het prerogatief van de Commissie om voorstellen tot wijziging van de wetgeving in te dienen en zo strengere maatregelen aan importeurs op te leggen zodra er betere mondiale gegevens over methaanemissies beschikbaar zijn.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het voorstel en de effectbeoordeling waarop het berust, zijn gebaseerd op bewijs uit de input van belanghebbenden in de uitgebreide raadplegingen die in dit verband zijn uitgevoerd, specifieke workshops en literatuuronderzoek, analyse en modellering. Het literatuuronderzoek omvatte de resultaten van een reeks actuele studies naar de belangrijkste elementen van de regelgeving inzake methaanemissies in verschillende landen en EU-lidstaten en het beperken van de methaanemissies in de energiesector en evaluaties en beoordelingen die werden uitgevoerd in het kader van andere relevante initiatieven van de Commissie.

Effectbeoordeling

Bij alle werkzaamheden in het kader van de effectbeoordeling is op alle gebieden een reeks uiteenlopende maatregelen in overweging genomen voor het aanpakken van de vastgestelde problemen en de oorzaken van deze problemen teneinde de doelstellingen van het initiatief te verwezenlijken. Alle beleidsgebieden omvatten een optie met ongewijzigd beleid. Voor drie beleidsgebieden zijn voorkeursopties vastgesteld. Na uitvoering van een beoordeling van de doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie en evenredigheid is er een pakket van voorkeursopties vastgesteld dat het meest geschikt is voor het helpen verwezenlijken van de doelstellingen. Het pakket van voorkeursopties omvat de volgende hoofdbepalingen:

Op beleidsterrein 1 worden opties overwogen om de nauwkeurigheid van de meting en rapportage van de methaanemissies in de energiesector te verbeteren door exploitanten ertoe te verplichten metingen op activaniveau uit te voeren en directe emissies van methaan voor economische activiteiten op het grondgebied van de EU te rapporteren. Dit omvat een verplichte monitoring, rapportage en verificatie voor olie en gas, een verplichte monitoring, rapportage en verificatie voor olie, gas en kolen en een verplichte monitoring, rapportage en verificatie voor olie, gas en kolen die ook indirecte emissies beslaan.

De voorkeursoptie voor beleidsterrein 1 is het opleggen van gedetailleerde (dat wil zeggen op het niveau van het actief) metings- en rapportageverplichtingen voor methaanemissies van olie, gas en kolen in de energiesector van de EU. Het belangrijkste voordeel hiervan is dat dit het niveau van de rapportage van dergelijke emissies zal verbeteren en het begrip van de bronnen en omvang van deze emissies zal doen toenemen, wat zal leiden tot een doeltreffendere beperking van de bijbehorende emissies.

Beleidsterrein 2 omvat opties voor de beperking van de methaanemissies in de EU, door middel van het opsporen van lekken en reparatiemaatregelen en grenzen voor het afblazen en affakkelen. Deze zijn erop gericht de verdere doeltreffende beperking van de methaanemissies in de volledige energievoorzieningsketen te waarborgen. Tot de opties behoren richtsnoeren van de Commissie of verplichte maatregelen inzake de beperking van de methaanemissies in de sectoren olie en fossiele gassen, verplichte maatregelen inzake de beperking van de methaanemissies in de sectoren olie, fossiele gassen en kolen alsmede indirecte emissies en een wetgevingsmaatregel om een bepaalde beperking van de methaanemissies tot stand te brengen door middel van een prestatievereiste.

De voorkeursoptie voor beleidsterrein 2 is het opleggen van verplichtingen om de methaanemissies van olie, gas en kolen in de energiesector van de EU te beperken, in termen van de detectie van lekken en reparatiemaatregelen en een verbod op afblazen en affakkelen. Deze zullen leiden tot een grotere beperking van de methaanemissies ten opzichte van een scenario met ongewijzigd beleid, met bijbehorende milieu- en sociale voordelen in termen van de vertraging van de klimaatverandering en de beperking van de luchtverontreiniging.

Beleidsterrein 3 omvat opties die gericht zijn op het verminderen van de methaanemissies in verband met ingevoerde fossiele energie. Het omvat opties met betrekking tot het meten, rapporteren en beperken van de methaanemissies in verband met het verbruik van fossiele brandstoffen in de EU die buiten de EU plaatsvinden, waaronder het gebruik van diplomatieke actie en instrumenten voor transparantie, verplichte meting, rapportage en beperking voor alle methaanemissies van de waardeketen van in de EU verbruikte fossiele energie, de vaststelling van een transparantiedatabank voor methaanemissies en een mondiaal monitoringsinstrument voor hoge methaanemissies, evenals een verplichting om een bepaalde reductie van de methaanemissies te verwezenlijken die geldt voor de waardeketen van alle in de EU verbruikte fossiele energie.

De voorkeursoptie voor beleidsterrein 3 is het voorstellen van verschillende instrumenten om de informatie over de bronnen van methaanemissies van ondernemingen die fossiele energie naar de EU uitvoeren te verbeteren, alsook stimulansen voor landen om hun methaanemissies te verminderen. Net zoals beleidsterrein 2 zal het beperken van de mondiale methaanemissies milieu- en sociale voordelen hebben, die voor de EU met name bestaan in het vertragen van de klimaatverandering.

Grondrechten

Dit initiatief is volledig in overeenstemming met artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat vereist dat een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu worden geïntegreerd in het beleid van de Unie en worden gewaarborgd overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel omvat een aantal vereisten die gevolgen hebben voor de begroting. Ten eerste de vereiste voor het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) om een reeks indicatoren en bijbehorende referentiewaarden vast te stellen en openbaar beschikbaar te maken voor de vergelijking van de investeringskosten per eenheid in verband met de meting, rapportage en beperking van de methaanemissies voor vergelijkbare projecten om de drie jaar. Hoewel het ACER tot nu toe de kosten van netwerkexploitanten als gevolg van de meting, rapportage en beperking van de methaanemissies nog niet heeft behandeld, zullen de aanvullende taken en de werklast hiervan voor het ACER naar schatting voldoende worden gedekt door 1 aanvullend vte.

Ten tweede de vereiste voor de Unie om een platform voor transparantie in verband met methaan op te richten en in stand te houden, met inbegrip van informatie over de invoer van fossiele energie in de Unie, dat elk kwartaal wordt bijgewerkt, alsook om een instrument voor de mondiale monitoring van methaan vast te stellen dat regelmatig de resultaten publiceert van de monitoring vanuit de lucht van grote uitstoters van methaan uit energiebronnen, met maandelijkse bijwerkingen. De aanvullende taken en de werklast ervan voor de Commissie zullen naar schatting twee aanvullende voltijdse ambtenaren vereisen.

In deel 3 van het financieel memorandum bij het voorstel worden de gevolgen voor de begroting ervan en de vereiste menselijke en administratieve middelen uiteengezet.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

De klimaat- en energiewetgeving van de EU voorziet in een uitgebreid kader om vooruitgang in de richting van de EU-streefdoelen te boeken en om deze vooruitgang te volgen, waaraan dit voorstel zal bijdragen. Het overkoepelende kader wordt gevormd door de Europese klimaatwet en de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie voorziet in het rapportagekader. Gegevens die in het kader van die verordening worden verzameld, moeten openbaar toegankelijk worden gemaakt op een e-platform, met inbegrip van indicatoren voor het monitoren van de vooruitgang in de richting van de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie.

Het nationale beleid en de maatregelen van de lidstaten om hun streefdoelen in het kader van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen te behalen, worden elke vijf jaar door de Commissie gecontroleerd. De uitvoering en doeltreffendheid van de bepalingen die in het voorstel zijn opgenomen, zullen derhalve ook worden gevolgd in verband met het behalen van de streefdoelen in het kader van de ESR. De vastgestelde controlemechanismen voor de kwaliteit van de nationale indieningen zullen ook een evaluatie mogelijk maken van de doeltreffendheid van de bepalingen van dit voorstel wat betreft het verwezenlijken van verbeteringen van de gegevensnauwkeurigheid. In deze context worden in de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie de vereisten uiteengezet voor nationale en Uniesystemen voor de inventaris van de broeikasgasemissies, beleid, maatregelen en prognoses, die vragen om een voortdurende verbetering. De vaststelling van dergelijke systemen is internationaal vereist en bedoeld om de uitvoering van de nationale energie- en klimaatplannen te ondersteunen met betrekking tot de dimensie “koolstofarm maken”.

De methaanemissies komen steeds vaker onder de aandacht van het publiek, met inbegrip van wetenschappelijke campagnes en campagnes van belanghebbenden om emissies op te sporen en te kwantificeren. Een dergelijke publieke controle, ondersteund door een toenemende ruimtelijke en temporele resolutie van satellietgegevens, is een waardevolle bron voor het monitoren van de effecten van het voorstel en het vaststellen van tekortkomingen bij de uitvoering ervan.

Wat de monitoring en evaluatie van de in dit voorstel vastgestelde verplichtingen betreft, zullen de nationale bevoegde instanties in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de toepassing van de bepalingen. Met betrekking tot de verificatie van de emissiegegevens voorziet dit voorstel in een rol voor onafhankelijke geaccrediteerde verificateurs. Het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies 11 zal zorgen voor een aanvullende controle van de ingediende gegevens over methaanemissies, met inbegrip van de mogelijkheid om deze te vergelijken met andere bronnen, zoals satellietbeelden en -producten.

De Commissie zal de uitvoering van de rechtshandeling monitoren door middel van de controle van de juiste toepassing van de maatregelen door de partijen die hiertoe verplicht zijn en, indien nodig, handhavingsmaatregelen te nemen. Dit voorstel omvat een toetsingsclausule op grond waarvan de Commissie een verslag zal indienen over de evaluatie en toetsing van de verordening.

Gedetailleerde uitleg van de specifieke bepalingen van het voorstel

De voorgestelde verordening telt 6 hoofdstukken die tezamen uit 35 artikelen bestaan.

Hoofdstuk 1 — Algemene bepalingen

In dit hoofdstuk worden het toepassingsgebied en de belangrijkste termen uit de voorgestelde verordening uiteengezet. Het bevat ook een bepaling waarin de kosten van netwerkexploitanten bij de uitvoering van de verordening worden erkend.

Hoofdstuk 2 — Bevoegde instanties en onafhankelijke verificatie

In dit hoofdstuk worden de nalevingsbepalingen van de verordening vastgesteld, naast de sanctiebepalingen van hoofdstuk 6. De taken van de bevoegde instanties worden in dit hoofdstuk uiteengezet, en met name de regels met betrekking tot inspecties en klachten, evenals de rol en de procedures voor onafhankelijke geaccrediteerde verificateurs in verband met de verificatie van de gegevens over methaanemissies die door exploitanten worden gerapporteerd.

Hoofdstuk 3 — Methaanemissies in de sectoren olie en gas

In dit hoofdstuk worden de verplichtingen van exploitanten en de lidstaten vastgelegd met betrekking tot de meting en rapportage van de gegevens over methaanemissies, alsook verplichtingen in verband met de beperking van de methaanemissies op de desbetreffende locaties.

Hoofdstuk 4 — Methaanemissies in de kolensector

Dit hoofdstuk is onderverdeeld in drie delen en beslaat het volgende: de monitoring en rapportage van de methaanemissies in operationele mijnen; de beperking van de methaanemissies in operationele ondergrondse mijnen en de methaanemissies in gesloten en verlaten ondergrondse mijnen.

In elk deel worden de verplichtingen van exploitanten en de lidstaten vastgelegd met betrekking tot de meting en rapportage van de gegevens over methaanemissies, alsook verplichtingen in verband met de beperking van de methaanemissies op de desbetreffende locaties.

Hoofdstuk 5 — Methaanemissies buiten de Unie

In dit hoofdstuk worden instrumenten voor de transparantie in verband met de methaanemissies buiten de Unie geïntroduceerd: een informatieverplichting voor importeurs van fossiele brandstoffen met betrekking tot methaanemissies, een transparantielijst van ondernemingen in de Unie en landen en ondernemingen die fossiele energie naar de Unie uitvoeren, met inbegrip van informatie over de internationale rapportageverplichtingen met betrekking tot de methaanemissies en een mondiaal monitoringsinstrument om de omvang, de terugkeer en de locatie van uitstoters van methaan in de wereld bekend te maken.

Daarnaast worden in het hoofdstuk informatievereisten voor importeurs uiteengezet om de invoer van fossiele energie in de Unie te verantwoorden, alsook het prerogatief van de Commissie om voorstellen tot wijziging van de wetgeving in te dienen en zo strengere maatregelen aan importeurs op te leggen zodra betere mondiale gegevens over methaanemissies beschikbaar zijn en de naleving van de toepasselijke internationale verplichtingen van de Unie te waarborgen.

Hoofdstuk 6 — Slotbepalingen

Dit hoofdstuk bevat voornamelijk een systeem voor sancties: hoewel wordt erkend dat het vaststellen van sancties een nationale bevoegdheid is, bevat dit hoofdstuk richtsnoeren voor sancties en in het bijzonder de criteria voor het vaststellen van sancties, de soorten inbreuken die moeten worden bestraft, criteria voor plafonds en de mogelijkheid om dwangsommen op te leggen.

Het bevat ook bevoegdheidsbepalingen voor de goedkeuring van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, evenals een toetsingsclausule.

2021/0423 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de beperking van de methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 12 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 13 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Methaan is het hoofdbestanddeel van aardgas, dat wat betreft de totale bijdrage aan de klimaatverandering alleen door koolstofdioxide wordt overtroffen en verantwoordelijk is voor ongeveer een derde van de huidige opwarming van de aarde.

(2)Hoewel methaan minder lang in de atmosfeer blijft (10 tot 12 jaar) dan koolstofdioxide (honderden jaren), is het broeikasgaseffect op het klimaat van methaan op moleculair niveau groter en draagt methaan bij tot de vorming van ozon, een sterke luchtverontreiniger die ernstige gezondheidsproblemen veroorzaakt. De hoeveelheid methaan in de atmosfeer is in het afgelopen decennium mondiaal sterk toegenomen.

(3)Volgens recente ramingen van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en de Climate and Clean Air Coalition zou een beperking van de methaanemissies van 45 % tegen 2030, op basis van de beschikbare gerichte maatregelen en aanvullende maatregelen in lijn met de prioritaire ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (“VN”) de opwarming van de aarde tegen 2045 met 0,3 °C kunnen beperken.

(4)Volgens de gegevens van de broeikasgasinventarissen van de Unie is de energiesector naar schatting verantwoordelijk voor 19 % van de methaanemissies in de Unie. Dit omvat niet de methaanemissies in verband met het verbruik van fossiele energie in de Unie die buiten de Unie plaatsvinden.

(5)In de Europese Green Deal wordt een uitgebreide reeks elkaar onderling versterkende maatregelen en initiatieven gecombineerd die gericht zijn op het behalen van klimaatneutraliteit in de Unie tegen 2050. In de mededeling over de Europese Green Deal 14 wordt aangegeven dat het koolstofvrij maken van de gassector zal worden vergemakkelijkt, onder meer door de kwestie van energiegerelateerde methaanemissies aan te pakken. In oktober 2020 keurde de Commissie een EU-strategie goed om de methaanemissies te verminderen (de “methaanstrategie”), waarin maatregelen uiteengezet werden om de methaanemissies in de EU, ook in de energiesector, en buiten de EU tegen te gaan. In Verordening (EU) 2021/1119 15 (de “Europese klimaatwet”) heeft de Unie het streefdoel van klimaatneutraliteit van de hele economie tegen 2050 verankerd en daarnaast een bindende toezegging vastgesteld voor de binnenlandse beperking van de nettobroeikasgasemissies (emissies na de aftrek van verwijderingen) van ten minste 55 % in 2030 ten opzichte van de niveaus van 1990. Om deze mate van broeikasgasemissiereducties te verwezenlijken, moeten de methaanemissies van de energiesector tegen 2030 met ongeveer 58 % afnemen ten opzichte van 2020.

(6)De methaanemissies zijn opgenomen onder het toepassingsgebied van de Uniestreefdoelen voor broeikasgasemissiereducties voor 2030, zoals uiteengezet in de Europese klimaatwet, en de bindende nationale emissiereductiestreefcijfers uit hoofde van Verordening (EU) 2018/842 16 . Er bestaat momenteel echter geen rechtskader op Unieniveau waarin specifieke maatregelen voor de vermindering van de antropogene methaanemissies in de energiesector uiteengezet zijn. Daarnaast heeft Richtlijn 2010/75/EU 17 inzake industriële emissies slechts betrekking op methaanemissies van de raffinage van minerale olie en gas en niet op andere activiteiten in de energiesector.

(7)In deze context moet deze verordening van toepassing zijn op de vermindering van de methaanemissies bij de upstreamexploratie en -productie van olie en fossiele gassen, bij de verzameling en verwerking van fossiele gassen, bij de transmissie, distributie en ondergrondse opslag van gas en terminals voor vloeibaar aardgas (lng), evenals bij operationele ondergrondse en bovengrondse kolenmijnen en gesloten en verlaten ondergrondse kolenmijnen.

