Brussel, 13.12.2021

COM(2021) 788 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

over de ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

2014-2020

{SWD(2021) 381 final}


Achtergrond

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) is in 2006 opgericht om solidariteit te betonen met en steun te verlenen aan werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen. Het toepassingsgebied van de oorspronkelijke EFG-verordening 1 is in 2009 verbreed 2 om er de ontslagen als gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis in op te nemen. Het EFG medefinanciert maximaal 60 % 3 van de maatregelen die de lidstaten nemen om ontslagen werknemers weer aan het werk te helpen. Voor de periode 20142020 werd het toepassingsgebied verder verruimd 4 om ontslagen ten gevolge van een nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis op te vangen. Ook konden lidstaten met een hoge jeugdwerkloosheid onder bepaalde voorwaarden in EFG-aanvragen jongeren opnemen die “geen werk hebben en ook geen onderwijs of opleiding volgen” (NEET) 5 .

Reikwijdte van de ex-postevaluatie

Overeenkomstig artikel 20 van de EFG-verordening heeft de Commissie een ex-postevaluatie uitgevoerd om na te gaan of de doelstellingen van het EFG in de periode 2014‑2020 zijn verwezenlijkt.

De ex-postevaluatie heeft betrekking op 49 goedgekeurde EFG-aanvragen (d.w.z. dossiers) 6 die tussen 2014 en mei 2020 bij de Commissie zijn ingediend 7 . De dossiers hebben betrekking op twaalf lidstaten (België, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Portugal, Spanje en Zweden) en bestrijken 27 economische sectoren, waarbij de detailhandel (zes dossiers), de motorvoertuigensector (vijf dossiers) en de automobielsector (vijf dossiers) de meeste aanvragen voor hun rekening nemen. Het aantal EFG-aanvragen is sinds 2017 gedaald dankzij het economisch herstel, waardoor er minder gegevens beschikbaar zijn voor analyse. Er zijn tegen het einde van 2020 evenwel zes aanvragen ingediend, waarvan vier in verband met de gevolgen van de COVID-19 pandemie.

Er is gekeken naar de doeltreffendheid, met inbegrip van de impact, efficiëntie, samenhang, relevantie en toegevoegde waarde van het EFG voor de EU.

De ex-postevaluatie wordt gepresenteerd als een werkdocument van de diensten van de Commissie (WDC). Het WDC is hoofdzakelijk gebaseerd op de resultaten van een ondersteunende studie door onafhankelijke externe deskundigen. De ondersteunende studie is besproken met de leden van de interdepartementale stuurgroep van de Commissie, die is samengesteld uit de voornaamste belanghebbenden uit verschillende diensten van de Commissie, en is in december 2020 door het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie van de Commissie aanvaard. Aanvullende informatie voor het WDC is verzameld uit en geanalyseerd op basis van eerdere verslagen en evaluaties van het EFG, de ervaring van het personeel van de Commissie dat het EFG beheert, kennisdeling met de desbetreffende belanghebbenden van het EFG uit alle lidstaten en de interne EFG-gegevensbank van de Commissie, die gegevens bevat over alle EFG-dossiers tussen 2007 en 2020. Uit de resultaten van deze evaluatie worden lessen getrokken voor de uitvoering en de opzet van het EFG.

Dit verslag geeft een samenvatting van de belangrijkste resultaten voor de instellingen en organen van de EU en de sociale partners 8 .

Belangrijkste conclusies

Doeltreffendheid van het EFG

Het EFG biedt de begunstigden gerichte, op maat gesneden en geïndividualiseerde steun, die hen in een gunstigere positie plaatst dan personen die geen EFG-steun hebben gekregen. Het EFG heft belemmeringen voor deelname op en zorgt ervoor dat alle begunstigden een gelijke behandeling krijgen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan kwetsbare en/of kansarme groepen.

EFG-maatregelen worden aangeboden als aanvulling op de nationale standaardmaatregelen en/of ter intensivering daarvan. Het EFG behaalt vaak betere resultaten voor wat betreft de geholpen begunstigden en de re-integratiepercentages dan wat met nationale steunmaatregelen alleen kan worden bereikt. Op dossierniveau zijn geen verplaatsingseffecten waargenomen.

