Brussel, 1.12.2021

COM(2021) 759 final

2021/0394(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking

{SEC(2021) 580 final} - {SWD(2021) 392 final} - {SWD(2021) 393 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

   Motivering en doel van het voorstel

Efficiënte grensoverschrijdende justitiële samenwerking vereist veilige, betrouwbare en tijdige communicatie tussen rechtbanken en bevoegde autoriteiten. Bovendien mag deze samenwerking geen buitensporige administratieve lasten opleveren en moet zij bestand zijn tegen overmacht. Deze overwegingen zijn van belang voor zowel natuurlijke personen als rechtspersonen, aangezien een doeltreffende toegang tot de rechter binnen een redelijk tijdsbestek een cruciaal aspect is van het in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 1 (het Handvest) neergelegde recht op een eerlijk proces.

Natuurlijke personen en rechtspersonen moeten met het oog op de bescherming van hun rechten toegang hebben tot doeltreffende voorzieningen in rechte. De loutere toegang tot rechterlijke autoriteiten staat niet automatisch gelijk aan een doeltreffende toegang tot de rechter. Daarom is het belangrijk te zoeken naar manieren om de behandeling van procedures te vereenvoudigen en praktische hindernissen zoveel mogelijk te verminderen. Natuurlijke personen en rechtspersonen moeten in staat worden gesteld om op snelle, kostenefficiënte en transparante wijze hun rechten uit te oefenen en hun verplichtingen na te komen.

Op EU-niveau bestaat er een uitgebreide reeks instrumenten om de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken te verbeteren. Veel van deze instrumenten hebben betrekking op de communicatie tussen autoriteiten, waaronder in bepaalde gevallen met de EU-agentschappen en -organen voor justitie en binnenlandse zaken (JBZ), en tussen autoriteiten en natuurlijke personen of rechtspersonen. De meeste instrumenten voorzien evenwel niet in de mogelijkheid om die communicatie digitaal te laten plaatsvinden. Zelfs wanneer dat wel het geval is, kunnen er andere hiaten bestaan, zoals een gebrek aan veilige en betrouwbare communicatiekanalen of de niet‑erkenning van elektronische documenten, handtekeningen en zegels. Dit staat eraan in de weg dat de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter plaatsvindt via de efficiëntste, veiligste en betrouwbaarste communicatiekanalen die beschikbaar zijn.

Bovendien heeft de COVID-19-pandemie laten zien dat overmacht ernstig afbreuk kan doen aan de normale werking van de rechtsstelsels van de lidstaten. Tijdens de crisis konden veel nationale rechtbanken hun reguliere werkzaamheden niet voortzetten als gevolg van de verspreiding van het virus. De lidstaten waren genoodzaakt maatregelen te nemen, uiteenlopend van totale lockdowns tot het behandelen van alleen bepaalde prioritaire zaken. Tegelijkertijd werd de verstoring beperkt door de inzet van digitale technologieën (zoals e-mail, videoconferenties enz.) 2 . Veel van de gebruikte technische oplossingen werden evenwel op ad-hocbasis ontwikkeld, waarbij de veiligheidsnormen en de grondrechten niet altijd volledig in acht werden genomen. De gevolgen waren merkbaar voor zowel de justitiële samenwerking als de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende zaken in de EU, en de COVID-19-pandemie heeft duidelijk gemaakt dat robuustere communicatie noodzakelijk is.

Tegen deze achtergrond zijn de in dit voorstel opgenomen regels inzake digitalisering gericht op het verbeteren van de toegang tot de rechter en van de efficiëntie en veerkracht van de communicatiestromen die inherent zijn aan de samenwerking tussen rechterlijke en andere bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende zaken in de EU.

Het gebruik van digitale technologieën kan de rechtsstelsels in dit verband efficiënter maken door de administratieve lasten te verlichten, de behandeltijd van zaken te verkorten, de communicatie veiliger en betrouwbaarder te maken en de behandeling van zaken ten dele te automatiseren. In de praktijk is echter gebleken dat er een versnipperde aanpak ontstaat, met mogelijk onverenigbare oplossingen, wanneer het aan de lidstaten wordt overgelaten om hun eigen nationale IT-instrumenten te ontwikkelen.

Om een gemeenschappelijke aanpak van het gebruik van moderne technologieën bij grensoverschrijdende justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter te waarborgen, heeft dit initiatief daarom de volgende doelen:

·zorgen voor de beschikbaarheid en het gebruik van elektronische communicatiemiddelen in grensoverschrijdende zaken tussen de rechterlijke en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met inbegrip van de desbetreffende JBZ-agentschappen en EU-organen, voor zover de EU-rechtsinstrumenten inzake justitiële samenwerking in dergelijke communicatie voorzien;

·het gebruik van elektronische communicatiemiddelen mogelijk maken in grensoverschrijdende zaken tussen enerzijds natuurlijke personen en rechtspersonen en anderzijds rechtbanken en bevoegde autoriteiten, behalve in zaken die vallen onder de verordeningen inzake betekening of kennisgeving van stukken 3 ;

·de deelname van partijen bij grensoverschrijdende burgerlijke en strafzaken aan mondelinge zittingen vergemakkelijken met behulp van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand, voor andere doeleinden dan bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken 4 ;

·ervoor zorgen dat een document niet zijn rechtsgevolgen wordt ontzegd op grond van het enkele feit dat het een elektronisch formaat heeft (zonder te interveniëren in de bevoegdheid van de rechters om een besluit te nemen over de geldigheid, toelaatbaarheid en bewijskracht ervan als bewijsmiddel uit hoofde van het nationale recht);

·zorgen voor de geldigheid en aanvaarding van elektronische handtekeningen en zegels in het kader van elektronische communicatie in grensoverschrijdende justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter.

   Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In december 2020 heeft de Commissie een mededeling over de digitalisering van justitie in de EU 5 aangenomen, waarin zij een “instrumentarium”-aanpak heeft voorgesteld. Deze benadering omvat een reeks maatregelen om de digitalisering op zowel nationaal als EU-niveau te bevorderen. De mededeling gaat ook in op het moderniseren van het wetgevingskader voor de grensoverschrijdende procedures van de EU in burgerlijke, handels- en strafzaken, in overeenstemming met het beginsel “standaard digitaal” 6 , met inachtneming van de nodige waarborgen (zo wordt specifiek erkend dat sociale uitsluiting moet worden voorkomen). De Commissie heeft dit voorstel aangekondigd en opgenomen in haar werkprogramma voor 2021 7 (zie het “pakket betreffende digitale justitiële samenwerking”).

Tegelijk met de mededeling van december 2020 heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een geautomatiseerd systeem voor communicatie in grensoverschrijdende civiel- en strafrechtelijke procedures (e-Codex) 8 aangenomen. Dit voorstel is bedoeld om een rechtsgrondslag vast te stellen voor het e-Codex-systeem en om de duurzaamheid en het toekomstige beheer ervan te waarborgen door het onder te brengen bij het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige informatietechnologiesystemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu‑LISA). Het e-Codex-systeem is een softwarepakket voor de justitiële samenwerking in de EU, dat is ontwikkeld door een consortium van lidstaten en is gefinancierd door de Commissie. Het systeem ondersteunt de communicatie in burgerlijke en strafrechtelijke procedures door een veilige en interoperabele grensoverschrijdende uitwisseling van elektronische berichten en documenten mogelijk te maken. Het e-Codex-systeem zal aldus het meest geschikte instrument voor de digitalisering van procedures voor grensoverschrijdende justitiële samenwerking zijn.

In november 2020 hebben het Europees Parlement en de Raad herschikte versies van de verordening betekening en kennisgeving van stukken en de verordening bewijsverkrijging aangenomen. Uit hoofde hiervan moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met elkaar communiceren via een gedecentraliseerd IT-systeem (bijvoorbeeld om standaardformulieren en documenten uit te wisselen), bestaande uit nationale IT-systemen die met elkaar verbonden zijn via een interoperabele oplossing (zoals e-Codex). Bij deze twee verordeningen is voor het eerst een uitgebreid rechtskader voor de elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures vastgesteld. In het onderhavige voorstel wordt dezelfde benadering voor de communicatie tussen bevoegde autoriteiten gevolgd, zij het dat de herschikte verordeningen betekening of kennisgeving van stukken en bewijsverkrijging buiten het toepassingsgebied van dit voorstel zijn gelaten.

De werkzaamheden met betrekking tot de twee verordeningen hielden nauw verband met de algemene prioriteit die de Commissie heeft toegekend aan digitalisering en e-justitie en met haar gelijktijdige werkzaamheden op het gebied van het strafrecht. Sinds de presentatie van de voorstellen van de Commissie in 2018 onderhandelen het Europees Parlement en de Raad (de medewetgevers) over een wetgevingskader inzake grensoverschrijdende toegang tot e-bewijs. In dit verband heeft de Commissie in haar voorstellen 9 reeds gewezen op het belang van elektronische platforms, bijvoorbeeld voor het indienen van verzoeken, de echtverklaring van bevelen en de reacties van de dienstverleners. De uitwisseling van e-bewijs zal plaatsvinden via eenzelfde gedecentraliseerd IT-systeem als bedoeld in dit voorstel, en anders zal in het voorstel inzake e-bewijs rechtstreeks naar dit voorstel worden verwezen.

   Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Op 9 juni 2020 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan conclusies over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa 10 , waarin hij erkent dat “de toegang tot de rechter in de hele EU kan worden gefaciliteerd en verbeterd door de rechtsstelsels van de lidstaten te digitaliseren”. De Raad roept de Commissie op om “de digitale grensoverschrijdende uitwisselingen tussen de lidstaten zowel in straf- als in burgerlijke zaken te faciliteren en ervoor te zorgen dat de daartoe ontwikkelde technische oplossingen duurzaam zijn en verder worden uitgewerkt”.

In zijn conclusies over “toegang tot justitie — de kansen van digitalisering benutten” 11  van oktober 2020 roept de Raad de Commissie op concrete maatregelen te nemen om justitie te digitaliseren, onder meer door:

·de mogelijkheden tot modernisering van de kernbepalingen van instrumenten op het gebied van burgerlijke en handelszaken te moderniseren in overeenstemming met het “standaard digitaal”-beginsel; en

·te bezien naar welke andere instrumenten voor justitiële samenwerking in strafzaken het

·digitale systeem voor de uitwisseling van elektronisch bewijsmateriaal (e-Evidence Digital Exchange System — eEDES) 12 kan worden uitgebreid.

In zijn conclusies “Het Europees aanhoudingsbevel en de uitleveringsprocedures — Uitdagingen en de weg vooruit” 13 van december 2020 onderstreept de Raad dat digitalisering een centrale rol te spelen heeft in de uitvoering van het Europees aanhoudingsbevel.

Het initiatief is in overeenstemming met en legt directe verbanden met de eIDAS-verordening 14 , aangezien het bepalingen inzake het gebruik van vertrouwensdiensten omvat voor de elektronische communicatie tussen rechterlijke en andere bevoegde autoriteiten, alsook tussen dergelijke autoriteiten, natuurlijke personen en rechtspersonen. Concreet is het voorstel erop gericht om alle twijfels over de rechtsgeldigheid van in dergelijk verband uitgewisselde elektronische documenten weg te nemen en brengt het een gemeenschappelijke regeling betreffende het gebruik en de erkenning van elektronische handtekeningen en zegels in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures tot stand.

Begin juni 2021 heeft de Commissie een voorstel tot wijziging van de eIDAS-verordening (betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit) 15 aangenomen. Het voorstel gaat in op de toenemende vraag in de particuliere en de publieke sector naar elektronische identiteitsoplossingen die zijn gebaseerd op bepaalde attributen en die in de hele EU een hoog niveau van vertrouwen waarborgen. De voorgestelde portemonnee voor digitale identiteit waarin attributen en inloggegevens worden opgeslagen, biedt natuurlijke personen en rechtspersonen toegang tot publieke diensten, waaronder digitale publieke diensten aan de hand waarvan zij kunnen deelnemen aan grensoverschrijdende gerechtelijke procedures. In het kader van de grensoverschrijdende justitiële samenwerking in de EU en de communicatie van natuurlijke personen met bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende zaken, moet het voorstel van de Commissie voor een Europees kader voor een digitale identiteit in aanmerking worden genomen met het oog op de toekomstige vereisten die in het voorstel worden gesteld met betrekking tot elektronische identificatie. Hoewel deze verordening geen betrekking heeft op identificatievereisten voor de toegang tot door de lidstaten beheerde nationale IT-portalen, noch op vereisten inzake de elektronische identificatie op afstand van de partijen bij een videoconferentie, moeten de lidstaten de voorwaarden voor de toepassing van de Europese portemonnee voor digitale identiteit in aanmerking nemen.

Gelet op het zeer gevoelige karakter van de uitgewisselde informatie is het van essentieel belang dat bij de “instrumentarium”-aanpak van de digitalisering van justitie, onder meer aan de hand van dit voorstel, stringente cyberbeveiligingsnormen worden gewaarborgd. Dit sluit aan op de benadering die is uiteengezet in de EU-strategie inzake cyberbeveiliging 16 en het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie (NIS 2-richtlijn) 17 , met als doel om de capaciteit van publieke en particuliere entiteiten, bevoegde instanties en de Unie als geheel op het gebied van cyberbeveiliging en de bescherming van kritieke infrastructuur verder te verbeteren. Hoewel de rechterlijke macht buiten de werkingssfeer van het NIS 2-voorstel valt, is het van essentieel belang dat de lidstaten nationale maatregelen nemen om een vergelijkbaar niveau van cyberbeveiliging te waarborgen.

Voor een correcte en doeltreffende toepassing van het EU-recht is het essentieel om juristen op te leiden met betrekking tot dat recht. Om beoefenaars van juridische beroepen voor te bereiden en klaar te stomen voor de problemen van de 21e eeuw en hen op de hoogte te houden van de ontwikkelingen met betrekking tot het EU-recht, heeft de Commissie een strategie voor de Europese justitiële opleiding 2021-2024 aangenomen 18 . De strategie heeft betrekking op de opleiding van beoefenaars van juridische beroepen in het dagelijkse gebruik van de bij het regelgevingskader vastgestelde digitale instrumenten. Na de aanneming van dit voorstel moet, in overeenstemming met de strategie, tijdig voor alle beoefenaars van juridische beroepen een opleiding worden georganiseerd om te zorgen voor een correct(e) en soepel(e) toepassing en gebruik van nieuwe digitale instrumenten.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

   Rechtsgrondslag

Het gebruik van digitale communicatiekanalen in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures zal de justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken vergemakkelijken. De rechtsgrondslag voor dit initiatief wordt derhalve gevormd door artikel 81, lid 1, en artikel 82, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) 19 .

Het gebruik van digitale communicatiekanalen vergemakkelijkt de justitiële samenwerking en de doeltreffende toegang tot de rechter in burgerlijke zaken, in overeenstemming met artikel 81, lid 2, VWEU. Artikel 82, lid 1, VWEU vormt de rechtsgrondslag op basis waarvan de Unie de samenwerking tussen de rechterlijke en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten in strafzaken en bij de uitvoering van beslissingen bevordert.

   Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Krachtens artikel 4, lid 2, punt j), VWEU, hebben de EU en de lidstaten een gedeelde bevoegdheid om maatregelen vast te stellen met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Bijgevolg kunnen de lidstaten het gebruik van digitale communicatiekanalen in het kader van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter zelf regelen, voor zover de EU haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. Zonder EU-maatregelen zal waarschijnlijk slechts zeer langzaam vooruitgang worden geboekt, en zelfs wanneer de lidstaten maatregelen nemen is het zeer moeilijk om er zonder coördinatie en tussenkomst op EU-niveau voor te zorgen dat de communicatiekanalen interoperabel zijn. Bovendien houden de beoogde digitaliseringsmaatregelen nauw verband met de bestaande EU-rechtsinstrumenten op het gebied van grensoverschrijdende justitiële samenwerking en kunnen deze niet door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. De doelstellingen van dit voorstel kunnen derhalve niet volledig worden gerealiseerd door de lidstaten alleen, maar enkel op EU-niveau.

De EU beschikt reeds over bepaalde voorschriften met betrekking tot communicatie, waarvan sommige zelfs voorzien in het gebruik van moderne technologie. De bestaande regels voorzien evenwel niet in een adequate en holistische infrastructuur voor elektronische communicatie tussen natuurlijke personen, rechtspersonen of bevoegde autoriteiten en de autoriteiten van een andere lidstaat.

Om de inspanningen van de lidstaten te coördineren en een samenhangend kader voor de bestaande EU-voorschriften tot stand te brengen, zijn EU-maatregelen nodig. Zo zullen grensoverschrijdende gerechtelijke procedures efficiënter, veerkrachtiger, veiliger en sneller verlopen en zal de communicatie tussen autoriteiten van de lidstaten en met natuurlijke personen en rechtspersonen worden vereenvoudigd en versneld. Het beheer van justitiële zaken met grensoverschrijdende effecten zal hierdoor verbeteren.

Verdere voordelen vloeien voort uit het bevorderen van de digitalisering van de justitiële samenwerking in de EU en uit het feit dat alle lidstaten daarbij worden betrokken, aangezien de huidige situatie — waarin slechts bepaalde groepen lidstaten maatregelen hebben genomen, met een beperkte en versnipperde respons op de vastgestelde problemen als gevolg — hierdoor zal verbeteren.

   Evenredigheid

De vaststelling van uniforme maatregelen voor de elektronische communicatie in het kader van grensoverschrijdende justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter op EU-niveau is een evenredige wijze om een samenhangend kader voor de bestaande EU-voorschriften te creëren. De algemene naleving van het evenredigheidsbeginsel wordt ermee gewaarborgd, aangezien in het voorstel slechts maatregelen worden voorgesteld die nodig zijn met het oog op het gebruik van digitale technologie in het kader van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende zaken. De voorgestelde maatregelen zullen de lidstaten niet zwaarder belasten dan nodig is om de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken. Een nadere toelichting hierop is te vinden in hoofdstuk 8 van de effectbeoordeling bij het voorstel 20 . Deze doelstellingen kunnen alleen worden verwezenlijkt met regels die het gebruik van digitale communicatie tussen de rechtbanken en bevoegde autoriteiten van de lidstaten verplicht stellen, en die hen verplichten elektronische communicatie van natuurlijke personen en rechtspersonen te aanvaarden, videoconferenties toe te staan en vertrouwensdiensten te erkennen.

   Keuze van het instrument

Het voorstel betreft een verordening, waarmee wordt voorzien in een nieuwe, op zichzelf staande rechtsgrondslag voor de digitalisering van de EU-instrumenten voor justitiële samenwerking. Het doel is om te komen tot één bindende handeling met gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op alle EU-instrumenten voor justitiële samenwerking.

De verordening zal rechtstreeks van toepassing worden in alle lidstaten en een bindend karakter hebben. Aldus wordt ervoor gezorgd dat de regels overal in de EU op hetzelfde moment van toepassing zullen worden en in werking zullen treden. De verordening garandeert rechtszekerheid doordat zij uiteenlopende interpretaties in de lidstaten en daarmee juridische versnippering voorkomt.

Aangezien dit initiatief de afstemming van conflicterende regels inzake burgerlijke, handels- en strafzaken op deze verordening vereist, moeten bestaande rechtshandelingen worden gewijzigd. Sommige daarvan zijn verordeningen, andere zijn kaderbesluiten en richtlijnen. Daarom is het passend om de betreffende kaderbesluiten en richtlijnen te wijzigen bij een afzonderlijk rechtsinstrument, dat zorgt voor afstemming op de bij deze verordening vastgestelde samenhangende regels. Om deze reden moet samen met deze verordening een specifieke wijzigingsrichtlijn worden voorgesteld.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

   Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie werkt al meer dan een decennium in nauw overleg met verschillende belanghebbenden aan een e-justitiebeleid. Die belanghebbenden zijn geraadpleegd over de doelstellingen van het voorstel en de aangewezen beleidsopties. Overeenkomstig de raadplegingsstrategie voor dit voorstel is een groot aantal belanghebbenden geraadpleegd. Daartoe behoren ook de werkgroepen van de Raad inzake e-justitie (Ejustice), burgerlijk recht (Justciv) en justitiële samenwerking in strafzaken (Copen), het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken en het Europees justitieel netwerk voor strafzaken.

Bij de publicatie van de aanvangseffectbeoordeling en de lancering van een openbare raadpleging heeft de Commissie contact opgenomen met een brede waaier van belanghebbenden, waaronder de nationale autoriteiten van de lidstaten, non-gouvernementele organisaties, beroepsverenigingen, brancheorganisaties en particulieren.

Uit de raadplegingen blijkt dat er steun is voor de doelstellingen van de voorstellen. Met betrekking tot de justitiële samenwerking gaven de belanghebbenden de voorkeur aan verplicht gebruik van het digitale communicatiekanaal boven vrijwillig gebruik ervan. Ook steunden zij het voorstel om partijen in grensoverschrijdende procedures de mogelijkheid te bieden om via videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand deel te nemen aan mondelinge zittingen. Hoewel de meeste belanghebbenden voorstander waren van verplichte elektronische communicatie tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en de rechtbanken en bevoegde autoriteiten, is het passend om de mogelijkheid van communicatie op papier open te houden voor natuurlijke personen en rechtspersonen. De belangrijkste reden om het vrijwillige karakter van elektronische communicatie in stand te houden is dat kwetsbare personen, minderjarigen en mensen die technische hulp nodig hebben of geen toegang hebben tot digitale instrumenten of de benodigde vaardigheden ontberen, gewaarborgde toegang tot de rechter moeten hebben.

   Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft de diensten van een contractant ingehuurd om een studie ter ondersteuning van de effectbeoordeling uit te voeren. De contractant heeft diverse, specifiek voor de studie opgezette activiteiten verricht om belanghebbenden te raadplegen, zoals de organisatie van een focusgroep op EU-niveau, een raadpleging van nationale belanghebbenden over de effecten van de beleidsopties, het afnemen van een nationale enquête, één-op-één gesprekken enz.

Alle verzamelde gegevens werden gebruikt bij de voorbereiding van het voorstel, met inbegrip van de effectbeoordeling.

Bovendien heeft de Commissie de aanzienlijke hoeveelheid bestaande gegevens over de digitalisering van justitie in de EU gebruikt, zoals het EU-scorebord voor justitie, het verslag over de rechtsstaat, gegevens van de Europese Commissie voor Efficiëntie in Justitie (Cepej) van de Raad van Europa en de studie met betrekking tot digitaal strafrecht 21 .

     Effectbeoordeling 22

Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling, die is opgenomen in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft de conceptversie van de effectbeoordeling op 22 september 2021 besproken en heeft op 27 september 2021 een positief advies uitgebracht. Daarbij heeft de raad de volgende aanbevelingen gedaan:

1) De probleemanalyse moet worden versterkt om de belangrijkste problemen die met dit voorstel worden aangepakt, te belichten. De analyse moet worden onderbouwd met gegevens over vrijwillige deelname aan digitalisering, niet-erkenning van elektronische documenten, handtekeningen of zegels en interoperabiliteit.

2) In het verslag moet worden uitgelegd hoe dit voorstel zal zorgen voor samenhang met andere EU-instrumenten voor het verbeteren van de digitalisering die bij grensoverschrijdende justitiële samenwerking kunnen worden gebruikt. In het verslag moet ook worden uitgelegd waarom de lidstaten de bestaande digitaliseringsmogelijkheden niet volledig benutten.

3) De effectanalyse moet worden versterkt met een duidelijke weergave van de effecten op met name de investeringskosten en de belanghebbenden. De onzekerheden in de aannamen en de gevolgen daarvan voor de beoordeelde effecten moeten in het verslag worden erkend.

4) In het verslag moeten de effecten van een mogelijke toename van het aantal grensoverschrijdende zaken worden beoordeeld. Ook moet worden besproken of de verbeterde toegang tot de rechter en de efficiëntere grensoverschrijdende justitiële samenwerking leiden tot een risico van vertraagde behandeling van zaken als gevolg van een hogere werklast voor rechters en de tijd die gerechtelijke procedures in beslag nemen.

5) In het verslag moet worden beschreven welke gegevensbeschermingskwesties een rol spelen en moet worden erkend dat de overgang van papieren naar elektronische communicatie andere risico’s met zich meebrengt. In het verslag moet aandacht worden besteed aan mogelijke gevoeligheden die verband houden met het feit dat de beschikbaarheid van meer gegevens in digitaal formaat niet alleen de verzending ervan kan vergemakkelijken, maar ook gegevensbeschermings- en beveiligingsproblemen oplevert. De punten van zorg die belanghebbenden hebben geuit over gegevensbescherming, moeten in aanmerking worden genomen.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft aanvullende aanbevelingen meegestuurd met de kwaliteitscontrolelijst.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing is de effectbeoordeling als volgt gewijzigd:

1) De probleemstelling is anders geformuleerd, zodat die nu aansluit bij de in hoofdstuk 2 zijn geanalyseerde problemen.

2) De samenhang met andere initiatieven, zoals e-Codex en eIDAS, alsmede op de koppelingen met het Europese e-justitieportaal 23 , wordt toegelicht.

3) Hoofdstuk 6 over de effecten van het basisscenario en de beleidsopties is geherstructureerd, en voor de afzonderlijke opties zijn de voornaamste effecten (d.w.z. economische effecten, sociale effecten en effecten op de grondrechten) uiteengezet. In het hoofdstuk wordt ook stilgestaan bij de gevolgen die de voornaamste belanghebbenden van het voorstel zullen ondervinden.

4) In hoofdstuk 6 over de effecten wordt nu toegelicht of het aantal grensoverschrijdende zaken mogelijk dreigt toe te nemen en of het gerechtelijk apparaat een dergelijke stijging kan opvangen.

5) Hoofdstuk 6 is verduidelijkt wat betreft gegevensbescherming.

Bovendien is de effectbeoordeling aangevuld met de gegevens uit de ondersteunende studie en uit bijlage 7 bij het verslag. De economische analyse en de kosten voor de lidstaten zijn aan het verslag toegevoegd. De standpunten van de belanghebbenden zijn geschetst in de desbetreffende hoofdstukken van het verslag. De technische aanbevelingen, zoals het samenvoegen van de uitkomst van de openbare raadpleging met bijlage 2, het nummeren van de bladzijden van de bijlagen en het schrappen van de bijlage over het subsidiariteitsschema, zijn opgevolgd.

In de effectbeoordeling zijn één niet-wetgevende en één wetgevende beleidsoptie met drie subopties geïdentificeerd. Andere opties zijn in een vroeg stadium terzijde geschoven. Een campagne om het gebruik van digitale instrumenten en het e-Codex-systeem voor de communicatie in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures te bevorderen is terzijde geschoven, aangezien een dergelijke campagne geen echt alternatief voor regelgevend optreden zou vormen en in ieder geval zou kunnen worden uitgevoerd in het kader van het basisscenario. Elektronische gegevens- en informatie-uitwisseling via een gecentraliseerd EU-systeem werd geen passende optie geacht, aangezien die moeilijk te rechtvaardigen was vanuit het oogpunt van evenredigheid en subsidiariteit. Bovendien zouden alle informatie, gegevens en documenten worden opgeslagen in de infrastructuur van de Commissie of van de entiteit die het systeem beheert (bijvoorbeeld eu-LISA), terwijl deze geen partij zouden zijn bij grensoverschrijdende uitwisselingen. Een gecentraliseerd systeem zou ook een “single point of failure” vormen, aangezien alle gegevens op één plaats zouden worden opgeslagen, terwijl ze in een gedecentraliseerd systeem door de afzonderlijke lidstaten worden opgeslagen.

Het basisscenario waaraan de twee hoofdopties zijn getoetst, voorzag niet in maatregelen om de digitalisering van de grensoverschrijdende justitiële samenwerking en het gebruik van digitale instrumenten ter verbetering van de toegang tot de rechter te bevorderen. Het gebruik van elektronische communicatiemiddelen tussen de autoriteiten zou dan ook vrijwillig blijven. Het gebruik van elektronische handtekeningen en zegels, alsook de verantwoordelijkheden op het gebied van gegevensbescherming, zouden versnipperd blijven. Daarom werden gezien de geschetste doelstellingen van het voorstel de volgende twee opties overwogen: de vaststelling van een aanbeveling van de Commissie (niet-wetgevende optie) of de vaststelling van een rechtshandeling — een verordening (wetgevende optie).

De wetgevende optie vereist een pakket bestaande uit een verordening met horizontale bepalingen en wijzigingen van bestaande verordeningen met het oog op de samenhang, en een richtlijn met wijzigingen van bestaande richtlijnen en kaderbesluiten.

De niet-wetgevende optie zou maatregelen behelzen om de lidstaten aan te sporen tot het gebruik van het e‑Codex-systeem voor digitale grensoverschrijdende communicatie en de toegang tot de rechter. Met een aanbeveling van de Commissie kunnen de lidstaten worden gestimuleerd om een geharmoniseerde aanpak te volgen bij het gebruik van elektronische communicatie, met inbegrip van videoconferenties, elektronische documenten en elektronische zegels en handtekeningen. Gelet op de vrijwillige aard hiervan, zouden de lidstaten hun eigen digitale instrumenten kunnen ontwikkelen. Dergelijke maatregelen zijn technisch en operationeel haalbaar. De kosteneffectiviteit zou afhangen van de wijze waarop de afzonderlijke lidstaten omgaan met digitalisering en van hun behoeften en middelen. Voor zover deze optie aan de doelstellingen van het voorstel beantwoordt, garandeert een aanbeveling evenwel niet dat digitale communicatie-instrumenten daadwerkelijk worden gebruikt, dat het digitale kanaal interoperabel is, dat elektronische documenten worden aanvaard of dat er gemeenschappelijke normen inzake het gebruik en de erkenning van vertrouwensdiensten worden vastgesteld.

