Brussel, 12.1.2021

COM(2021) 4 final

2021/0001(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Economische Ruimte ingestelde Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij Protocol nr. 10 van de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt in verband met de voorgenomen vaststelling van de wijziging van Protocol nr. 10 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd) inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen. Dit standpunt is alleen van toepassing op de EU en Noorwegen.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.De wijziging van het protocol inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen

Het protocol inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen (hierna “het protocol” genoemd) ontheft handelaren van de verplichting om bij de douane een summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen vóór invoer en uitvoer in het kader van de bilaterale handel tussen de EU en Noorwegen. Intussen past Noorwegen in de handel met derde landen douaneveiligheidsmaatregelen toe die gelijkwaardig zijn aan die in de EU. Het protocol is op 1 juli 2009 in werking getreden en heeft gezorgd voor vlotte handelsstromen tussen Noorwegen en de EU en een hoog veiligheidsniveau in de toeleveringsketen.

Momenteel beschikt elke partij over een eigen beheersysteem voor summiere aangiften bij binnenbrengen (in de EU is dat het invoercontrolesysteem (ICS)), maar beide systemen zijn niet gekoppeld.

Sinds 2016 voert de Commissie voorbereidende besprekingen over de actualisering van de wetgeving van de overeenkomst en de integratie van de toekomstige deelname van Noorwegen aan het nieuwe EU-douaneprogramma inzake veiligheid vóór aankomst , het gecentraliseerde invoercontrolesysteem 2 (ICS2).

Het douanewetboek van de Unie bevat maatregelen die zijn opgenomen in het nieuwe ICS2-project en die de voorafgaande douaneafhandeling van goederen die de EU binnenkomen en het algemeen gemeenschappelijk kader voor risicobeheer aanzienlijk zullen veranderen. Het nieuwe programma zal het huidige proces omvormen op juridisch vlak, op het gebied van IT, douanerisicobeheer en douanecontroles, en vanuit operationeel handelsperspectief. Het zal vóór aankomst gegevens verzamelen over alle goederen die de EU worden binnengebracht. Marktdeelnemers moeten veiligheidsgegevens in ICS2 verstrekken via de summiere aangifte bij binnenbrengen. Niet alle marktdeelnemers zullen dezelfde verplichtingen hebben voor het invullen van die aangifte. Dat zal afhangen van het soort diensten dat zij in het internationale goederenverkeer verlenen en van de drie releasedata van ICS2 (15 maart 2021, 1 maart 2023 en 1 maart 2024). Vroegtijdige informatie over ladingen en risicoanalyses zullen een snelle identificatie van bedreigingen mogelijk maken en de douaneautoriteiten helpen om op het meest geschikte punt in de toeleveringsketen in te grijpen.

ICS2 is daarom een essentieel douane-instrument van de EU om het beheer van veiligheidscontroles aan de grenzen bij binnenkomst te verbeteren en het EU-douaneprogramma inzake veiligheid vóór aankomst te ondersteunen. Om aan de buitengrenzen hetzelfde veiligheidsniveau te handhaven, heeft Noorwegen ermee ingestemd zich bij het ICS2-project aan te sluiten en operationeel te zijn tegen het begin van de eerste release van het ICS op 15 maart 2021. De bepalingen zullen van toepassing zijn op dezelfde wijze als de soortgelijke wijzigingen van de douaneveiligheidsovereenkomst tussen de EU en Zwitserland.

De voorgestelde wijzigingen van de overeenkomst zijn het resultaat van onderhandelingen tussen de EU, Zwitserland en Noorwegen, die in november 2019 zijn begonnen en in oktober 2020 zijn afgerond. De wijzigingen van hoofdstuk II bis van het protocol zijn bedoeld om rekening te houden met de ontwikkeling van de EU-wetgeving op het gebied van geautoriseerde marktdeelnemers en het kader voor risicobeheer en risicoanalyse. Dat zal een gelijkwaardig veiligheidsniveau aan de buitengrenzen waarborgen en zal de veiligheid in de gemeenschappelijke ruimte van veiligheid verbeteren.

De overeenkomst zal ook een financieringsregeling bevatten (bijlage I, titel III), die de kosten dekt van de ontwikkeling en het operationele gebruik van ICS2 door Noorwegen, evenals de functionele details van ICS2, die aan bod komen in de technische regelingen (bijlage I, titel II).

2.2.Het Gemengd Comité van de EER

Het Gemengd Comité van de EER is ingesteld bij artikel 92 van de EER-overeenkomst. Het Gemengd Comité van de EER bestaat uit vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen en kan beschikkingen geven op basis van overeenstemming tussen de EU enerzijds en de met één stem sprekende EVA-Staten anderzijds.

Het Gemengd Comité van de EER komt in beginsel ten minste eenmaal per maand bijeen en is verantwoordelijk voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging en werking van de Overeenkomst. Daartoe wisselt het denkbeelden en informatie uit en neemt het besluiten in de gevallen waarin deze Overeenkomst en de protocollen daarbij voorzien. Daartoe kan Protocol nr. 10 worden gewijzigd bij een beschikking van het Gemengd Comité van de EER overeenkomstig artikel 93, lid 2, en de artikelen 99, 100, 102 en 103 van de Overeenkomst.

Om de rechtszekerheid en de homogeniteit van de EER te waarborgen, moet het Gemengd Comité van de EER een beschikking geven over een wijziging van het protocol om rekening te houden met de ontwikkeling van de wetgeving van de Unie. Deze wijzigingen moeten gelijktijdig met de wijzigingen in de wetgeving van de Unie en met inachtneming van de interne procedures van de overeenkomstsluitende partijen worden toegepast.

2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Tijdens zijn volgende vergadering of bij briefwisseling moet het Gemengd Comité een besluit vaststellen betreffende de wijziging van het protocol (“de beoogde handeling”).

Het doel van de beoogde handeling is de strengste normen op het gebied van veiligheid en controle te waarborgen voor goederen die de grenzen worden overgebracht en het douanegebied van de EU en Noorwegen binnenkomen.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 104 van de Overeenkomst, waarin is bepaald: “Door het Gemengd Comité van de EER genomen besluiten in de gevallen waarin deze Overeenkomst voorziet, zijn, tenzij daarin anders wordt bepaald, vanaf hun inwerkingtreding verbindend voor de overeenkomstsluitende partijen, die de nodige maatregelen nemen om hun tenuitvoerlegging en toepassing te verzekeren”.

Artikel 103 van de Overeenkomst luidt: “Indien een dergelijke kennisgeving bij het verstrijken van een termijn van zes maanden na het besluit van het Gemengd Comité van de EER niet heeft plaatsgevonden, wordt het besluit van het Gemengd Comité van de EER voorlopig ten uitvoer gelegd totdat is voldaan aan de grondwettelijke eisen, tenzij een overeenkomstsluitende partij te kennen geeft dat voorlopige toepassing niet plaats kan vinden. In laatstgenoemd geval of indien een overeenkomstsluitende partij kennis geeft van de niet-bekrachtiging van een besluit van het Gemengd Comité van de EER, wordt de in artikel 102, lid 5, bedoelde schorsing één maand na een dergelijke kennisgeving van kracht, maar in geen geval vóór het tijdstip waarop het overeenkomstige EG-besluit in de Gemeenschap ten uitvoer wordt gelegd”.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Algemeen overzicht van Protocol nr. 10

Het eerder in 2009 bij besluit van het Gemengd Comité van de EER 1 gewijzigde protocol beklemtoont de bijzondere bilaterale handelsbetrekkingen tussen de EU en Noorwegen en het grote wederzijdse belang van gelijkwaardige douaneveiligheidsmaatregelen. Protocol nr. 10 bij de overeenkomst was in het wederzijdse belang van de Europese Gemeenschap en de EVA-staten gewijzigd om onnodige beperkingen te voorkomen en om gelijkwaardige douaneveiligheidsmaatregelen in te voeren die van toepassing zijn op het goederenvervoer naar en vanuit derde landen.

Het protocol is gebaseerd op Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie en de volgende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen:

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie, met inbegrip van de desbetreffende kolom in bijlage B;

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2089 van de Commissie, waarin de verantwoordelijkheden van de partijen met betrekking tot gegevensbescherming en de verantwoordelijkheid voor de verwerking van gegevens zijn opgenomen;

Uitvoeringsbesluit van de Commissie over het werkprogramma;

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie, met inbegrip van de desbetreffende kolommen in bijlage B.

Om de veiligheid van de internationale handel in goederen te vergroten, heeft de EU in 2006 nieuwe maatregelen ingevoerd om strengere douanecontroles te waarborgen (IP/06/1821). Het gaat onder meer om regels en termijnen voor handelaren om informatie over goederen te verstrekken voordat zij in de EU worden ingevoerd of uit de EU worden uitgevoerd (elektronische aangiften bij binnenbrengen en uitgaan); een EU-systeem voor risicoanalyse en -beheer; en een systeem om geautoriseerde marktdeelnemers in de EU te faciliteren. De EU en Noorwegen zijn ook overeengekomen om aan een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer te werken, indien nodig met uitwisseling van risicogerelateerde informatie.

De overeenkomst is gewijzigd in de context van de ontwikkeling van dat gemeenschappelijk kader voor betere douanecontroles en na de modernisering van de douane-unie en de bijbehorende wetgeving. Daardoor zouden de strengste veiligheids- en controlenormen gewaarborgd moeten zijn voor goederen die de grenzen worden overgebracht en het douanegebied van de EU en het Koninkrijk Noorwegen binnenkomen.

3.2.Voorgestelde wijzigingen van het protocol in het kader van de deelname van Noorwegen aan het ICS2-programma

ICS2 is de eerste verdedigingslinie voor de bescherming van de interne markt en de EU-burgers. Door betere gegevensgestuurde douaneveiligheidsprocedures ondersteunt het programma doeltreffende, risicogebaseerde douanecontroles en bevordert het het vrije verkeer van legitieme handel over de buitengrenzen van de EU.

Het zal bijdragen tot een geïntegreerde EU-aanpak voor de versterking van het kader voor douanerisicobeheer. Dat is een kernpunt van het douanewetboek van de Unie en de strategie voor douanerisicobeheer, overeenkomstig het actieplan dat in 2014 door de Raad is aangenomen en de doelstellingen van de Commissie-Von der Leyen om de douane-unie naar een hoger niveau te tillen.

Als systeem voor vroegtijdige informatie over ladingen zal ICS2 vóór aankomst gegevens verzamelen over alle goederen die de EU binnenkomen. Marktdeelnemers moeten veiligheidsgegevens in ICS2 aangeven via een zogenaamde summiere aangifte bij binnenbrengen. Niet alle marktdeelnemers zullen dezelfde verplichtingen hebben voor het invullen van die aangifte. Dat zal afhangen van het soort diensten dat zij in het internationale goederenverkeer verlenen en van de drie releasedata van ICS2 (15 maart 2021, 1 maart 2023 en 1 maart 2024).

Op 7 oktober 2020 heeft Noorwegen bevestigd dat het aan het invoercontrolesysteem 2 (ICS2) deelneemt, waardoor het partnerland kan deelnemen aan het gemeenschappelijk kader van ICS2, dat op 15 maart 2021 van start zal gaan.

De toetreding tot het ICS2-programma brengt technische en financiële aanpassingen van de overeenkomst met zich mee, met name wijzigingen die de modernisering van de douane-unie en haar wetgeving weerspiegelen.

3.3.Voorgestelde wetswijzigingen van het protocol in het kader van de modernisering van het douanewetboek van de Unie

De belangrijkste wijzigingen in het ontwerp van gewijzigd protocol zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Verordening (EU) nr. 952/2013 inzake het douanewetboek van de Unie en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringsverordening (Verordening (EU) 2015/2446 en Verordening (EU) 2015/2447). Die wijzigingen stemmen het gewijzigde protocol af op de recentste EU-wetgeving met betrekking tot douaneveiligheidsmaatregelen, summiere aangiften bij binnenbrengen en uitgaan (ENS en EXS), de ontwikkeling en uitrol van de relevante elektronische systemen, geautoriseerde marktdeelnemers, een gemeenschappelijk risicoanalyseproces en een kader voor risicobeheer in overeenstemming met de recentste wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens.

De belangrijkste wijzigingen van het protocol zijn gebaseerd op de volgende wetteksten:

Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie:

·artikel 46 betreffende risicobeheer en douanecontroles;

·artikel 127 betreffende de relevante bepalingen voor de indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen: vorm en inhoud, gebruik van elektronische systemen, indiening en ontheffingen, termijnen, registratie, indiening door andere personen, risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden, meervoudige indiening;

·artikel 128 betreffende risicoanalyse;

·artikel 6, lid 1, en de artikelen 12, 16, 46, 47, en 127 tot en met 133 vormen de rechtsgrondslag voor de ontwikkeling en de uitrol van ICS2;

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet;

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (zoals van toepassing sinds 16 juli 2020):

·de artikelen 104, 106, 112, 113 en 113 bis betreffende de summiere aangifte bij binnenbrengen;

·bijlage B inzake gegevensvereisten;

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (zoals van toepassing sinds 20 juli 2020):

·artikel 24 betreffende de naleving door geautoriseerde marktdeelnemers, ter vervanging van het huidige artikel 2 van bijlage II bij de overeenkomst;

·de artikelen 182, 183, 184, 185, 186, 188 en 189 betreffende de summiere aangifte bij binnenbrengen;

·bijlage B over gegevensstructuur en -formaat.

De recentste wijzigingen van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie en bijlage B bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie moeten nog formeel worden vastgesteld. Als zodanig is in de voorgestelde wijziging van de overeenkomst ruimte gelaten om de voetnoten bij te werken zodra de wijzigingen zijn bekendgemaakt (zie bijlage I, artikel 2, bij het gewijzigde protocol).

De wijziging van artikel 24 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie is op 28 september 2020 door het Comité douanewetboek van de Europese Commissie vastgesteld. De datum van bekendmaking van de wijziging is nog niet vastgesteld.

3.4.Voorgestelde structurele wijzigingen van het protocol

Wat de structuur van het gewijzigde protocol betreft, moeten de afdelingen betreffende binnenkomst (titel I) en uitgang (titel IV) van goederen in bijlage I betreffende summiere aangiften bij binnenbrengen en bij uitgaan in twee verschillende titels worden opgesplitst, voornamelijk als gevolg van de gedetailleerdere bepalingen betreffende summiere aangiften bij binnenbrengen en ICS2.

In overeenstemming met de redenering achter die structurele herziening van bijlage I zijn twee nieuwe titels gecreëerd die betrekking hebben op:

titel II: de technische regelingen voor het invoercontrolesysteem 2;

titel III: de financiële regelingen voor het invoercontrolesysteem 2.

3.5.Door de Unie in te nemen standpunt

In artikel 92 van de overeenkomst is bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen in het Gemengd Comité van de EER overleg plegen over ieder punt dat van belang is voor de Overeenkomst. De overeenkomstsluitende partijen werken te goeder trouw samen met het uiteindelijke oogmerk de besluitvorming in het Gemengd Comité van de EER te vergemakkelijken. Daartoe dient het bij de EER-overeenkomst ingestelde Gemengd Comité van de EER een besluit vast te stellen waarbij wordt ingestemd met de wijziging van hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij Protocol nr. 10. Dat gebeurt tijdens een vergadering van het Gemengd Comité van de EER waarin de EU een vertegenwoordigde partij is.