Vijf lidstaten (België, Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal) hebben in twaalf van de 49 EFG-dossiers gebruikgemaakt van de mogelijkheid om steun te verlenen aan NEET’s. De algemene indruk was dat het EFG niet het beste instrument is om jongeren te bereiken en dat andere EU-instrumenten, zoals het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, beter geschikt zijn. Niettemin hebben de jongeren voor wie de hulp bestemd is er grotendeels gebruik van gemaakt (ongeveer 62 %). In sommige gevallen werd de mogelijkheid om NEET’s te ondersteunen als een belangrijke toegevoegde waarde van het EFG beschouwd.

Het EFG biedt de lidstaten de mogelijkheid te experimenteren met innovatieve actieve arbeidsmarktmaatregelen die normaliter niet beschikbaar zouden zijn voor ontslagen werknemers. Wanneer de innovatieve maatregelen succesvol bleken te zijn, hebben de lidstaten, zoals België, Finland en Italië 9 , ze vervolgens in hun reguliere steunmaatregelen opgenomen.

Dankzij de betrokkenheid van de sociale partners en de ondernemingen die werknemers moesten ontslaan, konden de EFG-dossiers doeltreffender worden ingezet, omdat zij bijdroegen tot een betere opzet en uitvoering van de maatregelen. Hun betrokkenheid in Finland, Zweden, Spanje heeft de begunstigden er soms ook toe gebracht zo spoedig mogelijk een nieuwe baan te vinden.

Een ruimer gebruik van het EFG wordt bemoeilijkt doordat in een aanvraag het verband moet worden aangetoond tussen enerzijds de ontslagen en anderzijds “de globalisering” of de “financiële en economische crisis”. Dit bleek een uitdaging te zijn, omdat het steeds moeilijker wordt de doorslaggevende factor die tot een herstructurering heeft geleid, te identificeren en aan te tonen. Voor de aanvragen die worden ingediend op grond van de criteria van kleine arbeidsmarkten of uitzonderlijke omstandigheden, moet ook worden aangetoond dat de ontslagen een “aanzienlijke impact” hebben op de economie, met name op de werkgelegenheid. Volgens de gedachtewisselingen met belanghebbenden tijdens de door de Commissie georganiseerde bijeenkomsten van EFG-contactpersonen waren de meeste lidstaten van mening dat het vinden van het juiste bewijsmateriaal als een belemmering wordt beschouwd.

Vertragingen bij het opstarten van de uitvoering van een EFG-dossier belemmeren de doeltreffendheid ervan. De redenen voor deze vertragingen zijn onder andere het langdurige en ingewikkelde besluitvormingsproces op EU-niveau (gemiddeld 28,8 weken vanaf de datum van de aanvraag), de nationale administratieve procedures in de lidstaten, het beheer van de dossiers op nationaal/regionaal niveau en het gebrek aan ervaring van de lidstaten met het gebruik van het EFG. In ongeveer 15 % van de dossiers waren de lidstaten niet bereid het risico te nemen om de EFG-maatregelen met hun eigen overheidsmiddelen voor te financieren in afwachting van de formele goedkeuring van de EU. Wanneer zich dergelijke vertragingen voordoen, kan het gebeuren dat werknemers uit eigen beweging een nieuwe baan vinden of dat ze hun belangstelling voor deelname aan de EFG-maatregelen verliezen.

De beperkte voorschriften inzake gegevensverzameling en toezicht in de EFG-verordening vormen een belemmering voor het uitvoeren van een diepgaandere analyse van de prestaties van het EFG. Deze beperking is aangepakt in de EFG-verordening 20212027 10 door de opname van een gedetailleerde lijst van indicatoren waarover verslag moet worden uitgebracht.

