Brussel, 15.9.2021

COM(2021) 574 final

2021/0293(COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het beleidsprogramma 2030 “Traject naar het digitale decennium”

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2021) 247 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 9 maart 2021 heeft de Commissie de mededeling “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium” (hierna “mededeling over het digitale kompas”) vastgesteld 1 . In de mededeling zijn een visie, doelstellingen en trajecten voor een succesvolle digitale transformatie van de Europese Unie tegen 2030 gepresenteerd. Deze transformatie is ook van cruciaal belang voor de overgang naar een klimaatneutrale, circulaire en veerkrachtige economie. De ambitie van de EU is om digitaal soeverein te zijn in een open en onderling verbonden wereld, en om een digitaal beleid te voeren dat burgers en bedrijven de mogelijkheid geeft deel uit te maken van een mensgerichte, duurzame en welvarendere digitale toekomst. Daartoe behoort het aanpakken van zwakke punten en afhankelijkheden en het versnellen van investeringen. De mededeling is een reactie op de oproep van de Europese Raad inzake een “Digitaal kompas” en bouwt voort op de digitale strategie van de Commissie van februari 2020 2 . Om te waarborgen dat er voortgang wordt geboekt, is in die mededeling voorgesteld om een reeks digitale beginselen af te spreken, snel belangrijke meerlandenprojecten te lanceren en een wetgevingsvoorstel op te stellen waarin robuuste governance met behulp van een monitoring- en samenwerkingsmechanisme met de lidstaten wordt vastgesteld — het beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” (hierna “het beleidsprogramma”).

In zijn conclusies van 25 maart 2021 benadrukte de Europese Raad het belang van de digitale transformatie voor het herstel, de welvaart, de veiligheid en het concurrentievermogen van de Unie, alsook voor ons maatschappelijk welzijn. De Raad onderstreepte dat de digitale soevereiniteit van de EU op zelfstandige en open wijze moet worden versterkt door op sterke punten voort te bouwen en tekortkomingen weg te werken, en door slim en selectief op te treden, met behoud van open markten en mondiale samenwerking. De Raad bestempelde de “Mededeling over het digitale kompas: de Europese aanpak voor het digitale decennium” als een bijdrage aan het uittekenen van de digitale ontwikkeling van de EU voor het komende decennium. Met het oog op de voorbereiding van het beoogde beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” vroeg de Raad om een snelle herziening. Daarnaast verzocht de Raad de Commissie om het beleidsinstrumentarium van de Europese Unie voor de digitale transformatie uit te breiden, op zowel EU- als nationaal niveau, en om de digitale transformatie te bevorderen door alle beschikbare instrumenten van het industrie-, handels-, en mededingingsbeleid, het beleid voor vaardigheden en onderwijs, het onderzoeks- en innovatiebeleid en de langetermijnfinancieringsinstrumenten te benutten.

In de mededeling over het digitale kompas werd ook aangekondigd dat de Commissie in een plechtige interinstitutionele verklaring van de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad een reeks digitale beginselen en rechten zal presenteren, op basis van een voorstel van de Europese Commissie. Dit voorstel zal voortbouwen op de ervaringen met de Europese pijler van sociale rechten en op recente initiatieven van de lidstaten op dit terrein, in het bijzonder de “Verklaring van Lissabon — Een digitale democratie met een doel” die door het Portugese voorzitterschap van de Raad is geïnitieerd.

Het “Traject naar het digitale decennium” is bedoeld om ervoor te zorgen dat de Europese Unie haar doelstellingen en streefcijfers op het gebied van de digitale transformatie van onze samenleving en economie verwezenlijkt op een wijze die aansluit bij de waarden van de EU, waardoor ons digitale leiderschap wordt versterkt en een mensgerichte, inclusieve en duurzame digitale samenleving met meer zeggenschap voor burgers en bedrijven wordt gestimuleerd. Het doel is om, met behulp van een duidelijk, gestructureerd en op samenwerking gebaseerd proces, de digitale transformatie van de EU overeenkomstig deze visie te bewerkstelligen.

Het “Traject naar het digitale decennium” bevat daartoe concrete digitale streefcijfers die de Unie als geheel uiterlijk tegen het einde van het decennium moet hebben bereikt, zoals voor het eerst is beschreven in de mededeling over het digitale kompas. Om ervoor te zorgen dat de Unie als geheel haar ambitie realiseert, wordt vervolgens een nieuwe vorm van governance met de lidstaten geschetst: een mechanisme voor jaarlijkse samenwerking tussen de instellingen van de Unie en de lidstaten. De digitale streefcijfers voor 2030 zijn gebaseerd op vier kernpunten: digitale vaardigheden, digitale infrastructuur, digitalisering van ondernemingen en digitalisering van overheidsdiensten.

In de wereld van morgen zijn basale en gevorderde digitale vaardigheden essentieel om onze collectieve veerkracht als samenleving te versterken: alleen digitaal zelfbewuste en bekwame burgers en een digitaal hooggekwalificeerde beroepsbevolking kunnen het lot in eigen handen nemen en zich ten aanzien van middelen, waarden en keuzen zelfverzekerd en assertief opstellen. Hoewel er met het “Traject naar het digitale decennium” uiteraard naar wordt gestreefd dat de hele bevolking van de Europese Unie over digitale basisvaardigheden zal beschikken, in navolging van de Europese pijler van sociale rechten en het actieplan voor digitaal onderwijs 3 , wordt er in de eerste plaats naar gestreefd dat in 2030 80 % van de mensen in de leeftijdscategorie 16-74 jaar over ten minste digitale basisvaardigheden beschikt. Daarnaast moeten digitale opleiding en onderwijs ertoe bijdragen dat mensen uit de beroepsbevolking gespecialiseerde digitale vaardigheden kunnen verwerven om een hoogwaardige baan en een lonende carrière te vinden. Verder is het cruciaal om het grote tekort aan cyberbeveiligingsvaardigheden onder de Europese beroepsbevolking aan te pakken; dit is immers belangrijk om de EU te beschermen tegen cyberdreigingen. Behalve het streefcijfer inzake digitale basisvaardigheden dat in het actieplan van de Europese pijler van sociale rechten is vastgesteld, wil de EU dus streven naar 20 miljoen ICT-specialisten, met een evenwicht tussen vrouwen en mannen.

Net zoals vaardigheden een noodzakelijke voorwaarde vormen, zijn een duurzame digitale infrastructuur voor connectiviteit, micro-elektronica en het vermogen om enorme hoeveelheden gegevens te verwerken onmisbaar om te kunnen profiteren van de voordelen van digitalisering, alsook voor de verdere technologische ontwikkeling en het digitale leiderschap van Europa. Dankzij uitstekende en beveiligde connectiviteit voor iedereen en overal in Europa, ook in landelijke en afgelegen gebieden 4 , zullen alle Europese burgers en bedrijven optimaal gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van het digitale decennium. De maatschappelijke behoefte aan bandbreedte voor downloaden en uploaden groeit voortdurend. Tegen 2030 moeten er netwerken met gigabitsnelheden beschikbaar zijn die toegankelijk zijn voor iedereen die dergelijke capaciteit nodig heeft of wil, en moeten alle bewoonde gebieden gedekt zijn door 5G. Op dezelfde wijze vormen microprocessoren de basis van het merendeel van de belangrijke strategische waardeketens, zoals geconnecteerde auto’s en telefoons, het internet der dingen, high-performance computing, edge computing en artificiële intelligentie. De productie van geavanceerde en duurzame halfgeleiders in Europa, met inbegrip van processoren, moet daarom in 2030 ten minste 20 % van de waarde van de wereldproductie bedragen (d.w.z. productiecapaciteit voor nodes kleiner dan 5 nm, met als doelstelling nodes van 2 nm die tienmaal energie-efficiënter zijn dan nu het geval is). Daarnaast moeten er tegen 2030 in de EU 10 000 klimaatneutrale, zeer goed beveiligde edge nodes 5  worden ingezet, op zodanige wijze dat toegang tot datadiensten met een lage latentietijd gewaarborgd is, waar bedrijven zich ook bevinden.

Alle genoemde vormen van technologie zijn niet alleen faciliterende factoren, maar zullen de kern vormen van nieuwe producten, productieprocessen en bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op eerlijke gegevensuitwisseling 6 in de data-economie. Wat dit betreft mag geen enkele onderneming in de steek worden gelaten. De transformatie van bedrijven zal afhangen van hun vermogen om snel en over de hele linie nieuwe digitale technologieën in te voeren, ook in industriële en dienstverlenende ecosystemen die momenteel achterlopen. Dit is met name van belang voor kleine ondernemingen, die de ruggengraat vormen van de Europese economie. Om die reden moet tegen 2030 ten minste 75 % van de Europese ondernemingen gebruikmaken van cloudcomputingdiensten, big data en artificiële intelligentie en moet meer dan 90 % van de Europese kleine en middelgrote ondernemingen ten minste een basisniveau van digitale intensiteit halen. Speciale aandacht moet uitgaan naar baanbrekende en disruptieve innovatie, met als streven een verdubbeling van het aantal eenhoorns in Europa tegen 2030 dankzij een bredere pijplijn en een betere toegang tot financiering voor innovatieve scale-ups in de EU.

Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, moeten het democratisch bestel en online overheidsdiensten tegen 2030 voor iedereen volledig toegankelijk zijn en moet iedereen profiteren van een hoogkwalitatieve digitale omgeving die gebruiksvriendelijke, efficiënte en gepersonaliseerde diensten en instrumenten met hoge beveiligings- en privacystandaarden biedt. “Overheid als platform” is de nieuwe manier om digitale overheidsdiensten op te zetten 7 . De ambitie is dat Europese burgers en bedrijven tegen 2030 kunnen beschikken over het gehele online-aanbod van essentiële overheidsdiensten, dat alle Europese burgers online toegang tot hun medische dossiers (e-records) hebben en dat 80 % van de burgers een digitale ID gebruikt. 8

Om deze streefcijfers te behalen zijn gezamenlijke inspanningen van alle lidstaten en op Unieniveau nodig, met waar nodig gecoördineerde investeringen. Dat kan alleen op harmonieuze, inclusieve en duurzame wijze, door middel van uitdrukkelijk gecoördineerde convergentie op het niveau van de Unie. Het nieuwe governancesysteem dat bij het “Traject naar het digitale decennium” wordt opgezet, is daarvoor bedoeld.

Dit systeem behelst toezicht op en verslaglegging over de vooruitgang op digitaal vlak; deze vooruitgang zal worden gepresenteerd in een jaarverslag over de “Staat van het digitale decennium” dat aan het Parlement en de Raad moet worden voorgelegd. Bij die gelegenheid zal de Commissie haar strategische beoordeling van de digitale transformatie van de EU met de Raad en het Parlement delen en zal zij de lidstaten aanbevelingen doen voor acties en maatregelen of besprekingen voeren over gezamenlijke verbintenissen die de Commissie en de lidstaten onderling zijn aangegaan.

De verwezenlijking van de Europese visie op het digitale decennium vergt digitale capaciteiten op de vier gebieden van het digitale kompas; dit is alleen haalbaar als de lidstaten en de EU hun middelen bundelen. Om de industrie in staat te stellen om op het gebied van innovatie een voorhoedepositie in te nemen en wereldwijd te concurreren en de Unie in staat te stellen om haar digitale soevereiniteit te versterken, is het cruciaal dat er geïnvesteerd wordt in meerlandenprojecten met de noodzakelijke omvang en kritische massa. De uitdaging is evenwel om de coördinatie te vergemakkelijken en te zorgen voor efficiënte en snelle procedures, onder meer “via geschikte middelen ter ondersteuning van meerlandenprojecten” waartoe de Europese Raad heeft opgeroepen, zodat de lidstaten gestimuleerd worden om de krachten te bundelen. Hoewel er al enkele instrumenten bestaan, is er sprake van een lacune in het instrumentarium van de EU wat betreft het combineren van financiering van de lidstaten, de EU-begroting en particuliere investeringen ten behoeve van de uitrol en exploitatie van infrastructuur en diensten van gemeenschappelijk belang, buiten het onderzoeksgebied.

Het “Traject naar het digitale decennium” is dan ook bedoeld voor de ondersteuning en coördinatie van het gebruik en het functioneren van meerlandenprojecten. Het traject voorziet in een juridische structuur waardoor snel en flexibel projecten kunnen worden opgezet en uitgevoerd die zijn medegefinancierd door diverse lidstaten, de Commissie, de EIB-groep, publieke en particuliere investeerders en andere particuliere partijen, met name ten behoeve van de uitrol van grootschalige digitale infrastructuur en/of diensten in landen, waarbij gewaarborgd wordt dat deze open blijven staan voor alle geïnteresseerde lidstaten en partijen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het onderhavige beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” is een aanvulling, verwezenlijking en uitvoering van de visie, doelstellingen en maatregelen die in de mededeling over het digitale kompas zijn gepland en is bedoeld om een doeltreffende uitvoering van de in de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa van 2019 9 beschreven maatregelen te consolideren en waarborgen. Dit voorstel is ook verenigbaar met de mededeling van de Commissie over de actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020 10 , waarin terreinen worden benoemd waarop sprake is van strategische afhankelijkheden die kwetsbaarheden kunnen veroorzaken, zoals bevoorradingsproblemen of cyberbeveiligingsrisico’s. Dit voorstel is ook verenigbaar met de doelstellingen van het waarnemingscentrum voor kritieke technologieën, dat ernaar streeft de huidige en mogelijke toekomstige digitale strategische afhankelijkheden van de Unie in kaart te brengen en haar digitale soevereiniteit te versterken.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit besluit bouwt ook voort op bestaande beleidsvoorstellen (bv. de datagovernanceverordening 11 , de wet inzake digitale diensten 12 , de wet inzake digitale markten 13 en de voorstellen in het kader van de cyberbeveiligingsstrategie 14 ) en begrotingsinstrumenten van de Unie (bv. de cohesieprogramma’s, het instrument voor technische ondersteuning, het programma Digitaal Europa 15 , Horizon Europa 16 en InvestEU 17 ) en op de minimaal 20 % die in de faciliteit voor herstel en veerkracht is bestemd voor de digitale transitie 18 . Dit voorstel is ook verenigbaar met de strategie voor de veiligheidsunie 19 , de EU-agenda voor vaardigheden en het actieplan voor digitaal onderwijs 20 en bouwt voort op het strategisch prognoseverslag 2021 21 , dat ten grondslag ligt aan de mondiale voortrekkersrol van de EU op weg naar 2050.