Het door de EU in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt moet worden vastgesteld bij besluit van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie.

In onderling overleg wordt het gewijzigde protocol vervolgens door de overeenkomstsluitende partijen uitgevoerd.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat ook handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen 2 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité van de EER is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde de EER-overeenkomst.

De door het Gemengd Comité van de EER vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU, met inachtneming van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dat luidt: “Het standpunt van de Gemeenschap over besluiten van het Gemengd Comité van de EER die alleen een uitbreiding van communautaire rechtsinstrumenten tot de EER behelzen, wordt, met eventuele technische aanpassingen, vastgesteld door de Commissie”.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen met betrekking tot wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad.

5.Gevolgen voor de begroting

De voorgestelde wijzigingen betreffende de wijziging van de overeenkomst inzake douaneveiligheidsmaatregelen zijn gebaseerd op het beginsel dat Noorwegen tot het ICS2-programma zal toetreden vanaf de eerste release ervan op 15 maart 2021. Latere releases zullen plaatsvinden in 2023 en 2024.

Dat heeft gevolgen voor de begroting van Noorwegen. De uitsplitsing van de kosten is opgenomen in artikel 17 van bijlage I en is verder aan Noorwegen meegedeeld via een non-paper.

Noorwegen zal aan elke release van ICS2 bijdragen en dus een vaste vergoeding betalen voor de ontwikkelingskosten van de Europese Commissie. Voor release 1 bedragen die kosten 520 000 EUR, voor release 2 550 000 EUR en voor release 3 550 000 EUR; op basis van een verdeelsleutel van 4 %.

Noorwegen zal ook bijdragen aan de operationele kosten van de Europese Commissie ter dekking van de jaarlijkse kosten voor conformiteitstests, onderhoud van de infrastructuur (hardware, software, hosting, licenties enz.), van de centrale componenten van ICS2 en van de bijbehorende toepassingen en diensten die nodig zijn voor de werking en interconnectie ervan (kwaliteitsborging, helpdesk en IT-servicebeheer). Die operationele kosten zijn gebaseerd op de verdeelsleutel van 4 %, maar zijn geen vast jaarlijks percentage. Als zodanig zijn de maximale operationele kosten beperkt tot 450 000 EUR per jaar.

6.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Gemengd Comité van de EER Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in het goederenvervoer zal wijzigen, is het passend deze na de vaststelling ervan bekend te maken in het EER-gedeelte van het Publicatieblad van de Europese Unie.

2021/0001 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Economische Ruimte ingestelde Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij Protocol nr. 10 van de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen (“het protocol”) is bij besluit van het Gemengd Comité gewijzigd 3 en op 1 juli 2009 in werking getreden.

(2)Overeenkomstig artikel 98 van de overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER tijdens zijn volgende zitting of bij briefwisseling een besluit tot wijziging van hoofdstuk II bis en de bijlagen bij Protocol nr. 10 vaststellen.

(3)Overeenkomstig artikel 9 nonies, lid 3, van het protocol zijn wijzigingen van hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij Protocol nr. 10 noodzakelijk om rekening te houden met de ontwikkeling van de wetgeving van de Unie inzake aangelegenheden die onder dit hoofdstuk en de bijlagen I en II vallen. Indien een besluit overeenkomstig artikel 9 nonies, lid 3, niet zo kan worden genomen dat gelijktijdige toepassing mogelijk is, passen de overeenkomstsluitende partijen met inachtneming van hun interne procedures vanaf 15 maart 2021 de wijzigingen toe die in het ontwerpbesluit zijn opgenomen. Die datum valt samen met de eerste release van het invoercontrolesysteem 2, waaraan Noorwegen heeft ingestemd deel te nemen.

(4)Aangezien de wijzigingen bindend zullen zijn voor de Unie, is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité van de EER,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de volgende vergadering van het Gemengd Comité van de EER of bij briefwisseling, is gebaseerd op de aan dit besluit gehechte ontwerphandeling van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 76/2009 van 30 juni 2009 tot wijziging van Protocol nr. 10 inzake de vereenvoudiging van controles en formaliteiten in het goederenvervoer.
(2)    Arrest van het Hof van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(3)    Besluit nr. 76/2009, PB L 232 van 3.9.2009, blz. 40.

Brussel, 12.1.2021

COM(2021) 4 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het namens de Europese Unie in het bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Europese Economische Ruimte ingestelde Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de wijziging van hoofdstuk II bis en de bijlagen I en II bij Protocol nr. 10 van de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer


BIJLAGE

Doc. nr. 20/00862-1

Zaak nr. 20/00862

       BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. [...]

van [...]

tot wijziging van Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De toepasselijke bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek 1 en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van het communautair douanewetboek 2 zijn vervangen door de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie 3 , Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie 4 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie 5 .

(2)De wetgeving van de Europese Unie inzake douaneveiligheidsmaatregelen is gewijzigd, met name bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet 6 .

(3)De bepalingen van Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst moeten in overeenstemming worden gebracht met de wijzigingen in de wetgeving van de Europese Unie, om de gelijkwaardigheid van de veiligheid te waarborgen.

(4)Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) 7 is bij Besluit nr. 154/2018 van het Gemengd Comité van de EER 8 in de overeenkomst opgenomen.

(5)Dit besluit van het Gemengd Comité van de EER mag niet van toepassing zijn op IJsland en Liechtenstein. De toepassing ervan kan echter, op grond van een nieuw besluit, tot deze landen worden uitgebreid.

(6)Protocol nr. 10 bij de EER-overeenkomst moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Protocol nr. 10 bij de overeenkomst wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

(1)Dit besluit treedt in werking op , op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden 9*. Het is van toepassing met ingang van 15 maart 2021.

(2)In afwachting van de in lid 1 bedoelde kennisgevingen passen de Europese Unie en Noorwegen dit besluit vanaf 15 maart 2021 voorlopig toe.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor het Gemengd Comité van de EER

   De voorzitter

   

   De secretarissen

   van het Gemengd Comité van de EER

   

BIJLAGE

1. De artikelen 9 bis tot en met 9 octies van hoofdstuk II bis (DOUANEVEILIGHEIDSMAATREGELEN) van Protocol nr. 10 bij de overeenkomst worden vervangen door:

HOOFDSTUK II bis

DOUANEVEILIGHEIDSMAATREGELEN

Artikel 9 bis

Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) “risico”: de waarschijnlijkheid dat zich, in relatie tot het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen of de bijzondere bestemming van goederen die tussen het douanegebied van een van de overeenkomstsluitende partijen en dat van een derde land, alsook de aanwezigheid van niet in het vrije verkeer zijnde goederen een gebeurtenis voordoet die een bedreiging vormt voor de veiligheid van de overeenkomstsluitende partijen, de volksgezondheid, het milieu of de consument, en de effecten van zulke gebeurtenis;

b) “risicobeheer”: het systematisch in kaart brengen van risico's en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico's te beperken. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico's, het voorschrijven en ondernemen van actie, en het regelmatig toezien op en herzien van het proces en de procesresultaten, op basis van bronnen of strategieën die door de overeenkomstsluitende partijen of internationaal zijn gedefinieerd.

c) “brievenpost”: brieven, briefkaarten, braillestukken en van invoer- of uitvoerrechten vrijgesteld drukwerk;

d) “expreszending”: een zending die wordt vervoerd door of onder de verantwoordelijkheid van een geïntegreerde dienst bestaande in ophaling, vervoer, douaneafhandeling en levering op versnelde/tijdgevoelige basis, waarbij dit artikel gedurende de gehele verrichting van de dienst traceerbaar is en onder toezicht blijft.

e) “goederen in postzendingen”: andere goederen dan brievenpost, die deel uitmaken van een postpakket of collo en door of onder de verantwoordelijkheid van een in een overeenkomstsluitende partij gevestigde en door een overeenkomstsluitende partij voor het verlenen van de onder het op 10 juli 1984 onder auspiciën van de Verenigde Naties tot stand gekomen Wereldpostverdrag vallende internationale diensten aangewezen postaanbieder overeenkomstig dat Verdrag worden vervoerd;

f) “douaneaangifte”: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om goederen onder een bepaalde douaneregeling te plaatsen, in voorkomend geval met opgave van eventuele specifieke procedures die moeten worden toegepast;

g) “aangifte tot tijdelijke opslag”: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze kenbaar maakt dat hij goederen in tijdelijke opslag plaatst.

Artikel 9 ter

Algemene bepalingen inzake veiligheid

1. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe met betrekking tot het goederenvervoer dat afkomstig is uit of bestemd is voor derde landen de in dit hoofdstuk omschreven douaneveiligheidsmaatregelen in te voeren en toe te passen en zodoende aan hun buitengrenzen een gelijkwaardig veiligheidsniveau te garanderen.

2. De overeenkomstsluitende partijen passen de in dit hoofdstuk omschreven douaneveiligheidsmaatregelen niet toe op het goederenvervoer tussen hun douanegebieden.

3. De overeenkomstsluitende partijen plegen, alvorens zij met een derde land een overeenkomst over onder dit hoofdstuk vallende aangelegenheden sluiten, onderling overleg teneinde ervoor te zorgen dat de beoogde overeenkomst in overeenstemming is met de huidige overeenkomst, met name indien de beoogde overeenkomst bepalingen omvat waarbij van de in dit hoofdstuk omschreven douaneveiligheidsmaatregelen wordt afgeweken.

Artikel 9 quater

Aangifte voorafgaand aan de binnenkomst en de uitgang van goederen

1. Met het oog op de veiligheid wordt van uit derde landen afkomstige goederen die in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht, een summiere aangifte bij binnenbrengen gedaan, behalve wanneer de goederen uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

2. Met het oog op de veiligheid wordt van voor derde landen bestemde goederen die het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen verlaten, een summiere aangifte bij uitgaan gedaan, behalve wanneer de goederen uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

3. De summiere aangifte bij binnenbrengen of bij uitgaan wordt ingediend vóór de goederen de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen respectievelijk verlaten.

4. Wanneer voor goederen die het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen of verlaten een summiere aangifte bij binnenbrengen of uitgaan verplicht is maar geen aangifte is ingediend, dient een van de in de leden 5 of 6 bedoelde personen onmiddellijk een dergelijke aangifte in dan wel in plaats daarvan, mits dit is toegestaan door de douaneautoriteiten, een douaneaangifte of een aangifte tot tijdelijke opslag die ten minste de voor een summiere aangifte bij binnenbrengen of uitgaan vereiste gegevens bevat. In die gevallen verrichten de douaneautoriteiten de veiligheidsrisicoanalyse voor die goederen op basis van de douaneaangifte of de aangifte tot tijdelijke opslag.

5. Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt welke personen aansprakelijk zijn voor de indiening van summiere aangiften bij uitgaan en aan welke bevoegde autoriteiten deze aangifte moet worden voorgelegd.

6. De summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend door de vervoerder.

Niettegenstaande de verplichtingen van de vervoerder kan de summiere aangifte bij binnenbrengen in zijn plaats worden ingediend door een van de volgende personen:

(a)de importeur of geadresseerde van de goederen of een andere persoon in wiens naam of voor wiens rekening de vervoerder handelt;

(b)eenieder die in staat is de goederen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst aan te brengen of te doen aanbrengen.

In specifieke gevallen, wanneer de in de eerste alinea bedoelde personen niet in staat zijn alle voor de veiligheidsrisicoanalyse vereiste gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen te verstrekken, kunnen andere personen die over die gegevens beschikken en de passende rechten bezitten om deze te verstrekken, worden verplicht die gegevens te verstrekken.

Elke persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen indient, is verantwoordelijk voor de door hem verstrekte gegevens.

7. In afwijking van lid 6 bepaalt elke overeenkomstsluitende partij tot de data waarop het in artikel 1, lid 1, van bijlage I bedoelde elektronisch systeem wordt uitgerold, welke personen verplicht zijn de summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen, hoe die aangifte moet worden ingediend, hoe daarover informatie kan worden uitgewisseld en hoe de wijziging en/of ongeldigmaking daarvan kan worden gevraagd.

8. De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen kunnen bepalen in welke gevallen een douaneaangifte of een aangifte tot tijdelijke opslag kan worden gebruikt als summiere aangifte bij binnenbrengen of bij uitgaan, mits:

(a)de douaneaangifte of aangifte tot tijdelijke opslag alle voor een summiere aangifte bij binnenbrengen of bij uitgaan vereiste gegevens bevat, en

(b)de vervangende aangifte vóór het verstrijken van de termijn voor het indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen of uitgaan bij het bevoegde douanekantoor wordt ingediend.

9. In bijlage I bij deze overeenkomst worden vastgesteld:

het elektronisch systeem voor summiere aangiften bij binnenbrengen;

de vorm en de inhoud van de summiere aangifte bij binnenbrengen en bij uitgaan;

de uitzonderingen op de verplichting een summiere aangifte bij binnenbrengen of uitgaan in te dienen;

de plaats waar de summiere aangifte bij binnenbrengen of bij uitgaan moet worden ingediend;

de termijnen waarbinnen de summiere aangifte bij binnenbrengen of bij uitgaan moet worden ingediend;

de technische regelingen voor de elektronische systemen die worden gebruikt om de summiere aangifte bij binnenbrengen in te dienen;

de financieringsregeling betreffende de verantwoordelijkheden, verbintenissen en verwachtingen met betrekking tot de implementatie en de exploitatie van het invoercontrolesysteem 2;

alle andere voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen.

Artikel 9 quinquies

Geautoriseerde marktdeelnemer

1. Een overeenkomstsluitende partij kent, onder voorbehoud van de in bijlage II bij deze overeenkomst vastgestelde criteria, de status van “geautoriseerde marktdeelnemer” voor veiligheid toe aan alle in haar douanegebied gevestigde marktdeelnemers.

Geautoriseerde marktdeelnemers genieten faciliteiten op het gebied van douaneveiligheidscontroles.

Onder voorbehoud van de in lid 2 bedoelde regels en voorwaarden wordt de door een overeenkomstsluitende partij toegekende status van geautoriseerde marktdeelnemer door de andere overeenkomstsluitende partij – onverminderd de mogelijkheid tot douanecontroles – erkend, met name met het oog op de uitvoering van overeenkomsten met derde landen die voorzien in een mechanisme van wederzijdse erkenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer.

2. In bijlage II bij deze overeenkomst worden vastgesteld:

de regels inzake de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer, en met name de toekenningscriteria voor die status en de toepassingsvoorwaarden voor die criteria;

het soort faciliteiten dat wordt toegestaan;

de regels betreffende de schorsing, nietigverklaring en intrekking van de status van geautoriseerde marktdeelnemer;

de bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de overeenkomstsluitende partijen van gegevens over hun geautoriseerde marktdeelnemers;

alle andere voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen.