(8)Regels voor de nauwkeurige meting, rapportage en verificatie van de methaanemissies in de sectoren olie, gas en kolen, alsook voor de beperking van deze emissies, onder meer door middel van onderzoeken in verband met de lekdetectie en -reparatie en beperkingen voor afblazen en affakkelen, moeten worden aangepakt door middel van een passend rechtskader van de Unie. Een dergelijk kader moet regels bevatten om de transparantie met betrekking tot de invoer van fossiele energie in de Unie te verbeteren, zodat de stimulansen voor een breder gebruik van oplossingen voor de beperking van methaan overal ter wereld worden verbeterd.

(9)De naleving van de verplichtingen van deze verordening zal waarschijnlijk investeringen vereisen van gereguleerde exploitanten en de kosten die voortvloeien uit dergelijke investeringen moeten in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van tarieven, met inachtneming van de efficiëntiebeginselen.

(10)Elke lidstaat moet ten minste één bevoegde instantie aanwijzen om te controleren dat exploitanten de verplichtingen van deze verordening daadwerkelijk naleven en moet de Commissie in kennis stellen van een dergelijke aanwijzing en eventuele veranderingen hiervan. De aangewezen bevoegde instanties moeten alle noodzakelijke maatregelen nemen om de naleving van de vereisten van deze verordening te waarborgen. Rekening houdend met de grensoverschrijdende aard van de activiteiten in de energiesector en de methaanemissies, moeten de bevoegde instanties met elkaar en met de Commissie samenwerken. In deze context moeten de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten samen een netwerk van openbare autoriteiten vormen die deze verordening toepassen teneinde de nauwe samenwerking te bevorderen, met de noodzakelijke voorzieningen voor het uitwisselen van informatie en beste praktijken en om raadplegingen mogelijk te maken.

(11)Om te zorgen voor een soepele en doeltreffende uitvoering van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen, steunt de Commissie de lidstaten via het instrument voor technische ondersteuning 18 , dat voorziet in afgestemde technische deskundigheid voor het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen, waaronder hervormingen die de vermindering van methaanemissies in de energiesector bevorderen. De technische steun omvat bijvoorbeeld een versterking van de administratieve capaciteit, de harmonisering van de rechtskaders en het delen van relevante beste praktijken.

(12)Om de uitvoering van hun taken te waarborgen, moeten exploitanten de bevoegde instanties voorzien van alle noodzakelijke ondersteuning. Daarnaast moeten exploitanten alle noodzakelijke maatregelen nemen die door de bevoegde instanties zijn vastgesteld binnen de door de bevoegde instanties bepaalde periode of een andere periode die met de bevoegde instanties is overeengekomen.

(13)Inspecties, met inbegrip van het onderzoeken van documenten en akten, emissiemetingen en controles ter plaatse, moeten het belangrijkste mechanisme zijn waarover de bevoegde instanties beschikken. Inspecties moeten regelmatig plaatsvinden, op basis van een evaluatie van het milieurisico door de bevoegde instanties. Daarnaast moeten inspecties worden uitgevoerd om gegronde klachten en gevallen van niet-naleving te onderzoeken en ervoor te zorgen dat reparaties of vervangingen van componenten worden uitgevoerd in overeenstemming met deze verordening. Wanneer de bevoegde instanties een ernstige inbreuk op de vereisten van deze verordening vaststellen, moeten zij een kennisgeving uitvaardigen van de door de exploitant te nemen corrigerende maatregelen. De bevoegde instanties moeten documentatie van de inspecties bewaren en de desbetreffende informatie moet toegankelijk worden gemaakt overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad 19 .

(14)Gezien de beperkte afstand van sommige bronnen van methaanemissies tot stedelijke of residentiële gebieden, moeten natuurlijke of rechtspersonen die schade ondervinden als gevolg van een inbreuk op deze verordening naar behoren gemotiveerde klachten kunnen indienen bij de bevoegde instanties. De klagers moeten op de hoogte worden gehouden van de procedure en de genomen beslissingen en moeten binnen een redelijke termijn na de indiening van de klacht een definitieve beslissing ontvangen.

(15)Een robuust verificatiekader kan de geloofwaardigheid van de gerapporteerde gegevens verbeteren. Daarnaast vereisen de mate van gedetailleerdheid en de technische complexiteit van de metingen van de methaanemissies een goede verificatie van de gegevens over methaanemissies die worden gerapporteerd door exploitanten en mijnexploitanten. Hoewel zelfverificatie mogelijk is, zorgt verificatie door een derde voor meer onafhankelijkheid en transparantie. Daarnaast kan hiermee worden gezorgd voor een geharmoniseerde reeks competenties en een mate van deskundigheid waarover eventueel niet alle openbare entiteiten beschikken. Verificateurs moeten worden geaccrediteerd door accreditatie-instanties in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad 20 . Onafhankelijke geaccrediteerde verificateurs moeten er dus voor zorgen dat de emissieverslagen die door exploitanten en mijnexploitanten zijn opgesteld, juist zijn en in overeenstemming zijn met de in deze verordening uiteengezette vereisten. Zij moeten de gegevens van de emissieverslagen evalueren om de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en nauwkeurigheid ervan te beoordelen aan de hand van kosteloos en openbaar beschikbare Europese of internationale normen die zijn ontwikkeld door onafhankelijke organen en die door de Commissie toepasbaar zijn gemaakt. De Commissie moet dus bevoegd zijn om gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op het opnemen en uiteenzetten van de toepasselijkheid van dergelijke Europese of internationale normen. De verificateurs zijn gescheiden van de bevoegde instanties en moeten onafhankelijk zijn van de exploitanten en mijnexploitanten, die hun alle noodzakelijke steun moeten verlenen om de uitvoering van de verificatie-activiteiten mogelijk te maken of te faciliteren, met name wat betreft de toegang tot de locatie en de presentatie van documentatie of akten.

(16)De informatie in de bij de bevoegde instanties ingediende emissieverslagen moet aan de Commissie worden verstrekt met het oog op een verificatietaak die moet worden toegewezen aan het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies (IMEO), met name met betrekking tot methoden voor de verzameling van gegevens en de analyse en verificatie van methoden en statistische processen die door ondernemingen worden gebruikt om hun gerapporteerde emissiegegevens te kwantificeren. De referentiecriteria in dit verband kunnen de normen en richtsnoeren van het OGMP omvatten. De door het IMEO geproduceerde informatie moet openbaar beschikbaar worden gemaakt en de Commissie moet dergelijke informatie gebruiken om eventuele vastgestelde tekortkomingen met betrekking tot de meting, rapportage en verificatie van gegevens over methaanemissies aan te pakken.

(17)Het IMEO werd in oktober 2020 opgericht door de Unie, in samenwerking met het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, de Climate and Clean Air Coalition en het Internationaal Energieagentschap en werd tijdens de G20-top in oktober 2021 gelanceerd. Het IMEO is ermee belast gegevens over antropogene methaanemissies op wereldschaal te verzamelen, op elkaar af te stemmen, te verifiëren en te publiceren. Het IMEO maakt deel uit van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, die een memorandum van overeenstemming met de Europese Unie hebben ondertekend. De rol van het IMEO is cruciaal voor de verificatie van de gegevens over methaanemissies in de energiesector en er moet worden voorzien in passende relaties teneinde de verificatietaken toe te vertrouwen. Aangezien het IMEO geen orgaan van de Unie is en niet onder het Unierecht valt, is het cruciaal om ervoor te zorgen dat het IMEO passende maatregelen neemt om de bescherming van de belangen van de Unie en haar lidstaten te waarborgen.

(18)Als partij bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en de Overeenkomst van Parijs, is de Unie verplicht jaarlijks een inventarisverslag van antropogene broeikasgasemissies te verstrekken waarin de nationale broeikasgasinventarissen van de lidstaten zijn samengevoegd en dat is opgesteld met gebruik van goede methoden die zijn geaccepteerd door de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC).

(19)Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad 21 vereist dat de lidstaten aan de Commissie verslag uitbrengen over de broeikasgasinventarisatiegegevens en hun nationale prognoses. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1999 moet deze verslaglegging worden uitgevoerd aan de hand van de UNFCCC-rapportagerichtsnoeren en is deze vaak gebaseerd op standaardemissiefactoren in plaats van op directe metingen aan de bron, wat onzekerheid oplevert met betrekking tot de oorsprong, frequentie en omvang van de emissies.

(20)De landgegevens die overeenkomstig de rapportagebepalingen van het UNFCCC zijn gerapporteerd, worden ingediend bij het secretariaat van het UNFCCC volgens verschillende rapportageniveaus in lijn met de richtsnoeren van de IPCC. In deze context stelt de IPCC over het algemeen voor methoden van hogere niveaus te gebruiken voor emissiebronnen die een aanzienlijke invloed hebben op de totale inventaris van broeikasgassen van een land in termen van absoluut niveau, ontwikkeling of onzekerheid.

(21)De niveaus hebben een verschillende methodologische complexiteit. Er zijn drie niveaus beschikbaar. Voor de methoden van niveau 1 worden normaal gesproken standaardemissiefactoren gebruikt en zij vereisen de eenvoudigste en minst opgesplitste activiteitengegevens. Voor hogere niveaus worden gewoonlijk uitgebreidere methoden gebruikt, evenals bron-, technologie-, regio- of landspecifieke emissiefactoren, die vaak worden gebaseerd op metingen en die doorgaans verder uitgesplitste activiteitengegevens vereisen. Meer specifiek vereist niveau 2 landspecifieke in plaats van standaardemissiefactoren, terwijl niveau 3 gegevens of metingen per installatie vereist en de toepassing van een rigoureuze bottom-upbeoordeling per soort bron op het niveau van de individuele faciliteit omvat. Wanneer wordt overgegaan van niveau 1 op niveau 3, wordt de zekerheid van de metingen van methaangerelateerde emissies verbeterd 22 .

(22)De lidstaten passen verschillende praktijken toe met betrekking tot het niveau waarop zij hun energiegerelateerde methaanemissies rapporteren aan het UNFCCC. De rapportage op niveau 2 voor grote emissiebronnen is in overeenstemming met de rapportagerichtsnoeren van de IPCC en niveau 2 wordt beschouwd als methode van een hoger niveau. Dienovereenkomstig lopen de methoden voor ramingen en de rapportage van energiegerelateerde methaanemissies uiteen tussen de lidstaten en de rapportage op het laagste niveau, niveau 1, komt nog steeds veel voor in verschillende lidstaten voor methaanemissies van kolen, gas en olie.

(23)Momenteel vormen door de industrie geleide vrijwillige initiatieven in veel landen nog steeds de belangrijkste benadering voor de kwantificering en beperking van de methaanemissies. Een belangrijk door de energiesector geleid initiatief is het Oil and Gas Methane Partnership (“OGMP”), een vrijwillig initiatief inzake het meten en rapporteren van methaanemissies dat in 2014 door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) en de Climate and Clean Air Coalition (CCAC), waar de Commissie in de raad van bestuur zit, in het leven werd geroepen. Het OGMP is gericht op de vaststelling van beste praktijken om de beschikbaarheid van mondiale informatie over de kwantificering van de methaanemissies en het beheer ervan te verbeteren en de mitigatiemaatregelen om de methaanemissies te verminderen, te bevorderen. Tot nu toe hebben meer dan zestig ondernemingen, die 30 % van de mondiale olie- en gasproductie en activa op vijf continenten voor hun rekening nemen, het OGMP ondertekend. Bij de werkzaamheden van het OGMP met betrekking tot de ontwikkeling van normen en methoden zijn regeringen, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven betrokken. Het kader OGMP 2.0 is de meest recente iteratie van een dynamische norm voor methaanemissies en kan een geschikte basis bieden voor normen voor methaanemissies, op basis van gedegen wetenschappelijke normen.

(24)Tegen deze achtergrond is het noodzakelijk om de meting en de kwaliteit van de gerapporteerde gegevens over methaanemissies, met inbegrip van informatie over de belangrijkste bronnen van methaanemissies die verband houden met energie die in de Unie wordt geproduceerd en verbruikt, te verbeteren. Bovendien moeten de beschikbaarheid van gegevens op het niveau van de bron en een robuuste kwantificering van de emissies worden gewaarborgd, waarmee de betrouwbaarheid van de rapportage en de ruimte voor passende mitigatiemaatregelen worden vergroot.

(25)Met het oog op de doeltreffendheid van de meting en rapportage moeten olie- en gasondernemingen verplicht zijn de methaanemissies per bron te meten en te rapporteren en om samengevoegde gegevens beschikbaar te maken voor de lidstaten, zodat de lidstaten in staat zijn de nauwkeurigheid van de rapportage van hun inventaris te verbeteren. Daarnaast is een doeltreffende verificatie van door ondernemingen gerapporteerde gegevens noodzakelijk en moet de rapportage op jaarbasis plaatsvinden om de administratieve lasten voor exploitanten tot een minimum te beperken.

(26)Deze verordening bouwt voort op het OGMP 2.0-kader voor zover dit voldoet aan de in de overwegingen 24 en 25 bedoelde criteria om bij te dragen tot de verzameling van betrouwbare en robuuste gegevens die een toereikende basis zouden vormen voor de monitoring van de methaanemissies en, indien nodig, om te voorzien in aanvullende maatregelen om de methaanemissies verder te beteugelen.

(27)Het OGMP 2.0-kader heeft vijf rapportageniveaus. De rapportage op het niveau van de bron begint op niveau 3, dat vergelijkbaar is met niveau 3 van het UNFCCC. Hiervoor mogen standaardemissiefactoren worden gebruikt. De rapportage op niveau 4 van het OGMP 2.0 vereist directe metingen van de methaanemissies op het niveau van de bron. Hiervoor mogen specifieke emissiefactoren worden gebruikt. De rapportage op niveau 5 van het OGMP 2.0 vereist de toevoeging van aanvullende metingen op locatieniveau. Daarnaast vereist het OGMP 2.0-kader dat ondernemingen directe metingen van de methaanemissies binnen drie jaar na het toetreden tot het OGMP 2.0 rapporteren voor operationele activa en binnen vijf jaar voor niet-operationele activa. Voortbouwend op de benadering van het OGMP 2.0 met betrekking tot de rapportage op bronniveau en rekening houdend met het feit dat in 2021 reeds een groot aantal ondernemingen in de Unie tot het OGMP 2.0 was toegetreden, moeten exploitanten in de Unie verplicht zijn directe metingen van hun emissies op bronniveau binnen 24 maanden voor operationele activa en binnen 36 maanden voor niet-operationele activa te verstrekken. Naast de kwantificering op bronniveau maakt de kwantificering op locatieniveau de beoordeling, verificatie en afstemming van ramingen op bronniveau per locatie mogelijk, zodat wordt gezorgd voor meer vertrouwen in de gerapporteerde emissies. Net zoals in het OGMP 2.0 vereist deze verordening dat metingen op locatieniveau worden afgestemd op metingen op bronniveau.

(28)Volgens gegevens van de broeikasgasinventaris van de Unie wordt meer dan de helft van alle directe methaanemissies van de energiesector veroorzaakt door onopzettelijke emissies in de atmosfeer. In het geval van olie en gas geldt dit voor het grootste deel van de methaanemissies.

(29)Onopzettelijke lekken van methaan in de atmosfeer kunnen plaatsvinden tijdens het boren en winnen, alsook tijdens de verwerking, opslag, transmissie en distributie aan eindgebruikers. Ze kunnen ook voorkomen in inactieve olie- of gasbronnen. Sommige emissies zijn het resultaat van onvolkomenheden in of de normale slijtage van technische componenten zoals verbindingsstukken, flenzen en kleppen of van beschadigde componenten, bijvoorbeeld in het geval van ongelukken. Corrosie of schade kan ook leiden tot lekken in de wanden van drukapparatuur.

(30)Terwijl het afblazen van methaan normaal gesproken opzettelijk plaatsvindt en het gevolg is van processen of activiteiten en apparaten die voor dat doel zijn ontworpen, kan het ook onopzettelijk gebeuren, zoals in het geval van defecten.

(31)Om deze emissies te beperken, moeten exploitanten alle beschikbare maatregelen nemen om de methaanemissies van hun activiteiten tot een minimum te beperken.

(32)Meer specifiek worden methaanemissies als gevolg van lekken meestal beperkt door middel van onderzoeken in verband met de detectie en reparatie van methaanlekken (“LDAR”), die worden uitgevoerd om lekken te vinden en worden gevolgd door de reparatie van dergelijke lekken. Exploitanten moeten derhalve ten minste periodiek LDAR-onderzoeken uitvoeren en deze moeten ook de inspectie van componenten omvatten die worden gebruikt voor het afblazen van methaan, om te controleren op onopzettelijk afblazen van methaan.

(33)Met het oog hierop moet een geharmoniseerde benadering worden ontwikkeld om te zorgen voor een gelijk speelveld voor alle exploitanten in de Unie. Deze benadering moet minimumvereisten voor LDAR-onderzoeken omvatten, terwijl een passende mate van flexibiliteit wordt geboden aan de lidstaten en exploitanten. Dit is essentieel om de innovatie en ontwikkeling van nieuwe LDAR-technologieën en -methoden mogelijk te maken en zo een technologische lock-in te voorkomen, die ten koste gaat van de milieubescherming. Er ontstaan nog steeds nieuwe technologieën en detectiemethoden en de lidstaten moeten de innovatie in deze sector aanmoedigen, zodat de nauwkeurigste en kosteneffectiefste methoden kunnen worden toegepast.