Het voorstel is ook verenigbaar met de initiatieven die de Commissie in het kader van het “Green Deal”-pakket heeft gepresenteerd 22 .

Hoewel het beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” alleen betrekking heeft op EU-lidstaten, zal parallel hieraan de samenwerking met derde landen worden voortgezet, zoals tevens in de mededeling over het digitale kompas is beschreven. In de samenwerking met nabuurschaps- en uitbreidingspartners van de EU zullen met name ook relevante aspecten van het beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” aan de orde komen; die samenwerking zal door het beleidsprogramma worden gevormd, waardoor in voorkomend geval de weg naar volledige integratie wordt gebaand.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van besluit is artikel 173, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

In artikel 173, lid 3, VWEU is bepaald dat het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité specifieke maatregelen kunnen vaststellen ter ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen om er zorg voor te dragen dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Unie aanwezig zijn. Dat is de aangewezen rechtsgrondslag, gezien het feit dat met dit besluit wordt gestreefd naar versnelling van de digitale transformatie van de EU-industrie, versterking van de digitale soevereiniteit, bevordering van de industriële capaciteit, vergemakkelijking van de ontwikkeling van innovatieve start-ups en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en stimulering van nieuwe investeringen in innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling.

Tegen die achtergrond is met name van belang dat de verordening betreffende de faciliteit voor herstel en veerkracht voorziet in hervormingen en in investeringen in digitale technologieën, infrastructuur, vaardigheden en procedures voor het vergroten van het mondiale concurrentievermogen van de Unie en om haar door diversificatie van de belangrijkste toeleveringsketens veerkrachtiger, innovatiever en minder afhankelijk maken. De hervormingen en investeringen moeten met name de digitalisering van diensten, de ontwikkeling van digitale en data-infrastructuur, clusters en digitale-innovatiehubs en open digitale oplossingen bevorderen. Die digitale transitie moet ook de digitalisering van kmo’s stimuleren. Bij de investeringen in digitale technologieën moeten de beginselen van interoperabiliteit en energie-efficiëntie in acht worden genomen, moet de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd, moet deelname van kmo’s en startende ondernemingen mogelijk worden gemaakt en moet het gebruik van open-source-oplossingen worden bevorderd.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het gaat om een initiatief op een domein met gedeelde bevoegdheden waarop relevante grensoverschrijdende en transnationale problemen moeten worden aangepakt.

De digitale transformatie betreft alle beleidsgebieden. Ze vergt gezamenlijk optreden door verschillende belanghebbenden en de betrokkenheid van de lidstaten, ook in grensoverschrijdend opzicht. De uitdagingen bij het bereiken van de doelstellingen en streefdoelen nopen tot een snelle en gecoördineerde reactie op EU-niveau. Door gemeenschappelijke beginselen en streefdoelen te onderschrijven, middelen te bundelen en capaciteit op te bouwen en die in de hele Unie breed in te zetten, kan de gehele economie van de EU worden versterkt, kan de Unie wereldwijd concurreren en kan zij vormgeven aan een wereldwijde digitale transformatie die gestoeld is op de Europese fundamentele waarden en rechten. Wanneer investeringen in en het gebruik van technologieën uitblijven en burgers niet de nodige digitale vaardigheden kunnen ontwikkelen om ten volle gebruik te maken van digitale technologieën, heeft de EU wellicht minder mogelijkheden om urgente klimaatproblemen en andere duurzaamheidsuitdagingen het hoofd te bieden.

Optreden op EU-niveau is onmiskenbaar de beste manier om Europese spelers aan te zetten tot de verwezenlijking van gemeenschappelijke visies, doelstellingen en streefcijfers en om gemeenschappelijke technologische routekaarten vast te stellen die een basis vormen voor mondiale standaarden en normen. Dit is cruciaal voor het realiseren van schaal- en toepassingsvoordelen en van de kritische massa die nodig is voor baanbrekende capaciteit; op die manier worden versnippering van de inspanningen binnen de EU en suboptimale nationale oplossingen tegengegaan (zo niet vermeden).

Naar verwachting zal deze nieuwe manier van governance — in de vorm van een verslagleggingskader en een functioneel monitoring- en samenwerkingsmechanisme tussen de lidstaten en de Commissie — de lidstaten en belanghebbenden bredere ecologische, maatschappelijke en ecologische voordelen opleveren. Het robuuste monitoring- en samenwerkingsmechanisme draagt ertoe bij dat de EU en haar lidstaten op een betaalbare manier gezamenlijk de doelstellingen voor het digitale decennium bereiken en gecoördineerde en doeltreffende oplossingen voor gemeenschappelijke uitdagingen bedenken. Dankzij uitgebreide verslaglegging zijn alle belanghebbenden verzekerd van transparantie. Dat is bijzonder belangrijk gelet op de aanzienlijke investeringsbehoeften waarmee de digitale transformatie in de komende tien jaar gepaard gaat.

Evenredigheid

Dit voorstel bouwt voort op bestaande beleidsinitiatieven en wettelijke kaders en staat in verhouding tot de nagestreefde doelstellingen en streefdoelen. Ten eerste vormt dit beleidsprogramma een aanvulling op de mededeling over het digitale kompas, die volledig is onderschreven door de Europese Raad en waarin werd aangekondigd dat dit besluit zou worden opgesteld.

Daarnaast gaat het besluit niet verder dan noodzakelijk is voor het realiseren van de doelstellingen en streefdoelen ervan, aangezien bij dit besluit een nieuw mechanisme voor gestructureerde en transparante samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie wordt opgezet dat moet uitmonden in afspraken over beleid, maatregelen en acties die op nationaal en EU-niveau moeten worden uitgevoerd. Bovendien voorziet dit voorstel erin dat de Commissie de lidstaten kan aanbevelen om op nationaal en EU-niveau beleidslijnen, maatregelen en acties te ondernemen, en dat zij met name die lidstaten aanbevelingen kan doen die onvoldoende voortgang boeken bij het realiseren van de vastgestelde doelstellingen en streefdoelen of waarvoor geldt dat er naar aanleiding van het verslag over de staat van het digitale decennium en het daaropvolgende verloop van de samenwerking lacunes zijn geconstateerd. Wanneer een lidstaat in zijn nationaal strategisch stappenplan voor het digitale decennium geen aanpassingen doorvoert waarin rekening wordt gehouden met door de Commissie aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties of wanneer de redenen voor die nalatigheid onbevredigend worden geacht, kan de Commissie een aanbeveling goedkeuren, met onder meer een specifieke analyse van de eventuele gevolgen van deze nalatigheid voor de verwezenlijking van de doelstellingen en digitale streefcijfers op Unieniveau. De lidstaten moeten zoveel als mogelijk rekening houden met dergelijke aanbevelingen en moeten, wanneer zij besluiten geen gevolg te geven aan een aanbeveling of een aanzienlijk deel daarvan, dit motiveren en die motivering openbaar maken.

Keuze van het instrument

In de mededeling over het digitale kompas wordt gewag gemaakt van een digitaal kompas in de vorm van een digitaal-beleidsprogramma dat via een “gewone wetgevingsprocedure” door het Europees Parlement en de Raad moet worden aangenomen. 

Aangezien het beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” in hoofdzaak op de lidstaten is gericht en bij dat programma een mechanisme voor samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten wordt opgericht, is een besluit het meest geschikte rechtsinstrument. Met een besluit wordt een monitoring- en samenwerkingsmechanisme met daarin een rol voor de Commissie en de lidstaten verbindend verklaard, met de bedoeling de in het besluit vastgestelde indicatieve EU-streefdoelen te ondersteunen en te realiseren. Een besluit heeft voor de adressanten daarvan onmiddellijk rechtstreekse werking.

Daarom wordt voorgesteld om het beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” vast te stellen in de vorm van een besluit, op basis van artikel 288, vierde alinea, VWEU. Een dergelijk besluit is verbindend in al zijn onderdelen; indien de adressaten worden vermeld, is het alleen voor hen verbindend.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft belanghebbenden en burgers aangemoedigd om input te leveren over het doel en de reikwijdte van het beleidsprogramma en over de concrete maatregelen van het programma, en heeft de ontvangen feedback in aanmerking genomen. De Commissie heeft een stappenplan 23 gepubliceerd voor een feedbackperiode van vier weken (van 24 juni tot 22 juli 2021). Bovendien heeft de Commissie een gerichte openbare raadpleging van zes weken gehouden 24 (van 22 juni tot 3 augustus 2021), zodat alle belanghebbenden input konden leveren, zodat de steun voor de ontwikkeling van het beleidsprogramma kon worden gepeild en opgevoerd bij verschillende belanghebbende partijen. Verder werd er op het platform Futurium 25 ruimte gemaakt voor interactie met belanghebbenden over specifieke onderwerpen. Met het oog op een zo groot mogelijke betrokkenheid van alle relevante belanghebbenden, onder wie vertegenwoordigers uit de industrie, de samenleving, het Europees Parlement en de lidstaten, heeft de Commissie ook een bijeenkomst op hoog niveau georganiseerd (digitale vergadering op 1 juni), is zij in institutioneel overleg getreden met de medewetgevers (het Europees Parlement en de Raad) en heeft zij ruggespraak gehouden met het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s.

De geraadpleegde belanghebbenden stonden over het algemeen positief tegenover het initiatief van de Commissie en haar voornemen om de digitale ambitie van de EU in praktijk te brengen in de vorm van een concreet mechanisme voor toezicht en verslaglegging. Zij steunen de Commissie in haar vervolgstap naar het opzetten van een speciaal monitoring- en samenwerkingsmechanisme om de samenwerking tussen de instellingen van de Unie en de lidstaten te organiseren. De bestaande structuren, het toezicht en de verslaglegging moeten op EU-niveau op elkaar worden afgestemd en worden versterkt; om die reden leveren gestructureerde samenwerking en toezicht en verslaglegging op Unieniveau over de voortgang een grote meerwaarde op voor een gemeenschappelijke visie op een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk.

Veel respondenten wezen erop dat het succes van de digitale transformatie nauw samenhangt met de technologieën die in het digitale kompas worden genoemd. De gekozen kernpunten zijn relevant, evenwichtig en voldoende concreet. De respondenten menen dat met het aanstaande beleidsprogramma een nieuw monitoring- en samenwerkingsmechanisme wordt ingevoerd ten behoeve van nauwe samenwerking en doeltreffende coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten. Deze strategische benadering is cruciaal om op het politieke niveau en het deskundigenniveau de juiste verbanden tussen de lidstaten te leggen, zodat de multinationale projecten met succes kunnen worden uitgevoerd. De respondenten menen dat de lidstaten en de Commissie, naast de streefdoelen, meer werk moeten maken van het stimuleren en coördineren van investeringen op EU-niveau rond enkele prioriteiten uit de bredere digitale agenda van de EU. Om in de gehele EU te zorgen voor een volledige en geslaagde digitale transformatie waarvan Europese burgers, bedrijven en overheidsdiensten kunnen profiteren, is een omvattend en aangepast regelgevingskader nodig. Dat kader zal particuliere en publieke spelers de benodigde zichtbaarheid en zekerheid verschaffen om het instrumentarium te hanteren waarmee de gemeenschappelijke digitale streefcijfers van de EU voor 2030 kunnen worden gerealiseerd. Veel respondenten beschouwen steun voor en bevordering van onderlinge samenwerking en uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten als een prioritaire maatregel om de streefdoelen van het digitale decennium sneller te realiseren.

Sommige respondenten onderstreepten ook dat de bijdrage aan maatschappelijke doelstellingen een hogere orde prioriteit dient te krijgen en dat, aangezien de kwaliteit en richting van de digitale groei ook belangrijk is, erop moet worden toegezien dat de gevolgen van de digitale transformatie voor maatschappelijke doelstellingen regelmatig worden beoordeeld; dit moet worden gewaarborgd met behulp van strategische prioriteiten en beginselen die in combinatie met de kwantitatieve indicatoren zullen worden gebruikt. Veel respondenten benadrukten dat het belangrijk is om rekening te houden met en zich een beter oordeel te vormen over de milieueffecten van digitalisering in de digitale transformatie, zodat die effecten kunnen worden verkleind terwijl digitale technologieën tegelijkertijd dienstbaar worden gemaakt aan de groene transitie.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Ter onderbouwing van de in de mededeling over het digitale kompas voorgestelde benadering, die in de vorm van dit beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” haar beslag heeft gekregen, heeft de Commissie zich gebaseerd op robuust en omvangrijk feitenmateriaal.

Wat de streefdoelen en indicatoren betreft, steunt het beleidsprogramma vooral op de verbeterde index van de digitale economie en samenleving (DESI) . Dat is een samengestelde index waarmee de digitale prestaties van Europa en de ontwikkeling van het digitale concurrentievermogen van de EU-lidstaten worden gevolgd, met onder meer een analyse van het nationale digitaliseringsbeleid. Bij het bijeenbrengen van relevante gegevens wordt ook gebruikgemaakt van belangrijke onderzoeken waarmee voor de DESI gegevens worden verzameld over breedbanddekking en -prijzen, van benchmarks inzake e-overheid en van bedrijfsenquêtes. De dashboards inzake digitale veerkracht 26 bieden een holistisch perspectief op de digitale kwetsbaarheden en capaciteit van de EU, waarbij sprake is van koppeling met andere dimensies van veerkracht (groen, sociaaleconomisch en geopolitiek).

Afgezien van talrijke andere onderzoeken waarnaar in de mededeling wordt verwezen, wordt in een door McKinsey in september 2020 uitgebracht onderzoek 27 een actuele en grondige analyse gegeven van de toekomstige uitdagingen waarmee de EU bij haar digitale transformatie te maken krijgt en van de benodigde maatregelen om daar zo goed mogelijk mee om te gaan.

Effectbeoordeling

Conform de richtsnoeren van de toolbox voor betere regelgeving achtte de Commissie een effectbeoordeling niet noodzakelijk en in plaats daarvan heeft zij een werkdocument van de diensten van de Commissie opgesteld dat bij het voorstel voor het besluit wordt gevoegd. In de mededeling “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium”, die door de Europese Raad is bekrachtigd, is al een uitvoerig monitoring- en samenwerkingsmechanisme geschetst; het voorstel voor het besluit houdt daar nauw aan vast. Omdat in de mededeling een aantal elementen (bv. streefdoelen, het monitoring- en samenwerkingsmechanisme, het kader voor de uitvoering van meerlandenprojecten) reeds duidelijk waren vastgelegd, bleef er qua beleidsopties bijzonder weinig armslag over, terwijl de analyse daarvan de essentie van een effectbeoordeling vormt.