Artikel 9 sexies

Veiligheidsgerelateerde douanecontroles en veiligheidsrisicobeheer

1. Veiligheidsgerelateerde douanecontroles, andere dan steekproefcontroles, zijn hoofdzakelijk gebaseerd op een risicoanalyse met behulp van geautomatiseerde gegevensverwerking, die ertoe strekt om aan de hand van door de overeenkomstsluitende partijen vastgestelde criteria de risico's in kaart te brengen en te evalueren alsmede de nodige tegenmaatregelen te ontwikkelen.

2. Veiligheidsgerelateerde douanecontroles worden uitgevoerd binnen een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer, op basis van de uitwisseling van risico-informatie en resultaten van risicoanalyses tussen de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen. De douaneautoriteit van Noorwegen draagt via haar deelname aan het in hoofdstuk II bis, artikel 9 nonies, lid 4, bedoelde Comité douanewetboek bij tot de vaststelling van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden met betrekking tot de gegevens van de summiere aangiften bij binnenbrengen en bij uitgaan. Controles op basis van dergelijke informatie en criteria worden verricht onverminderd andere douanecontroles.

3. De overeenkomstsluitende partijen gebruiken een gemeenschappelijk risicobeheersysteem voor de uitwisseling van risicogerelateerde informatie, informatie over de toepassing van gemeenschappelijke risicocriteria en -normen, gemeenschappelijke prioritaire controlegebieden, douanecrisisbeheersing, en resultaten van risicoanalyses en controles.

4. De overeenkomstsluitende partijen erkennen de gelijkwaardigheid van elkaars systemen voor veiligheidsrisicobeheer.

5. Het Gemengd Comité van de EER neemt de voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke bepalingen aan.

Artikel 9 septies

Toezicht op de uitvoering van de douaneveiligheidsmaatregelen

1. Het Gemengd Comité omschrijft op welke wijze de overeenkomstsluitende partijen op de uitvoering van dit hoofdstuk zullen toezien en de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlagen bij deze overeenkomst zullen controleren.

2. Het in lid 1 bedoelde toezicht kan met name plaatsvinden via:

een periodieke evaluatie van de uitvoering van dit hoofdstuk, en met name van de gelijkwaardigheid van de douaneveiligheidsmaatregelen;

een onderzoek met het oog op een betere toepassing of een wijziging van de bepalingen van dat hoofdstuk zodat beter wordt tegemoetgekomen aan de doelstellingen;

de organisatie van themavergaderingen van deskundigen van beide overeenkomstsluitende partijen en audits van de administratieve procedures, ook door middel van bezoeken ter plaatse.

3. Het Gemengd Comité ziet erop toe dat de ter uitvoering van dit artikel genomen maatregelen de rechten van de betrokken marktdeelnemers eerbiedigen.

Artikel 9 octies

Bescherming van het beroepsgeheim en van de persoonsgegevens

De gegevens die door de overeenkomstsluitende partijen worden uitgewisseld in het kader van de maatregelen waarin dit hoofdstuk voorziet, vallen onder de bescherming van het beroepsgeheim en de bescherming van de persoonsgegevens zoals omschreven in de wetgeving ter zake op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij die deze gegevens ontvangt.

Met name mogen deze gegevens niet verder worden doorgegeven aan andere personen dan de bevoegde autoriteiten van de ontvangende overeenkomstsluitende partij, noch door die autoriteiten worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin deze overeenkomst voorziet.

2. BIJLAGE I bij Protocol nr. 10 bij de overeenkomst wordt vervangen door:

BIJLAGE I

SUMMIERE AANGIFTEN BIJ BINNENBRENGEN EN BIJ UITGAAN

Titel I

Summiere aangifte bij binnenbrengen

Artikel 1

Het elektronisch systeem voor summiere aangiften bij binnenbrengen

1. Het elektronische invoercontrolesysteem 2 (ICS2) wordt gebruikt voor:

(a)de indiening, verwerking en opslag van gegevens van de summiere aangiften bij binnenbrengen en andere informatie over die aangiften, die betrekking hebben op de risicoanalyse voor douaneveiligheidsdoeleinden, inclusief ter ondersteuning van de veiligheid van de luchtvaart, en op de maatregelen die op basis van de resultaten van die analyse moeten worden genomen;

(b)de uitwisseling van informatie over de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen en de resultaten van de risicoanalyse van de summiere aangiften bij binnenbrengen, over andere informatie die nodig is om die risicoanalyse uit te voeren en over op basis van risicoanalyse genomen maatregelen, inclusief aanbevelingen over de controleplaatsen en de resultaten van die controles;

(c)de uitwisseling van informatie voor het toezicht op en de evaluatie van de toepassing van de gemeenschappelijke criteria en normen inzake veiligheidsrisico’s en van de controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden.

2. De ontwikkelings- en releasedata voor de gefaseerde uitrol van het in deze bijlage bedoelde elektronisch systeem zijn de data die zijn vastgesteld in het DWU-project Invoercontrolesysteem 2 (ICS2) in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie 10 .

De overeenkomstsluitende partijen worden geacht bij het begin van de uitroltermijn tegelijkertijd klaar te zijn voor elke release. Bovendien kunnen de overeenkomstsluitende partijen de marktdeelnemers in voorkomend geval toestaan om stapsgewijs verbinding te leggen met het systeem tot het eind van de uitroltermijn waarin voor elk van de releases is voorzien. De overeenkomstsluitende partijen publiceren de termijnen en instructies voor marktdeelnemers op hun website.

3. Marktdeelnemers maken gebruik van een geharmoniseerde interface voor handelaren, die door de overeenkomstsluitende partijen in onderling overleg is ontworpen, voor indieningen, verzoeken om wijziging, verzoeken om ongeldigmaking, verwerking en opslag van de gegevens van summiere aangiften bij binnenbrengen en voor de uitwisseling van daarmee verband houdende informatie met de douaneautoriteiten.

4. De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen kunnen toestaan dat handels-, haven- of vervoersinformatiesystemen worden gebruikt voor het indienen van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, mits deze systemen de nodige gegevens bevatten en deze gegevens binnen de in artikel 7 bedoelde termijnen beschikbaar zijn.

Artikel 2

Vorm en inhoud van de summiere aangifte bij binnenbrengen

1. De summiere aangifte bij binnenbrengen en de kennisgeving van aankomst van een zeeschip of luchtvaartuig moeten de gegevens bevatten die zijn vastgesteld in de volgende kolommen van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 11 van de Commissie: 

(a)F10 tot en met F16;

(b)F20 tot en met F33;

(c)F40 tot en met F45;

(d)F50 tot en met F51;

(e)G2.

De gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen moeten in overeenstemming zijn met de respectieve formaten, codes en kardinaliteiten als vastgesteld in bijlage B bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 12 van de Commissie en worden ingevuld overeenkomstig de aantekeningen in die bijlagen.

2. Voor het verstrekken van de summiere aangifte bij binnenbrengen is het toegestaan dat meer dan één gegevensset door verschillende personen wordt ingediend.

3. Het in lid 1 bedoelde elektronische systeem wordt gebruikt voor het indienen van een verzoek tot wijziging of ongeldigmaking van een summiere aangifte bij binnenbrengen of van de gegevens daarin.

Wanneer verschillende personen verzoeken om een wijziging of een ongeldigmaking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, mogen elk van deze personen alleen verzoeken om een wijziging of ongeldigmaking van de gegevens die zij zelf hebben ingediend.

4. De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partij die de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft geregistreerd, stellen de persoon die het verzoek tot wijziging of ongeldigmaking heeft ingediend, onmiddellijk in kennis van hun besluit om deze te registreren of af te wijzen.

Wanneer de wijzigingen of de ongeldigmaking van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden ingediend door een andere persoon dan de vervoerder, stellen de douaneautoriteiten ook de vervoerder in kennis, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronisch systeem als bedoeld in lid 1.

5. Overeenkomstig artikel 9 quater, lid 8, van de overeenkomst kunnen de overeenkomstsluitende partijen tot de uitroldatum van release 3 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde systeem de veiligheidsgerelateerde risicoanalyse verrichten op basis van de aangifte voor douanevervoer die in het nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer (NCTS) is ingediend overeenkomstig de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer 13 , met inbegrip van de uitwisseling van informatie over risicoanalyses tussen de betrokken overeenkomstsluitende partijen voor goederen die over zee, over de binnenwateren, over de weg en per spoor worden vervoerd. NCTS is het elektronisch systeem dat de communicatie tussen de overeenkomstsluitende partijen en tussen de overeenkomstsluitende partijen en marktdeelnemers mogelijk maakt met het oog op de indiening van een douaneaangifte voor douanevervoer, met inbegrip van alle gegevens die vereist zijn voor een summiere aangifte bij binnenbrengen of uitgaan en van de kennisgevingen betreffende die goederen.

Voordat release 3 van het in artikel 1, lid 1, van deze bijlage bedoelde systeem wordt uitgerold, beoordelen de overeenkomstsluitende partijen of de douaneautoriteiten de risicoanalyse na die datum al dan niet mogen blijven uitvoeren op basis van de aangifte voor douanevervoer die de gegevens bevat van een summiere aangifte bij binnenbrengen die in het NCTS 14 is ingediend, en wijzigen zij deze overeenkomst indien nodig.

Artikel 3

Ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen

1. Een summiere aangifte bij binnenbrengen is niet vereist voor de volgende goederen:

(a)elektrische energie;

(b)goederen die via een pijpleiding binnenkomen;

(c)brievenpost;

(d)goederen in postzendingen, als volgt:

(1)postzendingen die door de lucht worden vervoerd en een overeenkomstsluitende partij als eindbestemming hebben, tot de voor de uitrol van release 1 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronisch systeem vastgestelde datum;

(2)postzendingen die door de lucht worden vervoerd en een derde land of derdelandsgebied als eindbestemming hebben, tot de voor de uitrol van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum;

(3)postzendingen die over zee, de binnenwateren, over de weg of per spoor worden vervoerd, tot de voor de uitrol van release 3 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum;

(e)goederen waarvoor krachtens door de overeenkomstsluitende partijen uitgevaardigde bepalingen een mondelinge douaneaangifte of een douaneaangifte door eenvoudige grensoverschrijding is toegestaan, mits zij niet op grond van een vervoersovereenkomst worden vervoerd;

(f)goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers;

(g)goederen onder dekking van een ATA- of CPD-carnet, mits zij niet op grond van een vervoersovereenkomst worden vervoerd;

(h)goederen die in aanmerking komen voor vrijstelling op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963 of andere consulaire verdragen of het Verdrag van New York van 16 december 1969 inzake bijzondere missies;

(i)wapens en militaire uitrusting die door de met de militaire verdediging van het grondgebied belaste autoriteiten het douanegebied van een van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht in het kader van een militair vervoer of een uitsluitend voor de militaire autoriteiten bestemd vervoer;

(j)de volgende goederen die het douanegebied van een van de overeenkomstsluitende partijen rechtstreeks worden binnengebracht vanaf offshore installaties die worden geëxploiteerd door een persoon die in het douanegebied van een van de overeenkomstsluitende partijen is gevestigd:

(1)goederen die bij de bouw, het herstellen, het onderhoud of de verbouwing van deze offshore installaties daarin zijn opgenomen;

(2)goederen die voor de uitrusting van die offshore installaties zijn gebruikt;

(3)provisie die op die offshore installaties wordt gebruikt of verbruikt;

(4)ongevaarlijke afvalproducten van de genoemde offshore installaties;

(k)goederen die deel uitmaken van zendingen waarvan de intrinsieke waarde niet meer bedraagt dan 22 EUR, op voorwaarde dat de douaneautoriteiten ermee instemmen om, met goedvinden van de marktdeelnemer, een risicoanalyse uit te voeren op basis van de gegevens die in het door de marktdeelnemer gebruikte systeem zijn vervat of daaraan kunnen worden ontleend; als volgt:

(1)goederen die in expreszendingen door de lucht worden vervoerd, tot de voor de uitrol van release 1 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum;

(2)goederen die door de lucht worden vervoerd in andere dan post- of expreszendingen, tot de voor de uitrol van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum;

(3)goederen die over zee, de binnenwateren, over de weg of per spoor worden vervoerd, tot de voor de uitrol van release 3 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum;

(l)goederen die worden vervoerd onder dekking van het NAVO-formulier 302 als bedoeld in het Verdrag tussen de partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, ondertekend te Londen op 19 juni 1951, of onder dekking van het EU-formulier 302 als bedoeld in artikel 1, lid 51, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie;

(m)goederen die vanuit Ceuta en Melilla, Helgoland, de Republiek San Marino, Vaticaanstad, de gemeente Livigno en de Zwitserse douane-exclaven Samnaun en Sampuoir naar een van de overeenkomstsluitende partijen worden gebracht;

(n)de volgende goederen aan boord van schepen en luchtvaartuigen:

(1)goederen die zijn geleverd om als onderdeel of toebehoren in die schepen en luchtvaartuigen te worden gemonteerd;

(2)goederen voor de werking van de motoren, machines en andere uitrusting van die schepen of luchtvaartuigen;

(3)voor consumptie of verkoop aan boord bestemde levensmiddelen en andere artikelen;

(o)producten van de zeevisserij en andere door vissersvaartuigen van de partijen buiten de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen uit de zee gewonnen producten;

(p)vaartuigen, en de daarmee vervoerde goederen, die de territoriale wateren van een van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen, uitsluitend met het doel om provisie in te slaan zonder dat verbinding wordt gemaakt met een van de havenfaciliteiten;

(q)inboedels als omschreven in de wetgeving van de respectieve overeenkomstsluitende partijen, mits deze niet op grond van een vervoersovereenkomst worden vervoerd.

2. Een summiere aangifte bij binnenbrengen is niet vereist in gevallen die geregeld zijn bij een internationaal veiligheidsverdrag tussen een van de overeenkomstsluitende partijen en een derde land, onder voorbehoud van de procedure van artikel 9 ter, lid 3, van de overeenkomst.

3. Een summiere aangifte bij binnenbrengen is niet vereist wanneer de goederen de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen tijdelijk verlaten tijdens vervoer over zee of door de lucht tussen twee plaatsen van die douanegebieden en zonder tussenstop in een derde land.

Artikel 4

Plaats van indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen

1. De summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend bij het douanekantoor dat bevoegd is voor het douanetoezicht op de plaats in het douanegebied van een van de overeenkomstsluitende partijen waar het vervoermiddel waarmee de goederen worden vervoerd, aankomt of, in voorkomend geval, bestemd is aan te komen vanuit een derde land of een derdelandsgebied, hierna “douanekantoor van eerste binnenkomst” genoemd.

2. Wanneer de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend door indiening van meer dan één gegevensset, of door indiening van de minimale gegevensset, doet de persoon die de gedeeltelijke of minimale gegevensset indient, dit bij het douanekantoor dat, naar zijn weten, het douanekantoor van eerste binnenkomst moet zijn. Indien die persoon niet bekend is met de plaats in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen waar het vervoermiddel waarmee de goederen worden vervoerd naar verwachting als eerste aankomt, kan het douanekantoor van eerste binnenkomst worden bepaald op basis van de plaats waarnaar de goederen zijn verzonden.

3. De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen kunnen toestaan dat de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend bij een ander douanekantoor, mits dit kantoor de benodigde gegevens onmiddellijk elektronisch doorgeeft aan of ter beschikking stelt aan het douanekantoor van eerste binnenkomst.