Verder is de zichtbaarheid van het EFG beperkt, zelfs bij de begunstigden. Het is aan de lidstaten om informatie over het EFG te verstrekken; zij besteden echter consequent te weinig geld aan informatie- en communicatieactiviteiten. Van de kant van de Commissie is duidelijke informatie beschikbaar op het internet en worden tweemaal per jaar netwerkingsseminars georganiseerd waar de lidstaten hun ervaringen kunnen uitwisselen. Sinds 2019 deelt de Commissie ook informatie over het EFG via de sociale media (Twitter). Toch is er nog ruimte om de zichtbaarheid van de resultaten van specifieke EFG-dossiers te verbeteren.

In het algemeen is het EFG doeltreffend en heeft het met succes zijn doelstelling bereikt om solidariteit te betonen met mensen die ontslagen zijn als gevolg van grootschalige herstructureringen en hen te helpen bij het vinden van een nieuwe baan. Het gemiddelde re-integratiepercentage van ontslagen werknemers op de arbeidsmarkt is verbeterd ten opzichte van de vorige financieringsperiode (van 49 % naar 60 %). De resultaten zijn echter specifiek voor elk afzonderlijk dossier en hangen af van verschillende factoren, zoals de economische situatie en de situatie op de arbeidsmarkt in de regio. Het is moeilijk om de re-integratiepercentages over de verschillende dossiers te vergelijken en om geschikte indicatoren te vinden om een vergelijking te maken tussen soortgelijke maatregelen. Met het oog op een betere prestatiemeting wordt aanbevolen dat de lidstaten in de toekomst specifieke doelstellingen voor afzonderlijke dossiers ontwikkelen.

Naast de terugkeer op de arbeidsmarkt heeft het EFG langdurige positieve effecten gehad op de algemene inzetbaarheid van de begunstigden, zoals nieuwe vaardigheden en diploma’s, het vergroten van hun zelfvertrouwen en het leren omgaan met sociale netwerken. De lidstaten moeten een kwalitatieve beoordeling van de resultaten uitvoeren, bijvoorbeeld door de begunstigden van het EFG periodiek te ondervragen over hun ervaringen.

Efficiëntie van het EFG

In het algemeen geldt dat bij EFG-dossiers een deel van de aan hen toegewezen middelen wordt besteed (het absorptiepercentage). De absorptiepercentages zijn ten opzichte van de vorige periode verbeterd, van gemiddeld 55 % tot 59 %, met grote verschillen tussen de dossiers. Het lage absorptiepercentage is ten dele toe te schrijven aan het feit dat de lidstaten de achtergrond en de specifieke behoeften van de doelgroep vaak niet kennen wanneer zij in de aanvraagfase het totale budget ramen. Tijdens de uitvoering is budgettaire flexibiliteit van belang om herbestemming mogelijk te maken naar gelang van de specifieke behoeften van de begunstigden.

In de periode 2014‑2020 was herbestemming van middelen mogelijk en de lidstaten hebben daarvan gebruikgemaakt bij de uitvoering van ongeveer 30 % van de dossiers voor herbestemmingen van minder dan 20 % van de geplande begroting. De lidstaten moeten de Commissie inlichten over herbestemmingen van meer dan 20 %. Dit is slechts in ongeveer 10 % van de dossiers gebeurd.

Wat de bestede middelen betreft, zijn er geen duidelijke trends in vergelijking met het aantal begunstigden dat is geholpen of weer aan het werk is gegaan. De kosten hangen grotendeels af van de nationale en regionale specificiteiten, van de aard van de aangeboden maatregelen en van de achtergrond van de begunstigden. Toch was 80 % van de EFG-dossiers kostenefficiënter 11 dan verwacht en was het werkelijk uitgegeven bedrag per geholpen begunstigde lager dan gepland. In 68 % van de dossiers verbeterde in de loop der tijd de kosteneffectiviteit 12 van het EFG 13 .