(34)In de verplichtingen met betrekking tot LDAR-onderzoeken moet een aantal goede praktijken tot uiting komen. LDAR-onderzoeken moeten voornamelijk gericht zijn op het vinden en verhelpen van lekken, in plaats van op het kwantificeren hiervan en gebieden met een hoger risico op lekken moeten vaker worden gecontroleerd; de frequentie van de onderzoeken moet niet alleen worden gebaseerd op de noodzaak om componenten te repareren waaruit methaan vrijkomt boven de grens voor methaanemissies, maar ook op operationele overwegingen, rekening houdend met risico’s voor de veiligheid. Wanneer een groter gevaar voor de veiligheid of een groter risico op methaanverliezen wordt vastgesteld, moeten de bevoegde instanties dus een hogere frequentie van onderzoeken voor de desbetreffende componenten kunnen aanbevelen. Alle lekken, ongeacht de omvang, moeten worden geregistreerd en gemonitord, aangezien kleinere lekken groter kunnen worden. Er moet worden bevestigd dat reparaties van lekken doeltreffend waren. Om het gebruik van meer geavanceerde detectietechnologieën voor methaanemissies mogelijk te maken, moet de omvang van methaanverliezen die een reparatie vereisen, worden gespecificeerd, terwijl exploitanten het detectieapparaat mogen kiezen. Waar passend kan in de context van deze verordening een continue monitoring worden toegepast.

(35)Afblazen bestaat in het opzettelijk door middel van processen of activiteiten of apparatuur die hiervoor is ontworpen of onopzettelijk in het geval van een defect lozen van onverbrand methaan in de atmosfeer. In het licht van het sterke broeikasgasemissie-effect ervan, moet afblazen worden verboden, behalve in noodgevallen, bij defecten of tijdens bepaalde specifieke gebeurtenissen waarbij enig afblazen onvermijdbaar is.

(36)Affakkelen is de gecontroleerde verbranding van methaan met het oog op de verwijdering in een apparaat dat is ontworpen voor deze verbranding. Wanneer affakkelen plaatsvindt tijdens de normale productie van olie of fossiele gassen en als resultaat van ontoereikende faciliteiten of geologie die het mogelijk maakt methaan opnieuw te injecteren, het ter plaatse te gebruiken of het naar een markt te verzenden, wordt dit als routinematig affakkelen beschouwd. Routinematig affakkelen moet worden verboden. Affakkelen mag alleen worden toegestaan wanneer dit het enige alternatief voor afblazen is en wanneer afblazen niet verboden is. Afblazen is schadelijker voor het milieu dan affakkelen omdat de geloosde gassen doorgaans hogere gehaltes methaan bevatten, terwijl methaan bij affakkelen oxideert tot koolstofdioxide.

(37)Het gebruik van affakkelen als alternatief voor afblazen vereist dat affakkelapparatuur methaan op efficiënte wijze kan verbranden. Daarom moet ook een vereiste voor de verbrandingsefficiëntie worden opgenomen voor gevallen waarin affakkelen toegestaan is. Het gebruik van aansteekvlammen, die zorgen voor een betrouwbaardere ontsteking, aangezien de wind hierop geen invloed heeft, moet ook verplicht worden gesteld.

(38)Het opnieuw injecteren, gebruiken op de locatie of verzenden naar een markt van methaan moet altijd de voorkeur krijgen boven het affakkelen — en daarmee boven het afblazen — van methaan. Exploitanten die afblazen, moeten bewijs overleggen aan de bevoegde instanties dat noch het opnieuw injecteren, noch het gebruik op de locatie, noch het verzenden naar een markt van methaan, noch affakkelen mogelijk waren en exploitanten die affakkelen, moeten bewijs overleggen aan de bevoegde autoriteiten dat het opnieuw injecteren, het gebruik op de locatie of het verzenden naar een markt van methaan niet mogelijk was.

(39)Exploitanten moeten belangrijke voorvallen van afblazen en affakkelen onverwijld melden bij de bevoegde instanties en uitgebreidere verslagen indienen over alle voorvallen van afblazen en affakkelen. Zij moeten er bovendien voor zorgen dat de apparatuur en hulpmiddelen in overeenstemming zijn met de in het Unierecht vastgelegde normen.

(40)Methaanemissies van inactieve olie- en gasbronnen leveren risico’s op voor de volksgezondheid, veiligheid en het milieu. De monitorings- en rapportageverplichtingen moeten derhalve nog steeds van toepassing zijn en deze bronnen en locaties moeten worden teruggewonnen en hersteld. In dergelijke gevallen moeten de lidstaten een dominante rol spelen, met name om plannen voor inventarissen en mitigatie vast te stellen.

(41)Uit de gegevens van de EU-broeikasgasinventaris blijkt dat methaanemissies van kolenmijnen de grootste enkele bron van methaanemissies in de energiesector van de Unie zijn. In 2019 waren rechtstreekse emissies uit de kolensector goed voor 31 % van de methaanemissies, wat bijna gelijk is aan het percentage rechtstreekse emissies van fossiele gassen en olie samen (33 %).

(42)Er is momenteel geen Uniebrede specifieke regelgeving ter beperking van de methaanemissies van de kolensector, ondanks het feit dat een brede reeks mitigatietechnologieën beschikbaar is. Er is geen communautaire of internationale monitorings-, rapportage- en verificatienorm specifiek voor kolen. In de Unie maakt de rapportage van de methaanemissies van de kolenindustrie deel uit van de rapportage van de broeikasgasemissies van de lidstaten en gegevens van ondergrondse mijnen worden daarnaast opgenomen in het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, dat werd vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 166/2005 23 .

(43)Methaanemissies houden voornamelijk verband met ondergrondse mijnbouwactiviteiten, zowel in actieve als in verlaten mijnen 24 . In actieve ondergrondse mijnen wordt de methaanconcentratie in de lucht voortdurend gecontroleerd, aangezien deze een gevaar voor de gezondheid en veiligheid vormt. In het geval van ondergrondse kolenmijnen vindt het overgrote deel van de methaanemissies plaats door middel van de ventilatie en drainage- of ontgassingssystemen, de twee belangrijkste manieren om de methaanconcentraties in de luchtroutes van de mijn te verlagen.

(44)Zodra de productie is stopgezet en een mijn gesloten of verlaten is, blijft er methaan vrijkomen. Dit methaan wordt ook wel methaan uit verlaten mijnen (AMM, abandoned mine methane) genoemd. Deze emissies vinden normaal gesproken plaats bij goed afgebakende puntbronnen, zoals ventilatieschachten of drukontlastingsgaten. Met de verhoogde klimaatambitie en de overgang van de energieproductie op minder koolstofintensieve bronnen, zullen de AMM-emissies in de Unie waarschijnlijk toenemen. Naar schatting komt er zelfs tien jaar nadat de mijnbouwactiviteiten zijn stopgezet nog methaan uit niet-ondergelopen mijnen vrij met niveaus die neerkomen op ongeveer 40 % van de emissies op het moment van de sluiting 25 . Bovendien is de behandeling van AMM nog steeds versnipperd vanwege de verschillende eigendoms- en exploitatierechten in de EU. De lidstaten moeten dus inventarissen van gesloten en verlaten kolenactiva vaststellen en zij, of de vastgestelde verantwoordelijke partij, moeten worden verplicht apparaten te installeren om de methaanemissies te meten.

(45)Operationele bovengrondse kolenmijnen in de Unie produceren bruinkool en stoten minder methaan uit dan ondergrondse kolenmijnen. Volgens de broeikasgasinventaris van de Unie stootten bovengrondse mijnen in 2019 166 kiloton uit, ten opzichte van 828 kiloton voor ondergrondse kolenmijnen 26 . De meting van de methaanemissies van bovengrondse kolenmijnen is lastig, omdat zij zich verspreiden over een breed gebied. Daarom worden de emissies van bovengrondse mijnen ondanks de beschikbare technologie 27 zelden gemeten. De methaanemissies van bovengrondse mijnen kunnen worden afgeleid met gebruik van bronspecifieke emissiefactoren voor kolen 28 en, voor een grotere nauwkeurigheid, met gebruik van mijn- of voorraadspecifieke emissiefactoren, aangezien kolenbronnen voorraden met verschillende capaciteiten voor het dragen van methaan hebben 29 . Emissiefactoren kunnen worden afgeleid door de gasinhoud van de lagen van de steekproef van de kernen van exploratieboorgaten te meten 30 . Mijnexploitanten moeten dus metingen van de methaanemissies in bovengrondse kolenmijnen verrichten met gebruik van dergelijke emissiefactoren.

(46)Mijnexploitanten moeten derhalve continue metingen en kwantificeringen van de methaanemissies van ventilatieschachten in ondergrondse kolenmijnen en continue metingen van afgeblazen en afgefakkelde methaan in drainagestations uitvoeren en specifieke emissiefactoren gebruiken met betrekking tot bovengrondse kolenmijnen. Zij moeten deze gegevens rapporteren aan de bevoegde instanties.

(47)Momenteel kan een beperking van de methaanemissies het beste worden verwezenlijkt voor operationele en gesloten of verlaten ondergrondse kolenmijnen. Een doeltreffende beperking van de methaanemissies van operationele en gesloten of verlaten bovengrondse kolenmijnen is momenteel beperkt vanwege de technologie. Om het onderzoek en de ontwikkeling op het gebied van mitigatietechnologieën voor dergelijke emissies in de toekomst te ondersteunen, moeten echter een doeltreffende en gedetailleerde monitoring, rapportage en verificatie van de omvang van deze emissies plaatsvinden.

(48)Ondergrondse mijnen zijn stoomkolen- of cokeskolenmijnen. Stoomkool wordt hoofdzakelijk gebruikt als energiebron en cokeskool als brandstof en reactant in de staalproductie. Voor zowel cokeskolen- als stoomkolenmijnen moeten metingen, rapportages en verificaties van de methaanemissies plaatsvinden.

(49)Voor operationele ondergrondse kolenmijnen moet de beperking van de methaanemissies worden uitgevoerd door het afblazen en affakkelen geleidelijk af te schaffen. Voor gesloten en verlaten ondergrondse kolenmijnen geldt dat hoewel het laten onderlopen van de mijn methaanemissies kan voorkomen, dit niet systematisch wordt gedaan en milieurisico’s met zich meebrengt. Het afblazen en affakkelen in deze mijnen moet ook geleidelijk worden afgeschaft. Omdat een uniforme aanpak ter beperking van de methaanemissies van verlaten ondergrondse kolenmijnen vanwege geologische beperkingen en milieuoverwegingen niet mogelijk is 31 , moeten de lidstaten hun eigen mitigatieplan opstellen, rekening houdend met deze beperkingen en de technische haalbaarheid van de AMM-mitigatie.

(50)Naar aanleiding van een Commissievoorstel keurde de Raad op 28 juni 2021 de nieuwe rechtsgrondslag voor het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal goed 32 , dat voorziet in steun voor onderzoek en innovatie voor de herbestemming van voormalige kolenmijnen of sluitende kolenmijnen en gerelateerde infrastructuur in lijn met de algemene doelstelling om steeds minder kolen te gebruiken en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie. In deze context zal een van de belangrijkste doelstellingen van het nieuwe programma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal voor de komende jaren erin bestaan de milieueffecten van kolenmijnen in transitie te minimaliseren, met name met betrekking tot de methaanemissies.

(51)De Unie is voor 70 % van haar verbruik van steenkool, 97 % van haar olieverbruik en 90 % van haar verbruik van fossiele gassen afhankelijk van de invoer. Er is geen precieze kennis over de omvang, oorsprong of aard van de methaanemissies in verband met in de Unie verbruikte fossiele energie die in derde landen plaatsvinden.

(52)De aardopwarmingseffecten die door methaanemissies worden veroorzaakt, zijn grensoverschrijdend. Hoewel sommige landen die fossiele energie produceren nationaal beginnen op te treden om de methaanemissies van hun energiesectoren te verminderen, vallen veel exporteurs niet onder enige regelgeving op hun respectievelijke binnenlandse markten. Dergelijke exploitanten hebben duidelijke stimulansen nodig om iets te doen aan hun methaanemissies, en moet derhalve transparante informatie over de methaanemissies beschikbaar worden gemaakt voor de markten.

(53)Momenteel zijn er beperkte nauwkeurige gegevens (van UNFCCC-niveau 3 of vergelijkbaar) beschikbaar over de internationale methaanemissies. Veel landen die fossiele brandstoffen uitvoeren, hebben tot nu toe nog geen volledige inventarisgegevens bij het UNFCCC ingediend. Tegelijkertijd bestaat er bewijs dat de methaanemissies van de olie- en gasproductie in de afgelopen twintig jaar mondiaal sterk zijn toegenomen, van 65 tot 80 Mt/jaar 33 .

(54)Zoals aangekondigd in de mededeling over de EU-methaanstrategie 34 , streeft de Unie naar samenwerking met haar energiepartners en andere belangrijke invoerende landen van fossiele energie om de methaanemissies op mondiaal niveau aan te pakken. De energiediplomatie op het gebied van de methaanemissies heeft reeds belangrijke resultaten opgeleverd. In september 2021 kondigden de Unie en de Verenigde Staten de mondiale methaanreductieverbintenis aan, een politieke toezegging om de mondiale methaanemissies uiterlijk tegen 2030 met 30 % te verminderen (ten opzichte van het niveau van 2020) die tijdens de klimaatconferentie van de VN (COP 26) in november 2021 in Glasgow werd gelanceerd. Meer dan honderd landen hebben hun steun toegezegd, waarmee bijna de helft van de mondiale antropogene methaanemissies zijn gedekt. De mondiale methaanreductieverbintenis omvat een toezegging om de beste beschikbare inventarismethoden te gebruiken om de methaanemissies te kwantificeren, met bijzondere aandacht voor grote emissiebronnen.

(55)Bovendien zal het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies (IMEO) een belangrijke en leidende rol spelen bij de vergroting van de transparantie met betrekking tot de mondiale methaanemissies van de energiesector. In zijn conclusies van januari 2021 over klimaat- en energiediplomatie verleende de Raad steun voor de oprichting van het IMEO 35 .

(56)De Commissie zal met het IMEO samenwerken om een “methaanvoorraadindex” te ontwikkelen, zoals uitdrukkelijk genoemd in de mededeling over de EU-methaanstrategie 36 . Deze zou voorzien in gegevens over methaanemissies uit verschillende bronnen van fossiele energie overal ter wereld, met inbegrip van gegevens van ramingen en metingen op bronniveau en van monitoring vanuit de lucht/satellietmonitoring, waardoor kopers van fossiele energie in staat worden gesteld geïnformeerde aankoopbesluiten te nemen op basis van de methaanemissies van bronnen van fossiele energie.

(57)Terwijl de Unie haar succesvolle diplomatieke werkzaamheden om dergelijke mondiale toezeggingen tot stand te brengen, voortzet, moedigt zij daarnaast een aanzienlijke beperking van de methaanemissies in de wereld aan, met name in de landen die fossiele energie aan de Unie leveren.

(58)Importeurs van fossiele energie in de Unie moeten derhalve worden verplicht de lidstaten te voorzien van informatie over maatregelen in verband met de meting, rapportage en beperking van de methaanemissies door de exporteurs, en met name de toepassing van regelgevings- of vrijwillige maatregelen om hun methaanemissies te beheersen, met inbegrip van maatregelen zoals onderzoeken in verband met de lekdetectie en -reparatie of maatregelen om het afblazen en affakkelen van methaan in de hand te houden en te beperken. De niveaus van metingen en rapportages die in de informatievereisten voor importeurs uiteengezet zijn, komen overeen met de vereisten van deze verordening voor exploitanten in de Unie, zoals omschreven in de overwegingen 24 tot en met 26 en 46. De informatie over maatregelen om de methaanemissies te beheersen is niet belastender dan wat van Unie-exploitanten wordt vereist.

(59)De lidstaten moeten deze informatie aan de Commissie verstrekken. Op basis van deze informatie moet de Unie een transparantiedatabank voor de invoer van fossiele energie in de Unie opzetten en beheren, waarin details worden opgenomen met betrekking tot de vraag of exporteurs het OGMP voor olie- en gasondernemingen hebben ondertekend, alsook, voor zover hierin is voorzien, een gelijkwaardige, internationaal of door de Unie erkende norm voor kolenondernemingen. Dergelijke informatie moet de mate van inzet van ondernemingen in exporterende landen aantonen om hun methaanemissies te meten, te rapporteren en te laten verifiëren overeenkomstig de methoden van niveau 3 van de UNFCCC-rapportage. Een dergelijke transparantiedatabank zou dienen als bron van informatie voor aankoopbesluiten van importeurs van fossiele energie in de Unie, alsook voor andere belanghebbenden en het publiek. De transparantiedatabank moet ook de inspanningen weerspiegelen van ondernemingen in de Unie en ondernemingen die fossiele energie naar de Unie uitvoeren om hun methaanemissies te meten, te rapporteren en te beperken. De databank moet ook informatie bevatten over regelgevingsmaatregelen van landen waar fossiele energie wordt geproduceerd op het gebied van de meting, rapportage en mitigatie.