Artikel 5

Registratie van een summiere aangifte bij binnenbrengen

1. De douaneautoriteiten registreren elke indiening van gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen bij ontvangst van die gegevens en stellen de aangever of zijn vertegenwoordiger onmiddellijk in kennis van hun registratie en delen hem een masterreferentienummer van de indiening en de datum van registratie mee.

2. Met ingang van de uitroldatum van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem stellen de douaneautoriteiten de vervoerder onmiddellijk in kennis van de registratie, op voorwaarde dat de vervoerder om kennisgeving heeft verzocht en toegang heeft tot dat elektronisch systeem, als de summiere aangifte bij binnenbrengen door een andere persoon dan de vervoerder wordt ingediend.

Artikel 6

Indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen

Wanneer geen van de ontheffingen van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen in artikel 10 van de overeenkomst en in artikel 3 van toepassing is, worden de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen als volgt verstrekt:

(a)voor door de lucht vervoerde goederen,

(1)koeriersdiensten dienen voor alle zendingen de minimale gegevensset in vanaf de uitroldatum van release 1 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem;

(2)postaanbieders dienen voor alle zendingen met een overeenkomstsluitende partij als eindbestemming de minimale gegevensset in vanaf de uitroldatum van release 1 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem;

(3)door de indiening van één of meer gegevenssets via het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem, vanaf de uitroldatum van release 2 van dat systeem;

(b)voor goederen die over zee, de binnenwateren, over de weg of per spoor worden vervoerd, door de indiening van één of meer gegevenssets via het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem, vanaf de uitroldatum van release 3 van dat systeem.

Artikel 7

Termijn voor de indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen

1. Wanneer de goederen over zee de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht, wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen binnen de volgende termijnen ingediend:

(a)voor in containers vervoerde goederen, tenzij het bepaalde in punt c) of d) van toepassing is: uiterlijk 24 uur voordat zij in het vaartuig worden geladen waarmee zij de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht;

(b)voor stort-/stukgoederen, tenzij het bepaalde onder c) of d) van toepassing is: uiterlijk vier uur voor de aankomst van het vaartuig in de eerste haven van binnenkomst in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen;

(c)uiterlijk twee uur voor de aankomst van het vaartuig in de eerste haven van binnenkomst in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen in geval van goederen komende uit:

(1)Groenland;

(2)de Faeröer;

(3)IJsland;

(4)havens aan de Oostzee, Noordzee, Zwarte Zee en Middellandse Zee;

(5)alle havens van Marokko;

(d)voor ander dan onder c) bedoeld vervoer tussen een gebied buiten de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen en de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira of de Canarische Eilanden, wanneer de reistijd minder dan 24 uur bedraagt: uiterlijk twee uur voor de aankomst in de eerste haven van binnenkomst in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen.

2. Wanneer de goederen door de lucht de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht, worden de volledige gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen de volgende termijnen ingediend:

(a)bij vluchten met een reistijd van minder dan vier uur: uiterlijk op het werkelijke vertrekuur van het luchtvaartuig;

(b)bij andere vluchten: uiterlijk vier uur voor de aankomst van het luchtvaartuig op de eerste luchthaven in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen.

3. Met ingang van de uitroldatum van release 1 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem dienen postaanbieders en koerierdiensten ten minste de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen zo spoedig mogelijk in en uiterlijk voordat de goederen worden geladen in het luchtvaartuig waarmee zij het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen zullen worden binnengebracht.

4. Met ingang van de uitroldatum van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem dienen andere marktdeelnemers dan postexploitanten en koeriersdiensten ten minste de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen zo spoedig mogelijk in en uiterlijk voordat de goederen worden geladen in het luchtvaartuig waarmee zij het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen zullen worden binnengebracht.

5. Met ingang van de uitroldatum van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem worden, indien binnen de in de leden 3 en 4 bedoelde termijnen alleen de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen is verstrekt, de overige gegevens binnen de in lid 2 genoemde termijnen verstrekt.

6. Tot de datum van de uitrol van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem wordt de minimale gegevensset van de overeenkomstig lid 3 ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen beschouwd als de volledige summiere aangifte bij binnenbrengen voor goederen in postzendingen met een overeenkomstsluitende partij als eindbestemming en voor goederen in expreszendingen waarvan de intrinsieke waarde niet meer dan 22 EUR bedraagt.

7. Wanneer de goederen per spoor de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht, wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen binnen de volgende termijnen ingediend:

(a)wanneer de treinreis vanaf het laatste rangeerstation, gelegen in een derde land, naar het douanekantoor van eerste binnenkomst minder dan twee uur bedraagt: uiterlijk één uur voor de aankomst van de goederen op de plaats waarvoor dat douanekantoor bevoegd is;

(b)in alle andere gevallen: uiterlijk twee uur voor de aankomst van de goederen op de plaats waarvoor het douanekantoor van eerste binnenkomst bevoegd is.

8. Wanneer de goederen over de weg de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht, wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen ingediend uiterlijk één uur voor de aankomst van de goederen op de plaats waarvoor het douanekantoor van eerste binnenkomst bevoegd is.

9. Wanneer de goederen over de binnenwateren de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht, wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen ingediend uiterlijk twee uur voor de aankomst van de goederen op de plaats waarvoor het douanekantoor van eerste binnenkomst bevoegd is.

10. Wanneer de goederen de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht op een vervoermiddel dat zelf wordt vervoerd op een actief vervoermiddel, is de termijn voor de indiening van de summiere aangifte bij binnenbrengen de termijn die geldt voor het actieve vervoermiddel.

11. De in de leden 1 tot en met 10 genoemde termijnen zijn niet van toepassing in geval van overmacht.

12. Onder voorbehoud van de in artikel 9 ter, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde procedure, zijn de in leden 1 tot en met 10 bedoelde termijnen niet van toepassing wanneer internationale veiligheidsverdragen tussen een overeenkomstsluitende partij en derde landen anders bepalen.

Artikel 8

Veiligheidsgerelateerde risicoanalyse en veiligheidsgerelateerde douanecontroles met betrekking tot de summiere aangiften bij binnenbrengen

1. De risicoanalyse wordt afgerond vóór de aankomst van de goederen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst, op voorwaarde dat de summiere aangifte bij binnenbrengen is ingediend binnen de in de artikel 7 vastgestelde termijnen, tenzij een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden verricht.

Onverminderd de eerste alinea wordt voor goederen die door de lucht in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen worden gebracht zo snel mogelijk na ontvangst van de minimale gegevensset van de summiere aangifte bij binnenbrengen als bedoeld in artikel 7, leden 3 en 4, een eerste risicoanalyse verricht.

2. Het douanekantoor van eerste binnenkomst voltooit de voor veiligheidsdoeleinden verrichte risicoanalyse na de volgende uitwisseling van informatie via het in artikel 1, lid 1, bedoelde systeem:

(a)Onmiddellijk na registratie stelt het douanekantoor van eerste binnenkomst de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen beschikbaar aan de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen die in deze gegevens zijn vermeld en aan de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen die in het elektronisch systeem informatie hebben opgenomen over veiligheidsrisico’s die in overeenstemming zijn met de gegevens van die summiere aangifte bij binnenbrengen;

(b)Binnen de in artikel 7 vastgestelde termijnen verrichten de in punt a) bedoelde douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen een risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden en stellen zij, indien zij een risico vaststellen, de resultaten ter beschikking van het douanekantoor van eerste binnenkomst;

(c)Het douanekantoor van eerste binnenkomst houdt voor de voltooiing van de risicoanalyse rekening met de informatie over de resultaten van de risicoanalyse die is verstrekt door de in punt a) bedoelde douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen;

(d)Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de resultaten van de voltooide risicoanalyse beschikbaar aan de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen die aan de risicoanalyse hebben bijgedragen en aan diegenen die mogelijk betrokken zijn bij de overbrenging van de goederen.

(e)Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis van de voltooiing van de risicoanalyse, op voorwaarde dat zij hebben gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang hebben tot het elektronische systeem als bedoeld in artikel 1, lid 1:

de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;

de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.

3. Wanneer het douanekantoor van eerste binnenkomst nadere informatie over de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen nodig heeft voor de voltooiing van de risicoanalyse, wordt deze analyse voltooid nadat die informatie is verstrekt.

Daartoe verzoekt het douanekantoor van eerste binnenkomst de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen om deze informatie, of, indien van toepassing, de persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend. Wanneer deze persoon niet de vervoerder is, stelt het douanekantoor van eerste binnenkomst de vervoerder in kennis, op voorwaarde dat de vervoerder heeft gevraagd in kennis te worden gesteld en toegang heeft tot het elektronische systeem zoals bedoeld in artikel 1, lid 1.

4. Wanneer het douanekantoor van eerste binnenkomst gegronde redenen heeft om te vermoeden dat door de lucht gebrachte goederen een ernstige bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van de luchtvaart, verlangt het dat de zending alvorens ze wordt geladen in een luchtvaartuig dat de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen tot bestemming heeft, wordt doorgelicht als hoogrisicovracht en -post overeenkomstig bijlage XIII, deel I, punt VI, punten 66h en 66hf bij de EER-overeenkomst tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartveiligheid.

Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis, op voorwaarde dat zij toegang hebben tot het elektronisch systeem als bedoeld in artikel 1, lid 1:

(a)de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;

(b)de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.

Na deze kennisgeving verstrekt de indiener van de summiere aangifte bij binnenbrengen of, indien van toepassing, de persoon die de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend, het douanekantoor van eerste binnenkomst de resultaten van die screening en alle andere bijbehorende relevante informatie. De risicoanalyse wordt pas voltooid nadat deze informatie is verstrekt.

5. Wanneer het douanekantoor van eerste binnenkomst redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de door de lucht gebrachte goederen of de in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a), een zodanig ernstig veiligheidsrisico inhouden dat onmiddellijk optreden is vereist, gelast het dat de goederen niet op het desbetreffende vervoermiddel worden geladen.

Het douanekantoor van eerste binnenkomst stelt de volgende personen in kennis, op voorwaarde dat zij toegang hebben tot het elektronisch systeem als bedoeld in artikel 1, lid 1:

(a)de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger;

(b)de vervoerder, indien dit niet de aangever of zijn of haar vertegenwoordiger is.

Die kennisgeving gebeurt onmiddellijk na de ontdekking van het desbetreffende risico en, in geval van in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a), uiterlijk 24 uur na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen of, indien van toepassing, van de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen door de vervoerder.

Het douanekantoor van eerste binnenkomst brengt tevens onmiddellijk de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen op de hoogte van die kennisgeving en stelt de relevante gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen aan hen beschikbaar.

6. Wanneer is vastgesteld dat een zending een zodanige bedreiging vormt dat bij aankomst van het vervoermiddel een onmiddellijk optreden is vereist, gaat het douanekantoor van eerste binnenkomst bij aankomst van de goederen over tot actie.

7. Na voltooiing van de risicoanalyse kan het douanekantoor van eerste binnenkomst via het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem de meest geschikte plaats en maatregelen voor het uitvoeren van een controle aanbevelen.

Het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats die is aanbevolen als de meest geschikte plaats voor de controle, besluit over de controle en stelt de resultaten van dat besluit via het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem beschikbaar aan alle douanekantoren van de overeenkomstsluitende partijen die mogelijk bij de overbrenging van de goederen zijn betrokken, ten laatste op het moment van het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van eerste binnenkomst.

8. De douanekantoren stellen de resultaten van hun veiligheidsgerelateerde douanecontroles via het in artikel 1, lid 1, bedoelde systeem ter beschikking van andere douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen wanneer:

(a)een douaneautoriteit oordeelt dat de risico's significant zijn en een douanecontrole noodzakelijk is, en bij de controle blijkt dat de gebeurtenis die de risico's veroorzaakt, zich heeft voorgedaan; of

(b)bij de controle niet blijkt dat de gebeurtenis die de risico's veroorzaakt, zich heeft voorgedaan, maar de betrokken douaneautoriteit oordeelt dat de dreiging elders in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen een hoog risico vormt; of

(c)dat noodzakelijk is voor de uniforme toepassing van dat de regels van deze overeenkomst.

De overeenkomstsluitende partijen wisselen via het in artikel 9 sexies, lid 3, van de overeenkomst bedoelde systeem informatie uit over de onder a) en b) genoemde risico’s.

9. Wanneer goederen waarvoor in overeenstemming met artikel 3, lid 1, punt c) tot en met f), h) tot en met m), o) en q), een ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen is verleend, het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen worden binnengebracht, wordt bij het aanbrengen van de goederen een risicoanalyse uitgevoerd.

10. Bij de douane aangebrachte goederen kunnen worden vrijgegeven zodra de risicoanalyse is uitgevoerd en de resultaten van de risicoanalyse en, in voorkomend geval, de maatregelen die zijn genomen, dit mogelijk maken.

11. De risicoanalyse wordt ook uitgevoerd als de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen in overeenstemming met artikel 2, leden 3 en 4, zijn gewijzigd. In dat geval wordt, onverminderd de in de derde alinea van lid 5 neergelegde termijn voor in containers vervoerde goederen die over zee worden gebracht, de risicoanalyse onmiddellijk na ontvangst van de gegevens voltooid, tenzij een risico wordt vastgesteld of een aanvullende risicoanalyse moet worden uitgevoerd.

Artikel 9

Verstrekking van de gegevens van een summiere aangifte bij binnenbrengen door andere personen

1. Met ingang van de voor de uitrol van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum zijn, wanneer voor dezelfde door de lucht vervoerde goederen een of meer andere personen dan de vervoerder een of meer vervoersovereenkomsten hebben gesloten die onder een of meer luchtvrachtbrieven vallen, de volgende regels van toepassing:

(a)de persoon die een luchtvrachtbrief afgeeft, stelt de persoon die een vervoersovereenkomst met hem heeft gesloten in kennis van de afgifte van die luchtvrachtbrief;

(b)in het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die de luchtvrachtbrief afgeeft, de persoon met wie hij die overeenkomst heeft gesloten in kennis van de afgifte van de luchtvrachtbrief.

(c)de vervoerder en de personen die een luchtvrachtbrief afgeven, verstrekken in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van eenieder die de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen vereiste gegevens niet aan hen heeft verstrekt;

(d)wanneer de persoon die de luchtvrachtbrief afgeeft, de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet meedeelt aan zijn contractuele partner die een luchtvrachtbrief aan hem afgeeft, of aan zijn contractuele partner met wie hij een overeenkomst voor het delen van laadruimte heeft gesloten, verstrekt de persoon die de vereiste gegevens niet meedeelt, deze gegevens aan het douanekantoor van eerste binnenkomst.