Het langdurige besluitvormingsproces op EU-niveau 14 veroorzaakt vertragingen bij de uitvoering. De procedures op nationaal/regionaal niveau zijn echter een belangrijkere bron van inefficiëntie. De aanvraagprocedure duurt gemiddeld ongeveer tweehonderd dagen voor de periode 20142020, vergeleken met ongeveer driehonderd dagen in de voorafgaande programmeringsperiode. Aanzienlijke vertragingen werden ook veroorzaakt door een langere goedkeuringsprocedure van de begrotingsautoriteit 15 , die in de meeste gevallen 16 gemiddeld negen weken in beslag nam, in plaats van de zes weken waarin de EFG-verordening voorziet. Een snellere procedure op EU-niveau en een vereenvoudigde aanvraagprocedure, waarbij minder bewijs en statistieken nodig zijn om het verband tussen de ontslagen en de globalisering of het criterium van de crisis aan te tonen, zouden de doeltreffendheid van het fonds ten goede komen.

Coherentie van het EFG

Op dossierniveau werden geen overlappingen met andere vormen van EU- of nationale financiering vastgesteld. Het EFG is een aanvulling op andere EU-fondsen, zoals het Europees Sociaal Fonds (ESF). Het ESF biedt anticiperende, voorgeprogrammeerde steun ter bevordering van de werkgelegenheid, terwijl het EFG reactieve steun biedt naar aanleiding van een groot aantal onverwachte ontslagen. Het EFG heeft in dit opzicht een toegevoegde waarde, omdat het wordt ingezet op basis van de behoeften wanneer de lidstaten financiële steun nodig hebben om ontslagen werknemers te helpen. Er is echter ruimte om het EFG en het ESF beter op elkaar af te stemmen, aangezien sommige lidstaten ervoor kiezen om maatregelen van het EFG-type met het ESF te financieren, vanwege het hogere medefinancieringspercentage van het ESF. Dit geldt met name voor steun aan jongeren, aangezien het EFG en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief beide steun verlenen aan NEET’s in regio’s met een hoge jeugdwerkloosheid.

Het EFG is afgestemd op het nationale beleid en biedt voldoende flexibiliteit om de arbeidsmarktmaatregelen van de lidstaten op nationaal, regionaal en/of lokaal niveau te completeren en/of aan te vullen. De lidstaten moeten het EFG echter beter afstemmen op de aanbevelingen van het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering 17 .

Relevantie van het EFG

Hoewel het toepassingsgebied van het EFG in de periode 2014‑2020 relevant was, zou het ook gebaat zijn bij een verbreding in het licht van de nieuwe uitdagingen waarmee de Europese arbeidsmarkt te maken krijgt (zoals automatisering, digitalisering, overgang naar een koolstofarme economie) en in overeenstemming met de strategische en langetermijnprioriteiten van de EU.

Door het beperkte gebruik van de clausule voor NEET’s, namelijk in twaalf van de 49 dossiers, en de aard van het EFG als een noodfonds om mensen te helpen nadat zij zijn ontslagen, in plaats van structurele werkloosheidsproblemen aan te pakken, is het minder relevant om steun te verlenen aan jongeren. Verscheidene belanghebbenden vroegen zich af of het EFG het juiste instrument is om bijstand te verlenen aan NEET’s. Er zijn andere mechanismen op EU-niveau, namelijk het ESF en het bijbehorende jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, die beter in staat zijn om steunmaatregelen voor deze specifieke groep te treffen.

In het algemeen is het EFG relevant en blijft het een belangrijk instrument om hulp te bieden aan en solidariteit te tonen met mensen die getroffen worden door herstructureringen ten gevolge van de globalisering en door crisisgerelateerde uitdagingen. Terzelfdertijd gaven belanghebbenden uit de meeste lidstaten te kennen dat een aanpassing van het toepassingsgebied van het fonds, waarbij rekening wordt gehouden met elke oorzaak van het banenverlies, minder bewijsmateriaal nodig is om een aanvraag te staven en de drempel van ontslagen werknemers wordt verlaagd, de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG en de relevantie ervan ten goede zou komen.