(60)Daarnaast moet de Unie voorzien in een mondiaal instrument voor de monitoring van uitstoters van methaan, dat informatie verstrekt over de omvang, de terugkeer en de locatie van belangrijke bronnen van methaanemissies. Dit moet echte en aantoonbare resultaten als gevolg van de uitvoering van methaanregelgeving en doeltreffende mitigatiemaatregelen door ondernemingen in de Unie en ondernemingen die fossiele energie aan de Unie leveren verder aanmoedigen. Het instrument moet gegevens van verschillende gecertificeerde aanbieders en diensten samenvoegen, met inbegrip van de Copernicus-component van het EU-ruimtevaartprogramma en het IMEO. Het instrument moet de Commissie voorzien van informatie voor haar bilaterale dialogen met de desbetreffende landen om de verschillende scenario’s te bespreken die worden beoogd voor het beleid en de maatregelen op het gebied van de methaanemissies.

(61)De maatregelen als bedoeld in de overwegingen 58 tot en met 60 moeten in combinatie daarmee de transparantie voor kopers vergroten en hen in staat stellen geïnformeerde aankoopbeslissingen te nemen en te zorgen voor betere kansen voor een groter gebruik van oplossingen voor methaanmitigatie overal ter wereld. Daarnaast moeten zij verdere stimulansen bieden voor internationale ondernemingen om internationale normen voor de meting en rapportage van methaan te ondertekenen, zoals het OGMP of om doeltreffende metings-, rapportage- en mitigatiemaatregelen vast te stellen. Deze maatregelen zijn ontworpen als de basis voor een stapsgewijze benadering om het strikte karakter te versterken van de maatregelen die van toepassing zijn op de invoer. De Commissie moet dus bevoegd zijn om de rapportagevereisten voor importeurs te wijzigen of aanvullende vereisten toe te voegen. De Commissie moet bovendien de uitvoering van deze maatregelen evalueren en, wanneer zij dit passend acht, voorstellen ter evaluatie indienen om strengere maatregelen op te leggen aan importeurs en een vergelijkbaar niveau van doeltreffendheid te waarborgen van maatregelen die in derde landen van toepassing zijn om de methaanemissies te monitoren, te rapporteren, te verifiëren en te beperken. Bij de evaluatie moet rekening worden gehouden met de door het IMEO verrichte werkzaamheden, waaronder de methaanvoorraadindex, de transparantiedatabank en het mondiale instrument voor de monitoring van uitstoters van methaan. Wanneer de Commissie het passend acht om het strikte karakter van de maatregelen die op de invoer van toepassing zijn te versterken, is het van bijzonder belang dat zij passende raadplegingen uitvoert tijdens haar voorbereidende werkzaamheden, met inbegrip van de raadpleging van relevante derde landen.

(62)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat inbreuken op deze verordening worden bestraft door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, die boetes en periodieke sanctiebetalingen kunnen omvatten, en moeten alle noodzakelijke maatregelen nemen om te waarborgen dat deze worden uitgevoerd. Om te zorgen voor een aanzienlijk afschrikkend effect, moeten de sancties passend zijn voor het soort inbreuk, het mogelijke voordeel van de exploitant en het soort en de ernst van de milieuschade. Bij het opleggen van sancties moeten de aard, de ernst en de duur van de desbetreffende inbreuk in aanmerking worden genomen. De opgelegde sancties moeten evenredig zijn en voldoen aan het Unie- en het nationale recht, met inbegrip van de geldende procedurele waarborgen en de beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(63)Om meer consistentie te waarborgen, moet een lijst worden vastgesteld van de typen inbreuken waarvoor sancties moeten worden opgelegd. Om een consistentere sanctietoepassing te bevorderen, moeten gemeenschappelijke niet-limitatieve en indicatieve criteria worden ingevoerd voor de toepassing van sancties. De preventieve werking van sancties moet worden versterkt door de mogelijkheid om de informatie in verband met de door lidstaten opgelegde sancties bekend te maken, in overeenstemming met de gegevensbeschermingsvereisten zoals uiteengezet in de Verordeningen (EU) 2016/679 37 en (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 38 .

(64)Gezien de bepalingen die vereisen dat rekening wordt gehouden met de investeringen van gereguleerde exploitanten bij de vaststelling van de tarieven, moet Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad 39 worden gewijzigd om aan ACER de taak toe te vertrouwen om een reeks indicatoren en referentiewaarden beschikbaar te maken voor de vergelijking van de investeringskosten per eenheid in verband met de meting, rapportage en beperking van de methaanemissies voor vergelijkbare projecten.

(65)Teneinde de elementen te definiëren van de geleidelijke afschaffing van afblazen en affakkelen in cokeskolenmijnen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door beperkingen uiteen te zetten voor het afblazen van methaan uit ventilatieschachten voor cokeskolenmijnen. Daarnaast moet, om het mogelijk te maken verdere informatie van importeurs te verkrijgen, zoals noodzakelijk is gebleken, aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door de informatie die door importeurs moet worden verstrekt, te wijzigen of aan te vullen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(66)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om gedetailleerde regels vast te stellen met betrekking tot gemeenschappelijke rapportageformaten. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 40 .

(67)Exploitanten en bevoegde instanties moeten een redelijke termijn krijgen om de noodzakelijke voorbereidende maatregelen te nemen om te voldoen aan de vereisten van deze verordening.

(68)Aangezien het doel van deze verordening, namelijk de nauwkeurige meting, rapportage, verificatie en beperking van de methaanemissies in de energiesector, niet door de lidstaten afzonderlijk kan worden verwezenlijkt en dus, gezien de omvang ervan, beter op uniaal niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel 5 neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstelling,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.    Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de nauwkeurige meting, rapportage en verificatie van methaanemissies in de energiesector in de Unie, alsook voor de beperking van deze emissies, onder meer door lekdetectie- en -reparatieonderzoeken en beperkingen voor afblazen en affakkelen. Bij deze verordening worden ook regels vastgesteld inzake instrumenten die de transparantie van de methaanemissies van de invoer van fossiele energie in de Unie waarborgen.

2.    Deze verordening is van toepassing op:

a) de upstreamexploratie en -productie van olie en fossiele gassen en de verzameling en verwerking van fossiele gassen;

b) de transmissie, distributie en ondergrondse opslag van gas en terminals voor vloeibaar aardgas (lng) die werken met fossiel en/of hernieuwbaar (biologisch of synthetisch) methaan;

c) operationele ondergrondse en bovengrondse kolenmijnen en gesloten en verlaten ondergrondse kolenmijnen.

3.    Deze verordening is van toepassing op methaanemissies die buiten de Unie plaatsvinden wat de informatievereisten voor importeurs, de transparantiedatabank voor methaan en het instrument voor de monitoring van uitstoters van methaan betreft.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1)    “methaanemissies”: alle rechtstreekse emissies uit alle componenten die potentiële bronnen van methaanemissies zijn, als resultaat van opzettelijk of onopzettelijk afblazen, de onvolledige verbranding bij fakkels of van andere componenten en onopzettelijke lekken;

2)    “transmissiesysteembeheerder”: een transmissiesysteembeheerder als bedoeld in [artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad 41 ] [aan te passen overeenkomstig het huidige voorstel voor herschikking];

3)    “distributiesysteembeheerder”: een distributiesysteembeheerder als bedoeld in [artikel 2, punt 6, van Richtlijn 2009/73/EG] [aan te passen overeenkomstig het huidige voorstel voor herschikking];

4)    “exploitant”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een actief exploiteert of beheert of, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, aan wie de economische zeggenschap over het technisch functioneren van een actief is overgedragen;

5)    “mijnexploitant”: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een kolenmijn exploiteert of beheert of, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, aan wie de economische zeggenschap over het technisch functioneren van een kolenmijn is overgedragen;

6)    “verificatie”: de activiteiten die worden verricht door een verificateur om de conformiteit van de door de exploitanten en mijnexploitanten ingediende verslagen te beoordelen;

7)    “verificateur”: een andere rechtspersoon dan de overeenkomstig artikel 4 van deze verordening aangewezen bevoegde instanties die de verificatieactiviteiten verricht en die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 is geaccrediteerd door een nationale accreditatie-instantie of een natuurlijke persoon die anderszins is geautoriseerd, onverminderd artikel 5, lid 2, van die verordening, op het moment dat een verificatieverklaring wordt afgegeven;

8)    “bron”: een component of een geologische structuur die methaan in de atmosfeer loost, ongeacht of dit opzettelijk of onopzettelijk, met tussenpozen of continu gebeurt;

9)    “actief”: een onderneming of operationele eenheid, die kan bestaan uit verschillende faciliteiten of locaties, met inbegrip van activa die onder de operationele controle van de exploitant vallen (operationele activa) en activa die niet onder de operationele controle van de exploitant vallen (niet-operationele activa);

10)    “emissiefactor”: een coëfficiënt aan de hand waarvan de emissies of verwijdering van een gas per eenheid activiteit wordt gekwantificeerd, wat vaak wordt gebaseerd op een steekproef van metingsgegevens, waarvan het gemiddelde wordt genomen om een representatief emissiepercentage voor een bepaald activiteitsniveau onder een bepaalde reeks operationele omstandigheden te ontwikkelen;

11)    “standaardemissiefactor”: een gestandaardiseerde emissiefactor voor elk soort emissiebron die wordt afgeleid van inventarissen of databanken, maar die in elk geval niet is geverifieerd door middel van rechtstreekse metingen;

12)    “specifieke emissiefactor”: een emissiefactor die is afgeleid van rechtstreekse metingen;

13)    “rechtstreekse meting”: een directe kwantificering van de methaanemissies op bronniveau met een apparaat voor de meting van methaan;

14)    “methaanemissies op locatieniveau”: alle emissiebronnen binnen een actief;

15)    “meting op locatieniveau”: een top-downmeting die normaal gesproken het gebruik van op een mobiel platform gemonteerde sensoren omvat, zoals voertuigen, drones, vliegtuigen, boten en satellieten, of andere middelen om een volledig overzicht te verkrijgen van de emissies op een volledige locatie;

16)    “onderneming”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: de upstreamexploitatie, -exploratie en -productie van olie en fossiele gassen, de verzameling en verwerking van fossiele gassen en de transmissie, distributie en ondergrondse opslag van gas, met inbegrip van lng;

17)    “lekdetectie- en -reparatieonderzoek”: een onderzoek om de bronnen van methaanemissies vast te stellen, met inbegrip van lekken en onopzettelijk afblazen;

18)    “afblazen”: het opzettelijk door middel van processen of activiteiten of apparatuur die hiervoor is ontworpen of onopzettelijk in het geval van een defect of geologische beperkingen lozen van onverbrand methaan in de atmosfeer;

19)    “affakkelen”: de gecontroleerde verbranding van methaan met het oog op de verwijdering in een apparaat dat is ontworpen voor deze verbranding;

20)    “noodgeval”: een tijdelijke, onverwachte, ongebruikelijke situatie waarin de methaanemissie onvermijdbaar en noodzakelijk is om onmiddellijke en aanzienlijke negatieve gevolgen voor de menselijke veiligheid, de volksgezondheid of het milieu te voorkomen, met uitzondering van situaties die het gevolg zijn van of verband houden met de volgende gebeurtenissen:

a) het nalaten van de exploitant om passende apparatuur met een toereikende capaciteit te installeren voor de verwachte of daadwerkelijke snelheid en druk van de productie;

b) het nalaten van de exploitant om de productie te beperken wanneer de snelheid van de productie de capaciteit van de gerelateerde apparatuur of het verzamelsysteem overschrijdt, tenzij de overmatige productie het gevolg is van een downstreamnoodgeval, een defect of een ongeplande reparatie en niet langer dan acht uur vanaf het moment van de kennisgeving van het downstreamcapaciteitsprobleem duurt;

c) gepland onderhoud;

d) nalatigheid van de exploitant;

e) herhaaldelijke defecten, dat wil zeggen vier of meer defecten in de voorgaande dertig dagen, van dezelfde apparatuur;

21)    “defect”: een plotseling, onvermijdbaar falen of een storing van apparatuur buiten de redelijke macht van de exploitant, die de activiteiten aanzienlijk verstoort, maar met uitzondering van een falen of een storing die volledig of gedeeltelijk wordt veroorzaakt door slecht onderhoud of onzorgvuldige handelingen of een ander vermijdbaar falen of een vermijdbare storing van apparatuur;

22)    “routinematig affakkelen”: affakkelen tijdens de normale productie van olie of fossiele gassen en als gevolg van het ontbreken van toereikende faciliteiten of geologie die het mogelijk maakt methaan opnieuw te injecteren, het ter plaatse te gebruiken of het naar een markt te verzenden;

23)    “fakkelpijp”: een apparaat dat is uitgerust met een brander en dat wordt gebruikt om methaan af te fakkelen;

24)    “inactieve bron”: een olie- of gasbron of bronlocatie waar de activiteiten voor de exploratie of productie sinds ten minste een jaar zijn stopgezet;

25)    “herstel”: het proces van het saneren van vervuild water en vervuilde bodems;

26)    “terugwinnen”: het proces van het zorgen voor bodem- en vegetatieomstandigheden bij een bron of op een bronlocatie die vergelijkbaar zijn met de omstandigheden die bestonden voordat deze werden verstoord;

27)    “kolenmijn”: een locatie waar steenkoolwinning plaatsvindt of heeft plaatsgevonden, met inbegrip van terreinen, uitgravingen, ondergrondse doorgangen, schachten, hellingen, tunnels en werken, structuren, faciliteiten, apparatuur, machines en instrumenten die zich aan het oppervlak of onder de grond bevinden en die worden gebruikt bij of resulteren uit de werkzaamheden in verband met het ontginnen van bruinkool, subbitumineuse steenkool, bitumineuze steenkool of antraciet uit de natuurlijke voorraden in de aarde met gebruik van alle mogelijke middelen of methoden, met inbegrip van de werkzaamheden van het voorbereiden van de kolen die moeten worden ontgonnen;

28)    “operationele kolenmijn”: een kolenmijn waar het grootste deel van de inkomsten afkomstig is van het ontginnen van bruinkool, subbitumineuse steenkool, bitumineuze steenkool of antraciet en waar sprake is van ten minste een van de volgende omstandigheden:

a) de mijnbouw wordt ontwikkeld;

b) binnen de afgelopen negentig dagen is kolen geproduceerd;

c) de ventilatoren van de mijn worden gebruikt;

29)    “ondergrondse kolenmijn”: een kolenmijn waar steenkool wordt geproduceerd door middel van het aanleggen van tunnels in de aarde naar de steenkoollaag, die vervolgens wordt ontgonnen met gebruik van ondergrondse mijnbouwapparatuur, zoals snijmachines en continue, longwall- en shortwall-mijnbouwmachines en naar het oppervlak wordt gebracht;

30)    “bovengrondse kolenmijn”: een kolenmijn waar de steenkool nabij het oppervlak ligt en kan worden ontgonnen zonder de dekkende lagen steen en grond te verwijderen;

31)    “ventilatieschacht”: een verticale passage die wordt gebruikt om frisse lucht onder de grond te brengen of om methaan en andere gassen te verwijderen uit een ondergrondse kolenmijn;

32)    “drainagestation”: een station waar methaan van een gasdrainagesysteem van een kolenmijn wordt verzameld;

33)    “drainagesysteem”: een systeem dat meerdere methaanbronnen kan omvatten en dat methaanrijk gas uit steenkolenlagen of omliggende gesteentelagen afvoert en naar een drainagestation vervoert;

34)    “activiteiten na de mijnbouw”: activiteiten die worden verricht nadat de kolen zijn ontgonnen en naar het oppervlak zijn gebracht, met inbegrip van de behandeling, de verwerking, de opslag en het vervoer van kolen;

35)    “continue meting”: een meting waarbij de waarden ten minste elke minuut worden afgelezen;

36)    “methaan in de ventilatielucht”: methaan dat vrijkomt uit steenkolenlagen en andere lagen die gas bevatten en dat in de ventilatielucht terechtkomt en door de ventilatieschacht naar buiten komt;

37)    “kolenvoorraad”: een deel van de grond dat aanzienlijke winbare hoeveelheden kolen bevat, gedefinieerd volgens de methode van de lidstaat inzake de documentatie van geologische minerale voorraden;

38)    “gesloten kolenmijn”: een kolenmijn met een geïdentificeerde exploitant, eigenaar of vergunninghouder die is gesloten overeenkomstig de toepasselijke vergunningsvereisten of andere regelgeving;

39)    “verlaten kolenmijn”: een kolenmijn waarvan geen exploitant, eigenaar of vergunninghouder kan worden geïdentificeerd of die niet op gereguleerde wijze is gesloten;

40)    “cokeskolenmijn”: een mijn waar ten minste 50 % van de gemiddelde productie in de afgelopen drie jaar uit cokeskolen bestond, zoals gedefinieerd in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad 42 ;

41)    “importeur”: een natuurlijke of rechtspersoon die in de Unie is gevestigd en die, in het kader van een commerciële activiteit, fossiele energie uit een derde land op de markt van de Unie plaatst.