2. Met ingang van de voor de uitrol van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum zijn, als de postaanbieder de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen van postzendingen vereiste gegevens niet ter beschikking stelt van de vervoerder die verplicht is de overige gegevens van de aangifte via dat systeem in te dienen, de volgende regels van toepassing:

(a)de postaanbieder van bestemming, indien de goederen naar de overeenkomstsluitende partijen worden verzonden, of de postaanbieder van de overeenkomstsluitende partijen van eerste binnenkomst, indien de goederen via de overeenkomstsluitende partijen worden doorgevoerd, verstrekt deze gegevens aan het douanekantoor van eerste binnenkomst; en

(b)de vervoerder verstrekt in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van de postaanbieder die de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen vereiste gegevens niet aan hem heeft verstrekt;

3. Met ingang van de voor de uitrol van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum gelden, wanneer de koerierdienst de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen van door de lucht vervoerde expreszendingen vereiste gegevens niet ter beschikking stelt van de vervoerder, de volgende regels:

(a)de koeriersdienst verstrekt deze gegevens aan het douanekantoor van eerste binnenkomst; en

(b)de vervoerder verstrekt in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van de koerierdienst die de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen vereiste gegevens niet aan hem heeft verstrekt.

4. Met ingang van de voor de uitrol van release 3 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum, gelden, in het geval van vervoer over zee of over de binnenwateren, als voor dezelfde goederen een of meer aanvullende vervoersovereenkomsten met een of meer cognossementen zijn gesloten door een of meer andere personen dan de vervoerder, de volgende regels:

(a)De persoon die een cognossement afgeeft, stelt de persoon die een vervoersovereenkomst met hem heeft gesloten in kennis van de afgifte van dat cognossement;

(b)In het geval van een gezamenlijke ladingovereenkomst voor goederen stelt de persoon die het cognossement afgeeft, de persoon met wie hij deze overeenkomst heeft gesloten in kennis van de afgifte van dit cognossement;

(c)De vervoerder en de personen die een cognossement afgeven, verstrekken in de gegevens van de summaire aangifte bij binnenbrengen de identiteit van eenieder die een vervoersovereenkomst met hen heeft gesloten en de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet aan hen heeft verstrekt;

(d)De persoon die het cognossement afgeeft, vermeldt in de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen de identiteit van de geadresseerde als iemand die geen onderliggende cognossementen heeft en hem of haar de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen vereiste gegevens niet heeft meegedeeld;

(e)Wanneer de persoon die het cognossement afgeeft, de vereiste gegevens voor de summiere aangifte bij binnenbrengen niet meedeelt aan zijn contractuele partner die een cognossement aan hem afgeeft, of aan zijn contractuele partner met wie hij een overeenkomst voor het delen van laadruimte heeft gesloten, verstrekt de persoon die de vereiste gegevens niet meedeelt, deze gegevens aan het douanekantoor van eerste binnenkomst;

(f)Indien de geadresseerde die is vermeld op het cognossement dat geen onderliggende cognossementen heeft, de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen vereiste gegevens niet meedeelt aan de persoon die dit cognossement afgeeft, verstrekt hij deze gegevens aan het douanekantoor van eerste binnenkomst.

Artikel 10

Uitwijking van een zeeschip of een luchtvaartuig dat het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomt

1. Met ingang van de voor de uitroltermijn van release 2 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum, verzamelt het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst, wanneer een luchtvaartuig wordt omgeleid en in de eerste plaats is aangekomen bij een douanekantoor in een land dat in de summiere aangifte bij binnenbrengen niet is vermeld als een land dat deel uitmaakt van het vervoerstraject, via dat systeem de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, de resultaten van de risicoanalyse en de controleaanbevelingen van het verwachte douanekantoor van eerste binnenkomst.

2. Met ingang van de voor de uitroltermijn van release 3 van het in artikel 1, lid 1, bedoelde elektronische systeem vastgestelde datum, verzamelt het feitelijke douanekantoor van eerste binnenkomst, wanneer een zeeschip wordt omgeleid en in de eerste plaats is aangekomen bij een douanekantoor in een land dat in de summiere aangifte bij binnenbrengen niet is vermeld als een land dat deel uitmaakt van het vervoerstraject, via dat systeem de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen, de resultaten van de risicoanalyse en de controleaanbevelingen van het verwachte douanekantoor van eerste binnenkomst.

Titel II

Technische regelingen voor het invoercontrolesysteem 2

Artikel 11

Invoercontrolesysteem 2

1. Het ICS2 ondersteunt enerzijds de communicatie tussen de marktdeelnemers en de overeenkomstsluitende partijen met het oog op de naleving van de vereisten inzake de summiere aangifte bij binnenbrengen, de risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden door de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen en de douanemaatregelen om deze risico’s te beperken, met inbegrip van veiligheidsgerelateerde douanecontroles, en anderzijds de communicatie tussen de overeenkomstsluitende partijen met het oog op de naleving van de vereisten voor de summiere aangifte bij binnenbrengen.

2. Het ICS2 bestaat uit de volgende gemeenschappelijke componenten die op EU-niveau zijn ontwikkeld:

(a)een gedeelde interface voor handelaren;

(b)een gemeenschappelijk register.

3. Noorwegen ontwikkelt een nationaal toegangssysteem als nationale component die in Noorwegen beschikbaar is.

4. Noorwegen kan een nationale interface voor handelaren ontwikkelen als nationale component die in Noorwegen beschikbaar is.

5. Het ICS2 wordt gebruikt voor:

(a)het indienen, verwerken en opslaan van de gegevens van summiere aangiften bij binnenbrengen, wijzigingsverzoeken en ongeldigverklaringen overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst en bijlage I;

(b)het ontvangen, verwerken en opslaan van de gegevens van summiere aangiften bij binnenbrengen die afkomstig zijn uit de in artikel 10 van de overeenkomst en in bijlage I bedoelde aangiften;

(c)het indienen, verwerken en opslaan van informatie over aankomsten en kennisgevingen van aankomst van zeeschepen of luchtvaartuigen overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst en bijlage I;

(d)het ontvangen, verwerken en opslaan van informatie over het aanbrengen van goederen bij de douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig artikel 10 van de overeenkomst en bijlage I;

(e)het ontvangen, verwerken en opslaan van informatie betreffende verzoeken en resultaten van risicoanalyses, controleaanbevelingen, besluiten over controles en controleresultaten overeenkomstig de artikelen 10 en 12 van de overeenkomst en bijlage I;

(f)het ontvangen, verwerken, opslaan en meedelen van de kennisgevingen en informatie aan en van marktdeelnemers overeenkomstig de artikelen 10 en 12 van de overeenkomst en bijlage I;

(g)het door de marktdeelnemers ontvangen, verwerken en opslaan van informatie die is gevraagd door douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig de artikelen 10 en 12 van de overeenkomst en bijlage I.

6. Het ICS2 wordt gebruikt ter ondersteuning van het toezicht en de evaluatie door de overeenkomstsluitende partijen van de toepassing van de gemeenschappelijke criteria en normen inzake veiligheidsrisico’s en van de controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden als bedoeld in artikel 12 van de overeenkomst.

7. De authenticatie en toegangsverificatie van marktdeelnemers met het oog op de toegang tot de gemeenschappelijke componenten van het ICS2 vindt plaats door middel van het in artikel 13 bedoelde systeem voor uniform gebruikersbeheer en digitale handtekeningen.

8. De authenticatie en toegangsverificatie van ambtenaren van de overeenkomstsluitende partijen met het oog op de toegang tot de gemeenschappelijke componenten van ICS2 vindt plaats door middel van de netwerkdiensten die de Unie beschikbaar stelt.

9. De geharmoniseerde interface voor handelaren is een toegangspunt tot het ICS2 voor marktdeelnemers overeenkomstig artikel 1.

10. De geharmoniseerde interface voor handelaren communiceert met het in de leden 12 tot en met 14 bedoelde gemeenschappelijke ICS2-register.

11. De geharmoniseerde interface voor handelaren wordt gebruikt voor indieningen, wijzigingsverzoeken, verzoeken tot ongeldigmaking, de verwerking en de opslag van de gegevens van de summiere aangiften bij binnenbrengen en kennisgevingen van aankomst, alsmede voor de uitwisseling van informatie tussen de overeenkomstsluitende partijen en marktdeelnemers. 

12. Het gemeenschappelijke ICS2-register wordt door de overeenkomstsluitende partijen gebruikt voor de verwerking van de gegevens van summiere aangiften bij binnenbrengen, wijzigingsverzoeken, verzoeken tot ongeldigmaking, kennisgevingen van aankomst, informatie over het aanbrengen van goederen, informatie over verzoeken om en resultaten van risicoanalyses, controleaanbevelingen, controlebesluiten en controleresultaten en met marktdeelnemers uitgewisselde informatie.

13. Het gemeenschappelijke ICS2-register wordt door de overeenkomstsluitende partijen gebruikt voor statistische en evaluatiedoeleinden en voor de uitwisseling van informatie betreffende summiere aangiften bij binnenbrengen tussen de overeenkomstsluitende partijen.

14. Het gemeenschappelijke ICS2-register communiceert met de geharmoniseerde interface voor handelaren, met de door de overeenkomstsluitende partijen ontwikkelde nationale interfaces voor handelaren en met de nationale toegangssystemen.

15. Alvorens de risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden af te ronden, gebruikt de douaneautoriteit van een overeenkomstsluitende partij het gemeenschappelijke register om een douaneautoriteit van de andere overeenkomstsluitende partij te raadplegen overeenkomstig de artikelen 10 en 12 van de overeenkomst en bijlage I. De douaneautoriteit van een overeenkomstsluitende partij gebruikt het gemeenschappelijke register ook om met de andere overeenkomstsluitende partij overleg te plegen over de aanbevolen controles, genomen besluiten met betrekking tot aanbevolen controles en de resultaten van veiligheidsgerelateerde douanecontroles overeenkomstig de artikelen 10 en 12 van de overeenkomst en bijlage I.

16. De nationale interface voor handelaren, indien ontwikkeld door de overeenkomstsluitende partijen, is een toegangspunt tot het ICS2 voor marktdeelnemers overeenkomstig artikel 1 wanneer de indiening gericht is aan de overeenkomstsluitende partij die de nationale interface voor handelaren beheert.

17. Met betrekking tot indieningen, wijzigingen, de ongeldigmaking, de verwerking en de opslag van de gegevens van de summiere aangiften bij binnenbrengen en kennisgevingen van aankomst, alsmede de uitwisseling van informatie tussen de overeenkomstsluitende partijen en marktdeelnemers, kunnen marktdeelnemers kiezen tussen de nationale interface voor handelaren, indien ontwikkeld, en de geharmoniseerde interface voor handelaren.

18. De nationale interface voor handelaren, indien ontwikkeld, communiceert met het gemeenschappelijk ICS2-register.

19. Wanneer Noorwegen een nationale interface voor handelaren ontwikkelt, stelt het de Unie daarvan in kennis.

20. De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen gebruiken een nationaal registratiesysteem voor de uitwisseling van gegevens van summiere aangiften bij binnenbrengen die afkomstig zijn uit de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde aangiften, voor de uitwisseling van informatie en kennisgevingen met het gemeenschappelijke register voor informatie over de aankomst van zeeschepen of luchtvaartuigen, informatie over het aanbrengen van goederen, de verwerking van verzoeken om een risicoanalyse, de uitwisseling en verwerking van informatie over de resultaten van risicoanalyses, controleaanbevelingen, controlebesluiten en controleresultaten.

21. Het wordt ook gebruikt in de gevallen waarin een douaneautoriteit van een overeenkomstsluitende partij de marktdeelnemers om nadere informatie verzoekt en daarover informatie ontvangt.

22. Het nationale registratiesysteem moet communiceren met het gemeenschappelijke register.

23. Het nationale registratiesysteem moet communiceren met de op nationaal niveau ontwikkelde systemen voor het opvragen van de in lid 20 bedoelde informatie.

Artikel 12

Werking van het invoercontrolesysteem 2 en opleiding in het gebruik ervan

1. De gemeenschappelijke componenten worden door de Unie ontwikkeld, getest, uitgerold en beheerd. De nationale componenten worden door Noorwegen ontwikkeld, getest, uitgerold en beheerd.

2. Noorwegen zorgt ervoor dat de nationale componenten interoperabel zijn met de gemeenschappelijke componenten.

3. De Unie verricht het onderhoud van de gemeenschappelijke componenten en Noorwegen verricht het onderhoud van zijn nationale componenten.

4. De overeenkomstsluitende partijen waarborgen een ononderbroken werking van de elektronische systemen.

5. De Unie kan de gemeenschappelijke componenten van de elektronische systemen wijzigen om storingen te verhelpen, nieuwe functionaliteiten toe te voegen of bestaande functionaliteiten te veranderen.

6. De Unie informeert Noorwegen in kennis van over wijzigingen in en bijwerkingen van de gemeenschappelijke componenten.

7. Noorwegen informeert de Unie over wijzigingen in en bijwerkingen van de nationale componenten die gevolgen kunnen hebben voor de werking van de gemeenschappelijke componenten.

8. De overeenkomstsluitende partijen maken de informatie over de wijzigingen in en bijwerkingen van de elektronische systemen overeenkomstig de leden 6 en 7 openbaar.

9. In geval van een tijdelijke storing van het ICS2 is het door de overeenkomstsluitende partijen vastgestelde bedrijfscontinuïteitsplan van toepassing.

10. De overeenkomstsluitende partijen informeren elkaar wanneer de elektronische systemen niet beschikbaar zijn als gevolg van een tijdelijke storing.

11. De Unie ondersteunt Noorwegen inzake het gebruik en de werking van de gemeenschappelijke componenten van de elektronische systemen door in passend opleidingsmateriaal te voorzien.

Artikel 13

Platform voor uniform gebruikersbeheer en digitale handtekeningen

1. Een platform voor uniform gebruikersbeheer en digitale handtekeningen maakt de communicatie mogelijk tussen de in lid 6 bedoelde identiteits- en toegangsbeheersystemen van de overeenkomstsluitende partijen om aan ambtenaren en marktdeelnemers van de overeenkomstsluitende partijen een veilige geautoriseerde toegang te verlenen tot de elektronische systemen.

2. Het platform voor uniform gebruikersbeheer en digitale handtekeningen bestaat uit de volgende gemeenschappelijke componenten:

(a)een toegangsbeheersysteem,

(b)een administratief beheersysteem.

3. Het platform voor uniform gebruikersbeheer en digitale handtekeningen wordt gebruikt om te zorgen voor de authenticatie en toegangsverificatie van:

(a)marktdeelnemers met het oog op toegang tot het ICS2;

(b)ambtenaren van de overeenkomstsluitende partijen met het oog op de toegang tot de gemeenschappelijke componenten van het ICS2 en voor het onderhoud en beheer van het platform.

4. De overeenkomstsluitende partijen zetten een toegangsbeheersysteem op voor de validering van de verzoeken om toegang van marktdeelnemers in het platform voor uniform gebruikersbeheer en digitale handtekeningen, dat communiceert met de in lid 6 bedoelde identiteits- en toegangsbeheersystemen van de overeenkomstsluitende partijen en vice versa.

5. De overeenkomstsluitende partijen zetten een administratief beheersysteem op waarin, met het oog op de verlening van toegang tot de elektronische systemen, de authenticatie- en autorisatieregels voor het valideren van de identificatiegegevens van marktdeelnemers worden beheerd.