In het kader van de wetgevende optie zullen wetgevende maatregelen (een verordening en een richtlijn) worden vastgesteld. In een verordening zullen regels voor het opzetten van een elektronisch kanaal op basis van e‑Codex (dat in de effectbeoordeling van het voorstel van de Commissie voor een e‑Codex-verordening is aangewezen als meest geschikte technische oplossing) worden opgenomen. Het kanaal, dat een gedecentraliseerd IT-systeem vormt, zal worden gebruikt voor communicatie en de uitwisseling van informatie, gegevens en documenten tussen rechtbanken en bevoegde autoriteiten, en in voorkomend geval met JBZ-agentschappen en EU-organen. Ook zullen er regels worden ingevoerd ter ondersteuning van de communicatie tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en de rechtbanken en bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waaronder regels over het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand. De verantwoordelijkheden van verwerkingsverantwoordelijken en gegevensverwerkers zullen worden omschreven. Bij deze optie wordt ervan uitgegaan dat de door de Commissie ontwikkelde IT-systemen voor de uitwisseling van Europese onderzoeksbevelen en voor betekening of kennisgeving van stukken/bewijsverkrijging worden uitgebreid tot alle grensoverschrijdende justitiële communicatie waarvoor regels zijn opgesteld in de EU-instrumenten inzake justitiële samenwerking. De lidstaten zullen hun nationale IT-systemen kunnen koppelen aan een gedecentraliseerd netwerk of zullen de door de Commissie ontwikkelde en kosteloos aangeboden softwareoplossing kunnen gebruiken. Zo kunnen de rechtbanken en/of bevoegde autoriteiten die deelnemen aan de procedures die vallen onder de EU-instrumenten inzake grensoverschrijdende justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken, rechtstreeks met elkaar communiceren. In het kader van de wetgevende optie zijn drie subopties overwogen: a) verplicht of vrijwillig gebruik van het digitale kanaal; b) verplichte of vrijwillige aanvaarding van elektronische communicatie met betrekking tot natuurlijke personen en rechtspersonen; en c) een regelgevende of niet-regelgevende aanpak voor het gebruik en de erkenning van vertrouwensdiensten. Met een richtlijn zullen de bestaande kaderbesluiten en richtlijnen worden gewijzigd om deze af te stemmen op de regels van de verordening.

Na een vergelijking van de beleidsopties en de subopties, waarbij zij zijn afgezet tegen de doelstellingen van het voorstel, is de voorkeur gegeven aan de wetgevende optie. Bij deze optie wordt het gebruik van digitale communicatie verplicht (met inachtneming van gerechtvaardigde uitzonderingen) voor de communicatie tussen rechtbanken en bevoegde autoriteiten (en tussen hen en de EU-agentschappen en -organen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken). In deze optie zullen rechtbanken en bevoegde autoriteiten bovendien worden verplicht om elektronische communicatie van natuurlijke personen en rechtspersonen te aanvaarden, en zal worden voorzien in een rechtsgrondslag voor het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand voor mondelinge zittingen in grensoverschrijdende zaken en voor het gebruik en de erkenning van vertrouwensdiensten.

Terwijl de rechtbanken en de bevoegde autoriteiten elektronische communicatie van natuurlijke personen en rechtspersonen zullen moeten aanvaarden, is het gebruik van het digitale kanaal voor natuurlijke personen en rechtspersonen facultatief. Het staat hun vrij om traditionele communicatiemiddelen te gebruiken, waaronder desgewenst communicatie op papier.

Het gebruik van het digitale kanaal zal naar verwachting positieve milieueffecten hebben doordat er minder papier en postverzendingen nodig zijn. Deze milieueffecten houden voornamelijk verband met de invoering van elektronische communicatiemiddelen en een waarschijnlijke toename van het gebruik van videoconferenties en communicatie op afstand in plaats van terechtzittingen waarop personen fysiek verschijnen. Hoewel kan worden aangenomen dat de productie en de werking van de apparatuur energie zullen verbruiken, zal het totale milieueffect positief zijn.

Kijkend naar de economische gevolgen vereist de verplichting om een digitaal kanaal op te zetten nieuwe investeringen van de lidstaten om de nodige infrastructuur voor interactie met e‑Codex te ontwikkelen. De hoogte van de investering hangt af van de bestaande mate van digitalisering in de lidstaten, hun betrokkenheid bij het e-Codex-project, de compatibiliteit met bestaande oplossingen en de mogelijkheden die hun nationale recht biedt voor elektronische verzending. Op lange termijn zouden de kosten die de nationale rechtsstelsels in het kader van grensoverschrijdende procedures maken, evenwel aanzienlijk verminderen dankzij de digitalisering van justitie. Die digitalisering zou ook een positieve uitwerking hebben op het nationale digitaliseringsproces.

De invoering van digitale middelen om de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken te verbeteren, zal gevolgen hebben voor particulieren en bedrijven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). De mogelijkheid om vorderingen in te stellen en digitaal te communiceren met de rechtbanken en de bevoegde autoriteiten, en om via videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand deel te nemen aan mondelinge zittingen, zal de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende procedures vergemakkelijken. De reden hiervoor is dat particulieren meer flexibiliteit krijgen om zich tot de rechter te wenden en deel te nemen aan zittingen die in een andere lidstaat plaatsvinden. Ook bedrijven, met in begrip van kmo’s, zullen profiteren van een betere toegang tot de rechter en een efficiëntere bescherming van hun rechten, wat naar verwachting een gunstig effect zal hebben op en een stimulans zijn voor de grensoverschrijdende handel.

Een bijkomend effect van lagere procedurekosten is dat het concurrentievermogen van bedrijven, met inbegrip van kmo’s, wordt versterkt. De gemiddelde jaarlijkse totale besparing op EU-niveau wordt geraamd op 23 372 900 EUR aan portokosten en 2 216 160 EUR aan papierkosten — in totaal 25 589 060 EUR. Natuurlijke personen en rechtspersonen zullen 4 098 600 EUR aan portokosten en 388 800 EUR aan papierkosten besparen.

Doordat de communicatie minder tijd in beslag zal nemen, zullen natuurlijke personen en rechtspersonen op EU-niveau 2 700 000 dagen per jaar winnen aan gemiddelde verzendingstijd. De gemiddelde verzendingstijd zal worden teruggebracht tot nul, waardoor de procedures jaarlijks in totaal 15 389 999 dagen minder in beslag zullen nemen. Het gebruik van het digitale communicatiekanaal in een bepaalde gerechtelijke procedure levert natuurlijke personen en rechtspersonen en kmo’s geen extra kosten op. Zij hebben slechts een computer en een internetverbinding nodig. Door de communicatie tussen rechtbanken en bevoegde autoriteiten te digitaliseren zullen de administratieve lasten verminderen. In de effectbeoordeling is geconcludeerd dat bij de behandeling op het niveau van rechtbanken en bevoegde autoriteiten een winst van 874 voltijdse arbeidsjaren zal worden behaald.

   Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel heeft tot doel om moderne digitale technologie in te voeren voor de toegang tot de rechter en de justitiële samenwerking in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken. Naar verwachting zal de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en met natuurlijke personen en rechtspersonen hierdoor sneller, goedkoper, veiliger en betrouwbaarder worden.

Alle natuurlijke personen en rechtspersonen zullen de mogelijkheid krijgen om digitaal te communiceren met de rechtbanken en de bevoegde autoriteiten en om deel te nemen aan mondelinge zittingen via een videoconferentie of een andere technologie voor communicatie op afstand. Voor natuurlijke personen en rechtspersonen blijft het mogelijk om op papier te communiceren. Het gebruik van digitale communicatie zal naar verwachting geen specifieke kosten opleveren voor bedrijven — zij hebben enkel een computer en internettoegang nodig. Bedrijven zullen profiteren van een betere toegang tot de rechter en een efficiëntere bescherming van hun rechten, wat naar verwachting de grensoverschrijdende handel zal bevorderen. Ook bij grensoverschrijdende transacties betrokken kmo’s zullen naar verwachting rechtstreeks profiteren van de verbeterde toegang tot de rechter, alsook van lagere kosten en kortere procedures wanneer zij hun rechten over de grens afdwingen. Dit zou kmo’s er voorts toe kunnen aanzetten om meer grensoverschrijdende transacties binnen de EU te verrichten. Een bijkomend effect van lagere procedurekosten is dat het concurrentievermogen van kmo’s wordt versterkt.

De toegang tot de rechter in grensoverschrijdende procedures zal, zodra die zijn gedigitaliseerd, worden verbeterd doordat burgers de mogelijkheid krijgen om vorderingen in te stellen en digitaal te communiceren met de rechtbanken en de bevoegde autoriteiten, alsook om via videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand deel te nemen aan mondelinge zittingen. Dergelijke digitale instrumenten brengen geen hoge kosten of investeringen met zich mee voor de burgers. Zij hebben slechts een computer en een internetverbinding nodig. Aangezien sommige burgers niet over voldoende digitale vaardigheden beschikken, in afgelegen gebieden wonen of vanwege hun persoonlijke capaciteiten niet in staat zijn vlot gebruik te maken van digitale instrumenten, zal het mogelijk blijven om op papier te communiceren.



   Grondrechten

Door de communicatie tussen de rechtbanken en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten via het digitale kanaal te laten verlopen, kunnen achterstanden worden weggewerkt, kunnen de administratieve lasten worden verminderd en kan de uitwisseling van informatie tussen deze autoriteiten worden vergemakkelijkt en versneld. Daardoor zal de behandeling van zaken in totaal minder tijd in beslag nemen en zullen de procedurekosten verminderen.

De toegang tot de rechter in grensoverschrijdende procedures zal, zodra die zijn gedigitaliseerd, worden vergemakkelijkt doordat natuurlijke personen en rechtspersonen de mogelijkheid krijgen om vorderingen in te stellen en digitaal te communiceren met de rechtbanken en de bevoegde autoriteiten, alsook om via videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand deel te nemen aan mondelinge zittingen. Om tegemoet te komen aan de behoeften van kansarme groepen en kwetsbare mensen, blijft communicatie op papier mogelijk.

Bij het voorstel wordt een gedecentraliseerd IT-systeem voor de uitwisseling tussen de rechtbanken en de bevoegde autoriteiten en tussen deze entiteiten en natuurlijke personen of rechtspersonen ingesteld. Gezien het gedecentraliseerde karakter van het systeem zal de entiteit die wordt belast met het operationele beheer van de onderdelen van het systeem, geen gegevens opslaan of verwerken. Al naargelang het toegangspunt tot het systeem wordt beheerd door een EU‑instelling, ‑agentschap of -orgaan of op nationaal niveau, en afhankelijk van welke nationale autoriteiten persoonsgegevens verwerken en voor welke doeleinden, is ofwel Verordening (EU) 2018/1725 24 , de algemene verordening gegevensbescherming 25 , ofwel Richtlijn (EU) 2016/680 26 van toepassing. 

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Met het oog op de uitvoering van de verordening moet een gedecentraliseerd IT-systeem worden opgezet en worden onderhouden. Dit systeem wordt gevormd door een netwerk van onder de eigen verantwoordelijkheid en het eigen beheer van elke lidstaat en elk(e) instelling, agentschap of orgaan van de Unie gebruikte nationale IT-systemen en interoperabele toegangspunten, dat de veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie mogelijk maakt. Wanneer lidstaten nog geen passende nationale IT-systemen hebben ontwikkeld, zal de Commissie referentie-implementatiesoftware aanreiken die de lidstaten in plaats daarvan kunnen gebruiken. De referentie-implementatiesoftware zal worden gebouwd op basis van het eDES en de IT-systemen voor betekening of kennisgeving van stukken/bewijsverkrijging. Deze elektronische systemen, waarvoor reeds een multifunctionele aanpak wordt gevolgd, kunnen dienen om onnodige kosten te voorkomen.

De investerings- en exploitatiekosten van deze systemen, met inbegrip van de aanpassing van het Europees e-justitieportaal om interactie tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en rechtbanken en bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende procedures te ondersteunen, worden behandeld in bijlage 9 bij de effectbeoordeling 27 .

Het programma Digitaal Europa 28 is het meest geschikte financieringsinstrument om de ontwikkeling en het onderhoud van het gedecentraliseerde IT-systeem en de inrichting van een Europees elektronisch toegangspunt op het Europees e-justitieportaal te ondersteunen. In het kader van de algemene doelstellingen ter ondersteuning van de digitale transformatie van gebieden van openbaar belang, is het initiatief rechtstreeks gericht op de doelstellingen van het programma om naadloze en beveiligde grensoverschrijdende elektronische communicatie binnen de rechterlijke macht en tussen de rechterlijke macht en andere bevoegde instanties op het gebied van civiel recht en strafrecht mogelijk te maken, en om de toegang tot de rechter te bevorderen.

De kosten voor de lidstaten zullen vrij beperkt zijn: in totaal 8 100 000 EUR per jaar, oftewel 300 000 EUR per jaar per lidstaat. De installatiekosten zullen in de eerste twee jaar 100 000 EUR per jaar per lidstaat bedragen. Dit bedrag omvat de kosten van de apparatuur en van de personeelsinzet die nodig is om het systeem te configureren. Het resterende bedrag van 200 000 EUR is nodig om een toenemend aantal gebruikers te ondersteunen. Met ingang van het derde jaar komen de hardware- en installatiekosten te vervallen en hebben de kosten alleen nog betrekking op gebruikersondersteuning en systeemonderhoud. Deze kosten worden geraamd op 300 000 EUR per jaar. Het e-Codex-systeem heeft een open broncode en kan kosteloos worden gebruikt. Hoewel van de lidstaten wordt verwacht dat zij deze kosten financieren met nationale middelen, kunnen zij bij de EU financiële steun uit de desbetreffende financieringsprogramma’s aanvragen, zoals het programma “Justitie” en de cohesiebeleidsinstrumenten. Overigens werken sommige lidstaten al met een proefversie van e-Codex, die zij kunnen hergebruiken en uitbouwen voor de nieuwe doeleinden.

Rechtbanken en bevoegde autoriteiten die niet over videoconferentieapparatuur beschikken, maar wel gebruik willen maken van de mogelijkheid om zittingen op afstand te organiseren, zullen moeten investeren in de aanschaf van dergelijke apparatuur.

5.OVERIGE ELEMENTEN

   Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Voor het doel van deze verordening zal het gedecentraliseerde IT-systeem verder worden ontwikkeld middels door de Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen. In de uitvoeringshandelingen zal het volgende worden uiteengezet:

·technische specificaties ter bepaling van de methoden voor communicatie langs elektronische weg voor de doeleinden van het gedecentraliseerde IT-systeem;

·technische specificaties voor communicatieprotocollen;

·doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoge mate van cyberbeveiliging voor het verwerken en verstrekken van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;

·de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verstrekte diensten.

Op het Europees e-justitieportaal zal een Europees elektronisch toegangspunt worden ingericht door de reeds ontwikkelde e-Codex-oplossing voor het instellen van geringe vorderingen aan te passen.

Voor het voorgestelde rechtsinstrument zal een monitoringsysteem worden vastgesteld, met een uitgebreide reeks kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en een duidelijk, gestructureerd rapportageproces. De monitoringsvoorschriften hebben tot doel om na te gaan of het instrument efficiënt wordt uitgevoerd in de lidstaten en of de specifieke doelstellingen worden verwezenlijkt.

Elke vijf jaar zal een volledige evaluatie worden verricht om de effecten en de omgevingsfactoren te beoordelen. Voor zover elektronische communicatie wordt gebruikt, zal de monitoring worden vergemakkelijkt door automatische gegevensverzameling en het gebruik van de rapportagefuncties van het gedecentraliseerde IT-systeem. Voor gegevens die niet automatisch worden verzameld, zal ten minste één door elke lidstaat aan te wijzen rechtbank of bevoegde autoriteit een steekproef voor de monitoring vaststellen. 

   Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bakent het onderwerp en het toepassingsgebied van de verordening af. Bij de verordening wordt een rechtskader voor de elektronische communicatie in het kader van procedures voor grensoverschrijdende justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken en de toegang tot de rechter in burgerlijke en handelszaken met grensoverschrijdende effecten vastgesteld, overeenkomstig de EU-handelingen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken. Deze rechtshandelingen worden opgesomd in de twee bijlagen bij de verordening. Bijlage I heeft betrekking op de rechtshandelingen in burgerlijke en handelszaken, en bijlage II omvat de rechtshandelingen in strafzaken.

Bij de verordening worden voorts regels vastgesteld inzake het gebruik en de erkenning van elektronische vertrouwensdiensten, de rechtsgevolgen van elektronische documenten en het gebruik van videoconferenties of andere technologieën voor communicatie op afstand voor het horen van personen in burgerlijke, handels- en strafzaken. De verordening is evenwel niet van toepassing op de bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken, die wordt gereguleerd bij een afzonderlijke rechtshandeling waarin reeds vergelijkbare digitaliseringsbepalingen zijn opgenomen. De verordening voorziet niet in nieuwe procedures en is uitsluitend van toepassing op elektronische communicatie in het kader van grensoverschrijdende justitiële samenwerking en toegang tot de rechter in burgerlijke, handels- en strafzaken.

Artikel 2 geeft definities van de in de verordening gebruikte terminologie.

Artikel 3 bepaalt dat de elektronische communicatie tussen rechtbanken en bevoegde autoriteiten plaatsvindt via een veilig en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem. Dit systeem bestaat uit onder de eigen verantwoordelijkheid en het eigen beheer van elke lidstaat, JBZ-agentschappen en EU-organen opererende IT-systemen en interoperabele toegangspunten en maakt interoperabele grensoverschrijdende uitwisseling tussen de respectieve autoriteiten van de lidstaten mogelijk. Het gebruik van het systeem is verplicht, behoudens in geval van verstoring van het systeem of andere specifieke omstandigheden.

Artikel 4 voorziet in het Europees elektronisch toegangspunt op het Europees e-justitieportaal. Dit Europees elektronisch toegangspunt maakt deel uit van het gedecentraliseerde IT-systeem en kan door natuurlijke personen en rechtspersonen worden gebruikt voor elektronische communicatie met de rechtbanken en bevoegde autoriteiten in burgerlijke en handelszaken met grensoverschrijdende effecten.

Artikel 5 verplicht de rechtbanken en bevoegde autoriteiten van de lidstaten om elektronische communicatie van natuurlijke personen en rechtspersonen in gerechtelijke procedures te aanvaarden, maar laat de keuze voor het elektronische communicatiemiddel over aan de natuurlijke personen en rechtspersonen. Het artikel voorziet in een aantal digitale communicatiekanalen, met name het Europees elektronisch toegangspunt en de bestaande nationale IT-portalen, voor zover de lidstaten die hebben ontwikkeld met het oog op deelname aan gerechtelijke procedures.

Artikel 6 verplicht de bevoegde autoriteiten om elektronische communicatie van natuurlijke personen en rechtspersonen te aanvaarden, waardoor elektronisch verzonden stukken gelijkwaardig worden aan op papier verzonden stukken.

Artikel 7 verschaft de rechtsgrondslag en zet de voorwaarden uiteen voor het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand in grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken die vallen onder de in bijlage I vermelde rechtshandelingen en in burgerlijke en handelszaken waarbij een van de partijen in een andere lidstaat verblijft. In het artikel wordt verwezen naar het nationale recht van de lidstaat waar de videoconferentie plaatsvindt. In dit verband worden aanvullende regels vastgesteld voor het horen van kinderen door middel van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand.

Artikel 8 verschaft de rechtsgrondslag en zet de voorwaarden uiteen voor het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand in strafzaken. In dit verband worden aanvullende regels vastgesteld voor het horen van verdachten, beklaagden en veroordeelden en voor het horen van kinderen door middel van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand.

Artikel 9 omvat de regels voor het gebruik van vertrouwensdiensten (elektronische handtekeningen en zegels) bij onder de verordening vallende elektronische communicatie, waarbij wordt verwezen naar de eIDAS-verordening.

Artikel 10 bepaalt dat een elektronisch document zijn rechtsgevolgen niet mag worden ontzegd op grond van het enkele feit dat het document elektronisch is.

Artikel 11 voorziet in de rechtsgrondslag voor de elektronische betaling van vergoedingen, waaronder via het Europees e-justitieportaal.

Artikel 12 stelt een kader voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie vast.

Artikel 13 bepaalt dat de Commissie referentie-implementatiesoftware moet realiseren, onderhouden en ontwikkelen.

Artikel 14 bepaalt wie de kosten draagt voor de verschillende IT-ontwikkelingstaken.

Artikel 15 omvat regels inzake de bescherming van persoonsgegevens die langs digitale weg worden uitgewisseld.

De artikelen 16 tot en met 18 omvatten procedureregels, bijvoorbeeld met betrekking tot de comitéprocedure, en voorzien in de rechtsgrondslag voor de verzameling en het gebruik van gegevens door de Commissie voor de evaluatie van de doeltreffendheid van de verordening.

De artikelen 19 tot en met 22 voorzien in wijzigingen van de verordeningen inzake burgerlijke en handelszaken die worden vermeld in bijlage I om te verwijzen naar de bij de verordening vastgestelde digitale communicatiemiddelen en om onduidelijkheden ten aanzien van de communicatiemiddelen die krachtens de bestaande rechtshandelingen moeten worden gebruikt, te vermijden.

Artikel 23 voorziet in wijzigingen van één verordening in strafzaken om te verwijzen naar de bij de verordening vastgestelde digitale communicatiemiddelen en om onduidelijkheden ten aanzien van de communicatiemiddelen die krachtens de bestaande rechtshandelingen moeten worden gebruikt, te vermijden.

Artikel 24 stelt de overgangsperiode vast.

Artikel 25 bepaalt dat de verordening in werking treedt op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Ook wordt in dit artikel de datum bepaald waarop de verordening van toepassing wordt.

2021/0394 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2, punten e) en f), en artikel 82, lid 1, punt d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)In haar mededeling van 2 december 2020 over de digitalisering van justitie in de EU 29 heeft de Commissie gewezen op de noodzaak om het wetgevingskader inzake de grensoverschrijdende procedures van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken te moderniseren, in overeenstemming met het beginsel “standaard digitaal”, met inachtneming van de nodige waarborgen om sociale uitsluiting te vermijden.

(2)Het vergemakkelijken van de toegang tot de rechter voor natuurlijke personen en rechtspersonen en van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten behoort tot de hoofddoelstellingen van de EU-ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, zoals verankerd in het derde deel, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(3)Teneinde de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter te verbeteren, moeten de rechtshandelingen van de Unie die voorzien in communicatie tussen bevoegde autoriteiten, met inbegrip van agentschappen en organen van de Unie, en tussen bevoegde autoriteiten en natuurlijke personen en rechtspersonen, worden aangevuld met voorwaarden voor de verrichting van die communicatie met digitale middelen.

(4)Met deze verordening wordt beoogd gerechtelijke procedures doeltreffender te maken en te bespoedigen en de toegang tot de rechter te vergemakkelijken door de bestaande communicatiekanalen te digitaliseren, hetgeen tijds- en kostenbesparingen, een vermindering van de administratieve lasten en verbeterde veerkracht in geval van overmacht moet opleveren voor alle autoriteiten die betrokken zijn bij grensoverschrijdende justitiële samenwerking. Het gebruik van digitale communicatiekanalen tussen bevoegde autoriteiten moet leiden tot minder vertragingen bij de behandeling van zaken, wat ten goede moet komen aan natuurlijke personen en rechtspersonen. Dit is ook van groot belang voor grensoverschrijdende strafprocedures in het kader van de misdaadbestrijding door de Unie. In dit verband is de hoge mate van beveiliging die digitale communicatiekanalen kunnen bieden een stap voorwaarts, ook voor het waarborgen van de rechten van de betrokkenen en de bescherming van hun privacy en persoonsgegevens.

(5)Het is belangrijk dat er passende kanalen worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat rechtsstelsels efficiënt digitaal kunnen samenwerken. Daartoe moet op Unieniveau een IT-instrument tot stand worden gebracht dat snelle, directe, interoperabele, betrouwbare en veilige grensoverschrijdende elektronische uitwisseling van zaakgerelateerde gegevens tussen bevoegde autoriteiten mogelijk maakt.

(6)Voor de digitale uitwisseling van zaakgerelateerde gegevens bestaan instrumenten die geen vervanging van de bestaande, in de lidstaten reeds gebruikte IT-systemen nodig maken en geen dure aanpassingen vergen. Het e‑Codex-systeem (e‑Justice Communication via Online Data EXchange) is het belangrijkste instrument van dit type dat tot dusver is ontwikkeld.

(7)Het opzetten van digitale kanalen voor grensoverschrijdende communicatie moet rechtstreeks bijdragen tot een betere toegang tot de rechter door natuurlijke personen en rechtspersonen in staat te stellen de bescherming van hun rechten te eisen en vorderingen in te stellen, procedures in te leiden en zaakgerelateerde gegevens in digitale vorm uit te wisselen met gerechtelijke of andere bevoegde autoriteiten in het kader van procedures die binnen het toepassingsgebied van het Unierecht inzake burgerlijke en handelszaken vallen.

(8)Deze verordening moet betrekking hebben op de digitalisering van de schriftelijke communicatie in zaken met grensoverschrijdende effecten die binnen het toepassingsgebied van de rechtshandelingen van de Unie inzake burgerlijke, handels- en strafzaken vallen. Die handelingen moeten worden vermeld in bijlagen bij deze verordening. De schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten en agentschappen en organen van de Unie, zoals Eurojust, voor zover de in bijlage II vermelde rechtshandelingen daarin voorzien, moet eveneens onder deze verordening vallen. Tegelijkertijd moet de vraag of een zaak wordt geacht grensoverschrijdende effecten te hebben, worden beoordeeld op grond van de in bijlage I en bijlage II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen. Wanneer in de in bijlage I en bijlage II genoemde instrumenten uitdrukkelijk wordt bepaald dat een communicatieprocedure tussen bevoegde autoriteiten moet worden beheerst door het interne recht, moet deze verordening niet van toepassing zijn.

(9)Deze verordening is niet van toepassing op de betekening of kennisgeving van stukken uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad 30 en Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad 31 , noch op de bewijsverkrijging uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad 32 en Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad 33 , die eigen regels inzake de digitalisering van de justitiële samenwerking bevatten.

(10)Om te zorgen voor veilige, snelle, interoperabele, vertrouwelijke en betrouwbare communicatie tussen de lidstaten in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures in burgerlijke, handels- en strafzaken, moet passende moderne communicatietechnologie worden gebruikt, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot de integriteit en betrouwbaarheid van het ontvangen document en de identificatie van de deelnemers aan de communicatie. Daarom moet een veilig en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem worden gebruikt. Dientengevolge is het noodzakelijk om een dergelijk IT-systeem voor gegevensuitwisseling in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures op te zetten. Het gedecentraliseerde karakter van dat IT-systeem zal veilige, exclusieve gegevensuitwisseling tussen twee lidstaten mogelijk maken, zonder dat een van de instellingen van de Unie inhoudelijk bij die uitwisseling is betrokken.

(11)Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit de back-endsystemen van de lidstaten en de agentschappen en organen van de Unie en interoperabele toegangspunten die die systemen met elkaar verbinden. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten worden gebaseerd op e-Codex.

(12)Voor de toepassing van deze verordening moeten de lidstaten door de Commissie ontwikkelde software (referentie-implementatiesoftware) kunnen gebruiken in plaats van een nationaal IT-systeem. De Commissie moet verantwoordelijk zijn voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van deze referentie-implementatiesoftware overeenkomstig de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. De Commissie moet de referentie-implementatiesoftware ontwerpen, ontwikkelen en onderhouden conform de voorschriften en beginselen inzake gegevensbescherming van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 34 en Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 35 , met name de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen en een hoog niveau van cyberbeveiliging. De referentie-implementatiesoftware moet ook passende technische maatregelen omvatten en de nodige organisatorische maatregelen mogelijk maken om een niveau van veiligheid en interoperabiliteit te waarborgen dat geschikt is voor de uitwisseling van informatie in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures.

(13)Om verzoekers snelle, veilige en efficiënte bijstand te bieden, moet de schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten, zoals de rechtbanken en centrale autoriteiten die zijn opgericht bij Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad 36 en Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad 37 , in beginsel plaatsvinden via het gedecentraliseerde IT-systeem. In uitzonderlijke gevallen mogen andere communicatiemiddelen worden gebruikt indien die passender worden geacht om de nodige flexibiliteit te bieden. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet evenwel altijd worden beschouwd als het meest geschikte middel voor de uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten van formulieren die zijn ingesteld bij de in bijlage I en bijlage II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen.

(14)Verzending via het gedecentraliseerde IT-systeem kan onmogelijk zijn als gevolg van verstoring van het systeem of wanneer digitale verzending gezien de aard van de informatie onuitvoerbaar is, zoals de verzending van bewijzen in fysieke of materiële vorm. Indien het gedecentraliseerde IT-systeem niet wordt gebruikt, moet de communicatie geschieden met de meest geschikte alternatieve middelen. Dergelijke alternatieve middelen moeten onder meer inhouden dat de verzending zo snel mogelijk en op een veilige manier geschiedt met andere veilige elektronische middelen of per postdienst.

(15)Om flexibiliteit te bieden ten aanzien van de justitiële samenwerking in bepaalde grensoverschrijdende gerechtelijke procedures, kunnen andere communicatiemiddelen passender zijn. Dat kan bijvoorbeeld gelden voor de rechtstreekse communicatie tussen rechtbanken uit hoofde van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad en Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad 38 , alsook voor de rechtstreekse communicatie tussen bevoegde autoriteiten uit hoofde van rechtshandelingen van de Unie in strafzaken. In dergelijke gevallen kunnen minder formele communicatiemiddelen, zoals e-mail, worden gebruikt.

(16)In verband met de onderdelen van het gedecentraliseerde IT-systeem die onder de verantwoordelijkheid van de Unie vallen, moet de entiteit die de onderdelen van het systeem beheert, over voldoende middelen beschikken om de goede werking ervan te verzekeren.

(17)Teneinde de toegang van natuurlijke personen en rechtspersonen tot de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken, moet bij deze verordening een toegangspunt op Unieniveau (Europees elektronisch toegangspunt) worden ingesteld als onderdeel van het gedecentraliseerde IT-systeem dat natuurlijke personen en rechtspersonen in staat moet stellen om vorderingen in te stellen, verzoeken in te dienen, voor de procedure relevante informatie te verzenden en te ontvangen en te communiceren met de bevoegde autoriteiten, in de zaken die onder deze verordening vallen. Het Europees elektronisch toegangspunt moet worden gehost op het Europees e-justitieportaal, dat fungeert als centraal loket voor justitiële informatie en diensten in de Unie.