Overeenkomstig de mededeling worden in het voorgestelde besluit gemeenschappelijke digitale streefcijfers genoemd om, samen met vier kernpunten, de EU-ambitie voor een met succes gedigitaliseerde Unie tegen 2030 te vertalen in gemeenschappelijke concrete doelstellingen. In het voorgestelde besluit wordt alleen aangegeven hoe de voortgang op weg naar de streefdoelen zal worden gemeten. Daarnaast is de nieuwe wijze van governance, in de vorm van een monitoring- en samenwerkingsmechanisme, vooral gebaseerd op de reeds bestaande DESI, een samengestelde index waarmee de digitale prestaties van de EU worden gevolgd en die zal worden uitgebreid om de nieuwe streefdoelen te kunnen meenemen. Hoewel het voorgestelde besluit voorziet in een monitoring- en samenwerkingsmechanisme dat bedoeld is om de voortgang bij het realiseren van de streefdoelen te kunnen monitoren, zullen eventuele concrete maatregelen die naar aanleiding van de monitoring worden voorgesteld altijd het resultaat zijn van een terugkerend en op samenwerking gebaseerd proces dat zich later tussen de Commissie en de lidstaten zal afspelen; het gaat daarbij om aanbevelingen voor maatregelen. Aangezien er pas concrete maatregelen kunnen worden vastgesteld nadat het monitoring- en samenwerkingsmechanisme is opgezet — en met name naar aanleiding van het monitoringsproces — kan het precieze effect van het programma wat dit specifieke aspect betreft niet van tevoren worden geduid.

Omdat het spectrum onmisbaar is voor vooruitgang omtrent de streefdoelen voor het digitale decennium en met name voor het realiseren van een beveiligde, goed presterende en duurzame digitale infrastructuur, moeten de lidstaten ook verslag uitbrengen over vastgestelde en toekomstige beleidslijnen en maatregelen inzake de beschikbaarheid en de mogelijkheid om het radiospectrum te gebruiken voor bestaande gebruikers en aspirant-investeerders en -exploitanten. Om ervoor te zorgen dat de algemene doelstellingen en digitale streefcijfers worden behaald, kan de Commissie richtsnoeren uitvaardigen over de beste aanpak bij dergelijke beleidslijnen en maatregelen. Dat laat onverlet dat de Commissie op grond van artikel 4, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van 11 december 2018 de mogelijkheid heeft om nieuwe strategische oriëntaties en mechanismen voor het spectrumbeleid voor te stellen.

Het beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” voorziet tevens in een mechanisme voor een juridische structuur waarmee snel en flexibel meerlandenprojecten kunnen worden opgezet en uitgevoerd, met name voor de uitrol van grootschalige digitale infrastructuur en/of diensten in de landen. Het moet mogelijk zijn geldmiddelen uit het centraal beheerde programma van de Unie te combineren met middelen die door de lidstaten zijn toegezegd; dit geldt onder bepaalde voorwaarden ook voor bijdragen vanuit de faciliteit voor herstel en veerkracht, zoals wordt toegelicht in deel 3 van de richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten over de plannen voor herstel en veerkracht 28 . De juridische structuur zal in standaardregelingen voor gemeenschappelijke kwesties voorzien, zoals de governance van het project, de aansprakelijkheid, het eigendom en het beheer van gegevens, alsmede het combineren van diverse financieringsbronnen, waarbij het onder meer kan gaan om direct en indirect beheerde Unieprogramma’s, bijdragen van de lidstaten en particuliere financiering. Dit zal voor de uitvoering van de meerlandenprojecten facultatief zijn; voor de lidstaten behoudt het mechanisme een vrijwillig karakter. De exacte details omtrent de financiering en uitvoering van bepaalde projecten en de deelname daaraan worden in dit beleidsprogramma niet beschreven, evenmin als de specifieke gebieden. Deze zullen pas in de komende jaren beschikbaar komen en hangen af van de steun van de lidstaten.

Zoals uit het voorgaande blijkt, voorziet het voorstel niet in concrete inhoudelijke beleidskeuzen, maar veeleer in een methodologisch en governancekader dat neutraal is ten opzichte van toekomstige concrete maatregelen die op dat kader worden gebaseerd. De details met betrekking tot de effecten van het voorgestelde kader zijn afhankelijk van de verdere uitvoering (en bijgevolg van de operationalisering) daarvan op nationaal en EU-niveau. Op grond van het bovenstaande heeft de Commissie het bestaande feitenmateriaal samengebracht in een werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit voorstel is gevoegd. Specifiek ten aanzien van de meerlandenprojecten laat het werkdocument zien dat, ten eerste, een procedureel kader voor de versnelde uitvoering van meerlandenprojecten noodzakelijk is, en dat, ten tweede, de lidstaten de mogelijkheid moet worden geboden om de meerlandenprojecten uit te voeren met behulp van een nieuw instrument dat kan worden ingezet wanneer de bestaande instrumenten voor een bepaald meerlandenproject niet geschikt zijn. Met dit nieuwe instrument, het Europees consortium voor digitale infrastructuur (EDIC), wordt niet daadwerkelijk een nieuw orgaan van de Unie opgericht en het instrument is niet gericht op één specifiek meerlandenproject. Wel vult het een lacune in het instrumentarium van de EU wat betreft het combineren van financiering van de lidstaten, de EU-begroting en particuliere investeringen met het oog op de uitrol en exploitatie van infrastructuur en diensten van gemeenschappelijk belang, buiten het onderzoeksgebied.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU. In het bijzonder geldt dat de nieuwe taken van de Commissie met betrekking tot haar rol als incubator van meerlandenprojecten zullen worden uitgevoerd met middelen die anders zouden zijn besteed aan ad-hocsteun voor projecten van de lidstaten op de terreinen waarop de meerlandenprojecten betrekking hebben. Door deze versnipperde middelen te combineren kunnen efficiëntievoordelen worden geboekt zonder extra kosten voor de begroting van de Unie.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In de specifieke bepaling hieronder wordt de monitoring van de uitvoering, evaluatie en rapportage uitvoeriger beschreven. In essentie rapporteert de Commissie in het verslag “Staat van het digitale decennium” jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad welke voortgang er met het “Traject naar het digitale decennium” is geboekt. Dit verslag leidt dan weer tot een monitoring- en samenwerkingsmechanisme tussen de Commissie en de lidstaten dat in de onderstaande artikelsgewijze toelichting uitvoeriger wordt beschreven.

Artikelsgewijze toelichting

Het onderwerp en het toepassingsgebied van het besluit worden beschreven in artikel 1, waarbij het beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium”, waaronder een bijbehorend monitoring- en samenwerkingsmechanisme, wordt vastgesteld. In artikel 2 worden de algemene doelstellingen van het besluit beschreven, bestaande uit: bevordering van een mensgerichte, beveiligde en open digitale omgeving; versterking van de collectieve veerkracht van de lidstaten; waarborging van een beveiligde en toegankelijke digitale infrastructuur; bevordering van de uitrol en het gebruik van digitale capaciteit; waarborging van de toegankelijkheid van het democratisch stelsel en online overheidsdiensten; waarborging van grotere duurzaamheid en energie- en hulpbronnenefficiëntie van digitale infrastructuur en technologie, en waarborgen dat al het bestaande beleid dat voor het behalen van de digitale streefcijfers van belang is in aanmerking wordt genomen, zodat er maximaal wordt bijgedragen aan de digitale transitie.

Artikel 3 bevat de definities van bepaalde termen die in het besluit worden gebruikt.

In artikel 4 worden de streefdoelen beschreven waarbij de instellingen van de Unie en de lidstaten moeten samenwerken, weergegeven in vier “kernpunten”, namelijk een digitaal vaardige bevolking en hooggekwalificeerde digitale professionals; een beveiligde, goed presterende en duurzame digitale infrastructuur; de digitale transformatie van bedrijven; en de digitalisering van overheidsdiensten. De vier kernpunten bestaan uit diverse dimensies en subdimensies. De streefcijfers moeten uiterlijk in juni 2026 door de Commissie worden geëvalueerd om rekening te kunnen houden met technologische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen.

Met behulp van de index van de digitale economie en samenleving (DESI) zullen de vorderingen op weg naar de streefcijfers op Unieniveau worden bijgehouden (artikel 5). Met het oog daarop zullen bepaalde dimensies en indicatoren van de DESI worden afgestemd op de in het besluit vastgestelde streefcijfers. De monitoring van de verwezenlijking van de streefcijfers voor 2030 is gebaseerd op kernprestatie-indicatoren die jaarlijks door de Commissie, in overleg met de lidstaten, in de DESI worden vastgesteld, en op prognosetrajecten op EU-niveau die in nauwe samenwerking met de lidstaten door de Commissie worden vastgesteld. De Commissie is bevoegd om een lijst op te stellen met kernprestatie-indicatoren die nodig zijn om alle digitale streefcijfers met behulp van een uitvoeringshandeling te monitoren, mocht dat met het oog op een doeltreffende monitoring of vanwege technologische ontwikkelingen noodzakelijk zijn. De monitoring kan ook “verkeerslichten” omvatten: een rapportagesysteem waarbij de kleuren van de verkeerslichten (d.w.z. groen, oranje en rood) aangeven of, afgezet tegen de prognose, de feitelijke trends die op EU-niveau worden gemonitord zich zodanig ontwikkelen dat het streefcijfer van een bepaalde kernprestatie-indicator wordt gehaald.

Zoals in artikel 6 wordt beschreven, zal de Commissie in de vorm van de “Staat van het digitale decennium” jaarlijks verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen bij de digitale transformatie van de Unie. Ook de DESI zal onderdeel uitmaken van dat verslag. Het verslag heeft betrekking op de digitale transitie en met name op de vorderingen bij het verwezenlijken van de visie voor 2030 en de bijbehorende digitale streefcijfers, alsmede op de nakoming van de in de [titel van de plechtige verklaring invoegen] verankerde algemene doelstellingen en de digitale beginselen in meer algemene zin. Het verslag bevat verder aan de lidstaten gerichte aanbevelingen voor beleid, maatregelen en acties, evenals gezamenlijke verbintenissen die door de Commissie en de lidstaten zijn voorgesteld en aangegaan. De Commissie kan in het verslag aanbevelingen doen voor beleid, maatregelen en acties die de lidstaten moeten uitvoeren op terreinen waarop de voortgang op weg naar de digitale streefcijfers onvoldoende wordt geacht; deze aanbevelingen moeten ook worden opgenomen in de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium van de lidstaten. Bij de aanbevolen maatregelen wordt steeds rekening gehouden met de uitkomsten van de door samenwerking gekenmerkte dialoog, alsook met de opmerkingen van de lidstaten naar aanleiding van het vorige verslag. De Commissie kan met name voorstellen om specifieke regelgevende maatregelen of overheidsinterventies uit te voeren om extra investeringen in digitale technologieën en capaciteit te bevorderen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van meerlandenprojecten.

In artikel 7 wordt bepaald dat de lidstaten uiterlijk vijf maanden voordat het verslag over de staat van het digitale decennium wordt uitgebracht bij de Commissie de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium moeten indienen. De lidstaten beschrijven in hun stappenplan de voornaamste bestaande en geplande beleidslijnen, maatregelen en acties voor de verwezenlijking van de doelstellingen en streefdoelen van het digitale decennium; de nationale prognosetrajecten, aan de hand van de richtsnoeren die door de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten worden verstrekt; een tijdschema voor de uitvoering van de geplande beleidslijnen, maatregelen en acties, waaronder een inschatting van het moment waarop die beleidslijnen en maatregelen met betrekking tot de streefdoelen naar verwachting effect zullen sorteren; een algemeen overzicht van de investeringen die nodig zijn om de in het nationale stappenplan vastgestelde doelstellingen, streefcijfers en bijdragen te bereiken, samen met een algemene beoordeling betreffende de bronnen van die investeringen. De nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium kunnen ook een voorstel voor een of meer meerlandenprojecten bevatten. Om rekening te houden met de bevindingen in het jaarverslag over de staat van het digitale decennium moeten de lidstaten zo nodig een aanpassing in hun nationale strategische stappenplan voor het digitale decennium indienen, bestaande uit beleidslijnen, maatregelen en acties die zij voornemens zijn uit te voeren om meer voortgang te maken op de terreinen waarop de digitale streefcijfers betrekking hebben. De Commissie zal richtsnoeren uitvaardigen om de lidstaten te helpen bij het opstellen van hun nationale strategische stappenplan voor het digitale decennium, onder meer wat betreft de aansluiting tussen de prognosetrajecten van de Unie en de nationale prognosetrajecten en de wijze waarop de trajecten van de Unie door de lidstaten moeten worden omgezet in nationale trajecten waarin rekening wordt gehouden met de uiteenlopende nationale uitgangsposities, comparatieve voordelen en andere relevante factoren.

Artikel 8 voorziet in jaarlijkse samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en streefcijfers van het digitale decennium worden behaald dankzij een combinatie van EU-initiatieven en relevant nationaal beleid, daarbij lettend op de grensoverschrijdende aspecten van digitaal beleid en doelstellingen voor de gehele Unie, wat met name geldt voor de ontwikkeling van de interne markt. De lidstaten en de Commissie zullen in nauwe samenwerking bepalen op welke manieren tekortkomingen worden aangepakt op gebieden waarop te weinig voortgang is geboekt om een of meer digitale streefcijfers te kunnen behalen of wanneer het jongste voortgangsverslag of de beschikbare gegevenspunten duiden op grote lacunes en tekortkomingen. In dergelijke gevallen zijn de lidstaten verplicht te laten zien welke beleidslijnen en maatregelen zij hebben gepland, vastgesteld of uitgevoerd.

De Commissie en de lidstaten zullen in het kader van de door samenwerking gekenmerkte dialoog ook nagaan op welke wijze zij gezamenlijk en afzonderlijk uitvoering hebben gegeven aan de beleidslijnen, maatregelen en acties die in het verslag van het voorgaande jaar werden aanbevolen. De beoordeling heeft betrekking op de effecten van de acties en maatregelen van de lidstaten en/of bevat een inschatting van het moment waarop die effecten naar verwachting zullen optreden. In de beoordeling wordt ook stilgestaan bij de noodzaak tot vaststelling van maatregelen of acties als aanpassing of ter aanvulling van reeds bestaande maatregelen of acties.