6. De overeenkomstsluitende partijen zetten een identiteits- en toegangsbeheersysteem op om te zorgen voor:

(a)een veilige registratie en opslag van identificatiegegevens van marktdeelnemers;

(b)een veilige uitwisseling van ondertekende en versleutelde identificatiegegevens van marktdeelnemers.

Artikel 14

Gegevensbeheer en eigendom en veiligheid

1. De overeenkomstsluitende partijen zorgen ervoor dat de op nationaal niveau geregistreerde gegevens overeenkomen met de in de gemeenschappelijke componenten geregistreerde gegevens en worden bijgewerkt.

2. In afwijking van lid 1 zorgen de overeenkomstsluitende partijen ervoor dat de volgende gegevens overeenstemmen met en worden bijgewerkt met gegevens in het gemeenschappelijke register van ICS2:

(a)gegevens die op nationaal niveau zijn geregistreerd en vanuit het nationale registratiesysteem naar het gemeenschappelijke register worden doorgegeven;

(b)gegevens die vanuit het gemeenschappelijke register naar het nationale registratiesysteem worden verzonden.

3. De gegevens in de gemeenschappelijke componenten van het ICS2 die door een marktdeelnemer worden meegedeeld aan of geregistreerd in de gedeelde interface voor handelaren kunnen door die marktdeelnemer worden geraadpleegd of verwerkt.

4. De gegevens in de gemeenschappelijke componenten van het ICS2:

(a)die door een marktdeelnemer via de geharmoniseerde interface voor handelaren in het gemeenschappelijke register aan een overeenkomstsluitende partij worden meegedeeld, kunnen door die overeenkomstsluitende partij in dat gemeenschappelijke register worden geraadpleegd en verwerkt. Indien nodig heeft die overeenkomstsluitende partij ook toegang tot deze informatie die is geregistreerd in de geharmoniseerde interface voor handelaren;

(b)die door een overeenkomstsluitende partij zijn meegedeeld of geregistreerd in het gemeenschappelijke register, kunnen door die overeenkomstsluitende partij worden uitgelezen of verwerkt;

(c)als bedoeld in de bovenstaande punten a) en b) zijn ook toegankelijk voor en kunnen worden verwerkt door de andere overeenkomstsluitende partij als die betrokken is bij het risicoanalyse- en/of controleproces waarop de gegevens betrekking hebben, overeenkomstig de artikelen 10 en 12 van de overeenkomst en bijlage I;

(d)kunnen door de Commissie in samenwerking met de overeenkomstsluitende partijen worden verwerkt voor de in artikel 1, lid 1, punt c), en artikel 11, lid 6, van bijlage I genoemde doeleinden. De resultaten van die verwerking zijn toegankelijk voor de Commissie en de overeenkomstsluitende partijen.

5. De gegevens in de gemeenschappelijke component van ICS2 die door de Unie in het gemeenschappelijke register zijn geregistreerd, zijn toegankelijk voor de overeenkomstsluitende partijen. Deze gegevens kunnen door de Unie worden verwerkt.

6. De Unie is systeemeigenaar van de gemeenschappelijke componenten.

7. Noorwegen is systeemeigenaar van zijn nationale componenten.

8. De Unie zorgt voor de veiligheid van de gemeenschappelijke componenten; Noorwegen zorgt voor de veiligheid van zijn nationale componenten.

9. Daartoe treffen de overeenkomstsluitende partijen ten minste de benodigde maatregelen om:

(a)te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de apparatuur die wordt gebruikt voor de verwerking van gegevens;

(b)te voorkomen dat onbevoegden gegevens ingeven, opvragen, wijzigen of verwijderen;

(c)eventuele onder a) en b) bedoelde activiteiten op te sporen.

10. De overeenkomstsluitende partijen informeren elkaar over eventuele activiteiten die kunnen resulteren in een schending of een vermoedelijke schending van de veiligheid van de elektronische systemen.

11. De overeenkomstsluitende partijen stellen voor alle systemen veiligheidsplannen op.

12. De in de componenten van het ICS2 geregistreerde gegevens worden gedurende ten minste drie jaar na registratie bewaard. De overeenkomstsluitende partijen kunnen die gegevens langer bewaren indien de desbetreffende nationale wetgeving dit vereist.

Artikel 15

Verwerking van persoonsgegevens

In verband met de verwerking van persoonsgegevens in ICS2 en het platform voor uniform gebruikersbeheer en digitale handtekeningen:

1. treden Noorwegen en de lidstaten van de EU op als verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming met artikel 14 van de overeenkomst;

2. treedt de Commissie op als verwerker en voldoet zij aan de verplichtingen die haar in dat verband uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 15 zijn opgelegd; wanneer de gegevens worden verwerkt voor het monitoren en evalueren van de toepassing van de gemeenschappelijke criteria en normen inzake veiligheidsrisico’s en van de controlemaatregelen en het prioritaire controlegebied, treedt zij echter op als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijke.

Artikel 16

Deelname in de ontwikkeling, het onderhoud en het beheer van ICS2

De Unie biedt de deskundigen uit de betrokken EVA-staat de gelegenheid als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van de Groep douanedeskundigen en de respectieve werkgroepen voor aangelegenheden betreffende de ontwikkeling, het onderhoud en het beheer van het ICS2. De Unie besluit per geval over de deelname van de deskundigen uit de betrokken EVA-staat aan de vergaderingen van de werkgroepen waarin slechts een beperkt aantal EU-lidstaten vertegenwoordigd is en die verslag uitbrengen aan de Groep douanedeskundigen.

TITEL III

Artikel 17

Financieringsregelingen betreffende de verantwoordelijkheden, verbintenissen en verwachtingen met betrekking tot de invoering en werking van het invoercontrolesysteem 2

Wat de uitbreiding van het gebruik van het ICS2 tot Noorwegen betreft, worden in deze financieringsregelingen (hierna “de regeling” genoemd), met inachtneming van hoofdstuk II bis van en bijlage I bij deze overeenkomst, de elementen van de samenwerking tussen de partijen met betrekking tot het ICS2 omschreven.

(a)De Commissie zal de centrale componenten van het ICS2 ontwikkelen, testen, uitrollen, beheren en exploiteren, bestaande uit een gezamenlijke interface voor handelaren en een gemeenschappelijk register (hierna “centrale ICS2-componenten”), met inbegrip van de toepassingen en diensten die nodig zijn voor de werking daarvan en voor de koppeling met de IT-systemen in Noorwegen, zoals TAPAS, UUM&DS en CCN2ng-middleware, en verbindt zich ertoe deze aan Noorwegen beschikbaar te stellen.

(b)Noorwegen zal de nationale componenten van het ICS2 ontwikkelen, testen, uitrollen, beheren en exploiteren.

(c)Noorwegen en de Commissie komen overeen de ontwikkelings- en eenmalige kosten van de centrale componenten van het ICS2 en de operationele kosten van de centrale componenten van het ICS2, aanverwante toepassingen en diensten die nodig zijn voor de werking en koppeling daarvan, als volgt te delen:

(1)Een deel van de ontwikkelingskosten van de centrale componenten van het ICS2 zal door de Commissie aan Noorwegen worden gefactureerd overeenkomstig de punten d) en e). De ontwikkelingskosten omvatten de ontwikkeling van de software van de centrale componenten en de aankoop en installatie van de bijbehorende infrastructuur (hardware, software, hosting, licenties enz.). De verdeelsleutel betreft 4 % van alle kosten voor de genoemde diensten.

(2)De ontwikkelingskosten worden geplafonneerd op 550 000 (vijfhonderdvijftigduizend) EUR per release.

(3) Een deel van de operationele kosten van ICS2 en TAPAS zal door de Commissie aan Noorwegen worden gefactureerd overeenkomstig de punten f), g) en h). De operationele kosten omvatten de conformiteitstests, het onderhoud van de infrastructuur (hardware, software, hosting, licenties enz.), van de centrale componenten van het ICS2 en van de bijbehorende toepassingen en diensten die nodig zijn voor de werking en koppeling daarvan (kwaliteitsborging, helpdesk en IT-servicebeheer). De verdeelsleutel betreft 4 % van alle kosten voor de genoemde diensten.

(4) De operationele kosten in verband met het gebruik van het ICS2 mogen voor Noorwegen niet meer bedragen dan het maximumbedrag van 450 000 (vierhonderdvijftigduizend) EUR per jaar.

(5)De ontwikkelings- en operationele kosten van de nationale component(en) worden volledig door Noorwegen gedragen.

(6) Noorwegen wordt op de hoogte gehouden van de geplande ontwikkeling van de kosten en wordt in kennis gesteld van de belangrijkste elementen voor de ontwikkeling van het ICS2 die een impact kunnen hebben op die kosten.

(d)Noorwegen stemt ermee in deel te nemen in de kosten voor de ontwikkeling en conformiteitstests van de centrale componenten van het ICS2 die vóór de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst zijn gemaakt. Daartoe:

(1)stelt de Commissie Noorwegen in kennis van het geraamde bedrag van de vereiste bijdrage voor de jaren voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst.

(2)verzoekt de Commissie Noorwegen jaarlijks uiterlijk op 15 mei, voor het eerst vanaf 15 mei 2021, zijn bijdrage aan deze eerdere kosten in gelijke termijnen te betalen gedurende de eerste vier jaar waarin het ICS2 wordt gebruikt.

(e)Noorwegen stemt ermee in deel te nemen in de ontwikkelingskosten van de centrale componenten van het ICS2. Daartoe:

(1)stemt Noorwegen ermee in een deel te betalen van de ontwikkelingskosten van release 1, release 2 en release 3 van het ICS2.

(2)verzoekt de Commissie Noorwegen jaarlijks, uiterlijk op 15 mei, en voor het eerst vanaf 15 mei 2021, zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de laatste release te betalen op basis van een naar behoren gedocumenteerde debetnota van de Commissie.

(f) Noorwegen stemt ermee in deel te nemen in de operationele kosten van de centrale componenten van het ICS2. Daartoe:

(1)stelt de Commissie Noorwegen jaarlijks uiterlijk op 31 juli, voor het eerst vanaf 31 juli 2021, in kennis van de geraamde operationele kosten voor het volgende jaar en stelt zij Noorwegen schriftelijk in kennis van het geraamde bedrag van de vereiste bijdrage voor het volgende jaar. De Commissie stelt Noorwegen op dezelfde wijze en op hetzelfde tijdstip als de andere leden van het ICS2 daarvan in kennis, alsmede van de belangrijkste aspecten van de ontwikkeling van het ICS2.

(2)verzoekt de Commissie Noorwegen uiterlijk tegen 15 mei 2021 zijn jaarlijkse bijdrage in de operationele kosten van 2020, namelijk 110 000 EUR, alsook de geraamde jaarlijkse bijdrage van 280 000 EUR voor 2021 te betalen. Jaarlijks, uiterlijk op 15 mei, en voor het eerst vanaf 15 mei 2022, verzoekt de Commissie Noorwegen om betaling van zijn jaarlijkse bijdrage voor dat jaar, vermeerderd met het (positieve of negatieve) saldo voor het vorige jaar op basis van een naar behoren gedocumenteerde debetnota van de Commissie.

(3) Uiterlijk op 31 januari van elk jaar, met ingang van 31 januari 2022,

keurt de Commissie de rekeningen betreffende de vroegere jaarlijkse exploitatiekosten van het ICS2 en TAPAS goed op basis van het reeds door Noorwegen betaalde bedrag ten opzichte van de werkelijke kosten die de Commissie heeft gemaakt, en verstrekt zij Noorwegen een rekeningafschrift met een uitsplitsing van de kosten met vermelding van de verschillende diensten en de levering van software; en

stelt zij Noorwegen in kennis van de werkelijke jaarlijkse kosten, d.w.z. de werkelijke operationele kosten, voor het afgelopen jaar. De Commissie berekent de werkelijke en geraamde kosten overeenkomstig haar contracten met in het kader van de huidige procedures voor het plaatsen van opdrachten vastgestelde contracten.

Het (negatieve of positieve) saldo van de werkelijke kosten en het geraamde bedrag van het voorgaande jaar, wordt berekend en aan Noorwegen meegedeeld via een rekeningafschrift van de Commissie. Het rekeningafschrift bevat de geraamde jaarlijkse bijdrage, vermeerderd met het (negatieve of positieve) saldo, hetgeen resulteert in een nettobedrag dat de Commissie via de jaarlijkse debetnota aan Noorwegen factureert.

(g)Noorwegen verricht de betaling na de datum van uitgifte van de debetnota. Alle betalingen moeten binnen 60 dagen op de in de debetnota vermelde bankrekening van de Commissie worden verricht.

(h)Indien Noorwegen de onder c) genoemde bedragen na de onder g) vermelde data betaalt, kan de Commissie achterstallige rente in rekening brengen (tegen het door de Europese Centrale Bank voor haar transacties gehanteerde tarief in euro, zoals bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad, op de dag waarop de terugbetalingstermijn verstrijkt, vermeerderd met anderhalf punt). Hetzelfde tarief is van toepassing op door de Unie te verrichten betalingen.

(i)Indien Noorwegen om specifieke aanpassingen of nieuwe IT-producten voor de centrale componenten, toepassingen of diensten van het ICS2 verzoekt, wordt voor de aanvang en uitvoering van deze ontwikkelingen een afzonderlijke wederzijdse overeenkomst gesloten betreffende de vereiste middelen en ontwikkelingskosten.

(j)Al het door de partijen ontwikkelde en bijgehouden opleidingsmateriaal wordt kosteloos langs elektronische weg met alle partijen gedeeld. Noorwegen mag het werk kopiëren, verspreiden, tentoonstellen en uitvoeren en afgeleide werken maken op basis van het gezamenlijke opleidingsmateriaal,

(1)mits, overeenkomstig de in het gezamenlijke opleidingsmateriaal gespecificeerde wijze, melding wordt gemaakt van de oorspronkelijke auteur;

(2)en uitsluitend voor niet-commerciële doeleinden.

(k)De partijen komen overeen hun respectieve verantwoordelijkheden met betrekking tot het gebruik van de centrale componenten van het ICS2, zoals beschreven in bijlage I bij deze overeenkomst, te erkennen en te vervullen.

(l)In geval van ernstige twijfels wat betreft de goede werking van deze bijlage of het ICS2 kan elke partij de toepassing van deze regeling opschorten op voorwaarde dat de andere partij drie maanden van tevoren schriftelijk in kennis is gesteld.

Titel IV

Summiere aangifte bij uitgaan

Artikel 18

Vorm en inhoud van de summiere aangifte bij uitgaan

1. De summiere aangifte bij uitgaan wordt met behulp van een gegevensverwerkingstechniek ingediend. Er mag gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersdocumenten, mits deze de nodige gegevens bevatten.

2. De summiere aangifte bij uitgaan bevat de gegevens die voor die aangifte zijn vastgesteld in de kolommen A1 en A2 van hoofdstuk 3 van bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie, en voldoet aan de respectieve formaten, codes en kardinaliteiten die zijn vastgesteld in bijlage B bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie. De aangifte wordt ingevuld overeenkomstig de aantekeningen in die bijlagen. De summiere aangifte bij uitgaan wordt gewaarmerkt door de indiener van die aangifte.