(18)De lidstaten moeten verantwoordelijk zijn voor het opzetten, onderhouden en ontwikkelen van nationale elektronische portalen (nationale IT-portalen) met het oog op de elektronische communicatie tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en de respectieve autoriteiten die bevoegd zijn in de procedures die onder de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen.

(19)Voor de communicatie van natuurlijke personen en rechtspersonen met bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende zaken moeten elektronische communicatiemiddelen worden gebruikt als alternatief voor de bestaande communicatiemiddelen. Niettemin moet de keuze tussen elektronische communicatie zoals bepaald bij deze verordening en andere communicatiemiddelen worden overgelaten aan de betrokkenen, om te voorkomen dat de toegang tot de rechter via digitale middelen bijdraagt tot een verdere verbreding van de digitale kloof. Dit is met name van belang om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van kansarme groepen en kwetsbare mensen, zoals kinderen of ouderen, die niet over de nodige technische middelen of digitale vaardigheden beschikken om zich toegang tot digitale diensten te verschaffen.

(20)Om elektronische grensoverschrijdende communicatie en verzending van stukken via het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-portalen, in voorkomend geval, te bevorderen, mag aan dergelijke stukken geen rechtsgevolgen worden ontzegd en mogen dergelijke stukken niet ontoelaatbaar worden geacht in de procedure louter omdat zij een elektronisch formaat hebben. Dat beginsel moet evenwel de beoordeling van de rechtsgevolgen van dergelijke stukken of de toelaatbaarheid ervan als mogelijk bewijsmiddel overeenkomstig het interne recht onverlet laten. Ook mag het geen afbreuk doen aan het interne recht inzake de omzetting van stukken.

(21)Om mondelinge zittingen in burgerlijke, handels- en strafzaken met grensoverschrijdende effecten te vergemakkelijken, moet deze verordening voorzien in het facultatieve gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand voor de deelname van de partijen aan dergelijke zittingen. De procedure voor het aanvragen en houden van zittingen door middel van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand moet worden beheerst door het recht van de lidstaat waar de videoconferentie plaatsvindt. Het houden van een terechtzitting door middel van een videoconferentie- of een andere technologie voor communicatie op afstand mag niet worden afgewezen op de enkele grond dat er geen nationale regels inzake het gebruik van technologie voor communicatie op afstand bestaan. In dergelijke gevallen moeten de meest passende regels uit hoofde van het interne recht, zoals de regels inzake bewijsverkrijging, op overeenkomstige wijze van toepassing zijn.

(22)Deze verordening moet niet van toepassing zijn op het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand in burgerlijke, handels- en strafprocedures indien de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen daar al in voorzien.

(23)Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 39 voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader van de Unie voor de erkenning van elektronische identificatiemiddelen en elektronische vertrouwensdiensten (elektronische handtekeningen, elektronische zegels, elektronische tijdstempels, diensten voor elektronisch aangetekende bezorging en authenticatie van websites) waarvan grensoverschrijdend wordt erkend dat zij dezelfde juridische status hebben als hun fysieke tegenhangers. Daarom moet deze verordening ten behoeve van de digitale communicatie van toepassing zijn op de eIDAS-vertrouwensdiensten.

(24)Om de betaling van vergoedingen te vergemakkelijken in zaken met grensoverschrijdende effecten die vallen binnen het toepassingsgebied van de rechtshandelingen van de Unie in burgerlijke en strafzaken, moet het mogelijk zijn vergoedingen elektronisch te betalen in een onlineomgeving door middel van overal in de Unie alom beschikbare betalingsmethoden, zoals creditcards, betaalpassen, elektronische portemonnees en bankoverschrijvingen.

(25)Om de doelstellingen van deze verordening volledig te verwezenlijken en de bestaande rechtshandelingen van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken af te stemmen op deze verordening, moeten de volgende rechtshandelingen worden gewijzigd: Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad 40 , Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad 41 , Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad 42 , Verordening (EU) 2015/848 en Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad 43 . Die wijzigingen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de communicatie in overeenstemming is met de regels en beginselen van deze verordening. De wijzigingen van richtlijnen en kaderbesluiten in burgerlijke, handels- en strafzaken worden vastgesteld bij Richtlijn …/… van het Europees Parlement en de Raad [wijzigingsrichtlijn] 44 .

(26)Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 45 moet de Commissie deze verordening evalueren op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie voor elk van de in bijlage I en bijlage II bij deze verordening vermelde rechtshandelingen, om de daadwerkelijke effecten van deze verordening en de behoefte aan verdere maatregelen na te gaan.

(27)De door de Commissie als back-endsysteem ontwikkelde referentie-implementatiesoftware moet de voor monitoringdoeleinden benodigde gegevens programmagewijs verzamelen, en die gegevens moeten aan de Commissie worden toegezonden. Wanneer de lidstaten ervoor kiezen om in plaats van de door de Commissie ontwikkelde referentie-implementatiesoftware een nationaal IT-systeem te gebruiken, kan dat systeem worden uitgerust om die gegevens programmagewijs te verzamelen; in dat geval moeten die gegevens aan de Commissie worden toegezonden.

(28)Indien de gegevens niet automatisch kunnen worden verzameld, en om de administratieve lasten van de gegevensverzameling te verlichten, moet elke lidstaat ten minste één rechtbank of bevoegde autoriteit aanwijzen met het oog op de vaststelling van een steekproef voor de monitoring. De aldus aangewezen rechtbank of bevoegde autoriteit moet worden belast met het verzamelen en aan de Commissie overleggen van gegevens over de eigen procedures, aan de hand waarvan een schatting moet worden gemaakt van de hoeveelheid gegevens die voor een bepaalde lidstaat nodig is voor de evaluatie van deze verordening. De aangewezen rechtbank of bevoegde autoriteit moet representatief zijn voor het toepassingsgebied van de verordening voor zover die betrekking heeft op instrumenten van de Unie in burgerlijke, handels- en strafzaken. Op gebieden waar andere autoriteiten dan rechtbanken of openbaar aanklagers worden beschouwd als bevoegde autoriteiten in de zin van deze verordening, zoals notarissen, moet de aangewezen steekproef voor de monitoring ook representatief zijn voor hun uitvoering van de verordening.

(29)De toepassing van deze verordening laat de procedurele rechten zoals neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 46 en het Unierecht, zoals de richtlijnen inzake procedurele rechten 47 , onverlet, in het bijzonder het recht op vertolking, het recht op toegang tot een advocaat, het recht op toegang tot de processtukken, het recht op rechtsbijstand en het recht om bij de terechtzitting aanwezig te zijn.

(30)Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (EU) 2016/680 48 van het Europees Parlement en de Raad zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem. Om te preciseren wie verantwoordelijk is voor de verwerking van de via het gedecentraliseerde IT-systeem verzonden of ontvangen persoonsgegevens, moet de verwerkingsverantwoordelijke worden vermeld in de verordening. In dit verband moet elke verzendende en ontvangende entiteit worden geacht het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens afzonderlijk te hebben vastgesteld.

(31)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening wat betreft de invoering van het gedecentraliseerde IT-systeem, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 49 .

(32)Aangezien de geharmoniseerde digitalisering van de grensoverschrijdende justitiële samenwerking door de lidstaten alleen onvoldoende kan worden verwezenlijkt, bijvoorbeeld omdat zij de interoperabiliteit van de IT-systemen van de lidstaten en van de agentschappen en organen van de Unie niet kunnen garanderen, en die harmonisering beter kan worden verwezenlijkt met een gecoördineerd optreden op Unieniveau, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(33)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(34)[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.]

OF

Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland [bij brief van ...] te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.

(35)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad geraadpleegd en heeft op [...] een advies uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Doel en toepassingsgebied

1.Bij deze verordening wordt een rechtskader vastgesteld voor elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten in procedures voor justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken en voor elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten in gerechtelijke procedures in burgerlijke, handels- en strafzaken.

Bovendien worden bij de verordening regels vastgesteld inzake:

(a)het gebruik van videoconferentie- of een andere technologie voor communicatie op afstand voor andere doeleinden dan bewijsverkrijging uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1783;

(b)de toepassing van elektronische vertrouwensdiensten;

(c)de rechtsgevolgen van elektronische documenten;

(d)de elektronische betaling van vergoedingen.

2.Deze verordening is van toepassing op:

(a)elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten in het kader van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen;

(b)elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten, en de elektronische betaling van vergoedingen in grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken, in het kader van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen; en

(c)videoconferenties in procedures die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen vallen, of in andere burgerlijke en handelszaken, waarbij een van de partijen zich in een andere lidstaat ophoudt.

Artikel 2
Definities

Voor de doelstellingen van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

(1)bevoegde autoriteiten”: rechtbanken, openbaar aanklagers, agentschappen en organen van de Unie en andere autoriteiten die deelnemen aan procedures voor justitiële samenwerking in overeenstemming met de bepalingen van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen;

(2)elektronische communicatie”: digitale uitwisseling van informatie via internet of een ander elektronisch communicatienetwerk;

(3)elektronisch document”: een document dat wordt verzonden in het kader van elektronische communicatie, met inbegrip van gescande papieren documenten;

(4)gedecentraliseerd IT-systeem”: een netwerk van onder de eigen verantwoordelijkheid en het eigen beheer van elke lidstaat en elk agentschap of orgaan van de Unie opererende IT-systemen en interoperabele toegangspunten dat de veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie mogelijk maakt;

(5)Europees elektronisch toegangspunt”: een interoperabel toegangspunt in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem, dat in de gehele Unie toegankelijk is voor natuurlijke personen en rechtspersonen;

(6)vergoedingen”: betalingen die aan bevoegde autoriteiten moeten worden verricht in het kader van de procedures die onder de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen.

HOOFDSTUK II
COMMUNICATIE TUSSEN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 3
Middelen voor communicatie tussen bevoegde autoriteiten

1.De schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten in zaken die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen vallen, met inbegrip van de uitwisseling van de bij die handelingen ingestelde formulieren, vindt plaats door middel van een veilig en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem.

2.Indien elektronische communicatie overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is wegens de verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem, wegens de aard van het verzonden materiaal of wegens uitzonderlijke omstandigheden, vindt de verzending plaats met behulp van de snelste, meest geschikte alternatieve middelen, rekening houdend met de noodzaak om een veilige en betrouwbare uitwisseling van informatie te waarborgen.

3.Wanneer het gelet op de specifieke omstandigheden van de betreffende communicatie niet passend is om het gedecentraliseerde IT-systeem te gebruiken, mag elk ander communicatiemiddel worden gebruikt.

4.Lid 3 van dit artikel is niet van toepassing op de uitwisseling van formulieren zoals bedoeld in de in bijlage I en bijlage II vermelde instrumenten.

HOOFDSTUK III
COMMUNICATIE TUSSEN NATUURLIJKE PERSONEN OF RECHTSPERSONEN EN BEVOEGDE AUTORITEITEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN

Artikel 4
Inrichting van een Europees elektronisch toegangspunt

1.Er wordt een Europees elektronisch toegangspunt ingesteld op het Europees e-justitieportaal, dat moet worden gebruikt voor de elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten in zaken die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen.

2.De Commissie is verantwoordelijk voor het technische beheer, de ontwikkeling, het onderhoud, de beveiliging en de ondersteuning van het Europees elektronisch toegangspunt.

3.Het Europees elektronisch toegangspunt stelt natuurlijke personen en rechtspersonen in staat om vorderingen in te stellen, verzoeken in te dienen, voor de procedure relevante informatie te verzenden en te ontvangen en met de bevoegde autoriteiten te communiceren.

Artikel 5
Middelen voor communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten

1.De schriftelijke communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen valt, kan plaatsvinden met behulp van de volgende elektronische middelen:

(a)het Europees elektronisch toegangspunt; of

(b)nationale IT-portalen, voor zover beschikbaar.

2.De bevoegde autoriteiten communiceren met natuurlijke personen en rechtspersonen via het Europees elektronisch toegangspunt, indien de natuurlijke personen of rechtspersoon uitdrukkelijke voorafgaande toestemming heeft gegeven om dit communicatiemiddel te gebruiken. 

3.De communicatie als bedoeld in lid 1 wordt beschouwd als gelijkwaardig aan schriftelijke communicatie uit hoofde van de toepasselijke procedureregels.

Artikel 6
Verplichting om elektronische communicatie te aanvaarden

De bevoegde autoriteiten aanvaarden elektronische communicatie als bedoeld in artikel 5, lid 1, die plaatsvindt via het Europees elektronisch toegangspunt of via nationale IT-portalen, voor zover beschikbaar.

HOOFDSTUK IV
TERECHTZITTING VIA VIDEOCONFERENTIE- OF ANDERE TECHNOLOGIEËN VOOR COMMUNICATIE OP AFSTAND

Artikel 7
Terechtzitting via videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand in burgerlijke en handelszaken

1.Onverminderd specifieke bepalingen inzake het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand in de procedures die onder de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen, en op verzoek van een partij bij een binnen het toepassingsgebied van die rechtshandelingen vallende procedure of in andere burgerlijke en handelszaken waarbij een van de partijen zich ophoudt in een andere lidstaat, of op verzoek van diens wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde, staan de bevoegde autoriteiten toe dat partijen via videoconferentie- of een andere technologie voor communicatie op afstand deelnemen aan een terechtzitting, op voorwaarde dat:

(a)een dergelijke technologie beschikbaar is; en

(b)de andere partij of partijen bij de procedure de mogelijkheid heeft/hebben gekregen om een advies over het gebruik van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand in te dienen.

2.De bevoegde autoriteit mag een verzoek om een mondelinge zitting door middel van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand weigeren indien de specifieke omstandigheden van de zaak onverenigbaar zijn met het gebruik van die technologie.

3.De bevoegde autoriteiten kunnen partijen ambtshalve toestaan per videoconferentie deel te nemen aan een terechtzitting, mits alle partijen bij de procedure de mogelijkheid krijgen om een advies over het gebruik van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand in te dienen.

4.Onverminderd deze verordening wordt de procedure voor het aanvragen en houden van een videoconferentie beheerst door het interne recht van de lidstaat waar de videoconferentie plaatsvindt.

5.Verzoeken uit hoofde van lid 1 kunnen worden ingediend via het Europees elektronisch toegangspunt en via nationale IT-portalen, voor zover beschikbaar.

Artikel 8
Terechtzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in strafzaken

1.Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat verzoekt een verdachte, beklaagde of veroordeelde te horen in een procedure die onder de in bijlage II vermelde rechtshandelingen valt, staat de bevoegde autoriteit deze toe om via videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand deel te nemen aan de zitting, op voorwaarde dat:

(a)een dergelijke technologie beschikbaar is;

(b)de specifieke omstandigheden van de zaak verenigbaar zijn met het gebruik van die technologie;

(c)de verdachte, beklaagde of veroordeelde toestemming heeft gegeven voor het gebruik van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand. Alvorens toestemming te verlenen voor het gebruik van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand, krijgt de verdachte of de beklaagde de mogelijkheid om advies van een advocaat in te winnen overeenkomstig Richtlijn 2013/48/EU.

2.Lid 1 laat de bepalingen van de in bijlage II vermelde rechtshandelingen inzake het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie onverlet.