Toegevoegde waarde van het EFG voor de EU

Het EFG biedt een meerwaarde die veel verder gaat dan wat de lidstaten alleen zouden kunnen verwezenlijken. Het EFG creëert “volume-effecten”, doordat het de financiële steun voor de begunstigden vergroot en meer mensen aan een baan helpt dan mogelijk zou zijn met alleen nationale en andere EU-fondsen. Het biedt ook steun die intensiever en doelgerichter is dan de nationale maatregelen, waarbij ernaar gestreefd wordt niemand achter te laten.

Wat het “reikwijdte-effect” betreft, steunt het EFG alle groepen van begunstigden, terwijl nationale maatregelen vaak gericht zijn op mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. Het biedt lidstaten de mogelijkheid steun te bieden die zij normaal niet kunnen geven, zoals opleidingen voor kleinere groepen deelnemers of financiële stimulansen om een bedrijf te beginnen 18 .

Het EFG creëert ook “roleffecten”, aangezien de experimenten met innovatieve maatregelen en de uit de implementatie getrokken lessen zijn of worden opgenomen in de reguliere maatregelen op nationaal of regionaal niveau (zie kader 1).

Kader 1. Voorbeeld van “roleffect” uit de EFG-casestudy in Estland

Uit de ervaring met het EFG is gebleken dat ontslagen werknemers meer geïnteresseerd waren in het verwerven van een formele opleiding via EFG-maatregelen dan via de standaardmaatregelen die op nationaal niveau worden aangeboden. Op grond van deze ervaring werd de mogelijkheid om een formele opleiding te volgen op nationaal niveau gemainstreamd en toegankelijk gemaakt voor iedereen die werkloos is of werk heeft maar zijn of haar opleidingsniveau moet bijwerken of een beroepsopleiding moet volgen. Het EFG heeft ook gezorgd voor een betere toegang tot taalonderwijs in de regio, onder meer op verschillende vaardigheidsniveaus. Deze ervaring werd gebruikt om de toegang tot taalonderwijs te verbeteren, als maatregel om werkloosheid te voorkomen.

Er worden “proceseffecten” gecreëerd omdat het EFG de partnerschappen tussen publieke en particuliere belanghebbenden versterkt, die ook na het EFG-project blijven bestaan (zie kader 2).

Kader 2. Voorbeeld van “proceseffect” uit de EFG-casestudy in Finland

In het EFG-dossier betreffende de ontslagen bij Broadcom werd een innovatieve manier om de aanbestedingsprocedure te benaderen ontwikkeld en uitgevoerd. Het vernieuwende aspect van de aanbesteding was dat de inhoud van de opleidingen voor deskundigen in de ICT-sector niet in de aanbestedingsdocumenten was opgenomen, maar door de aanbieders van de opleidingen werd ontwikkeld. Deze aanpak heeft enkele geheel nieuwe soorten opleidingen opgeleverd.

De bevindingen en conclusies worden als vrij degelijk beschouwd, ook al moeten de resultaten van de openbare raadpleging en de enquête onder begunstigden met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd 19 .

Lessen voor de toekomst

Uit de raadplegingen van belanghebbenden die voor en tijdens de evaluatie, d.w.z. voor en tijdens de COVID-19-pandemie, zijn gehouden, is gebleken dat het EFG baat zou hebben bij een ruimer toepassingsgebied, aangepast aan andere grote uitdagingen waarmee de Europese arbeidsmarkt te maken krijgt (zoals automatisering, digitalisering, overgang naar een koolstofarme economie). Dit verruimde toepassingsgebied is opgenomen in de EFG-verordening 2021‑2027.

Een vereenvoudigde en kortere aanvraagprocedure, waarbij minder bewijsmateriaal is vereist, zou de doeltreffendheid van het EFG ten goede komen. Dit is opgenomen in de EFG-verordening 2021‑2027.

De flexibiliteit van het EFG wat betreft de aangeboden maatregelen en de mate waarin de maatregelen kunnen worden afgestemd op de behoeften, achtergronden en interesses van individuele begunstigden, behoren tot de belangrijke succesfactoren. De flexibiliteit om de maatregelen van de lidstaten op nationaal, regionaal en/of lokaal niveau aan te vullen en/of uit te breiden, zorgt voor een toegevoegde waarde van het EFG voor de EU.