De Commissie en een of meer lidstaten kunnen op elk moment tijdens de jaarlijkse samenwerking gezamenlijke verbintenissen aangaan, bijvoorbeeld door meerlandenprojecten op te zetten of maatregelen en acties op nationaal en EU-niveau af te spreken, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de uitvoering van andere digitale beleidslijnen en initiatieven. Deze gezamenlijke verbintenissen en andere maatregelen zullen worden uitgevoerd met als doel voorgang te boeken bij het behalen van de doelstellingen voor het digitale decennium, overeenkomstig de prognosetrajecten die in het verslag over de staat van het digitale decennium worden genoemd. De Commissie en de afzonderlijke lidstaten kunnen om een vergadering van de Commissie en de lidstaten verzoeken. Dergelijke vergaderingen worden vooral belegd wanneer een lidstaat voorstelt een nieuw meerlandenproject of een gezamenlijke actie te ondernemen waarvoor de deelname van andere lidstaten vereist is. De betrokken lidstaten of de Commissie kunnen ook een verzoek doen om een procedure voor collegiale toetsing in gang te zetten.

Artikel 9 geeft de Commissie de mogelijkheid om speciale aanbevelingen vast te stellen indien een lidstaat zijn nationale strategische stappenplan voor het digitale decennium niet overeenkomstig de aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties aanpast en evenmin afdoende toelicht waarom hij niet voornemens is gevolg te geven aan de aanbevolen acties. De betrokken lidstaat is verplicht maximaal rekening te houden met een dergelijke aanbeveling en toe te lichten hoe hij die denkt uit te voeren. De door de Commissie gedane aanbevelingen zullen worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. De beleidslijnen, maatregelen en acties die de Commissie in het verslag aanbeveelt, alsook specifieke aanbevelingen van de Commissie, moeten complementair zijn met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester zijn gedaan.

De samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten zal een open, doeltreffend en transparant karakter hebben en verlopen met behulp van een geschikte structuur die door de Commissie wordt opgezet (artikel 10). Deze structuur fungeert ook als forum voor de collegiale toetsing door de lidstaten. Ter waarborging van transparantie en betrokkenheid van het publiek zullen de Commissie en de lidstaten daarnaast overleggen met alle belanghebbenden (onder meer op nationaal, regionaal en lokaal niveau, in het bijzonder met de instellingen in de lidstaten die belast zijn met de digitale transformatie van de publieke sector, en met sociale partners, burgers en het maatschappelijk middenveld) (artikel 11).

Artikel 12 vormt de opmaat tot een reeks bepalingen over meerlandenprojecten en beschrijft welke doelen kenmerkend zijn voor een meerlandenproject. Primair gaat het bij die doelen om de bijdrage van het project aan de doelstellingen van de digitale transformatie van de Unie tegen 2030. Dit wordt vervolgens vertaald naar eisen met een meer operationeel karakter. Artikel 12 geeft de Commissie de bevoegdheid om een aanbeveling te doen voor het opzetten van een meerlandenproject of om een lidstaat uit te nodigen tot deelname aan een meerlandenproject, alsook om bij wijze van een gezamenlijke verbintenis een meerlandenproject op te zetten of zich daarbij aan te sluiten. In de bijlage staat een indicatieve lijst met mogelijke werkterreinen waarop meerlandenprojecten kunnen worden opgezet.

Artikel 13 bevat de voorschriften voor de selectie en uitvoering van meerlandenprojecten. In dit artikel is allereerst bepaald dat de Commissie bij het verslag over de staat van het digitale decennium een bijlage zal opnemen waarin zij de strategische beginselen en prioriteiten voor de uitvoering van de meerlandenprojecten vermeldt, alsmede een actuele lijst met voor uitvoering geselecteerde projecten. Ten tweede wordt een open lijst met mogelijke uitvoeringsinstrumenten verstrekt. Indien er voor bestaande uitvoeringsinstrumenten wordt gekozen, worden de daarvoor geldende voorschriften bij dit besluit niet gewijzigd en moeten deze in hun geheel worden nageleefd.

Artikel 14 biedt het procedurele kader voor de versnelde uitvoering van meerlandenprojecten. Er is een tweestapscoördinatiemechanisme voorzien dat in nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten moet worden toegepast. Bij wijze van eerste stap worden alle lidstaten uitgenodigd om hun belangstelling voor het uitvoeren van bepaalde meerlandenprojecten kenbaar te maken. Bij wijze van tweede stap zal de Commissie, mits er onder de lidstaten voldoende belangstelling bestaat, richtsnoeren bieden over het uitvoeringsmechanisme dat zij voor de uitvoering van een bepaald project het meest aangewezen acht, evenals andere strategische aspecten betreffende de uitvoering daarvan. Ook tijdens de uitvoering van het project kunnen technische bijstand en andere vormen van ondersteuning worden geboden.

Artikel 15 voorziet in een uitvoeringsmechanisme in de vorm van een Europees consortium voor digitale infrastructuur (EDIC). Naar verwachting zal er vooral gebruik worden gemaakt van een EDIC bij meerlandenprojecten die niet met bestaande uitvoeringsmechanismen kunnen worden uitgevoerd. In dit artikel is tevens bepaald dat een EDIC een rechtspersoonlijkheid zal hebben. Dit betekent dat een EDIC bij aanvragen voor EU-subsidies zelf de aanvrager is en uiteindelijk zelf een aanvraag zal moeten doen door voorstellen in te dienen naar aanleiding van een oproep door of op uitnodiging van een subsidieverstrekker. De aanvraag kan niet door een derde partij worden ingediend, bijvoorbeeld door een lidstaat namens een EDIC, behalve wanneer er sprake is van een subsidieovereenkomst met meerdere begunstigden.

In artikel 16 is bepaald dat een EDIC op verzoek van de lidstaten kan worden opgericht bij een besluit van de Commissie dat volgens een comitéprocedure wordt vastgesteld.

De daaropvolgende artikelen bevatten de voorschriften voor het soepel en flexibel functioneren van een EDIC. Artikel 17 gaat in op de lidmaatschapsregels, waarvoor geldt dat lidstaten die een financiële of niet-financiële bijdrage leveren stemgerechtigde leden zijn en andere lidstaten waarnemer kunnen zijn. Artikel 18 voorziet in een governancemechanisme waarop onder nauw afgebakende omstandigheden het vetorecht van de Commissie van toepassing is. Artikel 19 bevat de minimumvereisten waaraan de statuten moeten voldoen.

Tot slot bevat artikel 20 de aansprakelijkheidsregels die voor een EDIC gelden, artikel 21 het toepasselijk recht en de jurisdictie, artikel 22 de voorschriften voor het opheffen van een EDIC en artikel 23 de voorschriften inzake verslaglegging en toezicht.

2021/0293 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het beleidsprogramma 2030 “Traject naar het digitale decennium”

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 29 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 30 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)In haar mededeling “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium” van 9 maart 2021 31 (hierna “de mededeling over het digitale kompas”) heeft de Commissie haar visie voor 2030 beschreven voor de ontplooiing van burgers en bedrijven door middel van de digitale transitie. De EU-benadering van de digitale transformatie van economie en samenleving moet betrekking hebben op digitale soevereiniteit, inclusie, gelijkheid, duurzaamheid, veerkracht, veiligheid, verbetering van de levenskwaliteit en eerbiediging van de rechten en ambities van burgers, en moet bijdragen tot een dynamische, hulpbronnenefficiënte en eerlijke economie en samenleving in de Unie.

(2)In zijn verklaring van 25 maart 2021 beschouwde de Europese Raad de mededeling over het digitale kompas als een stap op weg naar het uitzetten van de digitale koers van Europa voor het komende decennium en bevestigde hij de daarin beschreven visie, waaronder het idee voor een beleidsprogramma met een solide governancestructuur en een faciliteringskader voor de uitvoering van meerlandenprojecten die nodig zijn voor de digitale transitie van Europa op kritieke gebieden. Tevens verzocht hij de Commissie om het beleidsinstrumentarium van de Europese Unie voor de digitale transformatie uit te breiden, op zowel EU- als nationaal niveau, en om de digitale transformatie te bevorderen door alle beschikbare instrumenten van het industrie-, handels-, en mededingingsbeleid, het beleid voor vaardigheden en onderwijs, het onderzoeks- en innovatiebeleid en langetermijnfinancieringsinstrumenten te benutten.

(3)Zoals beschreven in de mededeling van de Commissie “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020” 32 is het noodzakelijk dat de Europese Unie kritieke technologieën en strategische sectoren aanwijst, zodat strategische zwakke punten en risicovolle afhankelijkheden die bevoorradingsproblemen of risico’s op het gebied van cyberbeveiliging kunnen veroorzaken worden verholpen en de digitale transitie wordt gestimuleerd. Hiermee wordt onderstreept hoe belangrijk het is dat de lidstaten de handen in elkaar slaan en de industrie helpen bij het aanpakken van die afhankelijkheden en het ontwikkelen van strategische capaciteitsbehoeften. Hiermee wordt ook gevolg gegeven aan de analyse in het strategisch prognoseverslag 2021 33 . In het kader van de faciliteit voor herstel en veerkracht en van het opstellen van de nationale plannen voor herstel en veerkracht, heeft de Commissie de lidstaten aangemoedigd om hun inspanningen ten behoeve van meerlandenprojecten op digitaal gebied te coördineren. Die ervaring onderstreept dat het noodzakelijk is dat de Commissie de coördinatie door de lidstaten ondersteunt en dat, willen de meerlandenprojecten kunnen worden verwezenlijkt, de Unie moet beschikken over uitvoeringsmechanismen voor het vergemakkelijken van gezamenlijke investeringen. In samenhang met andere initiatieven van de Commissie, zoals het waarnemingscentrum voor kritieke technologieën 34 , moet voor de uitvoering van de mededeling over het digitale kompas een governancestructuur worden opgezet; deze moet helpen bij het in kaart brengen van de huidige en eventuele toekomstige digitale strategische afhankelijkheden van de Unie en bijdragen aan het versterken van haar digitale soevereiniteit.

(4)In de mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal 35 werd benadrukt dat Europa gebruik moet maken van het potentieel van de digitale transformatie, die bij uitstek de doelstellingen van de Green Deal een stuk dichterbij kan brengen. De Unie moet de noodzakelijke digitale transformatie bevorderen en daarin investeren, want digitale technologieën zijn in tal van sectoren van cruciaal belang voor het behalen van de duurzaamheidsdoelstellingen van de Green Deal. Digitale technologieën, zoals artificiële intelligentie, 5G, cloud- en edgecomputing en het internet der dingen kunnen de effecten van beleid in verband met klimaatverandering en milieubescherming versnellen en optimaliseren. Digitalisering biedt ook nieuwe mogelijkheden voor het op afstand controleren van lucht- en waterverontreiniging of voor het controleren en optimaliseren van het gebruik van energie en natuurlijke hulpbronnen. Europa heeft behoefte aan een digitale sector waarin duurzaamheid centraal staat, zodat digitale infrastructuur en technologie aantoonbaar duurzamer en energie- en hulpbronnenefficiënter worden en overeenkomstig de Europese Green Deal bijdragen aan een duurzame circulaire en klimaatneutrale economie.

(5)De in de mededeling over het digitale kompas voorziene maatregelen moeten worden uitgevoerd om de acties zoals beschreven in de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa te intensiveren, daarbij voortbouwend op bestaande instrumenten van de Unie (zoals de cohesieprogramma’s, het instrument voor technische ondersteuning, Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad 36 , Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad 37 en Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad 38 , alsook op de middelen die zijn toegewezen voor de digitale transitie op grond van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad 39 . Voor de verwezenlijking, versnelling en vormgeving van een geslaagde digitale transformatie van de economie en de samenleving van de Unie moet bij dit besluit derhalve een beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” worden vastgesteld.

(6)Om wat betreft het tempo van de digitale transformatie het Unietraject te kunnen volgen, moeten er digitale streefcijfers worden vastgesteld. Deze doelstellingen moeten worden gekoppeld aan concrete terreinen waarop binnen de Unie collectief vooruitgang moet worden geboekt. De doelstellingen sluiten aan bij de vier in de mededeling over het digitale kompas genoemde kernpunten, die zijn aangewezen als gebieden die essentieel zijn voor de digitale transformatie van de Unie: digitale vaardigheden, digitale infrastructuur, digitalisering van ondernemingen en digitalisering van overheidsdiensten.

(7)Om de collectieve veerkracht van de samenleving van de Unie te versterken, zijn basale en gevorderde digitale vaardigheden cruciaal. Digitaal zelfbewuste en bekwame burgers zijn in staat de mogelijkheden van het digitale decennium te benutten. Bovendien moeten digitale opleidingen en digitaal onderwijs een beroepsbevolking ondersteunen van mensen die veel massaler dan vandaag gespecialiseerde digitale vaardigheden kunnen verwerven om een hoogwaardige baan en een lonende carrière te vinden, met een evenwicht tussen vrouwen en mannen. Daarnaast is een duurzame digitale infrastructuur voor connectiviteit, micro-elektronica en het vermogen om enorme hoeveelheden gegevens te verwerken onmisbaar om te kunnen profiteren van de voordelen van digitalisering, alsook voor verdere technologische ontwikkeling en het digitale leiderschap van Europa. Er is behoefte aan uitstekende en beveiligde connectiviteit voor iedereen en overal in Europa, ook in landelijke en afgelegen gebieden 40 . De maatschappelijke behoefte aan bandbreedte voor uploaden en downloaden groeit voortdurend. Tegen 2030 moeten er netwerken met gigabitsnelheden beschikbaar komen die toegankelijk zijn voor iedereen die dergelijke capaciteit nodig heeft of wil. Daarnaast zal er in de toekomst naar verwachting nog meer vraag zijn naar microprocessors, die nu al de basis van de belangrijkste strategische waardeketens vormen, en vooral naar de meest innovatieve microprocessors. Naar het zich laat aanzien zullen ook klimaatneutrale, zeer goed beveiligde edge nodes die, waar bedrijven zich ook bevinden, de toegang tot datadiensten met een lage latentietijd waarborgen, evenals kwantumcapaciteit, onmisbaar zijn.

(8)Alle hierboven genoemde vormen van technologie zijn niet alleen faciliterende factoren, maar zullen de kern vormen van nieuwe producten, productieprocessen en bedrijfsmodellen die gebaseerd zijn op eerlijke gegevensuitwisseling in de data-economie. De transformatie van bedrijven zal afhangen van hun vermogen om snel en over de hele linie nieuwe digitale technologieën in te voeren, ook in industriële en dienstverlenende ecosystemen die momenteel achterlopen.