3. De douane staat slechts in een van de volgende omstandigheden toe dat de summiere aangifte bij uitgaan wordt ingediend op papier of op een andere tussen de douaneautoriteiten overeengekomen wijze:

(a)wanneer het computersysteem van de douane niet functioneert;

(b)wanneer de elektronische toepassing van de indiener van de summiere aangifte bij uitgaan niet functioneert, mits de douaneautoriteiten hetzelfde niveau van risicobeheer hanteren als bij summiere aangiften bij uitgaan die met behulp van een gegevensverwerkingstechniek worden ingediend. De summiere aangifte bij uitgaan op papier wordt ondertekend door degene die de aangifte indient. Summiere aangiften bij uitgaan die op papier worden ingediend, gaan zo nodig vergezeld van ladinglijsten of andere passende lijsten en bevatten de in lid 2 bedoelde gegevens.

4. Elke overeenkomstsluitende partij stelt de voorwaarden en procedures vast volgens welke de indiener van de summiere aangifte bij uitgaan een of meer van de gegevens van de aangifte mag wijzigen nadat deze is ingediend.

Artikel 19

Ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij uitgaan

1. Een summiere aangifte bij uitgaan is niet vereist voor de volgende goederen:

(a)elektrische energie;

(b)goederen die via een pijpleiding vertrekken;

(c)brievenpost;

(d)goederen in een postzending;

(e)goederen waarvoor krachtens de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen een mondelinge douaneaangifte of een douaneaangifte door eenvoudige grensoverschrijding is toegestaan, met uitzondering van laadborden, containers, vervoermiddelen, alsmede reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting daarvan, in het geval van vervoer op grond van een vervoersovereenkomst;

(f)goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers;

(g)door ATA- en CPD-carnets gedekte goederen;

(h)goederen die voor vrijstelling in aanmerking komen op grond van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963 of andere consulaire verdragen of het Verdrag van New York inzake bijzondere missies van 16 december 1969;

(i)wapens en militaire uitrusting die door de autoriteiten die met de militaire verdediging van de overeenkomstsluitende partijen zijn belast, uit het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij worden gebracht in het kader van een militair transport of een uitsluitend voor de militaire autoriteiten bestemd transport;

(j)de volgende goederen die het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij rechtstreeks verlaten naar offshore installaties die door een in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen gevestigde persoon worden geëxploiteerd:

(1)goederen die zijn bestemd voor de bouw, het herstellen, het onderhoud of de verbouwing van de offshore installaties;

(2)goederen die zijn bestemd voor de uitrusting van de offshore installaties;

(3)provisie die is bestemd om op de offshore installaties te worden gebruikt of verbruikt;

(k)goederen die worden vervoerd onder dekking van het NAVO-formulier 302 als bedoeld in het Verdrag tussen de partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, ondertekend te Londen op 19 juni 1951, of onder dekking van het EU-formulier 302 als bedoeld in artikel 1, lid 51, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie;

(l)goederen die worden geleverd om als onderdeel of toebehoren in schepen of luchtvaartuigen te worden gemonteerd, of om voor de werking van de motoren, machines en andere uitrusting van schepen of luchtvaartuigen te worden gebruikt, alsook levensmiddelen en andere artikelen bestemd om aan boord te worden verbruikt of verkocht;

(m)inboedels als omschreven in de wetgeving van de respectieve overeenkomstsluitende partijen, mits deze niet op grond van een vervoersovereenkomst worden vervoerd;

(n)goederen die vanuit de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen naar Ceuta en Melilla, Helgoland, de Republiek San Marino, Vaticaanstad, de gemeente Livigno en de Zwitserse douane-exclaven Samnaun en Sampuoir worden gebracht;

(o)goederen die worden vervoerd aan boord van vaartuigen tussen havens van de overeenkomstsluitende partijen zonder dat een haven buiten het douanegebied van de Unie wordt aangedaan;

(p)goederen die worden vervoerd aan boord van luchtvaartuigen tussen luchthavens van de overeenkomstsluitende partijen zonder dat een luchthaven buiten het douanegebied van de Unie wordt aangedaan.

2. Een summiere aangifte bij uitgaan is niet vereist in gevallen die geregeld zijn bij een internationaal veiligheidsverdrag tussen een van de overeenkomstsluitende partijen en een derde land, onder voorbehoud van de procedure van artikel 9 ter, lid 3, van de overeenkomst.

3. Er wordt door de overeenkomstsluitende partijen geen summiere aangifte van uitgaan verlangd voor goederen in de volgende gevallen:

(a)wanneer een schip dat de goederen tussen havens van de overeenkomstsluitende partijen vervoert, een haven buiten de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen zal aandoen en de goederen gedurende het verblijf in de haven buiten de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen aan boord van het schip zullen blijven;

(b)wanneer een luchtvaartuig dat de goederen tussen luchthavens van de overeenkomstsluitende partijen vervoert, een luchthaven buiten de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen zal aandoen en de goederen gedurende het verblijf in de luchthaven buiten de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen aan boord van het luchtvaartuig zullen blijven;

(c)wanneer de goederen, in een haven of luchthaven, niet gelost worden uit het vervoermiddel waarmee ze de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen zijn binnengekomen en waarmee ze die gebieden zullen verlaten;

(d)wanneer de goederen werden geladen in een vorige haven of luchthaven in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen waar een summiere aangifte bij uitgaan werd ingediend of een ontheffing van de verplichting tot indiening van een aangifte vóór vertrek gold, en zij in het vervoermiddel blijven waarmee ze de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen zullen verlaten;

(e)wanneer goederen in tijdelijke opslag of onder de regeling vrije zone van het vervoermiddel waarmee zij naar de ruimte voor tijdelijke opslag of de vrije zone zijn gebracht, onder toezicht van hetzelfde douanekantoor worden overgeladen in of op een vaartuig, luchtvaartuig of trein waarmee zij de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen zullen verlaten, mits de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(1)de overlading vindt plaats binnen 14 dagen nadat de goederen zijn aangebracht overeenkomstig de regelgeving van de overeenkomstsluitende partijen of, in uitzonderlijke omstandigheden, binnen een langere termijn die door de douaneautoriteiten is toegestaan wanneer de termijn van 14 dagen ontoereikend is rekening houdend met die omstandigheden;

(2)informatie over de goederen ter beschikking staat van de douaneautoriteiten;

(3)de bestemming en de geadresseerde van de goederen niet wijzigen, voor zover de vervoerder bekend is;

(f)wanneer goederen het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen zijn binnengebracht, maar door de bevoegde douaneautoriteit zijn geweigerd en onmiddellijk teruggezonden zijn naar het land van uitvoer.

Artikel 20

Plaats van indiening van een summiere aangifte bij uitgaan

1. De summiere aangifte bij uitgang wordt ingediend bij het bevoegde douanekantoor in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij waar de uitgangsformaliteiten voor goederen die voor een derde land zijn bestemd worden vervuld. Een douaneaangifte ten uitvoer die als summiere aangifte bij uitgaan wordt gebruikt, wordt evenwel ingediend bij de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende partij in wier douanegebied de formaliteiten ten uitvoer naar een derde land worden vervuld. In beide gevallen verricht het bevoegde kantoor de veiligheidsgerelateerde risicoanalyse op basis van de gegevens in de aangifte en de noodzakelijk geachte veiligheidsgerelateerde douanecontroles.

2. Wanneer goederen vanuit het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij via het douanegebied van de andere overeenkomstsluitende partij naar een derde land worden vervoerd en de uitvoerformaliteiten worden gevolgd door een regeling douanevervoer overeenkomstig de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer, wordt het NCTS gebruikt om de in artikel 18, lid 2, bedoelde gegevens naar de bevoegde autoriteiten van de tweede overeenkomstsluitende partij te verzenden.

In dat geval stelt het douanekantoor van de eerste overeenkomstsluitende partij de resultaten van zijn veiligheidsgerelateerde douanecontroles ter beschikking van de douaneautoriteit van de tweede overeenkomstsluitende partij als:

(a)de douaneautoriteit oordeelt dat de risico's significant zijn en een douanecontrole noodzakelijk is, en bij de controle blijkt dat de gebeurtenis die de risico's veroorzaakt, zich heeft voorgedaan; of

(b)bij de controle niet blijkt dat de gebeurtenis die de risico's veroorzaakt, zich heeft voorgedaan, maar de betrokken douaneautoriteit oordeelt dat de dreiging elders in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen een hoog risico vormt; of

(c)dat noodzakelijk is voor de uniforme toepassing van dat de regels van deze overeenkomst.

De overeenkomstsluitende partijen wisselen via het in artikel 9 sexies, lid 3, van de overeenkomst bedoelde systeem informatie uit over de onder a) en b) genoemde risico’s.

3. In afwijking van lid 1 wordt, wanneer goederen via het douanegebied van de andere overeenkomstsluitende partij naar een derde land worden vervoerd en de uitvoerformaliteiten niet worden gevolgd door een regeling douanevervoer in overeenstemming met de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer, de summiere aangifte bij uitgaan rechtstreeks ingediend bij het bevoegde douanekantoor van uitgang van de tweede overeenkomstsluitende partij uit wiens douanegebied de goederen uiteindelijk naar een derde land worden vervoerd.

Artikel 21

Termijn voor de indiening van een summiere aangifte bij uitgaan

1. De summiere aangifte bij uitgaan wordt binnen de volgende termijnen ingediend:

(a)bij vervoer over zee:

(1)voor in containers vervoerde goederen, met uitzondering van het in de punten 2) en 3) bedoelde vervoer: uiterlijk 24 uur voordat zij in het vaartuig worden geladen waarmee zij de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen verlaten;

(2)voor in containers vervoerde goederen tussen de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen en Groenland, de Faeröer, IJsland of havens aan de Oostzee, Noordzee, Zwarte Zee of Middellandse Zee en alle havens van Marokko: uiterlijk twee uur voor het vertrek uit een haven in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen;

(3)voor in containers vervoerde goederen tussen de Franse overzeese departementen, de Azoren, Madeira of de Canarische Eilanden en een gebied buiten de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen, wanneer de reistijd minder dan 24 uur bedraagt: uiterlijk twee uur voor het vertrek uit een haven in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen;

(4)voor niet in containers vervoerde goederen: uiterlijk twee uur voor het vertrek uit een haven in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen;

(b)bij vervoer door de lucht: uiterlijk 30 minuten voor het vertrek uit een luchthaven in de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen;

(c)bij vervoer over de weg en over de binnenwateren: uiterlijk één uur voordat de goederen de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen zullen verlaten;

(d)bij vervoer per spoor:

(1)wanneer de treinreis vanaf het laatste rangeerstation naar het douanekantoor van uitgang minder dan twee uur bedraagt: uiterlijk één uur voor de aankomst van de goederen op de plaats waarvoor het douanekantoor van uitgang bevoegd is;

(2)in alle andere gevallen: uiterlijk twee uur voordat de goederen de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen zullen verlaten.

2. In de volgende situaties is de termijn voor de indiening van de summiere aangifte bij uitgaan die welke geldt voor het actieve vervoermiddel dat wordt gebruikt om de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen te verlaten:

(a)wanneer de goederen bij het douanekantoor van uitgang zijn aangekomen op een ander vervoermiddel van waaruit zij worden overgeladen vóór het verlaten van de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen (intermodaal vervoer);

(b)wanneer de goederen bij het douanekantoor van uitgang zijn aangekomen op een vervoermiddel dat zelf wordt vervoerd op een actief vervoermiddel bij het verlaten van de douanegebieden van de overeenkomstsluitende partijen (gecombineerd vervoer).

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen zijn niet van toepassing in geval van overmacht.

4. In afwijking van de leden 1 en 2 kan elke overeenkomstsluitende partij andere termijnen vaststellen:

(a)met betrekking tot het in artikel 20, lid 2, bedoelde verkeer, teneinde het mogelijk te maken een betrouwbare risicoanalyse uit te voeren en zendingen te onderscheppen met het oog op een eventuele douaneveiligheidscontrole daarvan;

(b)in het geval van een internationaal veiligheidsverdrag tussen de betrokken overeenkomstsluitende partij en een derde land, onder voorbehoud van de procedure als bedoeld in artikel 9 ter, lid 3, van deze overeenkomst.

3. BIJLAGE II bij Protocol nr. 10 bij de overeenkomst wordt vervangen door:

BIJLAGE II

BEDRIJVEN MET EEN AEO-CERTIFICAAT

TITEL I

Toekenning van de AEO-status

Artikel 1

Algemene bepalingen

De criteria voor de toekenning van de status van “geautoriseerde marktdeelnemer” zijn de volgende:

(a)geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften en geen strafblad met zware misdrijven in verband met de economische activiteit van de aanvrager;

(b)de aanvrager kan aantonen dat hij zijn handelingen en de goederenstroom goed onder controle heeft dankzij een handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt;

(c)financiële solvabiliteit die geacht wordt aangetoond te zijn als de aanvrager een goede financiële positie heeft die hem in staat stelt aan zijn verplichtingen te voldoen, waarbij naar behoren wordt gelet op de kenmerken van het type zakelijke activiteiten in kwestie;

(d)passende veiligheidsnormen, die geacht worden te zijn nageleefd wanneer de aanvrager aantoont dat hij passende maatregelen handhaaft om de veiligheid van de internationale toeleveringsketen te waarborgen, onder meer op het gebied van fysieke integriteit en toegangscontroles, logistieke processen en de behandeling van specifieke soorten goederen, personeel en de identificatie van zijn of haar zakenpartners.

Artikel 2

Naleving

1. Aan het criterium van artikel 1, punt a), wordt geacht te zijn voldaan als: 

(a)geen besluit is genomen door een administratieve of rechterlijke instantie waarin wordt geconcludeerd dat een van de onder b) beschreven personen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving of de belastingvoorschriften heeft begaan in verband met zijn of haar economische activiteit; en 

(b)geen van de volgende personen een strafblad met zware misdrijven heeft in verband met zijn of haar economische activiteit, inclusief de economische activiteit van de aanvrager, indien van toepassing:

(1)de aanvrager;

(2)de werknemer(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor de douaneaangelegenheden van de aanvrager; en 

(3)de perso(o)n(en) die verantwoordelijk is (zijn) voor de aanvrager of die zeggenschap heeft (hebben) over de leiding van het bedrijf.

2. Het in artikel 1, punt a), bedoelde criterium kan echter worden geacht te zijn vervuld wanneer de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de inbreuk van geringe betekenis acht in verhouding tot het aantal en de omvang van de douanegerelateerde activiteiten, en de douaneautoriteit niet twijfelt over de goede trouw van de aanvrager.

3. Wanneer de in lid 1, punt b), 3), van dit artikel bedoelde persoon, die niet de aanvrager is, in een derde land is gevestigd of woonachtig is, beoordeelt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de naleving van het in artikel 1, punt a), bedoelde criterium aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikt.

4. Wanneer de aanvrager er minder dan drie jaar is gevestigd, beoordeelt de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit de naleving van het in artikel 1, punt a), bedoelde criterium aan de hand van de documenten en informatie waarover zij beschikt.