De verbetering van het toezicht en de verslaglegging, en de toekomstige evaluatie van het effect van het EFG (op het niveau van de lidstaten en van de EU) vereisen meer gedetailleerde controlegegevens die op systematische wijze worden verzameld, met name over de categorie van werknemers die van de maatregelen gebruikmaken (beroeps- en opleidingsachtergrond), hun arbeidsstatus en het soort werk dat zij vinden. Het succes van de EFG-maatregelen moet niet alleen worden gemeten aan de hand van de re-integratiepercentages, maar ook aan de hand van meer kwalitatieve middelen, zoals nieuwe vaardigheden en diploma’s, sociale netwerken en het zelfvertrouwen dat wordt gewonnen door deelname aan de EFG-maatregelen. In de EFG-verordening 2021‑2027 is ook een enquête onder begunstigden opgenomen, die na afronding van elk EFG-dossier moet worden uitgevoerd.

De lidstaten moeten een zekere mate van budgettaire flexibiliteit hebben om de EFG-middelen te herverdelen op basis van de behoeften die tijdens de uitvoering naar voren komen, zolang die veranderingen maar gerechtvaardigd zijn. Een herbestemming van middelen was al mogelijk in de programmeringsperiode 2014‑2020, en de lidstaten hebben daar veelvuldig gebruik van gemaakt. Deze flexibiliteit is in de EFG-verordening 2021‑2027 gehandhaafd en moet beter aan de lidstaten worden meegedeeld.

Er is ruimte om het medefinancieringspercentage van het EFG en het ESF beter op elkaar af te stemmen om de samenhang van de financiering te garanderen. Deze kwestie komt aan bod in de EFG-verordening 2021‑2027.

Zoals in de tussentijdse evaluatie van het EFG voor de periode 2014‑2020 werd onderstreept en door deze evaluatie wordt bevestigd, hebben de lidstaten een belangrijke les geleerd op het gebied van organisatorisch leren. Om de bereikte resultaten te evalueren, moeten de dossiers eerst worden afgerond, zodat er voldoende bewijsmateriaal kan worden verzameld en geanalyseerd. In de EFG-verordening 2021‑2027 is de kwestie van het tijdschema voor de evaluatie aan de orde gesteld, zodat er voldoende tijd is om de EFG-dossiers volledig uit te voeren.

Een verbeterde communicatie, zowel algemeen als doelgericht, op het niveau van de lidstaten en van de EU, zou de zichtbaarheid van de resultaten van specifieke EFG-dossiers verbeteren. Deze kwestie kwam aan bod in de EFG-verordening 2021‑2027.

EFG-verordening 2021-2027

In de EFG-verordening 20212027 20 is rekening gehouden met de bevindingen van eerdere evaluaties en beoordelingen, die door deze evaluatie zijn bevestigd. Ook heeft zij de meeste aanbevelingen van de belanghebbenden in alle lidstaten in aanmerking genomen.

De belangrijkste veranderingen die in het EFG voor de periode 2021‑2027 zijn ingevoerd, zijn:

·uitbreiding van de subsidiabiliteit tot elke onverwachte ingrijpende herstructurering;

·verlaging van de ontslagdrempel van 500 tot 200;

·afstemming van het medefinancieringspercentage op het ESF+ (met handhaving van 60 % als de minimumdrempel);

·verhoging van het jaarlijks plafond tot 186 miljoen EUR (prijzen van 2018).

Er zijn ook vereenvoudigde en snellere aanvraagprocedures ingevoerd, die minder bewijsmateriaal van de lidstaten vergen en waarvoor zowel voor de lidstaten als voor de Commissie kortere termijnen gelden. Ook werden er nadere vereisten inzake communicatie en publiciteit ingevoerd. Het EFG verleent geen steun meer aan NEET’s.