(9)Ook het democratisch bestel en de overheidsdiensten zullen sterk afhankelijk zijn van digitale technologieën en daarom moeten zij voor iedereen toegankelijk zijn, in de vorm van een digitale omgeving van topniveau die gebruiksvriendelijke, efficiënte en gepersonaliseerde diensten en instrumenten met hoge veiligheids- en privacynormen biedt.

(10)Om te beoordelen of zij nog voldoen aan het hoge ambitieniveau van de digitale transformatie, moet de Commissie deze digitale streefcijfers uiterlijk in juni 2026 evalueren en deze zo nodig actualiseren of extra digitale streefcijfers invoeren.

(11)Harmonieuze, inclusieve en gestage voortgang bij de digitale transformatie en bij het verwezenlijken van de digitale streefcijfers van de Unie vergt een uitvoerige, solide, betrouwbare, flexibele en transparante vorm van governance die is gebaseerd op nauwe samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten en de instellingen, organen en agentschappen van de Unie. Met een geschikt mechanisme moet worden gezorgd voor coördinatie van de convergentie en voor de samenhang en effectiviteit van de beleidslijnen en maatregelen op nationaal en EU-niveau. Daarom moeten bepalingen worden vastgesteld voor een monitoring- en samenwerkingsmechanisme met behulp waarvan de mededeling over het digitale kompas wordt uitgevoerd.

(12)Dit mechanisme moet een versterkt monitoringsysteem omvatten voor het in kaart brengen van lacunes in de strategische digitale capaciteit van de Unie. Ook moet het onder meer een mechanisme omvatten voor de verslaglegging over de voortgang bij het realiseren van de visie voor 2030 en van de bijbehorende digitale streefcijfers, alsook over de mate van naleving van de in dit besluit vastgestelde doelstellingen in meer algemene zin. Met dat mechanisme moet een kader voor samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten worden ingesteld om oplossingen te zoeken voor knelpunten en gerichte acties voor te stellen om die doeltreffend aan te pakken.

(13)De index van de digitale economie en samenleving (“DESI”) 41 dient te worden opgenomen in het verslag over de stand van het digitale decennium en te worden gebruikt om de voortgang bij het behalen van de digitale streefcijfers bij te houden. Deze monitoring moet onder meer bestaan uit een analyse van de indicatoren waarmee de voortgang op lidstaatniveau wordt gemeten, het nationale beleid en initiatieven ter verwezenlijking van de doelstellingen van dit besluit en de streefdoelen, alsook de horizontale en thematische analyses waarmee de digitale transformatie van de Europese economieën wordt bijgehouden en een rangorde van de vorderingen van de lidstaten op dat vlak. Bovenal moeten de dimensies en indicatoren van de DESI worden afgestemd op de in het besluit vastgestelde digitale streefcijfers. In de uitvoeringshandelingen die door de Commissie zullen worden vastgesteld, zullen per digitaal streefcijfer kernprestatie-indicatoren worden bepaald. Met het oog op de blijvende effectiviteit van de monitoring en om rekening te houden met technologische ontwikkelingen, moeten de kernprestatie-indicatoren wanneer nodig worden bijgewerkt. Het mechanisme voor gegevensverzameling binnen de lidstaten moet worden versterkt, zodat er een gedegen beeld ontstaat van de vorderingen op weg naar de digitale streefcijfers en van de informatie over relevante beleidslijnen, programma’s en initiatieven op nationaal niveau. Op basis van de evaluaties en steeds wanneer dat nodig is, moet de Commissie in overleg met de lidstaten een stappenplan opstellen waarin de toekomstige behoeften op het gebied van gegevensverzameling worden vastgelegd. . Bij het opstellen van de DESI moet de Commissie zich hoofdzakelijk baseren op officiële statistieken die in het kader van diverse EU-onderzoeken over de informatiemaatschappij worden verzameld 42 . Voor het verzamelen van gegevens over de relevante indicatoren die niet in de EU-onderzoeken worden gemeten, moet de Commissie gebruikmaken van specifieke onderzoeken.

(14)Om de medewetgevers op de hoogte te houden van de voortgang bij de digitale transformatie in de Unie moet de Commissie jaarlijks het Europees Parlement en de Raad een verslag doen toekomen over de “Staat van het digitale decennium”, met daarin een overzicht en analyse van de digitale transformatie van de Unie en een evaluatie van de voortgang inzake de doelstellingen van het digitale decennium en de digitale streefcijfers voor de periode tot 2030. Het verslag over de “Staat van het digitale decennium” en vooral de DESI moeten worden meegenomen in het Europees Semester, waaronder aspecten in verband met de faciliteit voor herstel en veerkracht.

(15)De Commissie moet met name verslag uitbrengen over de voortgang bij de verwezenlijking van de digitale streefcijfers en per doelstelling specificeren hoeveel vorderingen de Unie ten opzichte van de prognosetrajecten heeft gemaakt, een inschatting geven van de inspanningen die nodig zijn om alle doelstellingen te behalen, met vermelding van investeringsachterstanden met betrekking tot digitale capaciteit, en meer bekendheid geven aan de acties die nodig zijn voor het vergroten van de digitale soevereiniteit. Het verslag moet ook een beoordeling van de uitvoering van relevante regelgevingsvoorstellen bevatten, evenals een beoordeling van de acties die op het niveau van de lidstaten en van de Unie zijn ondernomen.

(16)Op grond van die analyse worden in het verslag specifieke aanbevelingen voor beleidslijnen, maatregelen en acties gedaan. Wanneer zij in het verslag aanbevelingen doet voor beleidsmaatregelen, maatregelen of acties, moet de Commissie rekening houden met de meest recente beschikbare gegevens, de gezamenlijke verbintenissen die zijn aangegaan, de door de lidstaten vastgestelde beleidslijnen en maatregelen en de voortgang met betrekking tot voorstellen voor acties die in eerdere verslagen zijn gedaan en waaraan tijdens de jaarlijkse samenwerking gevolg is gegeven. Verder moet de Commissie rekening houden met het feit dat de afzonderlijke lidstaten in verschillende mate kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de digitale streefcijfers, evenals met reeds bestaande beleidslijnen, maatregelen en acties die geschikt worden geacht om de doelstellingen te behalen, ook als die nog geen effect hebben gesorteerd.

(17)Het jaarverslag over de “Staat van het digitale decennium” moet laten zien dat de digitale beginselen, zoals die bij [titel van de plechtige verklaring invoegen] zijn bekrachtigd, worden toegepast.

(18)Om te waarborgen dat de doelstellingen van het digitale decennium en de digitale streefcijfers zoals die bij dit besluit zijn vastgelegd, worden behaald en dat alle lidstaten daar daadwerkelijk aan bijdragen, moeten de opzet en uitvoering van het monitoring- en samenwerkingsmechanisme garanderen dat er, door middel van een constructieve en inclusieve dialoog tussen de lidstaten en de Commissie, informatie en goede praktijken worden uitgewisseld.

(19)De Commissie moet daarom samen met de lidstaten prognosetrajecten voor de Unie ontwikkelen teneinde de bij dit besluit vastgelegde digitale streefcijfers te behalen. Vervolgens moeten deze prognosetrajecten waar mogelijk door de lidstaten in nationale trajecten worden omgezet. De verschillende mate waarin de lidstaten een bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de digitale streefcijfers moet in de nationale trajecten worden meegenomen en weerspiegeld. Deze trajecten moeten helpen bij het beoordelen van de vorderingen op respectievelijk nationaal en Unieniveau.

(20)Om ervoor te zorgen dat de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten doelmatig en doeltreffend verloopt, moeten de lidstaten bij de Commissie een nationaal strategisch stappenplannen voor het digitale decennium indienen voor de periode tot 2030 waarin, indien mogelijk en meetbaar op nationaal niveau, een nationaal traject wordt voorgesteld met daarin een beschrijving van alle vastgestelde, geplande of uitgevoerde instrumenten die zijn bedoeld als bijdrage aan het op EU-niveau realiseren van de doelstellingen van dit besluit en van de digitale streefcijfers. Deze nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium behoren een essentieel instrument te zijn voor het coördineren van het beleid van de lidstaten en voor het waarborgen van de voorspelbaarheid van de markt. De lidstaten moeten oog hebben voor relevante sectorale initiatieven op zowel nationaal als EU-niveau en zorgen voor samenhang daarmee. Tijdens de jaarlijkse samenwerkingscyclus kunnen de lidstaten voorstellen doen voor aanpassingen aan hun nationale strategische stappenplan voor het digitale decennium, zodat er rekening kan worden gehouden met het verloop van de digitale transitie op nationaal en EU-niveau en met name kan worden gereageerd op de door de Commissie gedane aanbevelingen voor beleidslijnen, maatregelen en acties.

(21)De tijdige beschikbaarheid van en toegang tot het radiospectrum zijn cruciaal voor het behalen van de streefcijfers van het “Traject naar het digitale decennium” inzake connectiviteit. Bij het plannen van de mijlpalen voor de beschikbaarheid van het spectrum hebben de lidstaten en de spectrumgebruikers in dat kader behoefte aan voorspelbaarheid en zekerheid en tegelijkertijd aan flexibiliteit (vanwege veranderende behoeften). Vroegtijdige informatie over toekomstige beschikbaarheid van het spectrum en inbreng van belangrijke belanghebbenden (zoals overheidsinstanties, de industrie en gebruikers) over het vaststellen van mijlpalen leidt tot meer rechtszekerheid en voorspelbaarheid qua investeringen, vooral in het kader van de snelle digitale en groene transformatie.

(22)Omdat het spectrum essentieel is voor het verwezenlijken van de digitale streefcijfers en vooral voor een beveiligde, goed presterende en duurzame digitale infrastructuur, moeten de lidstaten ook verslag uitbrengen over vastgestelde en toekomstige beleidslijnen en maatregelen inzake de beschikbaarheid en de mogelijkheid om het radiospectrum te gebruiken voor bestaande gebruikers en aspirant-investeerders en -exploitanten. Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid die de Commissie op grond van artikel 4, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad 43 heeft om nieuwe strategische oriëntaties en mechanismen voor het spectrumbeleid voor te stellen, kan de Commissie dienaangaande passende richtsnoeren verstrekken teneinde de bij dit besluit vastgestelde algemene en digitale streefcijfers te behalen.

(23)De op samenwerking gebaseerde dialoog tussen de Commissie en de lidstaten moet van start gaan met de beoordeling van de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium en gebaseerd zijn op de gegevens en de beoordeling in het verslag over de staat van het digitale decennium, alsmede op de feedback die van relevante belanghebbenden is ontvangen.

(24)Vervolgens moet de samenwerking in de vorm van een jaarlijkse cyclus worden gegoten. Bij het tijdschema voor de jaarlijkse samenwerking moet worden bedacht dat het noodzakelijk is om de uitkomsten van de samenwerking tot dan toe mee te nemen, evenals de maatregelen, acties en aanpassingen aan de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium die in het verslag van het daaropvolgende jaar worden voorgesteld.

(25)Om ervoor te zorgen dat de voortgang op weg naar de doelstellingen aansluit bij de prognosetrajecten, moeten de lidstaten die volgens het verslag op een bepaald terrein onvoldoende voortgang hebben geboekt aanpassingsmaatregelen en acties voorstellen waarmee zij op dat kritieke terrein meer voortgang denken te boeken. Verder moeten de Commissie en de lidstaten nagaan op welke wijze de lidstaten gezamenlijk en afzonderlijk gehoor hebben gegeven aan de aanbevelingen voor beleidslijnen, maatregelen en acties in het verslag van het voorgaande jaar. Een lidstaat kan een verzoek doen om een procedure voor collegiale toetsing in gang te zetten, zodat andere lidstaten de gelegenheid krijgen opmerkingen te maken over de voorstellen die de lidstaat in zijn nationale strategische stappenplan voor het digitale decennium voornemens is te presenteren, en met name betreffende de vraag in hoeverre die voorstellen geschikt zijn om een bepaalde doelstelling te behalen. De Commissie kan ook voorstellen een procedure voor collegiale toetsing in gang te zetten die betrekking heeft op het strategische stappenplan voor het digitale decennium van een lidstaat.

(26)De Commissie en een of meer lidstaten kunnen gezamenlijke verbintenissen aangaan die betrekking hebben op gecoördineerde acties die zij ter verwezenlijking van de doelstellingen willen ondernemen, meerlandenprojecten opzetten en andere maatregelen en acties op nationaal en EU-niveau afspreken die tot doel hebben om met de prognosetrajecten overeenstemmende voortgang te boeken bij het behalen van de doelstellingen.

(27)Voor het realiseren van de doelstellingen en digitale streefcijfers is het essentieel dat de aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties, evenals de nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium en de aanpassingen daarvan, doeltreffend worden uitgevoerd. Wanneer een lidstaat deze maatregelen niet doeltreffend uitvoert en de redenen voor die nalatigheid onvoldoende worden geacht, kan de Commissie een speciale aanbeveling vaststellen, onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van het Verdrag. Die aanbevelingen moeten rekening houden en complementair zijn met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het Europees Semester.

(28)De betrokken lidstaat moet zoveel als mogelijk rekening houden met de aanbeveling en waar nodig aanpassingen doorvoeren in zijn nationale strategische stappenplan voor het digitale decennium. Wanneer een lidstaat niet voornemens is gevolg te geven aan de aanbeveling, moet hij het besluit daartoe motiveren en die motivering openbaar maken.

(29)Ter waarborging van transparantie en betrokkenheid van het publiek moet de Commissie met alle belanghebbenden overleggen. Daartoe moet de Commissie nauw samenwerken met belanghebbenden, waaronder particuliere en publieke actoren zoals publiekrechtelijke instellingen in het onderwijs of de gezondheidszorg, en moet zij de belanghebbenden raadplegen over maatregelen om de digitale transformatie op EU-niveau te versnellen. Ook op het niveau van de lidstaten is het belangrijk dat er sprake is van betrokkenheid van belanghebbenden, vooral wanneer de lidstaten hun nationale strategische stappenplannen voor het digitale decennium en de aanpassingen daarvan vaststellen.