3.Onverminderd deze verordening wordt de procedure voor het houden van een videoconferentie beheerst door het interne recht van de lidstaat waar de videoconferentie plaatsvindt.

4.De vertrouwelijkheid van de communicatie tussen verdachten, beklaagden of veroordeelden en hun advocaat voorafgaand aan en tijdens de zitting via videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand wordt gewaarborgd.

5.Alvorens een kind te horen via videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand, worden de personen die het ouderlijk gezag hebben als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad 50 , of een andere geschikte volwassene als bedoeld in artikel 5, lid 2, van die richtlijn, onverwijld geïnformeerd. Bij het nemen van een besluit om een kind al dan niet te horen via videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand, houdt de bevoegde autoriteit rekening met het belang van het kind.

6.Indien het interne recht van een lidstaat voorziet in de registratie van zittingen in binnenlandse zaken, gelden die regels ook voor zittingen in grensoverschrijdende zaken die plaatsvinden via videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat dergelijke opnamen worden beveiligd en niet in het openbaar worden verspreid.

7.Verdachten, beklaagden en veroordeelden hebben in geval van inbreuk op dit artikel recht op een doeltreffende voorziening in rechte uit hoofde van het interne recht.

HOOFDSTUK V
VERTROUWENSDIENSTEN, RECHTSGEVOLGEN VAN ELEKTRONISCHE DOCUMENTEN EN ELEKTRONISCHE BETALING VAN VERGOEDINGEN

Artikel 9
Elektronische handtekeningen en elektronische zegels

1.Het algemene rechtskader voor het gebruik van vertrouwensdiensten in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 is van toepassing op de onder deze verordening vallende elektronische communicatie.

2.Indien een document dat wordt verzonden in het kader van de elektronische communicatie als bedoeld in artikel 3 van deze verordening, een zegel of handgeschreven handtekening vereist of daarvan is voorzien, mogen in de plaats daarvan gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 worden gebruikt.

3.Indien een document dat wordt verzonden in het kader van de elektronische communicatie als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, een zegel of handgeschreven handtekening vereist of daarvan is voorzien, mogen in de plaats daarvan geavanceerde elektronische zegels, geavanceerde elektronische handtekeningen, gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 worden gebruikt.

Artikel 10
Rechtsgevolgen van elektronische documenten

Documenten die worden verzonden in het kader van elektronische communicatie worden hun rechtsgevolgen niet ontzegd en worden niet beschouwd als ontoelaatbaar in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures uit hoofde van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen louter op grond van het feit dat het document elektronisch is.

Artikel 11
Elektronische betaling van vergoedingen

1.De lidstaten bieden de mogelijkheid tot elektronische betaling van vergoedingen, ook vanuit andere lidstaten dan die waar de bevoegde autoriteit is gevestigd.

2.De lidstaten voorzien in de technische middelen om de betaling van de in lid 1 bedoelde vergoedingen via het Europees elektronisch toegangspunt mogelijk te maken.

HOOFDSTUK VI
PROCEDURELE BEPALINGEN EN EVALUATIE

Artikel 12
Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie

1.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot invoering van het gedecentraliseerde IT-systeem, waarin het volgende wordt geregeld:

(a)de technische specificaties ter bepaling van de methoden voor communicatie langs elektronische weg voor de doeleinden van het gedecentraliseerde IT-systeem;

(b)de technische specificaties voor communicatieprotocollen;

(c)de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiliging voor het verwerken en verstrekken van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;

(d)de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verstrekte diensten.

2.De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 16 bedoelde onderzoeksprocedure.

3.De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor de in bijlage I, punten 3 en 4, vermelde rechtshandelingen en voor de in bijlage II, punten 2, 6 en 10, vermelde rechtshandelingen worden uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding] vastgesteld.

4.De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor de in bijlage I, punten 1, 8 en 9, vermelde rechtshandelingen en voor de in bijlage II, punt 11, vermelde rechtshandeling worden uiterlijk [drie jaar na de inwerkingtreding] vastgesteld.

5.De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor de in bijlage I, punten 6, 10 en 11, vermelde rechtshandelingen en voor de in bijlage II, punten 3, 4, 5 en 9, vermelde rechtshandelingen worden uiterlijk [vijf jaar na de inwerkingtreding] vastgesteld.

6.De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor de in bijlage I, punten 2, 5, 7 en 12, vermelde rechtshandelingen en voor de in bijlage II, punten 1, 7 en 8, vermelde rechtshandelingen worden uiterlijk [zes jaar na de inwerkingtreding] vastgesteld.

Artikel 13
Referentie-implementatiesoftware

1.De Commissie is verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten eventueel in plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem wensen te gebruiken. Het creëren, onderhouden en ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

2.De Commissie levert, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos.

Artikel 14
Kosten van het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-portalen

1.Elke lidstaat draagt de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de toegangspunten van het gedecentraliseerd IT-systeem die zich op zijn grondgebied bevinden.

2.Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van zijn nationale IT-systemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en draagt de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

3.De lidstaten worden niet belet om bij de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van de in de leden 1 en 2 bedoelde activiteiten.

4.De agentschappen en organen van de Unie dragen de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de onderdelen van het gedecentraliseerde IT-systeem die onder hun verantwoordelijkheid vallen.

5.De agentschappen en organen van de Unie dragen de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van hun casemanagementsystemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en dragen de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

6.De Commissie draagt alle kosten in verband met het Europees elektronisch toegangspunt.

Artikel 15
Bescherming van verzonden gegevens

1.De bevoegde autoriteit wordt beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2016/679, Verordening (EU) 2018/1725 of Richtlijn (EU) 2016/680 met betrekking tot de verwerking van via het gedecentraliseerde IT-systeem verzonden of ontvangen persoonsgegevens.

2.De Commissie wordt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 beschouwd ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens via het Europees elektronisch toegangspunt.

3.De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de informatie die in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures wordt verzonden aan een andere bevoegde autoriteit, en die wordt geacht vertrouwelijk te zijn in de verzendende lidstaat, vertrouwelijk blijft in overeenstemming met het interne recht van de ontvangende lidstaat.

Artikel 16
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 51 .

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17
Monitoring en evaluatie

1.Elke vijf jaar na de datum met ingang waarvan artikel 25 van toepassing is, voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en brengt zij verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, vergezeld van door de lidstaten geleverde en door de Commissie verzamelde informatie.

2.Vanaf [...] 2025 stellen de lidstaten de Commissie, tenzij er een gelijkwaardige kennisgevingsprocedure van toepassing is uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie, jaarlijks informatie ter beschikking die relevant is voor de evaluatie van de werking en toepassing van deze verordening, en die de volgende elementen betreft:

(a)de uit hoofde van artikel 14, lid 2, van deze verordening gemaakte kosten;

(b)de duur van gerechtelijke procedures in eerste aanleg, vanaf de ontvangst van het verzoek door de bevoegde autoriteit tot de datum van de beslissing, uit hoofde van de in bijlage I, punten 3, 4, en 8, en bijlage II vermelde rechtshandelingen.

3.Elke lidstaat wijst één of meer bevoegde autoriteiten aan om de Commissie jaarlijks de volgende gegevens ter beschikking te stellen:

(a)het aantal zaken dat die autoriteit heeft behandeld waarbij de communicatie plaatsvond langs een andere weg dan via het gedecentraliseerde IT-systeem, overeenkomstig artikel 3, lid 2;

(b)het aantal door die autoriteit gehouden terechtzittingen waarbij videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand zijn gebruikt voor mondelinge zittingen overeenkomstig de artikelen 7 en 8.

4.De referentie-implementatiesoftware en, indien zo uitgerust, het nationale back-endsysteem verzamelen programmagewijs de in lid 3, punt a), bedoelde gegevens en zenden deze jaarlijks toe aan de Commissie.

Artikel 18
Aan de Commissie mee te delen informatie

5.De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk [zes maanden na de inwerkingtreding] de volgende informatie teneinde die beschikbaar te stellen via het Europees e-justitieportaal:

(a)informatie over de nationale IT-portalen, in voorkomend geval;

(b)een beschrijving van de nationale wetgeving en procedures die van toepassing zijn op videoconferenties;

(c)informatie over de in grensoverschrijdende zaken verschuldigde vergoedingen;

(d)informatie over de elektronische methoden die beschikbaar zijn voor de betaling van vergoedingen in grensoverschrijdende zaken.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld op de hoogte van eventuele wijzigingen van deze informatie.

6.De lidstaten kunnen de Commissie ervan in kennis stellen dat zij het gedecentraliseerde IT-systeem eerder kunnen exploiteren dan bij deze verordening vereist. De Commissie stelt dergelijke informatie elektronisch ter beschikking, met name via het Europees e-justitieportaal.

HOOFDSTUK VII
WIJZIGINGEN VAN RECHTSHANDELINGEN OP HET GEBIED VAN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN

Artikel 19
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 
1896/2006 52

Verordening (EG) nr. 1896/2006 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 7 wordt lid 5 vervangen door:

5. Het verzoek wordt ingediend op papieren drager, via een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 53*, of via elk ander communicatiemiddel inclusief langs elektronische weg, dat door de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat bij het gerecht van oorsprong beschikbaar is.”.

(2) In artikel 7, lid 6, wordt de eerste alinea vervangen door:

6. Het verzoek wordt door de eiser of, in voorkomend geval, door zijn vertegenwoordiger ondertekend. Een overeenkomstig lid 5 langs elektronische weg ingediend verzoek wordt ondertekend overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 54*. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden worden gesteld.”.

(3) Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 4 wordt vervangen door:

4. Het verweerschrift wordt ingediend op papieren drager of via een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 55*, of via elk ander communicatiemiddel, inclusief langs elektronische weg, dat in de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat bij het gerecht van oorsprong beschikbaar is.”

b) in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:

5. Het verweerschrift wordt door de verweerder of, in voorkomend geval, door zijn vertegenwoordiger ondertekend. Een overeenkomstig lid 5 van dit artikel langs elektronische weg ingediend verweerschrift wordt ondertekend overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 56*. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden worden gesteld.”.

Artikel 20
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 
861/2007 57

Verordening (EG) nr. 861/2007 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

1. De Europese procedure voor geringe vorderingen wordt ingeleid doordat de eiser het standaard vorderingsformulier A van bijlage I bij deze verordening invult en indient bij het bevoegde gerecht, hetzij rechtstreeks, hetzij per post, via een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 58* of via een ander communicatiemiddel, zoals fax of e-mail, dat aanvaard wordt door de lidstaat waar de procedure wordt ingeleid. Het vorderingsformulier bevat een beschrijving van de bewijzen ter staving van de vordering, en gaat waar nodig vergezeld van relevante, ter staving dienende stukken.”.

(2) In artikel 15 bis wordt lid 2 vervangen door:

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de partijen de gerechtskosten via methoden voor betaling op afstand elektronisch kunnen betalen, zodat de partijen de betaling ook kunnen verrichten vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat waar het gerecht is gevestigd, in overeenstemming met artikel 11 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 59*.”.

Artikel 21
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 
655/2014 60

Verordening (EU) nr. 655/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 8 wordt lid 4 vervangen door:

4. Het verzoek en de bewijsstukken kunnen worden ingediend met alle mogelijke — ook digitale — communicatiemiddelen die worden aanvaard krachtens het procesrecht van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend, of met de elektronische communicatiemiddelen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 61*.”.

(2) In artikel 17 wordt lid 5 vervangen door:

5. De beslissing over het verzoek wordt de schuldeiser ter kennis gebracht volgens de in het recht van de lidstaat van herkomst vastgestelde procedure voor gelijkwaardige nationale bevelen of via een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 62*.”.

(3) Artikel 29 wordt vervangen door:

Artikel 29
Toezending van stukken

1. In de gevallen waarin deze verordening in het verzenden van stukken overeenkomstig dit artikel voorziet, geschiedt de verzending overeenkomstig Verordening (EU) …/… [deze verordening] 63* wat betreft de communicatie tussen autoriteiten, of met elk passend middel wanneer de communicatie wordt verricht door de schuldeiser, mits de inhoud van het ontvangen en het verzonden document eensluidend is en alle informatie goed leesbaar is.

2. Het gerecht dat of de autoriteit die overeenkomstig lid 1 van dit artikel stukken heeft ontvangen, stuurt tegen het eind van de werkdag volgend op de dag van ontvangst:

a) een ontvangstbevestiging naar de autoriteit die de documenten heeft toegezonden, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 64*; of

b) een ontvangstbevestiging naar de schuldeiser of de bank die de documenten heeft toegezonden, met gebruikmaking van de meest snelle communicatiemiddelen.

Het gerecht dat of de autoriteit die overeenkomstig lid 1 van dit artikel stukken heeft ontvangen, gebruikt het standaardformulier dat door middel van de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen is vastgesteld.”.

(4) Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. Het rechtsmiddel in de zin van artikel 33, 34 of 35 wordt ingesteld met behulp van het formulier dat door middel van volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen is vastgesteld.

Het rechtsmiddel kan te allen tijde worden ingesteld:

a) met behulp van alle mogelijke, ook digitale, communicatiemiddelen die worden aanvaard krachtens het procesrecht van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend;

b) met behulp van de elektronische communicatiemiddelen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 65*.”

b) lid 3 wordt vervangen door:

3. Tenzij het verzoek door de schuldenaar overeenkomstig artikel 34, lid 1, punt a), of artikel 35, lid 3, is ingediend, wordt erover beslist nadat beide partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun zaak voor te dragen, onder meer met behulp van een van de passende communicatiemiddelen die hun krachtens het interne recht van elk van de betrokken lidstaten of krachtens Verordening (EU) …/… [deze verordening] 66* ter beschikking staan en die daardoor aanvaard zijn.”.

Artikel 22
Wijzigingen van Verordening (EU)
2015/848 67

Verordening (EU) 2015/848 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 42, lid 3, wordt de eerste zin vervangen door: “De in lid 1 van dit artikel bedoelde samenwerking vindt plaats in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening]*.”.

(2) Artikel 53 wordt vervangen door:

Artikel 53
Recht om vorderingen in te dienen

Elke buitenlandse schuldeiser kan zijn vorderingen in de insolventieprocedure indienen door middel van elk communicatiemiddel dat door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, wordt aanvaard, of via de elektronische communicatiemiddelen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 68*.

Voor de loutere indiening van vorderingen is vertegenwoordiging door een jurist of een andere rechtsbeoefenaar niet verplicht.”.

(3) In artikel 57, lid 3, wordt de eerste zin vervangen door:

“De in lid 1 van dit artikel bedoelde samenwerking vindt plaats in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening]*.”.

HOOFDSTUK VIII

WIJZIGINGEN VAN RECHTSHANDELINGEN OP HET GEBIED VAN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN

Artikel 23
Wijzigingen van Verordening (EU)
2018/1805 69  

Verordening (EU) 2018/1805 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

1. Een bevriezingsbevel wordt toegezonden via een bevriezingscertificaat. De uitvaardigende autoriteit zendt het in artikel 6 van deze verordening bepaalde bevriezingscertificaat rechtstreeks aan de uitvoerende autoriteit toe, of, indien van toepassing, aan de in artikel 24, lid 2, van deze verordening bedoelde centrale autoriteit, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 70*.”.