Artikel 3

Deugdelijke handels- en vervoersadministratie

Het in artikel 1, punt b), vastgelegde criterium wordt geacht te zijn vervuld als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de aanvrager voert een boekhouding die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van de overeenkomstsluitende partijen waar de boekhouding wordt gevoerd, en die de douane in staat stelt bedrijfscontroles te verrichten en voorziet in een historische gegevensregistratie die een controlespoor vormt vanaf het moment van gegevensinvoer;

(b)de administratie voor douanedoeleinden van de aanvrager wordt geïntegreerd in het boekhoudsysteem van de aanvrager of maakt het mogelijk kruiscontroles van de gegevens met het boekhoudsysteem te verrichten;

(c)de aanvrager verleent de douane fysieke toegang tot zijn boekhoudsystemen en, in voorkomend geval, zijn handels- en vervoersadministratie;

(d)de aanvrager verleent de douane elektronische toegang tot zijn boekhoudsystemen en, in voorkomend geval, tot zijn handels- en vervoersadministratie wanneer deze systemen of administratie elektronisch worden gehouden;

(e)de aanvrager beschikt over een administratieve organisatie die in overeenstemming is met het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederenstroom, en over een systeem van interne controles waarmee fouten kunnen worden voorkomen, opgespoord en rechtgezet en onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden voorkomen en opgespoord;

(f)de aanvrager beschikt, indien van toepassing, over toereikende procedures voor het omgaan met certificaten en vergunningen die hem zijn verleend in overeenstemming met handelspolitieke maatregelen of maatregelen in verband met de handel in landbouwproducten;

(g)de aanvrager beschikt over toereikende procedures om zijn administratie en gegevens te archiveren en zich te beschermen tegen gegevensverlies;

(h)de aanvrager draagt er zorg voor dat relevante werknemers de opdracht hebben om de douaneautoriteiten kennis te geven van eventuele nalevingsproblemen en stelt procedures voor de kennisgeving van dergelijke problemen aan de douaneautoriteiten vast;

(i)de aanvrager beschikt over passende veiligheidsmaatregelen om het binnendringen van onbevoegden in zijn computersysteem te voorkomen en zijn documentatie te beschermen;

(j)de aanvrager beschikt, indien van toepassing, over toereikende procedures voor het omgaan met invoer- en uitvoervergunningen in verband met verboden en beperkingen, waaronder maatregelen om een onderscheid te maken tussen goederen die zijn onderworpen aan verboden of beperkingen en andere goederen, en maatregelen om toe te zien op de naleving van deze verboden en beperkingen.

Artikel 4

Financiële solvabiliteit

1. Aan het criterium zoals bepaald in artikel 1, punt c), wordt geacht te zijn voldaan wanneer de aanvrager voldoet aan het volgende:

(a)de aanvrager is niet verwikkeld in een faillissementsprocedure;

(b)gedurende de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft de aanvrager voldaan aan zijn financiële verplichtingen met betrekking tot de betaling van douanerechten en alle andere rechten, belastingen of heffingen die op of in verband met de invoer of uitvoer van goederen worden geheven;

(c)de aanvrager toont aan de hand van de bescheiden en gegevens die beschikbaar zijn voor de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag aan dat hij over voldoende financiële draagkracht beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen en zijn verbintenissen na te komen met betrekking tot het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten, daaronder begrepen dat zijn nettoactiva niet negatief zijn, tenzij deze kunnen worden gedekt.

2. Wanneer de aanvrager minder dan drie jaar gevestigd is, wordt zijn financiële solvabiliteit zoals bedoeld in artikel 1, punt c), beoordeeld aan de hand van de beschikbare documenten en informatie.

Artikel 5

Veiligheidsnormen

1. Het in artikel 1, punt d), vastgelegde criterium wordt geacht te zijn vervuld als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de gebouwen die voor de met de vergunning samenhangende activiteiten worden gebruikt, bieden bescherming tegen onrechtmatig binnendringen en zijn gemaakt van materialen die verhinderen dat onbevoegden zich er onrechtmatig toegang toe kunnen verschaffen;

(b)er zijn passende maatregelen genomen om onrechtmatige toegang tot kantoren, verzendingsruimten, los- en laadkades, los- en laaddekken en andere relevante plaatsen te voorkomen;

(c)er zijn maatregelen genomen om onder meer het onrechtmatig toevoegen of omwisselen, het verkeerd behandelen van goederen of andere manipulaties van de goederen bij het laden, lossen, de op- en overslag te voorkomen;

(d)de aanvrager heeft maatregelen genomen om zijn handelspartners duidelijk te identificeren en er via de uitvoering van passende contractuele regelingen of andere passende maatregelen in overeenstemming met het bedrijfsmodel van de aanvrager voor te zorgen dat deze handelspartners de veiligheid van de internationale toeleveringsketen garanderen;

(e)de aanvrager onderwerpt sollicitanten voor veiligheidsgevoelige functies aan veiligheidsonderzoeken, voor zover de nationale wetgeving dit toestaat, en verricht regelmatige achtergrondcontroles bij huidige werknemers in dergelijke functies wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen;

(f)de aanvrager heeft passende veiligheidsprocedures ingevoerd voor eventuele gecontracteerde externe dienstverleners;

(g)de aanvrager zorgt ervoor dat personeel met veiligheidsgerelateerde verantwoordelijkheden regelmatig deelneemt aan programma's om hen bewuster te maken van deze veiligheidskwesties;

(h)de aanvrager heeft een contactpersoon aangewezen die bevoegd is voor veiligheidsgerelateerde kwesties.

2. Wanneer de aanvrager houder is van een veiligheidscertificaat dat is afgegeven op basis van een internationaal verdrag of van een internationale norm van de Internationale Organisatie voor normalisatie, of van een Europese norm van de Europese normalisatieorganisatie, wordt rekening gehouden met deze certificaten als de naleving van de criteria zoals bepaald in artikel 1, punt d), wordt gecontroleerd.

Er wordt geacht aan de criteria te zijn voldaan wanneer is vastgesteld dat de criteria voor de afgifte van dat certificaat identiek of gelijkwaardig zijn aan de criteria zoals bepaald in artikel 1, punt d).

3. Wanneer de aanvrager een erkend agent of een bekende afzender is op het gebied van luchtvaartveiligheid, wordt geacht te zijn voldaan aan de in lid 1 bedoelde criteria met betrekking tot de locaties en de activiteiten waarvoor de aanvrager de status van erkend agent of bekende afzender heeft verkregen voor zover de criteria voor het verlenen van de status van erkend agent of bekende afzender dezelfde zijn of gelijkwaardig zijn aan criteria zoals bepaald in artikel 1, punt d).

TITEL II

Faciliteiten voor bedrijven met AEO-status

Artikel 6

Faciliteiten voor bedrijven met AEO-status

1. Wanneer een geautoriseerde marktdeelnemer voor veiligheidsdoeleinden voor eigen rekening een summiere aangifte van uitgaan indient in de vorm van een douaneaangifte of een aangifte tot wederuitvoer, zijn geen andere dan de in die aangiften vermelde gegevens vereist.

2. In geval een geautoriseerde marktdeelnemer voor veiligheidsdoeleinden voor rekening van een andere persoon die ook een geautoriseerde marktdeelnemer is, een summiere aangifte van uitgaan indient in de vorm van een douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer, zijn geen andere dan de in die aangiften vermelde gegevens vereist.

Artikel 7

Gunstigere behandeling met betrekking tot risicobeoordeling en controle

1. Een bedrijf met AEO-status wordt aan minder fysieke en documentaire veiligheidscontroles onderworpen dan andere bedrijven.

2. Wanneer een geautoriseerde marktdeelnemer een summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend of toestemming heeft gekregen om in plaats van een summiere aangifte bij binnenbrengen een douaneaangifte of een aangifte tot tijdelijke opslag in te dienen, of wanneer een geautoriseerde marktdeelnemer toestemming heeft gekregen om commerciële, haven- of vervoersinformatiesystemen te gebruiken voor het indienen van de gegevens van een summiere aangifte bij binnenbrengen als bedoeld in artikel 10, lid 8, van de overeenkomst en artikel 1, lid 4, van bijlage I, stelt de bevoegde douaneautoriteit, wanneer de zending is geselecteerd voor fysieke controle, de geautoriseerde marktdeelnemer daarvan in kennis. Deze kennisgeving wordt gedaan vóór de aankomst van de goederen in het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen.

Deze kennisgeving wordt ook beschikbaar gesteld aan de vervoerder indien deze verschillend is van de in de eerste alinea bedoelde geautoriseerde marktdeelnemers, op voorwaarde dat de vervoerder een geautoriseerde marktdeelnemer is en hij aangesloten is op de elektronische systemen voor de in de eerste alinea bedoelde aangiften.

Deze kennisgeving wordt niet gedaan wanneer dit afbreuk kan doen aan de te verrichten controles of de resultaten daarvan.

3. Wanneer door een geautoriseerde marktdeelnemer aangegeven zendingen zijn geselecteerd voor een fysieke of op documenten gebaseerde controle, wordt deze controle met voorrang verricht.

Op verzoek van een geautoriseerde marktdeelnemer kan de controle op een andere plaats worden verricht dan de plaats waar de goederen bij de douane moeten worden aangebracht.

Artikel 8

Uitzondering op gunstige behandeling

De in artikel 7 bedoelde gunstigere behandeling is niet van toepassing op douaneveiligheidscontroles naar aanleiding van specifieke verhoogde dreigingsniveaus of controleverplichtingen uit hoofde van andere wetgeving.

De douaneautoriteiten verrichten evenwel met voorrang de vereiste afhandelingstaken, formaliteiten en controles voor zendingen die door een geautoriseerde marktdeelnemer zijn aangegeven.

TITEL III

Schorsing, nietigverklaring en intrekking van de AEO-status

Artikel 9

Schorsing van de status van geautoriseerde marktdeelnemer

1. Een besluit waarbij de status van geautoriseerd marktdeelnemer wordt verleend, wordt door de bevoegde douaneautoriteit geschorst indien:

(a)die douaneautoriteit van oordeel is dat er voldoende redenen zijn om dat besluit nietig te verklaren of in te trekken, maar zij nog niet over alle nodige elementen voor die nietigverklaring of intrekking beschikt;

(b)die douaneautoriteit van oordeel is dat de voorwaarden voor het besluit niet zijn vervuld of dat de houder van het besluit de verplichtingen uit hoofde van dat besluit niet nakomt, en het passend is dat de houder van dat besluit de tijd krijgt om maatregelen te treffen ter waarborging van de naleving van de voorwaarden of van de verplichtingen;

(c)de houder van het besluit om de schorsing verzoekt omdat hij tijdelijk niet in staat is aan de voorwaarden voor het besluit te voldoen of de verplichtingen uit hoofde van dat besluit na te komen.

2. In het in lid 1, punten b) en c), bedoelde geval stelt de houder van het besluit de douaneautoriteit in kennis van de maatregelen die hij of zij zal nemen om te waarborgen dat de voorwaarden of de verplichtingen zullen worden nageleefd, en van de tijd die hij of zij nodig heeft om maatregelen te nemen.

Wanneer de marktdeelnemer ten genoegen van de douaneautoriteiten de nodige maatregelen heeft getroffen om de voor alle geautoriseerde marktdeelnemers geldende voorwaarden en criteria na te leven, trekt de douaneautoriteit van afgifte de schorsing in.

3. De schorsing is niet van invloed op douaneprocedures die reeds waren begonnen toen de schorsing inging en die nog niet zijn beëindigd.

4. Aan de houder van het besluit wordt mededeling gedaan van de schorsing van dat besluit.

Artikel 10

Intrekking van de status van geautoriseerde marktdeelnemer

1. Een besluit waarbij de status van geautoriseerde marktdeelnemer wordt verleend, wordt nietig verklaard indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a)het besluit is genomen op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;

(b)de houder van het besluit wist of had redelijkerwijze moeten weten dat de gegevens onjuist of onvolledig waren;

(c) indien de gegevens juist en volledig waren geweest, zou dat besluit anders hebben geluid.

2. Aan de houder van het besluit wordt mededeling gedaan van de nietigverklaring van het besluit.

3. De nietigverklaring wordt van kracht op de datum waarop het oorspronkelijke besluit van kracht werd, tenzij in het besluit anders is bepaald overeenkomstig de douanewetgeving.

Artikel 11

Intrekking van de status van geautoriseerde marktdeelnemer

1. Een besluit waarbij de status van geautoriseerd marktdeelnemer wordt verleend, wordt door de bevoegde douaneautoriteiten ingetrokken indien:

(a)aan een of meer voor de afgifte van het besluit gestelde voorwaarden niet of niet meer is voldaan; of

(b)de houder van het besluit daarom verzoekt; of

(c)de houder van het besluit niet binnen de gestelde termijn voor de schorsing als bedoeld in artikel 9, lid 1, punten b) en c), de maatregelen neemt die nodig zijn om te voldoen aan de in het besluit vastgestelde voorwaarden of om te voldoen aan de verplichtingen die uit dat besluit voortvloeien.

2. De intrekking wordt op de dag na de kennisgeving ervan van kracht.

3. Aan de houder van het besluit wordt mededeling gedaan van de intrekking van het besluit.

TITEL IV

Artikel 12

Uitwisseling van informatie

De overeenkomstsluitende partijen stellen elkaar regelmatig in kennis van de identiteit van hun geautoriseerde marktdeelnemers voor veiligheid, en delen daarbij de volgende gegevens mee:

(a)het identificatienummer van de marktdeelnemer (TIN — Trader Identification Number) in een formaat dat in overeenstemming is met de EORI-wetgeving (Economic Operator Registration and Identification);

(b)de naam en het adres van de geautoriseerde marktdeelnemer;

(c)het nummer van het document waarbij hem de status van geautoriseerde marktdeelnemer is verleend;

(d)de huidige status (van kracht, geschorst, ingetrokken);

(e)de periodes gedurende welke zijn status is gewijzigd;

(f)de datum waarop de beschikking en de daaropvolgende gebeurtenissen (schorsing en intrekking) van kracht worden;

(g)de autoriteit die de beschikking heeft gegeven.

(1)    PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(2)    PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
(3)    PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(4)    PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1.
(5)    PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558.
(6)    PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168.
(7)    PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(8)    PB L 183 van 19.7.2018, blz. 23.
(9) *    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
(10)    Uitroltermijn van release 1 van ICS2: van 15.3.2021 tot 1.10.2021; uitroltermijn van release 2 van ICS2: van 1.3.2023 tot 2.10.2023; uitrolperiode van release 3 van ICS2: van 1.3.2024 tot 1.10.2024;Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie van 13 december 2019 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 325 van 16.12.2019, blz. 168).
(11)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) xxx van de Commissie (PB L van dd.mm.yyyy, blz. x).
(12)    Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) xxx van de Commissie (PB L van dd.mm.yyyy, blz. x).
(13)    Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, het Koninkrijk Zweden en de Zwitserse Bondsstaat betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2, met inbegrip van eerdere en toekomstige wijzigingen zoals overeengekomen door het Gemengd Comité bij bovengenoemde overeenkomst).
(14)    Het NCTS wordt aangepast aan de nieuwe veiligheidseisen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/632 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 54). De uitrol van de gefaseerde update van het NCTS is vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2151 van de Commissie.
(15)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).