(30)Meerlandenprojecten waarbij diverse lidstaten betrokken zijn, moeten ruimte bieden voor grootschalig ingrijpen op belangrijke terreinen wanneer dat nodig is voor de verwezenlijking van de digitale streefcijfers, met name door middelen van de Unie, de lidstaten en in voorkomend geval uit particuliere bron te bundelen. Deze projecten moeten op gecoördineerde wijze worden uitgevoerd, met nauwe samenwerking tussen Commissie en de lidstaten. Om die reden moet een Commissie een spilfunctie vervullen bij het versneld uitrollen van meerlandenprojecten, door onder de projectcategorieën die ter indicatie in de bijlage zijn opgenomen meerlandenprojecten aan te wijzen die klaar zijn om uitgevoerd te worden, door lidstaten te adviseren bij de keuze voor een uitvoeringsmechanisme, bij de keuze voor financieringsbronnen en een combinatie daarvan, over andere strategische kwesties omtrent de uitvoering van die projecten, en waar nodig bij de keuze van een Europees consortium voor digitale infrastructuur als uitvoeringsmechanisme.

(31)De overheidssteun voor meerlandenprojecten moet met name worden benut om marktfalen of suboptimale investeringsvoorwaarden op evenredige wijze aan te pakken, zonder overlapping met of verdringing van particuliere financiering en met een duidelijke Europese toegevoegde waarde, overeenkomstig het geldende Unierecht en het met het Unierecht overeenstemmende nationale recht.

(32)Meerlandenprojecten moeten op efficiënte wijze verschillende financieringsbronnen van de Unie en de lidstaten kunnen aantrekken en combineren. Het moet vooral mogelijk zijn geldmiddelen uit het centraal beheerde programma van de Unie te combineren met middelen die door de lidstaten zijn toegezegd, wat onder bepaalde voorwaarden ook geldt voor bijdragen vanuit de faciliteit voor herstel en veerkracht, zoals wordt toegelicht in deel 3 van de richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten over de plannen voor herstel en veerkracht 44 , alsmede met bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds. Wanneer dat op grond van de aard van een bepaald meerlandenproject gerechtvaardigd is, moet het project openstaan voor bijdragen van andere entiteiten dan de Unie en de lidstaten, zoals bijdragen van particulieren.

(33)In samenwerking met de lidstaten en optredend als coördinator van de meerlandenprojecten, moet de Commissie de lidstaten helpen bij het bepalen van hun belangen bij meerlandenprojecten, hen adviseren bij de keuze voor optimale uitvoeringsmechanismen en uitvoeringsondersteuning verlenen en aldus bijdragen aan de grootst mogelijke deelname.

(34)Op verzoek van de lidstaten en wanneer de Commissie dat opportuun acht, moet zij voor de uitvoering van een meerlandenproject een Europees consortium voor digitale infrastructuur (EDIC) kunnen opzetten, met name in situaties waarin er geen ander geschikt uitvoeringsmechanisme voorhanden is.

(35)Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te garanderen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de kernprestatie-indicatoren en voor het opzetten van het EDIC. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 45 ,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

 

Hoofdstuk 1

Onderwerp, doelstellingen en definities

Artikel 1

Onderwerp

(1)Bij dit besluit wordt het beleidsprogramma “Traject naar het digitale decennium” vastgesteld en een monitoring- en samenwerkingsmechanisme voor dat programma beschreven, bestaande uit maatregelen waarmee:

(a)een duidelijke koers voor de digitale transformatie van de Unie en voor het verwezenlijken van de digitale streefcijfers wordt uitgezet;

(b)de samenwerking tussen de instellingen en lidstaten van de Unie wordt vormgegeven en gestimuleerd;

(c)de samenhang, vergelijkbaarheid en volledigheid van de monitoring en de verslaglegging door de Unie worden gewaarborgd.

(2)Bij dit besluit wordt tevens een kader voor meerlandenprojecten vastgesteld.

Artikel 2

Algemene doelstellingen

De instellingen en lidstaten van de Unie werken samen om de volgende algemene doelstellingen te ondersteunen en te verwezenlijken:

(a)bevordering van een mensgerichte, inclusieve, beveiligde en open digitale omgeving waarin digitale technologieën en diensten de beginselen en waarden van de Unie eerbiedigen en versterken;

(b)versterking van de collectieve veerkracht van de lidstaten en overbrugging van de digitale kloof, in het bijzonder door basale en gespecialiseerde digitale vaardigheden voor iedereen te bevorderen en de ontwikkeling van hoogwaardige stelsels voor digitaal onderwijs en digitale opleiding te stimuleren;

(c)waarborging van digitale soevereiniteit, met name met behulp van een beveiligde en toegankelijke digitale infrastructuur die enorme hoeveelheden gegevens kan verwerken en andere technologische ontwikkelingen mogelijk maakt en aldus bijdraagt aan het concurrentievermogen van de industrie van de Unie;

(d)bevordering van de uitrol en het gebruik van digitale capaciteit die onder eenvoudige en eerlijke voorwaarden toegang biedt tot digitale technologieën en gegevens, met als doel binnen het bedrijfsleven van de Unie, en met name binnen kleine en middelgrote ondernemingen, een hoog niveau van digitale intensiteit en innovatie te bereiken;

(e)ervoor zorgen dat het democratische bestel, overheidsdiensten, gezondheidsdiensten en zorgverlening voor iedereen online toegankelijk zijn, in het bijzonder voor achtergestelde groepen, onder wie mensen met een beperking, waarbij inclusieve, efficiënte en gepersonaliseerde diensten en instrumenten met hoge beveiligings- en privacynormen worden aangeboden;

(f)ervoor zorgen dat digitale infrastructuur en technologie duurzamer en energie- en hulpbronnenefficiënter worden en overeenkomstig de Europese Green Deal bijdragen aan een duurzame circulaire en klimaatneutrale economie;

(g)stimulering van convergerende voorwaarden voor investeringen in de digitale transformatie in de gehele Unie, onder meer door de synergieën tussen het gebruik van nationale en EU-middelen te versterken en door een voorspelbare regelgevingsaanpak te ontwikkelen;

(h)ervoor zorgen dat alle beleidslijnen en programma’s die voor het behalen van de digitale streefcijfers van belang zijn op gecoördineerde en samenhangende wijze in aanmerking worden genomen, zodat maximaal wordt bijgedragen aan de digitale transitie.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

(1)“index van de digitale economie en samenleving” (“DESI”): een jaarlijkse reeks analyse- en meetindicatoren op basis waarvan de Commissie de algemene digitale prestaties van de Unie en de lidstaten over verschillende beleidsdimensies, met inbegrip van de vooruitgang in de richting van de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers, monitort;

(2)“meerlandenprojecten”: grootschalige projecten die de verwezenlijking van de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers vergemakkelijken, met inbegrip van de financiering van de Unie en de lidstaten, en die voldoen aan de vereisten van artikel 12;

(3)“statistiek”: statistiek als gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad 46 ;

(4)“collegiale toetsing”: een toetsingsmechanisme waarbij de lidstaten opmerkingen kunnen maken over specifieke aspecten van de door een bepaalde lidstaat voorgestelde beleidslijnen, maatregelen en acties, en met name over de geschiktheid ervan om bij te dragen tot de verwezenlijking van een specifiek streefcijfer van de in artikel 4 genoemde digitale streefcijfers, in het kader van de in artikel 8 vastgestelde jaarlijkse samenwerking, en die kunnen dienen voor de uitwisseling van beste praktijken;

(5)“prognosetraject”: het veronderstelde traject per digitaal streefcijfer tot 2030, om de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers te verwezenlijken en, indien beschikbaar, op basis van historische gegevens.

Hoofdstuk 2

Digitale streefcijfers

Artikel 4

Digitale streefcijfers

(1)De instellingen van de Unie en de lidstaten werken samen om tegen 2030 de volgende digitale streefcijfers te verwezenlijken in de Unie:

(1)een digitaal vaardige bevolking en hooggekwalificeerde digitale professionals:

(a)ten minste 80 % van de 16-74-jarigen beschikt minstens over digitale basisvaardigheden;

(b)ten minste 20 miljoen specialisten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) zijn tewerkgesteld, met convergentie tussen vrouwen en mannen;

(2)beveiligde, goed presterende en duurzame digitale infrastructuurvoorzieningen:

(a)alle Europese huishoudens zijn gedekt door een gigabitnetwerk en alle bevolkte gebieden zijn gedekt door 5G;

(b)de productie van geavanceerde en duurzame halfgeleiders in de Unie bedraagt ten minste 20 % van de wereldwijde productie in waarde;

(c)in de Unie worden ten minste 10 000 klimaatneutrale, zeer goed beveiligde “edge nodes” uitgerold, die op zodanige wijze gespreid zijn dat toegang tot datadiensten met een lage latentietijd (enkele milliseconden) gewaarborgd is, waar bedrijven zich ook bevinden;

(d)tegen 2025 heeft de Unie een eerste computer met kwantumacceleratie, zodat zij tegen 2030 over de modernste kwantumcapaciteit beschikt;

(3)digitale transformatie van bedrijven:

(a)ten minste 75 % van de ondernemingen in de Unie maakt gebruik van:

(1)cloudcomputerdiensten;

(2) big data;

(3) artificiële intelligentie;

(b)meer dan 90 % van de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) in de Unie haalt ten minste een basisniveau van digitale intensiteit;

(c)de Unie zorgt voor een bredere pijplijn en een betere toegang tot financiering voor innovatieve scale-ups, waardoor het aantal eenhoorns minstens zal verdubbelen;

(4)digitalisering van overheidsdiensten:

(a)100 % van de essentiële openbare diensten is online toegankelijk voor burgers en bedrijven in de Unie;

(b)100 % van de burgers van de Unie heeft toegang tot hun medisch dossier (elektronische medische dossiers (EMD));

(c)ten minste 80 % van de burgers van de Unie gebruikt een oplossing voor digitale identificatie (ID).

(2)De Commissie evalueert de in lid 1 vastgestelde digitale streefcijfers tegen 2026. De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over het resultaat van de evaluatie en dient een wetgevingsvoorstel in om de in lid 1 bedoelde digitale streefcijfers te herzien wanneer zij dit noodzakelijk acht om technische, economische en maatschappelijke ontwikkelingen met het oog op een succesvolle digitale transformatie van de Unie aan te pakken.

Hoofdstuk 3

Governance: Monitoring- en samenwerkingsmechanisme

Artikel 5

Voortgangsmonitoring

(1)De Commissie monitort de vooruitgang van de Unie ten opzichte van de in de artikelen 2 en 4 vastgestelde doelstellingen en digitale streefcijfers. Daartoe baseert de Commissie zich op de index van de digitale economie en samenleving (DESI) en stelt zij voor de toepassing van dit besluit overeenkomstig artikel 25, lid 2, in een uitvoeringshandeling de kernprestatie-indicatoren (“KPI’s”) voor elk digitaal streefcijfer vast.

(2)De lidstaten verstrekken de Commissie tijdig de statistieken en gegevens die nodig zijn voor een doeltreffende monitoring van de digitale transitie en van de mate waarin de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers zijn gehaald. Die statistieken en gegevens omvatten relevante informatie over de beschikbaarheid en toegankelijkheid van spectrum. Indien de relevante statistieken van de lidstaten nog niet beschikbaar zijn, kan de Commissie in overleg met de lidstaten gebruikmaken van een alternatieve methode voor het verzamelen van gegevens, zoals studies of rechtstreekse verzameling van gegevens bij de lidstaten. Het gebruik van die alternatieve methode voor gegevensverzameling doet geen afbreuk aan de taken van Eurostat zoals vastgesteld in Besluit 2012/504/EU van de Commissie 47 .

(3)De Commissie stelt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, prognosetrajecten op Unieniveau vast voor de verwezenlijking van elk van de digitale streefcijfers, die als basis zouden dienen voor de monitoring en de nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium. Indien nodig actualiseert de Commissie, in het licht van technische, economische of maatschappelijke ontwikkelingen, een of meer van deze prognosetrajecten.

(4)De lidstaten verstrekken de Commissie tijdig de informatie die nodig is voor een doeltreffende monitoring van de voortgang bij de uitvoering van de beginselen die zijn neergelegd in de [titel van de plechtige verklaring invoegen].

Artikel 6

Verslag over de “Staat van het digitale decennium”

(1)De Commissie moet jaarlijks het Europees Parlement en de Raad een verslag doen toekomen over de “Staat van het digitale decennium”. Dit verslag is het uitgebreide verslag van de Commissie over de voortgang van de digitale transformatie van de Unie en bevat de index van de digitale economie en samenleving (DESI).

(2)In het verslag over de “Staat van het digitale decennium” geeft de Commissie een beoordeling van de voortgang van de digitale transitie van de Unie ten opzichte van de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers, alsmede van de mate waarin de in artikel 2 bedoelde algemene doelstellingen en de beginselen van de [titel van de plechtige verklaring invoegen] worden nageleefd. De beoordeling van de geboekte vooruitgang wordt met name gebaseerd op de analyse en de kernprestatie-indicatoren in de DESI ten opzichte van het niveau van de Unie en, indien van toepassing, de nationale prognosetrajecten, en, indien van toepassing, op de vaststelling van en de vooruitgang met betrekking tot meerlandenprojecten.

(3)In het verslag over de “Staat van het digitale decennium” kan de Commissie de lidstaten beleidslijnen, maatregelen of acties aanbevelen op gebieden waar onvoldoende vooruitgang is geboekt om de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers te verwezenlijken of waar op basis van de resultaten van het verslag over de “Staat van het digitale decennium” significante lacunes en tekorten zijn vastgesteld. Deze aanbevolen beleidslijnen, maatregelen of acties kunnen met name betrekking hebben op:

(a)het ambitieniveau van de door de lidstaten voorgestelde bijdragen en initiatieven met het oog op de collectieve verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 4 vastgestelde doelstellingen en streefcijfers;

(b)beleidslijnen, maatregelen en acties op het niveau van de lidstaten en andere beleidslijnen en maatregelen van potentieel grensoverschrijdend belang;

(c)eventuele aanvullende beleidslijnen, maatregelen of acties die nodig kunnen zijn in het kader van de aanpassingen van de nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium;

(d) interacties tussen en consistentie van bestaande en geplande beleidslijnen, maatregelen en acties.

(4)In het verslag wordt rekening gehouden met de gezamenlijke verbintenissen als bedoeld in artikel 8, lid 4, en met de uitvoering daarvan.

(5)Het verslag bevat ook informatie over de voortgang met betrekking tot de aanbevolen beleidslijnen, maatregelen of acties als bedoeld in lid 3 van dit artikel en de krachtens artikel 9 vastgestelde aanbevelingen en de uitvoering daarvan.