Artikel 3

Kosten voor gereguleerde exploitanten

1.    Bij de vaststelling of goedkeuring van transmissie- of distributietarieven of de methoden die door transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, beheerders van lng-terminals of andere gereguleerde ondernemingen, met inbegrip van, waar van toepassing, beheerders van ondergrondse gasopslag, moeten worden gebruikt, houden de regelgevende autoriteiten rekening met de gemaakte kosten en gedane investeringen om de verplichtingen op grond van deze verordening na te komen, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte en structureel vergelijkbare gereguleerde exploitant.

2.    Het Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) stelt om de drie jaar een reeks indicatoren en bijbehorende referentiewaarden vast en maakt deze openbaar beschikbaar voor de vergelijking van de investeringskosten per eenheid in verband met de meting, rapportage en beperking van de methaanemissies voor vergelijkbare projecten.

Hoofdstuk 2

Bevoegde instanties en onafhankelijke verificatie

Artikel 4

Bevoegde instanties

1.    Elke lidstaat wijst een of meer bevoegde instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de monitoring en handhaving van de toepassing van deze verordening.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op ... [drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van de namen en contactgegevens van de bevoegde instanties. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen van de namen of contactgegevens van de bevoegde instanties.

2.    De Commissie stelt een lijst van de bevoegde instanties op, die openbaar beschikbaar is, en werkt deze lijst regelmatig bij.

3.    De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties beschikken over toereikende bevoegdheden en middelen om de in deze verordening uiteengezette verplichtingen na te komen.

Artikel 5

Taken van de bevoegde instanties

1.    De aangewezen bevoegde instanties nemen de noodzakelijke maatregelen om de naleving van de vereisten van deze verordening te waarborgen.

2.    Exploitanten en mijnexploitanten verlenen de bevoegde instanties alle noodzakelijke hulp om hen in staat te stellen de taken van de bevoegde instanties als bedoeld in deze verordening uit te voeren of de uitvoering hiervan te vergemakkelijken, met name in verband met de toegang tot de locatie en het overleggen van documentatie of akten.

3.    De bevoegde instanties werken samen met elkaar en met de Commissie en, indien nodig, met autoriteiten van derde landen, om de naleving van deze verordening te waarborgen. De Commissie kan een netwerk van bevoegde instanties oprichten om de samenwerking te bevorderen, met de noodzakelijke regelingen voor het uitwisselen van informatie en beste praktijken, en kan raadplegingen toestaan.

4.    Wanneer verslagen overeenkomstig deze verordening openbaar moeten worden gemaakt, maken de bevoegde instanties deze kosteloos beschikbaar voor het publiek, op een aangewezen website en in een vrij toegankelijk, downloadbaar en bewerkbaar formaat.

Wanneer informatie overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2003/4/EG vertrouwelijk moet blijven, vermelden de bevoegde instanties het soort informatie dat is achtergehouden en de reden hiervoor.

Artikel 6

Inspecties

1.    De bevoegde instanties voeren periodieke inspecties uit om de naleving van de vereisten van deze verordening door exploitanten en mijnexploitanten te controleren. De eerste inspectie wordt uiterlijk op ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voltooid.

2.    De inspecties omvatten, waar relevant, locatiecontroles of een onderzoek van documentatie en akten in het kader van audits ter plaatse die de naleving van de vereisten van deze verordening aantonen, de detectie van methaanemissies en concentratiemetingen en eventuele follow-upmaatregelen van of namens de bevoegde instantie om de naleving door locaties of faciliteiten van de vereisten van deze verordening te controleren en te bevorderen.

Wanneer bij een inspectie een ernstige inbreuk op de vereisten van deze verordening is vastgesteld, geeft de bevoegde instantie een kennisgeving van corrigerende maatregelen af die door de exploitant of mijnexploitant moeten worden genomen, als onderdeel van het in lid 5 bedoelde verslag.

3.    Na de eerste inspectie als bedoeld in lid 1, stellen de bevoegde instanties programma’s voor routinematige inspecties op. De periode tussen de inspecties wordt gebaseerd op een evaluatie van het milieurisico en mag niet langer zijn dan twee jaar. Wanneer bij een inspectie een ernstige inbreuk op de vereisten van deze verordening is vastgesteld, vindt de volgende inspectie binnen één jaar plaats.

4.    De bevoegde instanties voeren niet-routinematige inspecties uit:

a) om gemotiveerde klachten als bedoeld in artikel 7 en gevallen van niet-naleving zo snel mogelijk na de datum waarop de bevoegde instanties kennis verkrijgen van dergelijke klachten of gevallen van niet-naleving te onderzoeken;

b) om ervoor te zorgen dat reparaties van lekken of vervangingen van componenten zijn uitgevoerd in overeenstemming met artikel 14.

5.     Na elke inspectie stellen de bevoegde instanties een verslag op waarin zij de rechtsgrondslag voor de inspectie, de gevolgde procedurele stappen, de relevante bevindingen en aanbevelingen voor verdere maatregelen van de exploitant of mijnexploitant beschrijven.

Het verslag wordt ter kennis van de betrokken exploitant gebracht en binnen twee maanden nadat de inspectie heeft plaatsgevonden, openbaar gemaakt. Wanneer een klacht overeenkomstig artikel 7 de aanleiding voor het verslag was, stellen de bevoegde instanties de klager in kennis zodra het verslag openbaar beschikbaar is.

Het verslag wordt overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG openbaar beschikbaar gemaakt door de bevoegde instanties. Wanneer informatie overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2003/4/EG vertrouwelijk moet blijven, vermelden de bevoegde instanties in het verslag het soort informatie dat is achtergehouden en de reden hiervoor.

6.    Exploitanten en mijnexploitanten nemen alle noodzakelijke maatregelen die door de bevoegde instanties in het in lid 5 bedoelde verslag zijn vastgesteld binnen de door de bevoegde instanties bepaalde periode of een andere periode die met de bevoegde instanties is overeengekomen.

Artikel 7

Bij de bevoegde instanties ingediende klachten

1.    Een natuurlijke of rechtspersoon die van mening is schade te hebben geleden als gevolg van een inbreuk op de vereisten van deze verordening door exploitanten of mijnexploitanten kan een schriftelijke klacht indienen bij de bevoegde instanties.

2.    De klachten moeten naar behoren worden gemotiveerd en voldoende bewijs van de beweerde inbreuk en van de hieruit voortvloeiende schade bevatten.

3.    Wanneer blijkt dat de klacht onvoldoende bewijs levert om de uitvoering van een onderzoek te rechtvaardigen, informeren de bevoegde instanties de klager over de redenen van hun besluit geen onderzoek uit te voeren.

4.    Onverminderd de regels die van toepassing zijn overeenkomstig het nationale recht, houden de bevoegde instanties de klager op de hoogte van de in de procedure genomen stappen en informeren hem, waar van toepassing, over de passende alternatieve beroepsmiddelen, zoals het inschakelen van de nationale rechter of eventuele andere nationale of internationale klachtenprocedures.

5.    Onverminderd de regels die van toepassing zijn op grond van het nationale recht en op basis van vergelijkbare procedures stellen de bevoegde instanties indicatieve perioden vast voor het nemen van een beslissing over klachten en maken zij deze openbaar beschikbaar.

Artikel 8

Verificatieactiviteiten en verificatieverklaring

1.    Verificateurs beoordelen de conformiteit van de emissieverslagen die exploitanten of mijnexploitanten bij hen indienen overeenkomstig deze verordening. Zij beoordelen de conformiteit van de verslagen met de in deze verordening vastgestelde vereisten en evalueren alle gebruikte gegevensbronnen en methoden om de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en nauwkeurigheid ervan te beoordelen, en met name de volgende punten:

a) de keuze en het gebruik van emissiefactoren;

b) de methoden, berekeningen, steekproeven, statistische verdelingen en niveaus van relatief belang die hebben geleid tot de bepaling van de methaanemissies;

c) eventuele risico’s op een onjuiste meting of rapportage;

d) eventuele systemen voor de kwaliteitscontrole of -borging die door de exploitanten of mijnexploitanten zijn toegepast.

2.    Bij het verrichten van de verificatieactiviteiten als bedoeld in lid 1 maken verificateurs gebruik van kosteloos en openbaar beschikbare Europese of internationale normen voor de kwantificering van de methaanemissies zoals toegepast door de Commissie in overeenstemming met lid 5. Totdat de toepasselijkheid van deze normen door de Commissie is bepaald, gebruiken verificateurs bestaande Europese of internationale normen voor de kwantificering en verificatie van de broeikasgasemissies.

Verificateurs kunnen locatiecontroles verrichten om de betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en nauwkeurigheid van de gebruikte gegevensbronnen en methoden te bepalen.

3.    De verificateurs geven een verificatieverklaring af waarin de conformiteit van het emissieverslag wordt geverifieerd en de uitgevoerde verificatiewerkzaamheden worden gespecificeerd zodra zij in hun beoordeling met een redelijke mate van zekerheid concluderen dat het emissieverslag in overeenstemming is met de vereisten van deze verordening.

De verificateurs geven uitsluitend een verificatieverklaring af wanneer betrouwbare, geloofwaardige en nauwkeurige gegevens en informatie het mogelijk maken om de methaanemissies met een redelijke mate van zekerheid te bepalen en mits de gerapporteerde gegevens consistent zijn met de geraamde gegevens en volledig zijn en geen sprake is van inconsistenties.

Indien in het kader van de beoordeling wordt geconcludeerd dat het emissieverslag niet in overeenstemming is met de vereisten van deze verordening, stelt de verificateur de exploitant of mijnexploitant hiervan op de hoogte en dient de exploitant of mijnexploitant onverwijld een herzien emissieverslag in bij de verificateur.

4.    Exploitanten en mijnexploitanten verlenen de verificateurs alle noodzakelijke hulp om hen in staat te stellen de verificatieactiviteiten uit te voeren of de uitvoering hiervan te vergemakkelijken, met name in verband met de toegang tot de locatie en het overleggen van documentatie of akten.

5.    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de toepasbaarheid van Europese of internationale normen met betrekking tot de kwantificering en meting van methaanemissies op te nemen of uiteen te zetten met het oog op de uitvoering van deze verordening.

Artikel 9

Onafhankelijkheid en accreditatie van verificateurs

1.    Verificateurs zijn onafhankelijk van de exploitanten en mijnexploitanten en voeren de op grond van deze verordening vereiste activiteiten uit in het openbaar belang. Daartoe is de verificateur of enig deel van dezelfde rechtspersoonlijkheid geen exploitant of mijnexploitant, geen eigenaar van een exploitant of mijnexploitant en geen eigendom van een exploitant of mijnexploitant. Noch onderhoudt de verificateur betrekkingen met de exploitant of mijnexploitant die zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen beïnvloeden.

2.    Verificateurs worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 geaccrediteerd door een nationale accreditatie-instantie.

3.    Indien er in deze verordening geen specifieke bepalingen betreffende de accreditatie zijn vastgesteld, zijn de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 van toepassing.

Artikel 10

Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies

1.    Op voorwaarde dat de belangen van de Unie beschermd zijn, wordt aan het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies een verificatietaak toegekend met betrekking tot de gegevens over de methaanemissies, met name in verband met de volgende taken:

a)    de samenvoeging van de gegevens over methaanemissies in overeenstemming met passende statistische methoden;

b)    de verificatie van methoden en statistische processen die worden gebruikt door ondernemingen om de gegevens over methaanemissies te kwantificeren;

c)    de ontwikkeling van methoden voor de samenvoeging en analyse van gegevens in overeenstemming met wetenschappelijke en statistische goede praktijken om een hoger niveau van nauwkeurigheid van de emissieramingen te waarborgen, met een passende omschrijving van de onzekerheid;

d)    de publicatie van samengevoegde, door ondernemingen gerapporteerde gegevens per kernbron en rapportageniveau, ingedeeld naar operationele en niet-operationele activa, in overeenstemming met de mededingings- en vertrouwelijkheidsvereisten;

e)    de rapportage van bevindingen met betrekking tot grote discrepanties tussen gegevensbronnen.

2.    De Commissie kan gegevens over methaanemissies indienen bij het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies, zoals deze aan haar ter beschikking zijn gesteld door de bevoegde instanties overeenkomstig deze verordening.

3.    De door het Internationaal waarnemingscentrum voor methaanemissies opgestelde informatie wordt beschikbaar gemaakt voor het publiek en de Commissie.

Hoofdstuk 3

Methaanemissies in de sectoren olie en gas

Artikel 11

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op de in artikel 1, lid 2, punten a) en b), bedoelde activiteiten.

Artikel 12

Monitoring en rapportage

1.    Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen exploitanten een verslag in bij de bevoegde instanties waarin de methaanemissies op bronniveau zijn opgenomen die zijn geraamd aan de hand van standaard-, maar bronspecifieke emissiefactoren voor alle bronnen.

2.    Uiterlijk op ... [24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen exploitanten bovendien een verslag in bij de bevoegde instanties waarin de rechtstreekse metingen van de methaanemissies op bronniveau voor operationele activa zijn opgenomen. De rapportage op een dergelijk niveau kan het gebruik van metingen en steekproeven op bronniveau omvatten als basis voor het vaststellen van specifieke emissiefactoren die worden gebruikt voor de raming van de emissies.

3.    Uiterlijk op ... [36 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna dienen exploitanten een verslag in bij de bevoegde instanties met de rechtstreekse metingen van de methaanemissies op bronniveau voor operationele activa als bedoeld in lid 2, aangevuld met metingen van de methaanemissies op locatieniveau, zodat de beoordeling en verificatie van de ramingen op bronniveau die per locatie worden samengevoegd mogelijk worden gemaakt.

Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties zorgen de exploitanten ervoor dat de in dit lid bedoelde verslagen worden beoordeeld door een verificateur en een verificatieverklaring bevatten die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

4.    Uiterlijk op ... [36 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen in de Unie gevestigde ondernemingen een verslag in bij de bevoegde instanties waarin de rechtstreekse metingen van de methaanemissies op bronniveau voor operationele activa zijn opgenomen. De rapportage op een dergelijk niveau kan het gebruik van metingen en steekproeven op bronniveau omvatten als basis voor het vaststellen van specifieke emissiefactoren die worden gebruikt voor de raming van de emissies.

5.    Uiterlijk op ... [48 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna dienen in de Unie gevestigde ondernemingen een verslag in bij de bevoegde instanties met de rechtstreekse metingen van de methaanemissies op bronniveau voor niet-operationele activa als bedoeld in lid 4, aangevuld met metingen van de methaanemissies op locatieniveau, zodat de beoordeling en verificatie van de ramingen op bronniveau die per locatie worden samengevoegd mogelijk worden gemaakt.

Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties zorgen de ondernemingen ervoor dat de in dit lid bedoelde verslagen worden beoordeeld door een verificateur en een verificatieverklaring bevatten die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

6.    De in dit artikel bedoelde verslagen beslaan het laatste beschikbare kalenderjaar en omvatten ten minste de volgende informatie:

a) het soort en de locatie van de emissiebron;

b) de gegevens per gedetailleerd, afzonderlijk soort emissiebron;

c) gedetailleerde informatie over de methoden voor kwantificering die zijn gebruikt om de methaanemissies te meten;

d) alle methaanemissies voor operationele activa;

e) het eigendomsaandeel en de methaanemissies van niet-operationele activa vermenigvuldigd met het eigendomsaandeel;

f) een lijst van de entiteiten met operationele controle over de niet-operationele activa.

De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen een rapportagesjabloon vast voor de in de leden 2, 3, 4 en 5 bedoelde verslagen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 32, lid 2, bedoelde procedure.

7.    Voor metingen op locatieniveau zoals bedoeld in de leden 3 en 5 worden passende kwantificeringstechnologieën gebruikt die in dergelijke metingen kunnen voorzien.

8.    In het geval van aanzienlijke discrepanties tussen de aan de hand van methoden op bronniveau gekwantificeerde emissies en de emissies die op locatieniveau zijn gemeten, worden binnen dezelfde rapportageperiode aanvullende metingen verricht.

9.    De metingen van de methaanemissies voor gasinfrastructuur worden verricht overeenkomstig passende Europese (CEN) of internationale (ISO) normen voor de kwantificering van methaanemissies.

10.    Wanneer informatie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad 43 vertrouwelijk moet blijven, vermelden de exploitanten in het verslag het soort informatie dat is achtergehouden en de reden hiervoor.

11.    De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan door exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 4, beschikbaar voor het publiek en de Commissie.

Artikel 13

Algemene verplichting tot beperking

Exploitanten nemen alle voor hen beschikbare maatregelen om de methaanemissies van hun activiteiten te voorkomen en tot een minimum te beperken.

Artikel 14

Lekdetectie en -reparatie

1.    Uiterlijk op ... [3 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] dienen exploitanten een programma voor lekdetectie en -reparatie in bij de bevoegde instanties, waarin de inhoud wordt gespecificeerd van de onderzoeken die overeenkomstig de vereisten van dit artikel moeten worden uitgevoerd.

De bevoegde instanties mogen van de exploitant verlangen dat hij het programma aanpast, rekening houdend met de vereisten van deze verordening.

2.    Uiterlijk op ... [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voeren de exploitanten een onderzoek uit van alle relevante componenten waarvoor zij verantwoordelijk zijn, in overeenstemming met het in lid 1 bedoelde programma voor lekdetectie en -reparatie.

Onderzoeken in verband met lekdetectie en -reparatie worden daarna om de drie maanden herhaald.