(2) In artikel 7 wordt lid 2 vervangen door:

2. De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit in kennis van het bevriezingsbevel, met inbegrip van een beschrijving van de bevroren voorwerpen en, indien beschikbaar, een raming van de waarde ervan. Die kennisgeving geschiedt in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 71*, zonder onnodige vertraging zodra de uitvoerende autoriteit is meegedeeld dat het bevriezingsbevel is uitgevoerd.”.

(3) In artikel 8 wordt lid 3 vervangen door:

3. Een beslissing tot niet-erkenning of niet-uitvoering van het bevriezingsbevel wordt onverwijld genomen en onmiddellijk meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 72*.”.

(4) In artikel 9 wordt lid 4 vervangen door:

4. De uitvoerende autoriteit deelt haar beslissing over de erkenning en uitvoering van het bevriezingsbevel onverwijld en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 73* mee aan de uitvaardigende autoriteit.”.

(5) In artikel 10 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

2. De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onmiddellijk en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 74* in kennis van het uitstel van de uitvoering van het bevriezingsbevel, met nadere bepaling van de gronden voor het uitstel en indien mogelijk van de verwachte duur van het uitstel.

3. Zodra er geen gronden voor uitstel meer zijn, neemt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk de maatregelen die nodig zijn om het bevriezingsbevel uit te voeren en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 75*.”.

(6) In artikel 12 wordt lid 2 vervangen door:

2. De uitvoerende autoriteit kan, rekening houdend met de omstandigheden, de uitvaardigende autoriteit een met redenen omkleed verzoek doen om de duur van de bevriezing van de voorwerpen te beperken. Dergelijk verzoek, inclusief alle relevante ondersteunende informatie, wordt toegezonden in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 76*. Bij de behandeling van een dergelijk verzoek houdt de uitvaardigende autoriteit rekening met alle belangen, inclusief die van de uitvoerende autoriteit. De uitvaardigende autoriteit antwoordt zo spoedig mogelijk op het verzoek. Als de uitvaardigende autoriteit niet met de beperking instemt, stelt zij de uitvoerende autoriteit in kennis van haar redenen daarvoor. In dat geval wordt de bevriezing van het voorwerp gehandhaafd overeenkomstig lid 1 van dit artikel. Als de uitvaardigende autoriteit binnen zes weken na ontvangst van het verzoek daarop niet antwoordt, is de uitvoerende autoriteit niet langer verplicht het bevriezingsbevel uit te voeren.”.

(7) In artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

1. Een confiscatiebevel wordt toegezonden door middel van een confiscatiecertificaat. De uitvaardigende autoriteit zendt het in artikel 17 van deze verordening bedoelde confiscatiecertificaat rechtstreeks aan de uitvoerende autoriteit toe, of, indien van toepassing, aan de in artikel 24, lid 2, van deze verordening bedoelde centrale autoriteit, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 77*.”.

(8) In artikel 16, lid 3, wordt de inleidende zin vervangen door:

“De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk in kennis in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 78* indien: (…)”.

(9) In artikel 18 wordt lid 6 vervangen door:

6. Zodra de uitvoering van het confiscatiebevel is voltooid, stelt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit in kennis van de resultaten van de uitvoering, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 79*.”.

(10) In artikel 19 wordt lid 3 vervangen door:

3. Een beslissing tot niet-erkenning of niet-uitvoering van het confiscatiebevel wordt onverwijld genomen en onmiddellijk meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 80*.”.

(11) In artikel 20 wordt lid 2 vervangen door:

2. De uitvoerende autoriteit deelt haar beslissing betreffende de erkenning en uitvoering van het confiscatiebevel onverwijld en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 81* mee aan de uitvaardigende autoriteit.”.

(12) In artikel 21 wordt lid 3 vervangen door:

3. De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onverwijld en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 82* in kennis van het uitstel van de uitvoering van het confiscatiebevel, met inbegrip van de gronden voor het uitstel en indien mogelijk de verwachte duur ervan.”.

(13) In artikel 21 wordt lid 4 vervangen door:

4. Zodra er geen gronden voor uitstel meer zijn, neemt de uitvoerende autoriteit onverwijld de nodige maatregelen voor de uitvoering van het confiscatiebevel en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 83*.”.

(14) In artikel 27 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

2. De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk in kennis, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 84*, van de intrekking van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel, alsmede van iedere beslissing of maatregel waardoor een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel moet worden ingetrokken.

 3. Zodra zij door de uitvaardigende autoriteit op de hoogte is gesteld in overeenstemming met lid 2 van dit artikel, beëindigt de uitvoerende autoriteit de uitvoering van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel, voor zover de uitvoering nog niet is afgerond. De uitvoerende autoriteit zendt zonder onnodige vertraging en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 85*, een bevestiging van de beëindiging aan de uitvaardigende staat.”.

(15) Artikel 31, lid 2, derde alinea, wordt vervangen door:

“Het overleg, of ten minste de uitkomst daarvan, wordt geregistreerd in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 86*.”.

HOOFDSTUK IX
SLOTBEPALINGEN

Artikel 24
Overgangsbepalingen

1.De lidstaten nemen het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 12, lid 3.

Zij gebruiken het gedecentraliseerde IT-systeem voor de procedures die vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum zijn ingeleid.

2.De lidstaten nemen het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 12, lid 4.

Zij gebruiken het gedecentraliseerde IT-systeem voor de procedures die vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum zijn ingeleid.

3.De lidstaten nemen het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 12, lid 5.

Zij gebruiken het gedecentraliseerde IT-systeem voor de procedures die vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum zijn ingeleid.

4.De lidstaten nemen het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 12, lid 6.

Zij gebruiken het gedecentraliseerde IT-systeem voor de procedures die vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum zijn ingeleid.

Artikel 25
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter



FINANCIEEL MEMORANDUM

Inhoudsopgave

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF48

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.Prestatie-indicatoren

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Rubriek 1: beleidscluster Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid: Europese strategische investeringen

1.3. Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 87  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De algemene doelstellingen van dit initiatief zijn:

– de grensoverschrijdende justitiële samenwerking in de EU in burgerlijke, handels- en strafzaken efficiënter maken; en

– bijdragen tot het vergemakkelijken van de toegang tot de rechter door bestaande belemmeringen en inefficiënties weg te nemen.

Deze algemene doelstellingen sluiten rechtstreeks aan bij de inspanningen ter bevordering van de digitale transformatie van justitie als bedoeld in Verordening (EU) 2021/694 88 (“het programma”), zoals met name verwoord in de overwegingen 47 en 52 daarvan, en in specifieke doelstelling nr. 5 van de bijlage daarbij.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr. 1

Met het initiatief wordt beoogd de efficiëntie van de grensoverschrijdende justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken in de EU te vergroten door het gebruik van een digitaal communicatiekanaal tussen de bevoegde autoriteiten verplicht te stellen.

Specifieke doelstelling nr. 2

Met dit initiatief wordt beoogd de huidige belemmeringen voor grensoverschrijdende interacties binnen de EU weg te nemen en bij te dragen tot het vergemakkelijken van de toegang tot de rechter. Dit zal worden gedaan door de lidstaten te verplichten om elektronisch ingediende stukken van burgers en bedrijven te aanvaarden en te erkennen, mogelijkheden in te voeren om vergoedingen langs elektronische weg te betalen en partijen toe te staan om met behulp van technologie voor communicatie op afstand (videoconferenties) deel te nemen aan procedures.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

De verwachte resultaten en gevolgen van het initiatief op de doelgroepen zijn als volgt:

– verbeterde efficiëntie en veerkracht van de nationale bevoegde autoriteiten die deelnemen aan procedures voor grensoverschrijdende justitiële samenwerking;

– tijd- en kostenbesparingen voor burgers, ondernemingen, beoefenaars van juridische beroepen, rechtbanken en andere bevoegde autoriteiten;

– verminderde administratieve lasten voor rechtbanken en andere bevoegde autoriteiten bij de behandeling van grensoverschrijdende zaken;

– in potentie een aanzienlijke toename van het gebruik van de bestaande grensoverschrijdende instrumenten in de EU, met name in burgerlijke zaken, dankzij de beschikbaarheid van gebruiksvriendelijkere middelen voor de communicatie van burgers, wettelijke vertegenwoordigers en bedrijven met de nationale bevoegde autoriteiten en andersom;

– een positieve sociale impact op de toegang tot de rechter, gegeven de mogelijkheid om langs elektronische weg vorderingen in te stellen en verzoeken en overige documenten in te dienen, alsook om terechtzittingen op afstand te houden;

– een positieve economische impact die voortvloeit uit de efficiëntiewinst in de vorm van verminderde administratieve lasten en logistieke en verzendkosten;

– een positieve milieu-impact, met name als gevolg van een verminderd gebruik van papier en drukbenodigdheden, minder reisbewegingen en een geringere afhankelijkheid van traditionele logistieke middelen om documenten te vervoeren.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.

Indicator nr. 1 voor specifieke doelstelling nr. 1:

Aantal elektronische uitwisselingen dat plaatsvindt via het bij de verordening opgerichte gedecentraliseerde IT-systeem. Deze indicator zal:

– worden vastgesteld voor een of meer bij EU-recht ingevoerde procedures voor justitiële samenwerking (bijvoorbeeld het Europees aanhoudingsbevel);

– worden afgezet tegen een uitgangswaarde van het aantal uitwisselingen dat via traditionele (bestaande) communicatiemiddelen plaatsvindt. De vergelijking zal strikt worden verricht in de door de lidstaten voorgestelde controlegroep van bevoegde autoriteiten;

– jaarlijks worden gemonitord, en niet eerder dan één jaar na de start van de digitale uitwisseling in het kader van de gecontroleerde procedure(s) en gedurende ten minste vijf jaar.

Indicator nr. 2 voor specifieke doelstelling nr. 2:

Aantal via het bij de verordening opgerichte gedecentraliseerde IT-systeem verzonden en ontvangen elektronische vorderingen, verzoeken en stukken. Deze indicator zal:

– worden vastgesteld voor een of meer bij EU-recht ingevoerde procedures voor justitiële samenwerking waarbij particulieren en bedrijven een vordering kunnen instellen bij een bevoegde nationale autoriteit (bijvoorbeeld de Europese procedure voor geringe vorderingen);

– worden afgezet tegen een uitgangswaarde van het aantal vorderingen dat via traditionele (bestaande) communicatiemiddelen wordt uitgewisseld. Deze vergelijking zal strikt worden verricht in de door de lidstaten voorgestelde controlegroep van bevoegde autoriteiten;

– jaarlijks worden gemonitord, en niet eerder dan één jaar nadat het verplicht wordt om elektronisch ingediende stukken te aanvaarden, in het kader van de gecontroleerde procedure(s) en gedurende ten minste vijf jaar.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Bij de uitvoering van dit initiatief wordt een gefaseerde aanpak gehanteerd. Na de inwerkingtreding van deze verordening zal worden gewerkt aan de vaststelling van een uitvoeringsbesluit tot vaststelling van de technische voorwaarden voor de digitalisering van een eerste reeks prioritaire instrumenten voor justitiële samenwerking binnen het toepassingsgebied van de verordening, gevolgd door de technische uitvoering. Tegelijkertijd zal worden gewerkt aan het uitvoeringsbesluit voor de volgende groep prioritaire instrumenten. De planning is om te beginnen met de digitalisering van een “reeks” van zes tot tien rechtsinstrumenten, met als doel om tegen 2029 de volledige digitalisering van alle onder de verordening vallende rechtsinstrumenten inzake burgerlijk, handels- en strafrecht te voltooien.

De voorlopige tijdlijn ziet er als volgt uit:

– 2022: vaststelling van de verordening

– 2023: vaststelling van een uitvoeringshandeling tot vaststelling van de digitaliseringsaspecten met betrekking tot de instrumenten van de eerste reeks

– 2024-2025: technische uitvoering van het gedecentraliseerde IT-systeem wat betreft de instrumenten van de eerste reeks

– 2025: vaststelling van een uitvoeringshandeling tot vaststelling van de digitaliseringsaspecten met betrekking tot de instrumenten van de tweede reeks

– 2026-2027: technische uitvoering van het gedecentraliseerde IT-systeem wat betreft de instrumenten van de tweede reeks

– 2027: vaststelling van een uitvoeringshandeling tot vaststelling van de digitaliseringsaspecten met betrekking tot de instrumenten van de derde reeks

– 2027-2028: technische uitvoering van het gedecentraliseerde IT-systeem wat betreft de instrumenten van de derde reeks

– 2028: vaststelling van een uitvoeringshandeling tot vaststelling van de digitaliseringsaspecten met betrekking tot de instrumenten van de vierde reeks

– 2028-2029: technische uitvoering van het gedecentraliseerde IT-systeem wat betreft de instrumenten van de vierde reeks

Na 2029 zullen er evenwel nog aanvullende uitvoeringsactiviteiten nodig zijn met het oog op de voortzetting van de coördinatie, het technisch beheer, het onderhoud, de ondersteuning en de monitoring. 

Alle maatregelen voor de periode na 2027 hangen af van de beschikbaarheid van middelen in het volgende meerjarig financieel kader (MFK) en lopen niet vooruit op het toekomstige Commissievoorstel voor het MFK na 2027.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante)

Het initiatief heeft als doel om de grensoverschrijdende justitiële samenwerking doeltreffender en veerkrachtiger te maken en de toegang tot de rechter te verbeteren met betrekking tot het corpus van EU-rechtsinstrumenten inzake justitiële samenwerking door holistische digitaliseringsbepalingen in te voeren. Hoewel uit de effectbeoordeling 89 weliswaar blijkt dat er reeds enkele succesvolle proefprojecten hebben plaatsgevonden, kunnen de doelstellingen en streefdoelen van de initiatieven niet worden verwezenlijkt op basis van vrijwillige samenwerking. Dit vloeit ook voort uit het bestaan van rechtsonzekerheden (bijvoorbeeld ten aanzien van de erkenning van elektronische documenten, handtekeningen en zegels) die niet kunnen worden weggenomen zonder een gecoördineerd wetgevend optreden dat alleen op EU-niveau kan plaatsvinden.

Verwachte toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

Het initiatief zal bijdragen tot een efficiëntere en veerkrachtigere grensoverschrijdende justitiële samenwerking in de EU en een vlottere toegang tot de rechter, en kan leiden tot een intensiever gebruik van het toepasselijke acquis. Voor meer informatie over de verwachte positieve toegevoegde waarde, zie de hierboven uiteengezette effecten.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In het initiatief wordt rekening gehouden met de nuttige ervaringen die zijn opgedaan met de verschillende proefprojecten die op vrijwillige basis zijn uitgevoerd bij de ontwikkeling van het e-Codex-systeem 90 .

Vanuit een meer recent perspectief bouwt het initiatief voort op de ervaringen die zijn opgedaan in het kader van de verordening inzake de betekening en de kennisgeving van stukken 91 en de verordening betreffende bewijsverkrijging 92 (herschikking), waarin voor het eerst aspecten in verband met het verplichte gebruik van een gedecentraliseerd IT-systeem voor digitale grensoverschrijdende communicatie zijn ingevoerd. 

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Dit initiatief vormt de vervolgstap naar aanleiding van de op 2 december 2020 aangenomen mededeling van de Commissie over digitalisering van justitie in de Europese Unie 93 .