(6)In het verslag kan ook worden beoordeeld of er behoefte is aan aanvullende beleidslijnen, maatregelen of acties die op het niveau van de Unie nodig zouden kunnen zijn.

Artikel 7

Nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium

(1)Uiterlijk [zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit – door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie in te voegen datum] dienen de lidstaten bij de Commissie hun nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium in die stroken met en bijdragen tot de verwezenlijking op Unieniveau van de in dit besluit vastgestelde doelstellingen en digitale streefcijfers. De lidstaten en de Commissie houden rekening met relevante sectorale initiatieven en zorgen voor samenhang met die initiatieven.

(2)De lidstaten leggen in hun nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium het volgende vast:

(a)de belangrijkste uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen, maatregelen en acties die bijdragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 4 genoemde doelstellingen en digitale streefcijfers;

(b)nationale prognosetrajecten die bijdragen tot relevante digitale streefcijfers die op nationaal niveau meetbaar zijn;

(c)het verwachte effect op elk digitaal streefcijfer als gevolg van de uitgevoerde, vastgestelde en geplande beleidslijnen, maatregelen en acties;

(d)het tijdschema voor de uitvoering van de vastgestelde en geplande beleidslijnen, maatregelen en acties, alsmede een raming van het moment waarop die beleidslijnen, maatregelen en acties naar verwachting een effect zullen hebben op de verwezenlijking van de digitale streefcijfers.

(3)De in punt a) bedoelde beleidslijnen, maatregelen en acties hebben betrekking op de verwezenlijking van de doelstellingen en digitale streefcijfers van dit besluit waarvoor op de datum van indiening van de nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium of van de aanpassing van die routekaarten een of meer van de volgende zaken van toepassing zijn:

(a)rechtstreeks toepasselijke Unie- of nationale wetgeving is van kracht;

(b)er zijn een of meer toezeggingen gedaan om beleidslijnen, maatregelen of acties vast te stellen;

(c)er zijn financiële middelen toegewezen;

(d)er zijn personele middelen vrijgemaakt;

(e)de bevoegde nationale autoriteiten hebben radiospectrum toegewezen of zijn voornemens dit te doen;

(f)het zijn andere belangrijke katalysatoren die verband houden met doelstellingen en digitale streefcijfers.

(4)De lidstaten verstrekken een algemeen overzicht van de investeringen die nodig zijn om bij te dragen aan de doelstellingen en digitale streefcijfers die zijn vastgesteld in hun nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium, alsook een algemene beschrijving van de bronnen van die investeringen, met inbegrip van, indien van toepassing, het geplande gebruik van programma’s en instrumenten van de Unie. De nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium kunnen voorstellen voor meerlandenprojecten bevatten.

(5)De lidstaten zorgen ervoor dat in hun nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium rekening wordt gehouden met de meest recente landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester. Bij aanpassingen van de nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium wordt rekening gehouden met de aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties op grond van artikel 6, lid 3, en met de overeenkomstig artikel 9 aangenomen aanbevelingen.

(6)De Commissie verstrekt richtsnoeren en biedt ondersteuning aan de lidstaten bij het opstellen van hun nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium, onder meer wat betreft de wijze waarop op nationaal niveau, waar mogelijk, passende prognosetrajecten kunnen worden vastgesteld die doeltreffend kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van prognosetrajecten op Unieniveau.

Artikel 8

Jaarlijkse samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten

(1) De lidstaten en de Commissie werken nauw samen om na te gaan hoe tekortkomingen kunnen worden verholpen op gebieden waar onvoldoende vooruitgang is geboekt om een of meer van de in artikel 4 genoemde digitale streefcijfers te kunnen verwezenlijken of waar op basis van de resultaten van het verslag over de “Staat van het digitale decennium” significante lacunes en tekorten zijn vastgesteld. Bij deze analyse wordt met name rekening gehouden met het verschil in vermogen van de lidstaten om bij te dragen aan een aantal van de digitale streefcijfers en met het risico dat vertragingen met betrekking tot sommige van deze streefcijfers nadelige gevolgen kunnen hebben voor het behalen van andere digitale streefcijfers.

(2)Binnen twee maanden na de bekendmaking van het verslag over de “Staat van het digitale decennium” trachten de Commissie en de lidstaten de voorlopige opmerkingen van de lidstaat te bespreken, met name wat betreft de beleidslijnen, maatregelen en acties die de Commissie in het verslag over de “Staat van het digitale decennium” aanbeveelt.

(3)Binnen vijf maanden na de bekendmaking van het verslag over de “Staat van het digitale decennium” dienen de betrokken lidstaten bij de Commissie aangepaste versies in van hun nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium, bestaande uit beleidslijnen, maatregelen en acties die zij voornemens zijn te ondernemen, met inbegrip van, in voorkomend geval, voorstellen voor meerlandenprojecten, ter bevordering van de vooruitgang op de gebieden waarop de in artikel 4 vastgestelde digitale streefcijfers betrekking hebben, en ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen. Indien een lidstaat van oordeel is dat er geen maatregelen nodig zijn en dat zijn nationale strategische routekaart voor het digitale decennium niet hoeft te worden geactualiseerd, geeft hij zijn redenen hiervoor schriftelijk aan.

(4)Op elk moment tijdens de jaarlijkse samenwerking kunnen de Commissie en een of meer lidstaten gezamenlijke verbintenissen aangaan, met andere lidstaten overleggen over beleidslijnen, maatregelen of acties, of meerlandenprojecten opzetten overeenkomstig artikel 12. De Commissie of een lidstaat die een beleidslijn, een maatregel of een actie heeft voorgesteld, kan ook verzoeken om een proces van collegiale toetsing op te starten met betrekking tot specifieke aspecten van die beleidslijn, maatregel of actie, en met name met betrekking tot de geschiktheid ervan om bij te dragen tot de verwezenlijking van een specifiek digitaal streefcijfer. De resultaten van het proces van collegiale toetsing kunnen worden opgenomen in het volgende verslag over de “Staat van het digitale decennium”.

(5)De Commissie tracht de lidstaten vóór de bekendmaking van het verslag in kennis te stellen van de aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties die zij voornemens is op te nemen in het verslag over de “Staat van het digitale decennium”.

Artikel 9

Aanbevelingen

(1)Indien een lidstaat verzuimt de nodige aanpassingen aan te brengen in zijn nationale strategische routekaart voor het digitale decennium naar aanleiding van beleidslijnen, maatregelen of acties die de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 3, aanbeveelt, en hiervoor onvoldoende redenen opgeeft, kan de Commissie een aanbeveling aannemen, met inbegrip van een specifieke analyse van de gevolgen die dit verzuim kan hebben voor de verwezenlijking van de doelstellingen en digitale streefcijfers van dit besluit.

(2)De betrokken lidstaat houdt zoveel mogelijk rekening met de aanbeveling van de Commissie en past zijn nationale strategische routekaart voor het digitale decennium binnen drie maanden dienovereenkomstig aan. Indien de betrokken lidstaat van mening is dat de nationale strategische routekaart voor het digitale decennium niet overeenkomstig de aanbeveling of een substantieel deel daarvan moet worden aangepast, deelt de lidstaat de redenen daarvoor schriftelijk aan de Commissie mee en maakt hij deze binnen drie maanden openbaar.

(3)De aanbevelingen zijn complementair met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het Europees Semester.

(4)Bovendien kan de Commissie, wanneer zij concludeert dat de nationale maatregelen ontoereikend zijn en de tijdige verwezenlijking van de in dit besluit vastgestelde doelstellingen en digitale streefcijfers in gevaar brengen, in voorkomend geval maatregelen voorstellen en haar bevoegdheden krachtens de Verdragen uitoefenen om de collectieve verwezenlijking van die doelstellingen te waarborgen.

(5)Indien een lidstaat gedurende meerdere jaren voortdurend afwijkt van het nationale geplande traject of niet voornemens is corrigerende maatregelen te nemen op basis van een eerdere aanbeveling van de Commissie, kan de Commissie een gerichte dialoog met de betrokken lidstaat aangaan en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis stellen.

(6)De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van elke op grond van dit artikel aangenomen aanbeveling.

Artikel 10

Samenwerking

(1)De Commissie en de lidstaten werken nauw samen met het oog op de uitvoering van de in dit besluit vastgestelde verplichtingen en taken. Daartoe kunnen de lidstaten met de Commissie of met de Commissie en de andere lidstaten een dialoog aangaan over elk onderwerp dat relevant is voor de verwezenlijking van de doelstellingen en digitale streefcijfers. De Commissie verleent alle passende diensten voor technische bijstand, biedt expertise en organiseert een gestructureerde uitwisseling van informatie, beste praktijken en coördinatie.

Artikel 11

Raadpleging van belanghebbenden

(1)De Commissie werkt nauw samen met particuliere en publieke belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners, om informatie te verzamelen en aanbevolen beleidslijnen, maatregelen en acties te ontwikkelen met het oog op de uitvoering van dit besluit.

(2)In overeenstemming met de nationale wetgeving werken de lidstaten samen met particuliere en publieke belanghebbenden, met inbegrip van sociale partners, voor de vaststelling van hun nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium en de aanpassingen daarvan.

Hoofdstuk 4

Kader voor meerlandenprojecten

Artikel 12

Meerlandenprojecten

(1)De algemene doelstelling van de meerlandenprojecten bestaat erin de verwezenlijking van de digitale streefcijfers te vergemakkelijken.

(2)Meerlandenprojecten zijn gericht op een of meer van de volgende specifieke doelstellingen:

(a)het verbeteren van de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het digitale decennium;

(b)het versterken van de technologische excellentie en het industriële concurrentievermogen van de Unie op het gebied van kritieke technologieën, digitale producten, diensten en infrastructuurvoorzieningen die van essentieel belang zijn voor economisch herstel en welvaart en voor de beveiliging en de veiligheid van de burgers;

(c)het aanpakken van strategische kwetsbaarheden en afhankelijkheden van de Unie in de digitale toeleveringsketens;

(d)het verbreden van de verspreiding en het optimale gebruik van digitale oplossingen op gebieden van algemeen belang en in de particuliere sector;

(e)bijdragen tot een duurzame digitale transformatie van de samenleving en de economie die alle bedrijven en burgers in de hele Unie ten goede komt.

De bijlage bevat een indicatieve lijst van mogelijke werkterreinen waarop meerlandenprojecten met betrekking tot deze specifieke doelstellingen kunnen worden opgezet.

(3)Aan een meerlandenproject nemen ten minste drie lidstaten deel.

(4)De toepasselijke Uniewetgeving en de nationale wetgeving die in overeenstemming is met de Uniewetgeving blijven van toepassing op meerlandenprojecten.

(5)De Commissie kan een aanbeveling aannemen om een meerlandenproject op te zetten of een lidstaat uit te nodigen deel te nemen aan een meerlandenproject dat voldoet aan de vereisten van de leden 1 tot en met 3, rekening houdend met de voortgang bij de uitvoering van de nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium en de naleving van de aanbevolen maatregelen van de Commissie. De Commissie en de lidstaten kunnen zich er ook toe verbinden om als gezamenlijke verbintenis een meerlandenproject op te zetten of daaraan deel te nemen.

Artikel 13

Selectie en uitvoering van meerlandenprojecten

(1)Rekening houdend met voorstellen voor meerlandenprojecten in de nationale strategische routekaarten voor het digitale decennium en gezamenlijke verbintenissen, bereidt de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten de strategische beginselen en prioriteiten voor de uitvoering van meerlandenprojecten voor en maakt zij deze bekend in een bijlage bij het verslag over de “Staat van het digitale decennium”, en publiceert zij een voortgangsverslag over de meerlandenprojecten die op het moment van de bekendmaking van het verslag voor uitvoering zijn geselecteerd.

(2)Alle programma’s en investeringsregelingen van de Unie kunnen, indien dit is toegestaan op grond van de in de rechtsgrondslag van het programma vastgestelde regels, bijdragen aan een meerlandenproject, afhankelijk van de soorten acties die nodig zijn om het vereiste doel te bereiken.

(3)Andere publieke of private entiteiten kunnen in voorkomend geval bijdragen aan meerlandenprojecten.

(4)Meerlandenprojecten kunnen worden uitgevoerd door middel van de volgende uitvoeringsmechanismen:

(a)gemeenschappelijke ondernemingen;

(b)consortia voor Europese onderzoeksinfrastructuur;

(c)de agentschappen van de Unie;

(d)onafhankelijk van de betrokken lidstaten;

(e)ter bevordering van de uitvoering van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang uit hoofde van artikel 107, lid 3, punt b), van het Verdrag;

(f)consortia voor Europese digitale infrastructuur overeenkomstig hoofdstuk 5 van dit besluit;

(g)elk ander passend uitvoeringsmechanisme.

Artikel 14

Incubator van meerlandenprojecten

(1)Naar aanleiding van een in artikel 12, lid 5, bedoelde aanbeveling van de Commissie, van gezamenlijke verbintenissen of op verzoek van de deelnemende lidstaten coördineert de Commissie de uitvoering van een meerlandenproject en fungeert zij als een incubator van meerlandenprojecten.

(2)In een eerste fase van de coördinatie publiceert de Commissie een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling gericht aan alle lidstaten. De oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft tot doel vast te stellen of een lidstaat voornemens is deel te nemen aan het meerlandenproject en welke financiële of niet-financiële bijdrage die lidstaat voorstelt te leveren.

(3)In een tweede fase van de coördinatie verstrekt de Commissie, indien ten minste drie lidstaten blijk geven van belangstelling voor een meerlandenproject en tegelijkertijd financiële of niet-financiële verbintenissen voor dat project voorstellen, na raadpleging van alle lidstaten, richtsnoeren over de keuze van het passende uitvoeringsmechanisme, de financieringsbronnen en de combinatie daarvan binnen het project, alsmede andere strategische aspecten in verband met de uitvoering van dat project. De Commissie kan de deelnemende lidstaten ook op eigen initiatief voorstellen om een meerlandenproject te coördineren overeenkomstig de in de leden 2 en 3 beschreven stappen.

(4)De Commissie kan richtsnoeren geven met betrekking tot de oprichting van een nieuw consortium voor Europese digitale infrastructuur, overeenkomstig artikel 15.

(5)De Commissie ondersteunt de uitvoering van meerlandenprojecten door in voorkomend geval de in artikel 10 bedoelde diensten en middelen te verstrekken.