3.    Bij het uitvoeren van de onderzoeken gebruiken exploitanten apparaten die de detectie van methaanverliezen van componenten van 500 deeltjes per miljoen of meer mogelijk maken.

4.    Exploitanten repareren of vervangen alle componenten die 500 deeltjes per miljoen of meer methaan uitstoten.

De reparatie of vervanging van de in de eerste alinea bedoelde componenten vindt meteen na de detectie plaats, of zo snel mogelijk daarna, maar uiterlijk vijf dagen na de detectie, mits exploitanten kunnen aantonen dat veiligheids- of technische overwegingen onmiddellijke maatregelen niet mogelijk maken en mits exploitanten een reparatie- en controleschema vaststellen.

Veiligheids- en technische overwegingen die geen onmiddellijke maatregelen mogelijk maken, zoals bedoeld in de tweede alinea, worden beperkt tot het rekening houden met de veiligheid van personeel en mensen in de nabijheid, milieueffecten, de concentratie van het methaanverlies, de toegankelijkheid van de component en de beschikbaarheid van een vervangende component. Overwegingen in verband met milieueffecten kunnen gevallen omvatten waarin reparatie kan leiden tot een hoger niveau van methaanemissies dan wanneer geen reparatie zou worden uitgevoerd.

Wanneer het systeem moet worden stilgelegd voordat de reparatie of vervanging kan worden uitgevoerd, beperken de exploitanten het lek binnen één dag na de detectie tot een minimum en repareren zij het lek aan het einde van de volgende stillegging van het systeem of binnen een jaar wanneer dat sneller is.

5.    Onverminderd lid 2 onderzoeken exploitanten componenten waarvan tijdens een van de voorgaande onderzoeken is vastgesteld dat zij 500 deeltjes per miljoen of meer methaan uitstoten zo snel mogelijk nadat de reparatie overeenkomstig lid 4 is uitgevoerd en niet later dan 15 dagen daarna om te waarborgen dat de reparatie succesvol was.

Onverminderd lid 2 onderzoeken exploitanten componenten waarvan is vastgesteld dat zij minder dan 500 deeltjes per miljoen methaan uitstoten niet later dan drie maanden nadat de emissies werden gedetecteerd om te controleren of de omvang van het methaanverlies is veranderd.

Wanneer een hoger risico voor de veiligheid of een hoger risico op methaanverliezen is vastgesteld, kunnen de bevoegde instanties aanbevelen dat onderzoeken van de desbetreffende componenten regelmatiger plaatsvinden.

6.    Onverminderd de rapportageverplichtingen op grond van lid 7 houden exploitanten een register van alle gevonden lekken bij, ongeacht de omvang hiervan en onderzoeken zij deze op continue basis om ervoor te zorgen dat zij worden gerepareerd in overeenstemming met lid 4.

Exploitanten houden het register gedurende ten minste tien jaar bij en verstrekken deze informatie op verzoek aan de bevoegde instanties.

7.    Binnen een maand na elk onderzoek dienen exploitanten een verslag met de resultaten van het onderzoek en een reparatie- en controleschema in bij de bevoegde instanties van de lidstaat waar zich de desbetreffende activa bevinden. Het verslag omvat ten minste de in bijlage I genoemde onderdelen.

De bevoegde instanties mogen van de exploitant verlangen dat hij het verslag of het reparatie- en controleschema aanpast, rekening houdend met de vereisten van deze verordening.

8.    Exploitanten mogen de in dit artikel uiteengezette taken delegeren. De delegatie van de taken heeft geen gevolgen voor de verantwoordelijkheid van de exploitanten en mag geen gevolgen hebben voor de doeltreffendheid van het toezicht door de bevoegde instanties.

9.    De lidstaten zorgen ervoor dat regelingen voor de certificering of accreditatie of vergelijkbare regelingen voor de kwalificatie, met inbegrip van passende opleidingsprogramma’s, beschikbaar zijn voor dienstverleners met betrekking tot de onderzoeken.

Artikel 15

Beperkingen voor afblazen en affakkelen

1.    Afblazen is verboden, behalve in de in dit artikel bedoelde omstandigheden. Routinematig afblazen is verboden.

2.    Afblazen is alleen toegestaan in de volgende situaties:

a) in een noodgeval of bij een defect, en

b) wanneer dit onvermijdbaar en strikt noodzakelijk is voor de exploitatie, de reparatie, het onderhoud of het testen van componenten of apparatuur en behoudens de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 16.

3.    Afblazen op grond van lid 2, punt b), omvat de volgende specifieke situaties waarin afblazen niet volledig kan worden uitgesloten:

a) tijdens de normale exploitatie van bepaalde componenten, mits de apparatuur voldoet aan alle gespecificeerde normen voor de apparatuur en naar behoren is onderhouden en regelmatig is geïnspecteerd om de methaanverliezen tot een minimum te beperken;

b) voor het lozen of schoonmaken van vloeistofophopingen in een bron onder atmosferische druk;

c) tijdens het opmeten of de bemonstering van een opslagtank of andere tank die onder lage druk staat;

d) tijdens het lozen van vloeistoffen uit een opslagtank of andere tank die onder lage druk staat in een transportvoertuig in overeenstemming met de geldende normen;

e) tijdens reparaties en onderhoud, met inbegrip van het afventileren en onttrekken van druk aan apparatuur om reparaties en onderhoud uit te voeren;

f) tijdens een test van verbuizingsknoppen;

g) tijdens een lekkagetest van sluitnippels;

h) tijdens een productietest die minder dan 24 uur duurt;

i) wanneer het methaan niet voldoet aan de specificaties van de verzamelpijpleiding, mits de exploitant de methaansteekproeven twee keer per week analyseert om te bepalen of aan de specificaties is voldaan en het methaan naar een verzamelpijpleiding voert zodra aan de specificaties voor de pijpleiding is voldaan;

j) tijdens de ingebruikname van pijpleidingen, apparatuur of faciliteiten, slechts zolang dit noodzakelijk is om veroorzaakte onzuiverheden in de pijpleiding of apparatuur te reinigen;

k) tijdens het reinigen of inspecteren van pijpleidingen, het afventileren of reinigen van een pijpleiding voor reparaties of onderhoud, mits het gas niet kan worden opgevangen of omgeleid naar een niet getroffen deel van de pijpleiding.

4.    Wanneer afblazen overeenkomstig de leden 2 en 3 toegestaan is, blazen exploitanten alleen af wanneer affakkelen technisch niet haalbaar is of risico’s met zich meebrengt voor de veiligheid van de activiteiten of het personeel. In een dergelijke situatie tonen exploitanten, als onderdeel van de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 16, bij de bevoegde instanties aan dat het noodzakelijk is om te kiezen voor afblazen in plaats van affakkelen.

5.    Affakkelen is alleen toegestaan wanneer het opnieuw injecteren, gebruiken op de locatie of verzenden naar een markt van het methaan niet haalbaar zijn om andere redenen dan economische overwegingen. In een dergelijke situatie tonen exploitanten, als onderdeel van de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 16, bij de bevoegde instanties aan dat het noodzakelijk is om te kiezen voor affakkelen in plaats van het opnieuw injecteren, gebruiken op de locatie of verzenden naar een markt van het methaan.

Artikel 16

Rapportage van voorvallen van afblazen en affakkelen

1.    Exploitanten stellen de bevoegde instanties in kennis van voorvallen van afblazen en affakkelen:

a) die het gevolg zijn van een noodgeval of defect;

b) die in totaal acht uur of langer duren binnen een periode van 24 uur als gevolg van een enkel voorval.

De in de eerste alinea bedoelde kennisgeving wordt onverwijld na het voorval gedaan en op zijn laatst 48 uur na het begin van het voorval of het moment waarop de exploitant hiervan kennisneemt.

2.    Exploitanten dienen kwartaalverslagen in bij de bevoegde instanties van alle voorvallen van afblazen en affakkelen als bedoeld in lid 1 en in artikel 15, in overeenstemming met de in bijlage II uiteengezette elementen.

3.    De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen jaarlijks beschikbaar voor het publiek en de Commissie, in overeenstemming met artikel 5, lid 4.

Artikel 17

Vereisten voor affakkelnormen

1.    Wanneer een faciliteit wordt gebouwd, vervangen of gerenoveerd of wanneer nieuwe fakkelpijpen of andere verbrandingsapparatuur wordt geïnstalleerd, installeren exploitanten uitsluitend verbrandingsapparatuur met automatische ontsteker of continue besturing en een volledig efficiënte vernietiging of verwijdering van koolwaterstoffen.

2.     Exploitanten zorgen er uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor dat alle fakkelpijpen of andere verbrandingsapparatuur voldoet aan de vereisten van lid 1.

3.    Exploitanten voeren wekelijkse inspecties uit van de fakkelpijpen in overeenstemming met de in bijlage III uiteengezette elementen.

Artikel 18

Inactieve bronnen

1.    Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten een inventaris van alle inactieve bronnen op hun grondgebied of onder hun rechtsbevoegdheid vast, met inbegrip van ten minste de in bijlage IV uiteengezette elementen, en maken zij deze openbaar beschikbaar.

2.    Uiterlijk op ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] wordt apparatuur voor de meting van de methaanemissies geïnstalleerd op alle inactieve bronnen.

3.    Uiterlijk op ... [24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna worden verslagen met de in lid 2 bedoelde metingen ingediend bij de bevoegde instanties, die betrekking hebben op het laatst beschikbare kalenderjaar. Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties worden de in dit lid bedoelde verslagen beoordeeld door een verificateur en wordt hierbij een verificatieverklaring gevoegd die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

4.    De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan door exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 4, beschikbaar voor het publiek en de Commissie.

5.    De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het nakomen van de in de leden 2 en 3 vastgestelde verplichtingen, behalve wanneer een verantwoordelijke partij kan worden geïdentificeerd. In dat geval is die partij verantwoordelijk.

6.    De lidstaten ontwikkelen een mitigatieplan en voeren dit uit om inactieve bronnen op hun grondgebied te herstellen, terug te winnen en permanent te dichten.

Voor de mitigatieplannen worden de in lid 1 bedoelde inventarissen gebruikt om de prioriteit voor de activiteiten te bepalen, met inbegrip van:

   a) het herstellen, terugwinnen en permanent dichten van bronnen;

   b) het terugwinnen van gerelateerde toegangswegen;

   c) het herstellen van grond, water en habitats die zijn getroffen door bronnen en de eerdere activiteiten;

   d) jaarlijkse controles om ervoor te zorgen dat gedichte bronnen niet langer een bron van methaanemissies zijn.

Hoofdstuk 4

Methaanemissies in de kolensector

Deel I

Monitoring en rapportage in operationele mijnen

Artikel 19

Toepassingsgebied

1.    Dit deel is van toepassing op operationele ondergrondse en bovengrondse kolenmijnen.

2.    De methaanemissies van operationele ondergrondse kolenmijnen omvatten de volgende emissies:

a)    methaanemissies van alle ventilatieschachten die door de mijnexploitant worden gebruikt;

b)    methaanemissies van drainagestations en van het methaandrainagesysteem, ongeacht of deze plaatsvinden als gevolg van opzettelijk of onopzettelijk afblazen of een onvolledige verbranding bij affakkelen;

c)    methaanemissies die plaatsvinden tijdens activiteiten na de mijnbouw.

3.    De methaanemissies van operationele bovengrondse kolenmijnen omvatten de volgende emissies:

a)    methaanemissies die plaatsvinden bij de kolenmijn tijdens het mijnbouwproces;

b)    methaanemissies die plaatsvinden tijdens activiteiten na de mijnbouw.

Artikel 20

Monitoring en rapportage

1.    Voor ondergrondse kolenmijnen voeren mijnexploitanten continue metingen en kwantificeringen van de methaanemissies in de ventilatielucht uit voor alle afvoerende ventilatieschachten die door de mijnexploitant worden gebruikt, met gebruik van apparatuur met een detectiegrens voor methaanconcentraties van ten minste 100 deeltjes per miljoen. Zij voeren ook maandelijkse metingen op basis van steekproeven uit.

2.    Exploitanten van drainagestations voeren continue metingen van de afgeblazen en afgefakkelde hoeveelheden methaan uit, ongeacht de redenen voor het afblazen en affakkelen.

3.    Wat bovengrondse kolenmijnen betreft, gebruiken mijnexploitanten voorraadspecifieke methaanemissiefactoren voor kolenmijnen om de emissies als gevolg van de mijnbouw te kwantificeren. Mijnexploitanten stellen deze emissiefactoren op kwartaalbasis vast, in overeenstemming met de passende wetenschappelijke normen, en houden rekening met methaanemissies voor omliggende lagen.

4.    De in de leden 1 tot en met 3 bedoelde metingen en kwantificering worden uitgevoerd in overeenstemming met een passende Europese norm of internationale normen.

Wat betreft de continue metingen als bedoeld in de leden 1 en 2, wanneer een deel van de meetapparatuur gedurende een periode niet operationeel is, kunnen meetwaarden worden gebruikt die zijn verkregen tijdens perioden toen de apparatuur operationeel was om gegevens pro rata te ramen voor de periode waarin de apparatuur niet operationeel was.

De apparatuur die wordt gebruikt voor de continue metingen als bedoeld in de leden 1 en 2 is gedurende meer dan 90 % van de periode waarvoor deze wordt gebruikt om een emissie te monitoren operationeel, met uitzondering van uitvaltijden voor herkalibratie.

5.    Mijnexploitanten ramen de emissies na de kolenmijnbouw met gebruik van emissiefactoren voor na de kolenmijnbouw, die jaarlijks worden bijgewerkt, op basis van voorraadspecifieke kolensteekproeven en in overeenstemming met de passende wetenschappelijke normen.

6.    Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna dienen mijnexploitanten en beheerders van drainagestations een verslag in bij de bevoegde instanties met jaarlijkse gegevens over de methaanemissies op bronniveau, in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel.

Het verslag beslaat het laatst beschikbare kalenderjaar en omvat de in deel 1 van bijlage V voor operationele ondergrondse kolenmijnen, deel 2 van bijlage V voor operationele bovengrondse kolenmijnen en deel 3 van bijlage V voor drainagestations uiteengezette elementen.

Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties zorgen de mijnexploitanten en beheerders van drainagestations ervoor dat de in dit lid bedoelde verslagen worden beoordeeld door een verificateur en een verificatieverklaring bevatten die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

7.    De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan door exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 4, beschikbaar voor het publiek en de Commissie.

Deel II

Beperking van de methaanemissies van operationele ondergrondse kolenmijnen

Artikel 21

Toepassingsgebied

Dit deel is van toepassing op de methaanemissies van ondergrondse kolenmijnen zoals bedoeld in artikel 19, lid 2.

Artikel 22

Mitigatiemaatregelen

1.    Het afblazen en affakkelen van methaan van drainagestations is vanaf [1 januari 2025] verboden, behalve in noodgevallen, bij defecten of wanneer dit onvermijdbaar en strikt noodzakelijk is voor onderhoud. In dergelijke gevallen blazen beheerders van drainagestations alleen af wanneer affakkelen technisch niet haalbaar is of risico’s met zich meebrengt voor de veiligheid van de activiteiten of het personeel. In een dergelijke situatie tonen beheerders van drainagestations, als onderdeel van de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 23, bij de bevoegde instanties aan dat het noodzakelijk is om te kiezen voor afblazen in plaats van affakkelen.

2.    Het afblazen van methaan via ventilatieschachten in kolenmijnen, met uitzondering van cokeskolenmijnen, die meer dan 0,5 ton methaan per kiloton gewonnen kolen uitstoten, is verboden vanaf 1 januari 2027.

3.    Uiterlijk op ... [drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie overeenkomstig artikel 31 een gedelegeerde handeling vast om deze verordening aan te vullen door beperkingen voor het afblazen van methaan via ventilatieschachten van cokeskolenmijnen vast te stellen.

Artikel 23

Rapportage van voorvallen van afblazen en affakkelen

1.    Vanaf [1 januari 2025] stellen beheerders van drainagestations de bevoegde instanties in kennis van voorvallen van afblazen en affakkelen:

a) die het gevolg zijn van een noodgeval of defect;

b) waarvan het plaatsvinden onvermijdelijk was als gevolg van onderhoud van het drainagesysteem.

Deze kennisgeving wordt onverwijld na het voorval gedaan en op zijn laatst 48 uur na het begin van het voorval of het moment waarop de exploitant hiervan kennisneemt, in overeenstemming met de in bijlage VI uiteengezette elementen.

2.    De bevoegde instanties maken de overeenkomstig dit artikel aan hen verstrekte informatie jaarlijks beschikbaar voor het publiek en de Commissie, in overeenstemming met artikel 5, lid 4.

Deel III

Methaanemissies van gesloten en verlaten ondergrondse kolenmijnen

Artikel 24

Toepassingsgebied

Dit deel is van toepassing op de volgende methaanemissies van verlaten en gesloten ondergrondse kolenmijnen waar de kolenproductie is stopgezet:

a) methaanemissies van alle ventilatieschachten die nog steeds methaan uitstoten;

b) methaanemissies van apparatuur voor de kolenmijnbouw, die niet meer wordt gebruikt;

c) methaanemissies van andere goed afgebakende emissiepuntbronnen, zoals uiteengezet in deel 1 van bijlage VII.