Het initiatief creëert synergieën met:

– het voorstel voor een verordening betreffende een geautomatiseerd systeem voor communicatie in grensoverschrijdende civiel- en strafrechtelijke procedures (e-Codex) 94 , aangezien de voorziene elektronische uitwisselingen en het onderliggende gedecentraliseerde IT-systeem gebaseerd zullen worden op e-Codex als technische oplossing voor veilige en interoperabele grensoverschrijdende communicatie;

– Verordening (EU) nr. 910/2014 95 (de eIDAS-verordening), omdat bij dit initiatief wordt voorzien in het gebruik van gekwalificeerde vertrouwensdiensten (gekwalificeerde elektronische zegels en handtekeningen) in het kader van de elektronische communicatie via het gedecentraliseerde IT-systeem.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

In het kader van het initiatief zal de eDelivery-bouwsteen volledig worden hergebruikt, en mogelijk ook de bouwstenen van eID en vertrouwensdiensten die zijn ontwikkeld in het kader van de Connecting Europe Facility. Bovendien is het de bedoeling om het in het kader van het digitaal systeem voor de uitwisseling van elektronisch bewijsmateriaal (eEDES) ontwikkelde platform te hergebruiken. Ondanks deze synergieën zal financiering nodig zijn voor de digitalisering van de communicatie in het kader van de procedures voor justitiële samenwerking, die momenteel geschiedt met behulp van traditionele middelen (d.w.z. papier). De uitvoering start met een voorbereidende analyse en zal eindigen met de uitrol en de ingebruikneming van de oplossing.

De lidstaten kunnen voor het opzetten/verbeteren van hun desbetreffende nationale infrastructuur financiering aanvragen bij bestaande programma’s van de Unie — met name de cohesiebeleidsfondsen en het programma Justitie 96 .

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2022 tot en met 2029 97 ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 98  

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

door de uitvoerende agentschappen.

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De verordening wordt voor het eerst geëvalueerd wanneer zij vijf jaar volledig is toegepast, en vervolgens om de vijf jaar. De Commissie moet aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de bevindingen.

2.1.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.1.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Deze verordening laat de bestaande beheerswijze(n) en controlesystemen van de Commissie onverlet.

Bij de verordening wordt onder meer een digitaal kanaal ingesteld voor de elektronische communicatie tussen de bevoegde nationale autoriteiten voor het volledige corpus van EU-recht op het gebied van grensoverschrijdende justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken.

Hiertoe moeten technische specificaties en normen worden vastgesteld, moet software worden ontwikkeld en moeten de activiteiten van de nationale autoriteiten worden gecoördineerd. Gelet op de geringe digitalisering van de communicatie in grensoverschrijdende zaken in de lidstaten voorziet de verordening in de ontwikkeling van referentie-implementatiesoftware door de Commissie. Voorts voorziet de verordening in de ontwikkeling van een Europees toegangspunt voor burgers en bedrijven op het Europese e-justitieportaal.

Om deze taken te kunnen oppakken, moeten de diensten van de Commissie van voldoende middelen worden voorzien. Voor de periode tot en met 2027 is een personele inzet van in totaal 22 vte nodig, de dienstverlening door externe leveranciers niet meegerekend.

Voor 2022:

– 1 vte voor juridische en beleidswerkzaamheden, onder meer met betrekking tot de coördinatie met de nationale bevoegde autoriteiten;

– 1 vte voor de implementatie van IT-instrumenten (bedrijfs-, project- en contractbeheer).

Voor de periode 2023-2027 (per jaar):

– 2 vte voor juridische en beleidswerkzaamheden, onder meer met betrekking tot de coördinatie met de nationale bevoegde autoriteiten;

– 2 vte voor de implementatie van IT-instrumenten (bedrijfs-, project- en contractbeheer).

2.1.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

De belangrijkste risico’s hebben betrekking op:

a) overschrijding van termijnen en kosten als gevolg van onvoorziene problemen bij de uitvoering van de IT-oplossingen voor de ontwikkeling van het gedecentraliseerde IT-systeem, met name de door de Commissie te ontwikkelen referentie-implementatiesoftware. Dit risico wordt afgezwakt door het feit dat er al belangrijke, beproefde bouwstenen voorhanden zijn die kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling van het gedecentraliseerde IT-systeem — te weten het e-Codex-systeem (dat weer is gebaseerd op de eDelivery-bouwsteen) en het digitaal systeem voor de uitwisseling van elektronisch bewijsmateriaal.

Dit risico zal worden aangepakt door standaardsystemen voor interne controle in te voeren, met name projectbeheercontroles die van toepassing zijn op alle door de Commissie ontwikkelde systemen (d.w.z. toezicht op de governance, project- en risicobeheer);

b) vertragingen bij de uitvoering en uitrol bij de respectieve autoriteiten van de lidstaten. Dit risico zal worden beperkt door bij de uitwerking van de uitvoeringshandelingen de haalbaarheid te waarborgen en overeenstemming te bereiken over het uitvoeringstijdpad, te zorgen voor een regelmatige follow-up en technische ondersteuning te bieden aan de met de uitvoering belaste nationale autoriteiten.

2.1.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

Deze verordening is niet van invloed op de kosteneffectiviteit van de bestaande controles door de Commissie.

2.2.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De voor deze verordening vereiste kredieten zullen vallen onder de bestaande fraudepreventiemaatregelen die van toepassing zijn op de Commissie.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Type of
uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/ NGK 99

van EVA-landen 100

van kandidaat-lidstaten 101

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

1

02.04.05.01

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Type of
uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/ NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

Nummer

1

DG: JUST

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Jaar
2025

Jaar
2026

Jaar
2027

TOTAAL

Beleidskredieten 

Begrotingsonderdeel 102 : 02.04.05.01

Vastleggingen

(1a)

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200

Betalingen

(2a)

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200

Begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1b)

Betalingen

(2b)

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 103  

Begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten
voor DG JUST 104

Vastleggingen

=1a+1b +3

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200

Betalingen

=2a+2b

+3

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200





TOTAAL beleidskredieten 

Vastleggingen

(4)

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200

Betalingen

(5)

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 

(6)

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 1
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

= 4 + 6

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200

Betalingen

= 5 + 6

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:

TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 6
van het meerjarige financiële kader

(referentiebedrag)

Vastleggingen

= 4 + 6

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200

Betalingen

= 5 + 6

0

1,700

4,000

1,500

4,000

4,000

15,200





Rubriek van het meerjarig financieel
kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage V bij de interne voorschriften), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Jaar
2025

Jaar
2026

Jaar
2027

TOTAAL

DG: JUST

Personele middelen 

0,304

0,608

0,608

0,608

0,608

0,608

3,344

Andere administratieve uitgaven 

0,006

0,254

0,254

0,254

0,254

0,254

1,276

TOTAAL DG JUST

Kredieten

0,310

0,862

0,862

0,862

0,862

0,862

4,620

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,310

0,862

0,862

0,862

0,862

0,862

4,620

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Jaar
2025

Jaar
2026

Jaar
2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
van het meerjarige financiële kader
 

Vastleggingen

0,310

2,562

4,862

2,362

4,862

4,862

19,820

Betalingen

0,310

2,562

4,862

2,362

4,862

4,862

19,820



3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten 

Vastleggingskredieten, in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

Vermelde doelstellingen en outputs

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Jaar
2025

Jaar
2026

Jaar
2027

Soort 105

Gem. kosten

Geen

kosten

Geen

kosten

Geen

kosten

Geen

kosten

Geen

kosten

Geen

kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN nrs. 1 en 2 106

— Output

Aantal gedigitali-seerde procedures voor de justitiële samen-werking in de EU

8

5,343

9

5,343

17

10,686

Subtotaal voor specifieke doelstellingen nrs. 1 en 2

8

5,343

9

5,343

17

10,686

TOTAAL

8

5,343

9

5,343

17

10,686

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar
2024

Jaar
2025

Jaar
2026

Jaar
2027

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,304

0,608

0,608

0,608

0,608

0,608

3,344

Andere administratieve uitgaven

0,006

0,254

0,254

0,254

0,254

0,254

1,276

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

0,310

0,862

0,862

0,862

0,862

0,862

4,620

Buiten RUBRIEK 7 107
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere uitgaven
van administratieve aard

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader 

TOTAAL

0,310

0,862

0,862

0,862

0,862

0,862

4,620

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.4.Geraamde personeelsbehoeften 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
2022

Jaar
2023

Jaar 2024

Jaar
2025

Jaar
2026

Jaar
2027

20 01 02 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2

4

4

4

4

4

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek door derden)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz   108

— op de zetel

— bij delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT — onderzoek door derden)

01 01 01 12 (AC, END, INT — eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

2

4

4

4

4

4

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

2 juridische/beleidsmedewerkers (AD) — zij zijn verantwoordelijk voor de uitwerking, opstelling en vaststelling van de uitvoeringshandelingen, het analyseren van de wettelijke vereisten, het organiseren en voorzitten van de werkzaamheden van het comité / de comités en het onderhouden van contacten met eu-LISA.

1 manager bedrijfsvoering (AD) — deze is verantwoordelijk voor het onderhouden van contacten met vertegenwoordigers van de nationale autoriteiten van de lidstaten, en definieert de werkstromen, de bedrijfs- en productvereisten en adviesdiensten ter plaatse.

1 IT-projectbeheerder (AD) — deze is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, het onderhoud en de ondersteuning van het gedecentraliseerd IT-systeem, de referentie-implementatie daarvan, en het project-, kwaliteits- en contractbeheer.

Extern personeel

3.2.5.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader 

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Verstrek een Excel-tabel in het geval van een omvangrijke herprogrammeringsexercitie.

   vereist dat een beroep wordt gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

   vereist een herziening van het MFK.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.6.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaar
N 109

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Voer zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 110

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Voer zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

[…]

(1)    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391).
(2)    COM(2021) 700 final.
(3)    Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (herschikking) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 40) en Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79).
(4)    Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (herschikking) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1).    
(5)    COM(2020) 710 final.
(6)    In het kader van dit voorstel voor een verordening moet onder het “standaard digitaal”-beginsel worden verstaan: een manier om de communicatie efficiënter en veerkrachtiger te maken en de kosten en administratieve lasten te verminderen door het digitale kanaal aan te wijzen als het voorkeurskanaal voor communicatie.
(7)    COM(2020) 690 final.
(8)    COM(2020) 712 final.
(9)    COM(2018) 225 final — 2018/0108(COD).
(10)    Conclusies van de Raad over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa (PB C 202I van 16.6.2020, blz. 1).
(11)    Conclusies van de Raad over toegang tot justitie — de kansen van digitalisering benutten (PB C 342I van 14.10.2020, blz. 1).
(12)    Opgezet naar aanleiding van de conclusies van de Raad van 9 juni 2016 over verbetering van de strafrechtspleging in de cyberruimte.
(13)    Conclusies van de Raad “Het Europees aanhoudingsbevel en de uitleveringsprocedures — Uitdagingen en de weg vooruit” (PB C 419 van 4.12.2020, blz. 23).
(14)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(15)    COM(2021) 281 final.
(16)    JOIN(2020) 18 final.
(17)    COM(2020) 823 final.
(18)    COM(2020) 713 final.
(19)    Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB C 326 van 26.10.2012, blz. 47).
(20)    SWD(2021) 392.
(21)    https://data.europa.eu/doi/10.2838/118529
(22)    SWD(2021) 392.
(23)    Dit is het belangrijkste IT-instrument dat tot dusver op EU-niveau is ontwikkeld. eIDAS is een centraal loket dat toegang biedt tot informatie en diensten op justitiegebied.
(24)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(25)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(26)    Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
(27)    SWD(2021) 392.
(28)    Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).
(29)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, Digitalisering van justitie in de Europese Unie — Een instrumentarium met mogelijkheden, COM(2020) 710 final.
(30)    Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 40).
(31)    Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79).
(32)    Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (herschikking) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1).
(33)    Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1).
(34)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(35)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(36)    Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1).
(37)    Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (PB L 178 van 2.7.2019, blz. 1).
(38)    Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19).
(39)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(40)    Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1).
(41)    Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1).
(42)    Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 59).
(43)    Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 1).
(44) *     RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2003/8/EG van de Raad, de Kaderbesluiten 2002/465/JBZ, 2002/584/JBZ, 2003/577/JBZ, 2005/214/JBZ, 2006/783/JBZ, 2008/909/JBZ, 2008/947/JBZ, 2009/829/JBZ en 2009/948/JBZ van de Raad en Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de digitalisering van justitiële samenwerking.
(45)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(46)    Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391).
(47)    Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1) en Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1); Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1); Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 1); Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1); Richtlijn (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).
(48)    Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
(49)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(50)    Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1).
(51)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(52)    Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1).
(53) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(54) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(55) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(56) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(57)    Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 1).
(58) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(59) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(60)    Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 59).
(61) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(62) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(63) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(64) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(65) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(66)    Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19).
(67) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(68)    Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 1).
(69) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(70) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(71) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(72) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(73) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(74) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(75) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(76) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(77) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(78) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(79) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(80) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(81) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(82) *     Voorstel voor een verordening (EU) van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (COM(2021) 759).
(83) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(84) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(85) *     Verordening (EU) […] van het Europees Parlement en de Raad betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking (PB L …).
(86)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(87)    Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot vaststelling van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240. (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).
(88)    SWD(2021) 392.
(89)    https://www.e-codex.eu/
(90)    Verordening (EU) 2020/1784 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 40).
(91)    Verordening (EU) 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (herschikking) (PB L 405 van 2.12.2020, blz. 1).
(92)    COM(2020) 710 final.
(93)    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een geautomatiseerd systeem voor communicatie in grensoverschrijdende civiel- en strafrechtelijke procedures (e-Codex), en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (COM(2020712 final).
(94)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(95)    Verordening (EU) 2021/693 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het programma Justitie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1382/2013 (PB L 156 van 5.5.2021, blz. 21).
(96)    Alle maatregelen voor de periode na 2027 hangen af van de beschikbaarheid van middelen in het volgende meerjarig financieel kader (MFK) en lopen niet vooruit op het toekomstige Commissievoorstel voor het MFK na 2027.
(97)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(98)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(99)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(100)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(101)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(102)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(103)    DG CNECT zal de kredieten ter beschikking stellen van DG JUST zodra de desbetreffende werkprogramma’s zijn vastgesteld.
(104)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(105)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en) …”
(106)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(107)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(108)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(109)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.

Brussel, 1.12.2021

COM(2021) 759 final

BIJLAGEN

bij het

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking

{SEC(2021) 580 final} - {SWD(2021) 392 final} - {SWD(2021) 393 final}


BIJLAGE 1 
Rechtsinstrumenten op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken

(1)Richtlijn 2002/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen.

(2)Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen.

(3)Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure.

(4)Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen.

(5)Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen.

(6)Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.

(7)Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).

(8)Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken.

(9)Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures.

(10)Verordening (EU) 2016/1103 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels.

(11)Verordening (EU) 2016/1104 van de Raad van 24 juni 2016 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

(12)Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering.

BIJLAGE 2 
Rechtsinstrumenten op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken

(1)Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams.

(2)Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten.

(3)Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken.

(4)Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties.

(5)Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie.

(6)Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie.

(7)Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen.

(8)Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis.

(9)Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures.

(10)Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken.

(11)Verordening (EU) 2018/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 inzake de wederzijdse erkenning van bevriezingsbevelen en confiscatiebevelen.