Hoofdstuk 5

Consortium voor Europese digitale infrastructuur

Artikel 15

Doel en status van het consortium voor Europese digitale infrastructuur (EDIC)

(1)De lidstaten kunnen een meerlandenproject opzetten door middel van een consortium voor Europese digitale infrastructuur (“EDIC” – European Digital Infrastructure Consortium).

(2)Een EDIC heeft rechtspersoonlijkheid vanaf de datum van inwerkingtreding van het in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde besluit van de Commissie.

(3)Een EDIC heeft in elke lidstaat de ruimste handelingsbevoegdheid die krachtens het nationale recht van die lidstaat aan rechtspersonen wordt toegekend. Het mag in het bijzonder roerende en onroerende goederen en intellectuele eigendom verwerven, bezitten en vervreemden, contracten sluiten en in rechte optreden.

(4)Een EDIC heeft een statutaire zetel, die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt.

Artikel 16

Oprichting van het EDIC

(1)Lidstaten die een aanvraag indienen voor de oprichting van een EDIC (“aanvragers”) dienen een aanvraag in bij de Commissie. De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend en het volgende bevatten:

(a)een aan de Commissie gericht verzoek om oprichting van het EDIC;

(b)de voorgestelde statuten van het EDIC;

(c)een technische beschrijving van het door het EDIC uit te voeren meerlandenproject;

(d)een verklaring waarin de gastlidstaat het EDIC vanaf de oprichting ervan erkent als een internationale instelling in de zin van artikel 143, punt g), en artikel 151, lid 1, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad 48 en als internationale instelling in de zin van artikel 12, lid 1, punt b), van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad 49 . De beperkingen en voorwaarden voor de in die bepalingen bedoelde vrijstellingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de leden van het EDIC.

(2)De Commissie beoordeelt de aanvraag, rekening houdend met de doelstellingen van dit besluit en met praktische overwegingen in verband met de uitvoering van het door het EDIC uit te voeren meerlandenproject.

(3)De Commissie stelt, rekening houdend met de resultaten van de in lid 2 bedoelde beoordeling en overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure, door middel van uitvoeringshandelingen een van de volgende besluiten vast:

(a)de oprichting van het EDIC indien zij tot de conclusie komt dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk is voldaan;

(b)de afwijzing van de aanvraag indien zij tot de conclusie komt dat niet aan de voorschriften van dit hoofdstuk is voldaan, onder meer wanneer de in artikel 16, lid 1, punt d), bedoelde verklaring ontbreekt. In dat geval kunnen de lidstaten nog steeds een consortium vormen door middel van een overeenkomst, maar draagt dat consortium niet de naam EDIC en profiteert het niet van de in dit hoofdstuk vastgestelde uitvoeringsstructuur.

(4)Het in lid 2 bedoelde besluit wordt ter kennis van de aanvragers gebracht. Bij een eventuele afwijzing van de aanvraag wordt het besluit in heldere en nauwkeurige bewoordingen aan de aanvragers toegelicht.

(5)Het besluit tot oprichting van het EDIC wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(6)De essentiële elementen van de statuten van het EDIC, als bedoeld in artikel 19, lid 1, punten a) en c), en, indien van toepassing, in de aanvraag, worden als bijlage bij het besluit tot oprichting van het EDIC gevoegd.

Artikel 17

Lidmaatschap

(1)Tot de leden van het EDIC behoren ten minste drie lidstaten. Alleen lidstaten die een financiële of niet-financiële bijdrage leveren, zijn stemgerechtigde leden van het EDIC.

(2)Na de vaststelling van een besluit tot oprichting van een EDIC kunnen andere lidstaten te allen tijde als lid toetreden onder eerlijke en redelijke voorwaarden die in de statuten zijn vastgelegd.

(3)Lidstaten die geen financiële of niet-financiële bijdrage leveren, kunnen zich als waarnemers zonder stemrecht aansluiten bij het EDIC.

(4)Een EDIC kan openstaan voor deelname van andere entiteiten dan lidstaten, waaronder internationale organisaties en particuliere entiteiten, zoals bepaald in de statuten. Indien dit het geval is, houden de lidstaten gezamenlijk de meerderheid van de stemrechten in de ledenvergadering, ongeacht het bedrag van de bijdragen van andere entiteiten dan lidstaten.

Artikel 18

Governance

(1)Een EDIC bestaat ten minste uit de volgende twee organen:

(a)een ledenvergadering bestaande uit de lidstaten, andere in artikel 17, lid 4, bedoelde entiteiten en uit de Commissie als orgaan met volledige beslissingsbevoegdheid, met inbegrip van de vaststelling van de begroting;

(b)een directeur, benoemd door de ledenvergadering, als uitvoerend orgaan en als wettelijke vertegenwoordiger van het EDIC.

(2)De Commissie neemt zonder stemrecht deel aan de beraadslagingen van de ledenvergadering. Wanneer een centraal beheerd programma van de Unie echter financieel bijdraagt aan een meerlandenproject, heeft de Commissie een vetorecht op de besluiten van de vergadering.

(3)De statuten van een EDIC stellen specifieke bepalingen inzake governance vast, met inachtneming van de vereisten van de leden 1 en 2.

Artikel 19

Statuten van het EDIC

(1)De statuten van een EDIC bevatten ten minste het volgende:

(a)een lijst van leden, waarnemers en de procedure voor wijzigingen in de samenstelling en de vertegenwoordiging, met inachtneming van het recht van niet-deelnemende lidstaten om zich bij een EDIC aan te sluiten;

(b)de gedetailleerde beschrijving van het meerlandenproject, de taken van de leden, indien van toepassing, en een indicatief tijdschema;

(c)de statutaire zetel en naam;

(d)de rechten en plichten van de leden, met inbegrip van de verplichting om bij te dragen aan de begroting;

(e)stemrechten;

(f)regels inzake de eigendom van infrastructuur, intellectuele eigendom en andere activa, voor zover van toepassing.

(2)Voor de wijziging van de statuten geldt de procedure van artikel 16.

Artikel 20

Aansprakelijkheid

(1)Een EDIC is aansprakelijk voor zijn schulden.

(2)De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van het EDIC is beperkt tot hun respectieve bijdragen aan het EDIC. De leden kunnen in de statuten bepalen dat zij een algemene aansprakelijkheid aanvaarden die verder gaat dan hun respectieve bijdragen of dat zij een onbeperkte aansprakelijkheid aanvaarden.

(3)De Unie is niet aansprakelijk voor de schulden van het EDIC.

Artikel 21

Toepasselijk recht en rechterlijke bevoegdheid

(1)De oprichting en interne werking van een EDIC zijn onderworpen aan:

(a)het Unierecht, met name dit besluit;

(b)het recht van de staat waar het EDIC zijn statutaire zetel heeft, voor kwesties die niet of slechts gedeeltelijk worden geregeld door de in punt a) bedoelde rechtshandelingen;

(c)de statuten en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften.

(2)Onverminderd de gevallen waarin het Hof van Justitie van de Europese Unie op grond van de Verdragen bevoegd is, bepaalt het recht van de staat waar het EDIC zijn statutaire zetel heeft, welk gerecht bevoegd is voor de beslechting van geschillen tussen de leden met betrekking tot het EDIC, tussen de leden en het EDIC, en tussen een EDIC en derden.

Artikel 22

Ontbinding

(1)In de statuten wordt vastgesteld welke procedure moet worden gevolgd om het EDIC te ontbinden na een besluit van de ledenvergadering. De ontbinding kan leiden tot het overdragen van de activiteiten aan een andere juridische entiteit.

(2)De insolventieregels van de staat waar het EDIC zijn statutaire zetel heeft, zijn van toepassing indien het EDIC zijn schulden niet kan betalen.

Artikel 23

Verslaglegging en controle

(1)Een EDIC stelt een jaarlijks activiteitenverslag op met een technische beschrijving van zijn activiteiten en een financieel verslag. Het wordt goedgekeurd door de ledenvergadering en aan de Commissie toegezonden. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

(2)De Commissie kan aanbevelingen doen met betrekking tot de onderwerpen die in het jaarlijkse activiteitenverslag aan de orde komen.

Hoofdstuk 6

Slotbepalingen

Artikel 24

Informatieverstrekking

(1)Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten de Commissie de informatie die nodig is om haar taken uit hoofde van dit besluit uit te voeren, met name wat betreft de informatie die nodig is voor de uitvoering van de artikelen 7, 8 en 9. De door de Commissie gevraagde informatie dient in verhouding te zijn met de uitvoering van die taken. Indien de verstrekte informatie betrekking heeft op informatie die voordien door ondernemingen op verzoek van een lidstaat is verstrekt, worden die ondernemingen daarvan in kennis gesteld.

Artikel 25

Comité

(1)De Commissie wordt bijgestaan door een comité (het “comité voor communicatie”). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

(2)Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van die verordening.

Artikel 26

Inwerkingtreding

(1)Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)

   Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium” (COM(2021)118 final/2 van 9. 3. 2021). 

(2)

   Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De digitale toekomst van Europa vormgeven” (COM(2020) 67 final van 19. 2. 2020).

(3)

   Actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027. Onderwijs en opleiding herbronnen voor het digitale tijdperk (COM(2020)624 final).

(4)

   Een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU (COM(2021) 345 final).

(5)

   “Edge nodes” zijn computers die met het netwerk zijn verbonden en zich bevinden in de buurt van (of in) het fysieke eindpunt waar de gegevens worden aangemaakt. Egde nodes bieden mogelijkheden voor gespreide gegevensverwerking en -opslag met een lage latentietijd, zonder dat de gegevens naar verre gecentraliseerde datacentra of een cloudinfrastructuur hoeven te worden doorgezonden.

(6)

   In de FAIR-gegevensbeginselen is bepaald dat dergelijke gegevens in beginsel vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar moeten zijn: https://www.force11.org/group/fairgroup/fairprinciples

(7)

   Zie tevens de Verklaring van Berlijn over een digitale samenleving en een op waarden gebaseerde digitale overheid (2020).

(8)

   Het ophanden zijnde voorstel over de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens zal bijdragen aan de verwezenlijking van deze doelstelling.

(9)

   Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De digitale toekomst van Europa vormgeven” (COM(2020) 67 final van 19. 2. 2020).

(10)

   Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, De Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa”, COM(2021) 350 final.

(11)

   Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese datagovernance (datagovernanceverordening), COM(2020) 767 final.

(12)

   Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG, COM(2020) 825 final.

(13)

   Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector (wet inzake digitale markten), COM(2020) 842 final.

(14)

   Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad: De EU-strategie inzake cyberbeveiliging voor het digitale tijdperk, JOIN(2020) 18 final.

(15)

   Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot vaststelling van het programma Digitaal Europa, en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).

(16)

   Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

(17)

   Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).

(18)

   Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

(19)

   Mededeling over de EU-strategie voor de Veiligheidsunie, COM(2020) 605 final.

(20)

   Mededeling over het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027, COM(2020) 624 final.

(21)

   COM(2021) 750 final van 8.9.2021, “Strategisch prognoseverslag 2021 — Het vermogen en de vrijheid tot handelen van de EU”.

(22)

   https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/european-green-deal_nl

(23)

   https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13089-Policy-programme-Digital-Decade-Compass_nl

(24)

   https://digital-strategy.ec.europa.eu/en/consultations/consultation-and-discussion-forum-eus-2030-digital-decade-vision

(25)

   https://futurium.ec.europa.eu/nl/digital-compass

(26)    Dashboards inzake veerkracht | Europese Commissie (europa.eu).
(27)

   Verslag van McKinsey, Shaping the digital transformation in Europe , september 2020 .

(28)    Brussel, 22.1.2021, SWD(2021) 12 final.
(29)    PB C van , blz. .
(30)    PB C van , blz. .
(31)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Digitaal kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium” (COM(2021)118 final).
(32)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa, COM(2021) 350 final van 5.5.2021.
(33)    COM(2021) 750 final van 8.9.2021, “Strategisch prognoseverslag 2021 — Het vermogen en de vrijheid tot handelen van de EU”.
(34)    Actieplan voor synergieën tussen de civiele, de defensie- en de ruimtevaartindustrie, COM(2021) 70 final van 22.2.2021, actie 4.
(35)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “De Europese Green Deal”, COM(2019) 640 final van 11.12.2019.
(36)    Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot vaststelling van het programma Digitaal Europa, en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).
(37)    Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).
(38)    Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
(39)    Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
(40)    Een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU, COM(2021) 345 final.
(41)    De DESI is een jaarlijkse reeks analyses en meetindicatoren die sinds 2014 wordt gebruikt om de algehele vooruitgang van Europa te meten en om de vorderingen van de afzonderlijke lidstaten op digitaal vlak te benchmarken; dit wordt meegenomen in het Europees Semester en in de landspecifieke aanbevelingen.
(42)    Verordening (EG) nr. 1006/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 808/2004 betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij (PB L 286 van 31.10.2009, blz. 31).
(43)    Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
(44)    Brussel, 22.1.2021, SWD(2021) 12 final.
(45)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(46)    Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
(47)    Besluit 2012/504/EU van de Commissie van 17 september 2012 betreffende Eurostat (PB L 251 van 18.9.2012, blz. 49).
(48)

   Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1). 

(49)

   Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).


Brussel, 15.9.2021

COM(2021) 574 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad

tot vaststelling van het beleidsprogramma 2030 “Traject naar het digitale decennium”




{SWD(2021) 247 final}


BIJLAGE - Werkterreinen

Werkterreinen:

(a)Europese gemeenschappelijke data-infrastructuur en -diensten;

(b)de Unie uitrusten met betrouwbare zuinige processoren van de volgende generatie;

(c)de pan-Europese uitrol van 5G-corridors opzetten;

(d)super- en kwantumcomputers, die verbonden zijn met de EuroHPC, verwerven;

(e)ultraveilige infrastructuur voor kwantum- en ruimtevaartcommunicatie ontwikkelen en uitrollen;

(f)een netwerk van centra voor beveiligingsoperaties opzetten;

(g)geconnecteerde overheidsdiensten;

(h)Europese infrastructuur voor blockchaindiensten;

(i)Europese digitale-innovatiehubs;

(j)hightechpartnerschappen voor digitale vaardigheden door middel van het pact voor vaardigheden;

(k)andere projecten die aan alle criteria van artikel 12 van dit besluit voldoen en die door nieuwe sociale, economische of ecologische ontwikkelingen in de loop van de tijd noodzakelijk worden voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het beleidsprogramma “digitaal decennium”.