Artikel 25

Monitoring en rapportage

1.    Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten een inventaris van alle gesloten en verlaten kolenmijnen op hun grondgebied of onder hun rechtsbevoegdheid vast, in overeenstemming met de methode en met inbegrip van ten minste de in deel 1 van bijlage VII uiteengezette elementen, en maken zij deze openbaar beschikbaar.

2.    Metingen van de methaanconcentratie worden verricht in overeenstemming met passende wetenschappelijke normen en ten minste op uurbasis van alle elementen die zijn opgenomen in deel 1, punt vi), van bijlage VII waarvan is vastgesteld dat zij methaan uitstoten.

Vanaf ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] is meetapparatuur geïnstalleerd op alle in de lijst van deel 1, punt v), van bijlage VII opgenomen elementen voor gesloten kolenmijnen en verlaten kolenmijnen waar de activiteiten sinds ... [50 jaar voor de inwerkingtreding van deze verordening] zijn stopgezet.

De detectiegrens van de voor de metingen gebruikte meetapparatuur als bedoeld in lid 2 is ten minste 10 000 deeltjes per miljoen.

De meetapparatuur moet gedurende meer dan 90 % van de periode waarvoor deze wordt gebruikt om de emissies te monitoren operationeel zijn, met uitzondering van uitvaltijden voor herkalibratie.

3.    Uiterlijk op ... [24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 maart van elk jaar daarna worden verslagen met ramingen van de jaarlijkse gegevens over methaanemissies op bronniveau ingediend bij de bevoegde instanties.

De verslagen beslaan het laatst beschikbare kalenderjaar en omvatten de elementen zoals uiteengezet in deel 3 van bijlage VII.

Voorafgaande aan de indiening bij de bevoegde instanties worden de in dit lid bedoelde verslagen beoordeeld door een verificateur en wordt hierbij een verificatieverklaring gevoegd die is afgegeven in overeenstemming met de artikelen 8 en 9.

4.    Mijnexploitanten zijn verantwoordelijk voor de vereisten als bedoeld in de leden 2 en 3 wat betreft gesloten mijnen. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de vereisten als bedoeld in de leden 2 en 3 wat betreft verlaten mijnen.

5.    De bevoegde instanties maken de in dit artikel bedoelde verslagen binnen drie maanden na de indiening ervan door exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 4, beschikbaar voor het publiek en de Commissie.

Artikel 26

Mitigatiemaatregelen

1.    Op basis van de in artikel 25 bedoelde inventaris ontwikkelen de lidstaten een mitigatieplan en voeren zij dit uit om de methaanemissies van verlaten kolenmijnen aan te pakken.

Het mitigatieplan wordt uiterlijk op ... [36 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] ingediend bij de bevoegde instanties en omvat ten minste de in deel 4 van bijlage VII uiteengezette elementen.

2.    Afblazen en affakkelen van in artikel 25, lid 2, bedoelde apparatuur is vanaf 1 januari 2030 verboden, tenzij het gebruik of de mitigatie technisch niet haalbaar is of risico’s met zich meebrengt voor de veiligheid van het milieu, de activiteiten of het personeel. In een dergelijke situatie tonen mijnexploitanten of lidstaten, als onderdeel van de rapportageverplichtingen zoals uiteengezet in artikel 25, aan dat het noodzakelijk is om te kiezen voor afblazen of affakkelen in plaats van gebruik of mitigatie.

Hoofdstuk 5

Methaanemissies buiten de Unie

Artikel 27

Vereisten voor importeurs

1.    Uiterlijk op ... [9 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 31 december van elk jaar daarna verstrekken importeurs de in bijlage VIII bedoelde informatie aan de bevoegde instanties van de importerende lidstaat.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de informatie die door importeurs moet worden verstrekt, te wijzigen of aan te vullen.

2.    Uiterlijk op ... [12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en uiterlijk op 30 juni van elk jaar daarna dienen de lidstaten de aan hen door importeurs verstrekte gegevens in bij de Commissie.

De Commissie maakt de informatie beschikbaar in overeenstemming met artikel 28.

3.    Uiterlijk op 31 december 2025 of eerder indien de Commissie van mening is dat voldoende bewijs beschikbaar is, evalueert de Commissie de toepassing van dit artikel, waarbij zij met name het volgende in aanmerking neemt:

a)    de rapportage van de beschikbare gegevens over methaanemissies die zijn verzameld in het kader van het instrument voor de mondiale monitoring van methaan als bedoeld in artikel 29;

b)    de analyse van de gegevens over methaanemissies door het IMEO;

c)    informatie over de monitoring, rapportage, verificatie en mitigatiemaatregelen van exploitanten buiten de Unie van wie energie in de Unie wordt ingevoerd, en

d)    de gevolgen voor de voorzieningszekerheid en het gelijke speelveld in het geval van mogelijke aanvullende verplichtingen, waaronder verplichte maatregelen zoals normen of streefdoelen voor methaanemissies, afzonderlijk rekening houdend met de sectoren olie, gas en kolen.

Waar passend en op basis van het noodzakelijke bewijs om de volledige naleving van de toepasselijke internationale verplichtingen van de Unie te garanderen, stelt de Commissie wijzigingen van deze verordening voor om de vereisten die van toepassing zijn op importeurs te versterken met het oog op het waarborgen van een vergelijkbaar niveau van doeltreffendheid met betrekking tot de meting, rapportage en verificatie en de beperking van de methaanemissies van de energiesector.

Artikel 28

Transparantiedatabank voor methaan

1.    Uiterlijk op ... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie een transparantiedatabank voor methaan vast en houdt zij deze bij, met informatie die bij haar is ingediend overeenkomstig artikel 27, artikel 12, lid 11, artikel 16, lid 3, artikel 18, lid 4, artikel 20, lid 7, artikel 23, lid 2, en artikel 25, lid 5.

2.    Naast de in lid 1 bedoelde informatie bevat de databank de volgende informatie:

a)    een lijst met landen waar fossiele energie wordt geproduceerd en wordt uitgevoerd naar de Unie;

b)    voor elk onder punt a) bedoeld land, informatie over de volgende punten:

i) of het land beschikt over verplichte regelgevingsmaatregelen inzake de methaanemissies van de energiesector, die de in deze verordening uiteengezette elementen beslaan met betrekking tot de meting, rapportage en verificatie en beperking van de methaanemissies van de energiesector;

ii) of het land de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering heeft ondertekend;

iii) of het land nationale inventarissen verstrekt in overeenstemming met de vereisten van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, indien van toepassing;

iv) of de nationale inventarissen die zijn ingediend overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, indien van toepassing, een rapportage op niveau 3 van de methaanemissies van de energiesector omvatten;

v) de hoeveelheid methaanemissies van de energiesector volgens de nationale inventarissen die zijn ingediend overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, indien van toepassing, en de vraag of voor de gegevens een onafhankelijke verificatie werd uitgevoerd;

vi) de lijst ondernemingen die fossiele energie naar de Unie uitvoeren;

vii) een lijst van importeurs van fossiele energie in de Unie.

2.    De transparantiedatabank is online, kosteloos en ten minste in het Engels beschikbaar voor het publiek.

3.    Dit artikel is van toepassing zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/943.

Artikel 29

Mondiaal monitoringsinstrument voor uitstoters van methaan

1.    Uiterlijk op ... [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stelt de Commissie een mondiaal monitoringsinstrument voor methaan vast op basis van satellietgegevens en input van verschillende gecertificeerde gegevensverstrekkers en -diensten, met inbegrip van de Copernicus-component van het EU-ruimtevaartprogramma.

Het instrument wordt beschikbaar gemaakt voor het publiek en biedt regelmatige updates met betrekking tot ten minste de omvang, het bestaan en de locatie van energiebronnen die veel methaan uitstoten.

2.    Het instrument voorziet de Commissie van informatie voor haar bilaterale dialogen met betrekking tot het beleid en de maatregelen inzake methaanemissies. Wanneer het instrument een nieuwe grote emissiebron identificeert, waarschuwt de Commissie het desbetreffende land met het oog op de bevordering van het bewustzijn en corrigerende maatregelen.

3.    Op dit artikel zijn de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/943 van toepassing.

Hoofdstuk 6

Slotbepalingen

Artikel 30

Sancties

1.    De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en zij treffen alle nodige maatregelen om de daadwerkelijke toepassing van die sancties te garanderen.

2.    De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en kunnen het volgende omvatten:

a)    boetes die evenredig zijn aan de milieuschade, waarbij de hoogte van dergelijke boetes op een wijze wordt berekend die waarborgt dat de verantwoordelijken geen economische voordelen genieten als gevolg van hun inbreuken en de hoogte van dergelijke boetes geleidelijk wordt verhoogd voor herhaalde ernstige inbreuken;

b)    periodieke sanctiebetalingen om exploitanten ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, een besluit waarbij corrigerende maatregelen worden bevolen, na te leven of informatie te verstrekken of in te dienen bij een inspectie, als van toepassing;

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op ... [drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van de regels inzake sancties. Daarnaast stellen de lidstaten de Commissie onverwijld in kennis van eventuele volgende wijzigingen die van invloed zijn op dergelijke regels.

3.    Voor ten minste de volgende inbreuken worden sancties opgelegd:

a)     het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om de bevoegde instanties of de verificateurs te voorzien van de noodzakelijke ondersteuning om de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze verordening mogelijk te maken of te vergemakkelijken;

b)    het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om de in het in artikel 6 bedoelde inspectieverslag uiteengezette maatregelen te nemen;

c)    het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om methaanemissieverslagen in te dienen zoals vereist op grond van deze verordening, met inbegrip van de verificatieverklaring die overeenkomstig de artikelen 8 en 9 is afgegeven door een onafhankelijke verificateur;

d)    het nalaten van exploitanten om een onderzoek in verband met lekdetectie en -reparatie uit te voeren overeenkomstig artikel 14;

e)    het nalaten van exploitanten om componenten te repareren of vervangen, continu onderzoek van componenten te verrichten en lekkages te registreren in overeenstemming met artikel 14;

f)    het nalaten van exploitanten om een verslag in te dienen in overeenstemming met artikel 14;

g)    afblazen of affakkelen door exploitanten of mijnexploitanten in andere dan in de artikelen 15, 22 en 26 bedoelde situaties, zoals van toepassing;

h)    routinematig affakkelen door exploitanten;

i)    het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om de noodzaak van het kiezen voor afblazen in plaats van affakkelen aan te tonen en om de noodzaak van het kiezen voor affakkelen in plaats van het opnieuw injecteren, het gebruik op de locatie of het verzenden naar een markt van het methaan in het geval van exploitanten of in plaats van gebruik en mitigatie in het geval van mijnexploitanten aan te tonen in overeenstemming met de artikelen 15, 22 en 26;

j)    het nalaten van exploitanten of mijnexploitanten om voorvallen van afblazen en affakkelen te melden of te rapporteren in overeenstemming met de artikelen 16, 23 en 26, als van toepassing;

k)    het gebruik van fakkelpijpen of verbrandingsapparatuur in strijd met de vereisten van artikel 17;

l)    het nalaten van importeurs om de informatie te verstrekken die vereist is in overeenstemming met artikel 27 en bijlage VIII.

4.    De lidstaten houden in elk geval rekening met de volgende indicatieve criteria voor het opleggen van sancties, waar passend:

a)    de duur of tijdelijke effecten, de aard en de ernst van de inbreuk;

b)    eventuele door de onderneming, exploitant of mijnexploitant genomen maatregelen om de schade tijdig te beperken of te herstellen;

c)    het opzettelijke of nalatige karakter van de inbreuk;

d)    eventuele eerdere inbreuken van de onderneming, exploitant of mijnexploitant;

e)    de financiële voordelen die de onderneming, exploitant of mijnexploitant als gevolg van de inbreuk direct of indirect heeft behaald of de verliezen die hij hierdoor direct of indirect heeft vermeden, indien de relevante gegevens beschikbaar zijn;

f)    de omvang van de onderneming, exploitant of mijnexploitant;

g)    de mate van samenwerking met de instantie;

h)    de wijze waarop de instantie kennis heeft gekregen van de inbreuk, met name of, en zo ja in hoeverre, de exploitant de inbreuk tijdig heeft gemeld;

i)    eventuele andere verzwarende of verzachtende factoren die van toepassing zijn op de omstandigheden van de zaak.

5.    De lidstaten publiceren jaarlijks informatie over het soort en de hoogte van de op grond van deze verordening opgelegde sancties, de inbreuken en de exploitanten aan wie de sancties zijn opgelegd.

Artikel 31

Uitoefening van de delegatie

1.    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.    De in artikel 8, lid 5, artikel 22, lid 3, en artikel 27, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van ... [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3.    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 5, artikel 22, lid 3, en artikel 27, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.    Een overeenkomstig artikel 8, lid 5, artikel 22, lid 3, en artikel 27, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 32

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de energie-unie zoals ingesteld bij artikel 44 van Verordening (EU) 2018/1999.

2.    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.   

Artikel 33

Evaluatie

1.    De Commissie dient elke vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de evaluatie van deze verordening en dient, indien passend, wetgevingsvoorstellen in om deze verordening te herzien. De verslagen worden openbaar gemaakt.

2.    Met het oog op dit artikel kan de Commissie de lidstaten en de bevoegde instanties om informatie verzoeken en neemt zij met name de door de lidstaten in hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, bijwerkingen daarvan en in hun nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 verstrekte informatie in aanmerking.

Artikel 34

Wijzigingen van Verordening (EU) 2019/942

In artikel 15 van Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

“5. ACER stelt om de drie jaar een reeks indicatoren en bijbehorende referentiewaarden vast en maakt deze openbaar beschikbaar voor de vergelijking van de investeringskosten per eenheid in verband met de meting, rapportage en beperking van de methaanemissies voor vergelijkbare projecten. Het doet aanbevelingen met betrekking tot indicatoren en referentiewaarden voor investeringskosten per eenheid voor het naleven van de verplichtingen uit hoofde van [deze verordening] overeenkomstig artikel 3 van [deze verordening].”

Artikel 35

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    IPCC, 2021: Samenvatting voor beleidsvormers. In: Climate Change 2021: The Physical Science Basis. Bijdrage van werkgroep I aan het zesde evaluatierapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering, Cambridge University Press. In druk.
(2)    COM(2019) 640 final.
(3)    Verordening (EG) nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 33 van 4.2.2006).
(4)    Document met richtsnoeren voor de totstandbrenging van het Europees PRTR, Europese Commissie (2006).
(5)    COM/2020/381 final
(6)    Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater.
(7)    Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw.
(8)    Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).
(9)    Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).
(10)    Het Oil and Gas Methane Partnership (OGMP), dat in 2014 van start ging, werd in het leven geroepen door de Climate and Clean Air Coalition (CCAC) en het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) als vrijwillig initiatief om ondernemingen te helpen met betrekking tot de meting en rapportage van de methaanemissies. Het OGMP is gericht op de vaststelling van beste praktijken om de beschikbaarheid van mondiale informatie over de kwantificering van de methaanemissies en het beheer ervan te verbeteren en de mitigatiemaatregelen om de methaanemissies te verminderen, te bevorderen. Tot nu toe hebben meer dan zestig ondernemingen, die 30 % van de mondiale olie- en gasproductie en activa op vijf continenten voor hun rekening nemen, het OGMP ondertekend.
(11)    https://www.unep.org/explore-topics/energy/what-we-do/international-methane-emissions-observatory
(12)    PB C van , blz. .
(13)    PB C van , blz. .
(14)    COM(2019) 640 final.
(15)    Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021).
(16)    Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018).
(17)    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010).
(18)    Verordening (EU) 2021/240 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (PB L 57 van 18.2.2021).
(19)    Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003).
(20)    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008).
(21)    Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(22)    IPCC (2019) 2019 Refinement to the 2006 IPCC guidelines for national greenhouse gas inventories.
(23)    Verordening (EG) nr. 166/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende deinstelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 33 van 4.2.2006).
(24)    (2020) N. Kholod et al, “Global methane emissions from coal mining to continue growing even with declining coal production”, Journal of Cleaner Production, deel 256, 120489.
(25)    (2020) N. Kholod et al, “Global methane emissions from coal mining to continue growing even with declining coal production”, Journal of Cleaner Production, deel 256, 120489.
(26)    Methaanemissies van de energiesector in kiloton, opgesplitst naar categorie emissiebron, zoals door het EEA namens de EU in april 2021 gerapporteerd aan het UNFCCC.
(27)    “Best Practice Guidance for Effective Management of Coal Mine Methane at National Level: Monitoring, Reporting, Verification and Mitigation”, ECE Energy Series nr. 71, UNECE 2021 (verschijnt binnenkort).
(28)    IPCC-richtsnoeren voor nationale broeikasgasinventarissen (2006).
(29)    Bilans Zasobow Zloz Kopalin, stan na 31.12.2020’, State Geological Surowce mineralne (pgi.gov.pl)
(30)    “Best Practice Guidance for Effective Management of Coal Mine Methane at National Level: Monitoring, Reporting, Verification and Mitigation”, ECE Energy Series nr. 71, UNECE 2021 (verschijnt binnenkort).
(31)    Best Practice Guidance for Effective Methane Recovery and Use from Abandoned Mines (UNECE, 2019).
(32)    Besluit (EU) 2021/1094 van de Raad van 28 juni 2021 tot wijziging van Beschikking 2008/376/EG inzake de vaststelling van het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en inzake de technische meerjarenrichtsnoeren voor dat programma (PB L 236/69). Besluit (EU) 2021/1207 van de Raad van 19 juli 2021 tot wijziging van Beschikking 2003/77/EG tot vaststelling van de financiële meerjarenrichtsnoeren voor het beheer van de activa van de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Besluit (EU) 2021/1208 van de Raad van 19 juli 2021 tot wijziging van Beschikking 2003/76/EG tot vaststelling van de bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (PB L 261/54).
(33)    Global Assessment of Oil and Gas Methane 1 Ultra-Emitters; T. Lauvaux, C. Giron, M. Mazzolini, A. d’Aspremont, R. Duren, D. Cusworth, D. Shindell, P. Ciais; april 2021.
(34)    COM(2020) 663 final.
(35)    5263/21 TI/eb 1 RELEX.1.C
(36)    COM(2020) 663 final.
(37)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(38)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(39)    Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 158 van 14.6.2019).
(40)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(41)    Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).
(42)    Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1).
(43)    Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB L 157 van 15.6.2016).

Brussel, 15.12.2021

COM(2021) 805 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en De Raad

inzake de beperking van de methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942

{SEC(2021) 432 final} - {SWD(2021) 459 final} - {SWD(2021) 460 final}


BIJLAGE I

Lekdetectie-, reparatie- en controleschema’s

Reparatieschema

Het in artikel 14 bedoelde reparatieschema bevat ten minste de volgende elementen:

i)    inventaris en identificatie van alle gecontroleerde componenten;

ii)    resultaat van de inspectie in termen van de vraag of een methaanverlies is opgespoord en zo ja, de omvang van het verlies;

iii)    voor componenten waarvan is vastgesteld dat zij 500 deeltjes per miljoen of meer methaan uitstoten, een indicatie van de vraag of de reparatie werd uitgevoerd tijdens het LDAR-onderzoek en zo nee, waarom niet, rekening houdend met de vereisten met betrekking tot de vraag welke elementen in aanmerking kunnen worden genomen voor een vertraagde reparatie, als bedoeld in artikel 14, lid 4;

iv)    voor componenten waarvan is vastgesteld dat zij 500 deeltjes per miljoen of meer methaan uitstoten, het geplande reparatieschema met vermelding van de geplande reparatiedatum;

v)    voor componenten waarvan in het kader van een eerder LDAR-onderzoek is vastgesteld dat zij minder dan 500 deeltjes per miljoen uitstoten, maar waarvan tijdens de LDAR-controle achteraf om te controleren of de omvang van het methaanverlies is veranderd, is vastgesteld dat zij 500 deeltjes per miljoen of meer methaan uitstoten, een indicatie of de reparatie direct werd uitgevoerd en zo nee, waarom niet (overeenkomstig punt iii)) en het geplande reparatieschema met vermelding van de geplande reparatiedatum.

Hierop moet een schema voor na de reparatie volgen om aan te geven of de reparaties doeltreffend werden uitgevoerd.

Controleschema

Het in artikel 14 bedoelde controleschema bevat ten minste de volgende elementen:

i)    inventaris en identificatie van alle gecontroleerde componenten;

ii)    resultaat van de inspectie in termen van de vraag of een methaanverlies is opgespoord en zo ja, de omvang van het verlies;

iii)    voor componenten waarvan is vastgesteld dat zij 500 deeltjes per miljoen of meer methaan uitstoten, de resultaten van de controle na de reparatie om te controleren of de reparatie succesvol was;

iv)    voor componenten waarvan is vastgesteld dat zij minder dan 500 deeltjes per miljoen methaan uitstoten, de resultaten van de LDAR-controle achteraf om te controleren of de omvang van het methaanverlies is veranderd en een aanbeveling op basis van de bevindingen.

BIJLAGE II

Rapportage van voorvallen van afblazen en affakkelen

Overeenkomstig artikel 16 moeten exploitanten ten minste de volgende informatie met betrekking tot afgeblazen of afgefakkeld methaan rapporteren aan de bevoegde autoriteiten:

i)    de naam van de exploitant;

ii)    de naam van en het soort actief;

iii)    de betrokken apparatuur;

iv)    de datum/data en tijd(en) waarop het afblazen of affakkelen werd ontdekt of gestart en stopgezet;

v)    de gemeten of geraamde hoeveelheid afgeblazen of afgefakkeld aardgas;

vi)    de oorzaak en de aard van het afblazen of affakkelen;

vii)    de genomen maatregelen om de duur en de omvang van het afblazen of affakkelen te beperken;

viii)    corrigerende maatregelen die zijn genomen om de oorzaak en het nogmaals voorkomen van afblazen of affakkelen uit te sluiten;

ix)    de resultaten van de wekelijkse inspecties van fakkelpijpen die zijn uitgevoerd in overeenstemming met artikel 17.



BIJLAGE III

Inspecties van fakkelpijpen

Wekelijkse inspecties van fakkelpijpen moeten een uitgebreide audio-, visuele en olfactorische inspectie omvatten (met inbegrip van een externe visuele inspectie van fakkelpijpen, het luisteren of er sprake is van druk- of vloeistoflekken en het ruiken of er sprake is van ongebruikelijke en sterke geuren).

Tijdens de inspectie moet de exploitant alle componenten inspecteren, met inbegrip van fakkelpijpen, dievenluiken, gesloten ventilatiesystemen, pompen, compressors, overdrukinrichtingen, kleppen, leidingen, flenzen, connectoren en bijbehorende pijpleidingen, om defecten, lekken en lozingen te identificeren.

De volgende observaties moeten worden opgenomen in het verslag:

i)    in het geval van brandende fakkels: of de verbranding adequaat of inadequaat is. Een inadequate verbranding wordt gedefinieerd als een fakkel met zichtbare emissies die tijdens twee opeenvolgende uren in totaal langer duren dan vijf minuten;

ii)    in het geval van niet-brandende fakkels: of de niet-brandende fakkel een gasventiel heeft. Wanneer de fakkel een gasventiel heeft, moet binnen 6 uur of binnen 24 uur bij slecht weer of andere extreme omstandigheden worden ingegrepen om dit te verhelpen.

BIJLAGE IV

Inventarissen van inactieve bronnen

Overeenkomstig artikel 18 moeten inventarissen van inactieve bronnen ten minste de volgende informatie bevatten:

i)    de naam en het adres van de exploitant, eigenaar of vergunninghouder, indien van toepassing;

ii)    de naam, het soort en het adres van een bron of bronlocatie;

iii)    een kaart waarop de grenzen van de bron of bronlocatie te zien zijn;

iv)    de resultaten van eventuele metingen van de methaanconcentraties.

BIJLAGE V

Rapportage voor operationele kolenmijnen

Deel 1

Overeenkomstig de artikelen 19 en 20 moeten de verslagen voor operationele ondergrondse mijnen ten minste de volgende informatie bevatten:

i)    de naam en het adres van de mijnexploitant;

ii)    het adres van de mijn;

iii)    de tonnage van elk soort door de mijn geproduceerd kolen;

iv)    voor alle door de mijn gebruikte ventilatieschachten:

   1) naam (indien van toepassing);

   2) periode van gebruik, indien deze verschilt van de rapportageperiode;

   3) coördinaten;

   4) doel (inlaat, uitlaat);

5) technische specificatie van de meetapparaten die zijn gebruikt voor de meting en kwantificering van de methaanemissies en de optimale operationele omstandigheden zoals gespecificeerd door de producent;

   6) aandeel van de tijd waarin de apparatuur voor continue metingen operationeel was;

   7) keuze van de Europese of internationale norm voor:

       - de bemonsteringspositie van de meetapparatuur voor methaan;

       - de meting van de luchtstromen;

       - de meting van de methaanconcentraties;

   8) de door de apparatuur voor continue meting geregistreerde methaanemissies (in ton);

9) de door middel van de maandelijkse bemonstering geregistreerde methaanemissies (in ton/uur), met informatie over:

       - de datum van bemonstering;

- de bemonsteringstechniek;

   - de metingen van de atmosferische omstandigheden (druk, temperatuur, vochtigheid), genomen op passende afstand om de omstandigheden te weerspiegelen waaronder de apparatuur voor continue metingen wordt gebruikt;

11) indien de mijn op enige wijze is verbonden met een andere mijn waardoor een luchtstroom tussen de mijnen mogelijk is, de naam van de mijn;

v)    emissiefactoren na de mijnbouw en een beschrijving van de methode die is gebruikt voor de berekening ervan;

vi)    emissies na de mijnbouw (in ton).

Deel 2

Overeenkomstig de artikelen 19 en 20 moeten de verslagen voor operationele bovengrondse mijnen ten minste de volgende informatie bevatten:

i)    de naam en het adres van de mijnexploitant;

ii)    het adres van de mijn;

iii)    de tonnage van elk soort door de mijn geproduceerd kolen;

iv)    een kaart van alle door de mijn gebruikte voorraden, waarop de grenzen van deze voorraden te zien zijn;

v)    voor elke kolenvoorraad:

   1) naam (indien van toepassing);

   2) periode van gebruik, indien deze verschilt van de rapportageperiode;

3) overzicht van de experimentele methode die is gebruikt om de methaanemissies als gevolg van de mijnbouw te bepalen, met inbegrip van de gekozen methode om rekening te houden met de methaanemissies van omliggende lagen;

vi)    emissiefactoren na de mijnbouw en een beschrijving van de methode die is gebruikt voor de berekening ervan;

vii)    emissies na de mijnbouw.

Deel 3

Overeenkomstig de artikelen 19 en 20 moeten de verslagen voor drainagestations ten minste de volgende informatie bevatten:

i)    de naam en het adres van de mijnexploitant;

ii)    de tonnage door een mijn/het drainagesysteem van mijnen geleverd methaan, per mijn;

iii)    de tonnage afgeblazen methaan;

iv)    de tonnage afgefakkeld methaan;

v)    de efficiëntie van het affakkelen;

vi)    het gebruik van opgevangen methaan.

BIJLAGE VI

Rapportage van voorvallen van afblazen en affakkelen in drainagestations

Overeenkomstig artikel 23 moeten beheerders van drainagestations ten minste de volgende informatie met betrekking tot afgeblazen of afgefakkeld methaan rapporteren aan de bevoegde instanties:

i)    naam en adres van de exploitant:

ii)    het tijdstip waarop het voorval voor het eerst werd gedetecteerd;

iii)    de oorzaak van het voorval van afblazen en/of affakkelen;

iv)    de tonnage afgeblazen en afgefakkeld methaan (of een raming indien kwantificering niet mogelijk is);



BIJLAGE VII

Gesloten en verlaten mijnen

Deel 1

Overeenkomstig de artikelen 24 en 25 moeten de inventarissen van gesloten en verlaten kolenmijnen ten minste de volgende informatie bevatten voor elke locatie:

i)    de naam en het adres van de exploitant, eigenaar of vergunninghouder, indien van toepassing;

ii)    het adres van de locatie;

iii)    een kaart waarop de grenzen van de mijn te zien zijn;

iv)    schema’s van werkzaamheden in de mijn en de status hiervan;

v)    resultaten van de meting van de methaanconcentratie op de volgende plekken:

   1) alle ventilatieschachten die werden gebruikt door de mijn toen deze operationeel was, vergezeld van:

       - de coördinaten van de schachten;

       - de naam van de schacht (indien van toepassing);

       - de status en methode van het dichten, indien bekend;

   2) ongebruikte ventilatiepijpen;

   3) ongebruikte gasdrainageputten;

   4) ontsluitingen;

5) identificeerbare scheuren in de lagen op het grondgebied van de mijn of verbonden met de voormalige kolenvoorraad ervan;

   6) overige geregistreerde potentiële emissiepuntbronnen.

Deel 2

De in punt v) van deel 1 bedoelde metingen moeten worden verricht in overeenstemming met de volgende beginselen:

i)    De metingen moeten worden verricht bij een atmosferische druk die de detectie van potentiële methaanlekken mogelijk maakt en in overeenstemming met de passende wetenschappelijke normen.

ii)    De metingen moeten worden verricht met gebruik van apparatuur met een detectiegrens van ten minste 10 000 deeltjes per miljoen, op de dichtstbijzijnde beschikbare afstand tot de gemeten emissiebron.

iii)    De metingen moeten vergezeld gaan van informatie over:

   1) de datum van de meting;

   2) de atmosferische druk;

   3) de technische details van de voor de meting gebruikte apparatuur.

iv)    Ventilatieschachten die van oudsher door twee of meer mijnen werden gebruikt, moeten aan slechts één mijn worden toegekend, om te voorkomen dat deze dubbel worden geteld.

Deel 3

Het in artikel 25, lid 3, bedoelde verslag moet de volgende elementen bevatten:

i)    de naam en het adres van de exploitant, eigenaar of vergunninghouder, indien van toepassing;

ii)    het adres van de locatie;

iii)    de methaanemissies van alle in artikel 25, lid 3, genoemde elementen, met inbegrip van:

   1) het soort element;

2) de technische details van de voor de meting gebruikte meetapparatuur, met inbegrip van de gevoeligheid;

   3) het aandeel van de tijd waarin de meetapparatuur operationeel was;

   4) de door de meetapparatuur geregistreerde methaanconcentratie;

   5) ramingen van de methaanemissies van het element.

Deel 4

Het in artikel 26, lid 1, bedoelde mitigatieplan moet ten minste de volgende informatie bevatten:

i)    een lijst van alle elementen die vallen onder artikel 25, lid 3;

ii)    de technische haalbaarheid van de beperking van de methaanemissies van de in artikel 25, lid 3, bedoelde elementen;

iii)    een tijdlijn van de beperking van de methaanemissies van de in artikel 25, lid 3, bedoelde elementen.



BIJLAGE VIII

Informatieverstrekking door importeurs

Voor de toepassing van deze bijlage betekent “importeur” de contractuele tegenpartij van elk leveringscontract dat door de importeur is gesloten voor de levering van fossiele energie naar de Unie.

Overeenkomstig artikel 27 moeten importeurs de volgende informatie verstrekken:

i)    de naam en het adres van de exporteur en, indien deze verschillen van die van de exporteur, de naam en het adres van de producent;

ii)    landen en regio’s overeenkomstig niveau 1 van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) van de Unie waar de energie is geproduceerd en landen overeenkomstig niveau 1 van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) van de Unie via welke de energie is vervoerd voordat deze op de markt van de Unie werd geplaatst;

iii)    wat betreft olie en fossiele gassen, of de exporteur zijn methaanemissies meet en rapporteert, onafhankelijk of als onderdeel van toezeggingen om nationale broeikasgasinventarissen te rapporteren in lijn met de vereisten van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en of hij de rapportagevereisten van het UNFCCC of de normen van het Oil and Gas Methane Partnership 2.0 naleeft. Dit moet vergezeld gaan van een kopie van het meest recente verslag inzake de methaanemissies, met inbegrip van, indien beschikbaar, de in artikel 12, lid 6, bedoelde informatie. De methode van kwantificering (zoals de UNFCCC- of OGMP-niveaus) die voor de rapportage zijn gebruikt, moeten voor alle soorten emissies worden gespecificeerd;

iv)    wat betreft olie en gas, of de exporteur regelgevings- of vrijwillige maatregelen toepast om zijn methaanemissies te beheersen, met inbegrip van maatregelen zoals onderzoeken in verband met lekdetectie en -reparatie of maatregelen om het afblazen en affakkelen van methaan te beheersen en te beperken. Dit moet vergezeld gaan van een beschrijving van dergelijke maatregelen, met inbegrip van, waar beschikbaar, verslagen van onderzoeken in verband met lekdetectie en -reparatie en van voorvallen van afblazen en affakkelen met betrekking tot het laatst beschikbare kalenderjaar;

v)    wat betreft kolen, of de exporteur zijn methaanemissies meet en rapporteert, onafhankelijk of als onderdeel van toezeggingen om nationale broeikasgasinventarissen te rapporteren in lijn met de vereisten van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en of hij de rapportagevereisten van het UNFCCC of een internationale of Europese norm voor de monitoring, rapportage en verificatie van de methaanemissies naleeft. Dit moet vergezeld gaan van een kopie van het meest recente verslag inzake de methaanemissies, met inbegrip van, indien beschikbaar, de in artikel 20, lid 6, bedoelde informatie. De methode van kwantificering (zoals de UNFCCC- of OGMP-niveaus) die voor de rapportage zijn gebruikt, moeten voor alle soorten emissies worden gespecificeerd;

vi)    wat betreft kolen, of de exporteur regelgevings- of vrijwillige maatregelen toepast om zijn methaanemissies te beheersen, met inbegrip van maatregelen om het afblazen en affakkelen van methaan te beheersen en te beperken. Dit moet vergezeld gaan van een beschrijving van dergelijke maatregelen, met inbegrip van, waar beschikbaar, verslagen van voorvallen van afblazen en affakkelen met betrekking tot het laatst beschikbare kalenderjaar;

vii)    de naam van de entiteit die de onafhankelijke verificatie van de in de punten iii) en v) bedoelde verslagen heeft verricht, indien van toepassing.