De EFG-verordening 2021‑2027 omvat specifieke gemeenschappelijke indicatoren en een enquête onder begunstigden om de uitvoering te controleren en het effect voor elk EFG-dossier te meten. Het door de lidstaten in te dienen eindverslag bevat niet alleen herintredingspercentages, maar ook bepaalde kwalitatieve gegevens, zoals de aan het eind van de uitvoeringsperiode verworven diploma’s. Dit moet het toezicht op en de evaluatie van de doeltreffendheid van het EFG verbeteren. Het voorstel van de Commissie om voor elk dossier specifieke doelstellingen vast te stellen en verslag uit te brengen over het soort werkgelegenheid is niet opgenomen in het uiteindelijke akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie heeft een snellere procedure op EU-niveau voorgesteld, wat de formele goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad zou hebben vereenvoudigd. Deze procedure is echter niet opgenomen in het definitieve akkoord over de EFG-verordening 2021‑2027, zodat de huidige formele goedkeuringsprocedure gehandhaafd blijft.

(1)

Verordening (EG) nr. 1927/2006, PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1

(2)

  Verordening (EG) nr. 546/2009, PB L 167 van 29.6.2009, blz. 26

(3)

Tussen 2007‑2009 en 2012‑2013 bedroeg de medefinanciering uit het EFG 50 %, en in 2009‑2011 en 2014‑2020 werd zij opgetrokken tot 60 % (zie bijlage 6 bij het begeleidende WDC).

(4)

  Verordening (EU) nr. 1309/2013, PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855 , (hierna “de EFG-verordening”).

(5)

Tot en met 31 december 2017 gold als voorwaarde voor steun aan NEET’s dat een deel van de ontslagen plaatsvond in NUTS 2-regio’s die in aanmerking komen voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief. In 2018 is bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 de clausule verlengd tot eind 2020 en zijn de voorwaarden gewijzigd. Onder de nieuwe voorwaarden werd het verband met het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief geschrapt en konden de lidstaten steun verlenen aan NEET’s uit regio’s met een jeugdwerkloosheid van ten minste 20 %.

(6)

De 49 EFG-dossiers vanaf EGF/2014/001 tot en met EGF/2020/001 zijn te vinden in tabel 6 van het begeleidende WDC.

(7)

De lidstaten hebben in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 59 aanvragen ingediend, waarvan er 54 zijn goedgekeurd, vier vervolgens zijn ingetrokken en één door de Raad is afgewezen. Van de zeven aanvragen die in 2020 binnenkwamen, werd er één (EGF/2020/001 ES/Galicia aanverwante sectoren van de scheepsbouw) in de ondersteunende studie opgenomen; de overige zes konden niet worden behandeld omdat ze eind 2020 waren ingediend. De cijfers van de in 2020 ontvangen aanvragen zijn hierin opgenomen. Aangezien de resultaten echter pas in 2023 beschikbaar zijn, konden zij in dit stadium nog niet worden geanalyseerd.

(8)

Overeenkomstig artikel 20, lid 2, van de EFG-verordening.

(9)

In België zijn voorbeelden van dergelijke maatregelen de workshops waarin wordt nagedacht over zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde, de bewustmaking en ondersteuning van ondernemerschap, en het opzetten van het project “Coup de Boost” dat zich richt op NEET’s. Naar aanleiding van de ervaringen met het EFG, heeft Finland in 2016 het nationale “model voor veranderingszekerheid” aangepast om werkgevers die werknemers ontslaan te verplichten deel te nemen aan de uitvoering van arbeidsmarktmaatregelen. In Italië heeft het EFG gediend als een gelegenheid om te experimenteren met maatregelen zoals de “herintredingsvoucher” en toelagen om het combineren van werk en privéleven en de deelname aan opleidingen te vergemakkelijken. Deze maatregelen maken geen deel uit van de gebruikelijke nationale steun die in Italië wordt verleend.

(10)

  Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013  

(11)

 Kosten in verhouding tot het aantal geholpen begunstigden.

(12)

Kosten in verhouding tot het aantal gere-integreerde begunstigden.

(13)

18 maanden na het einde van de uitvoering van de EFG-maatregelen.

(14)

Het EFG is een instrument voor noodhulp dat niet onder de plafonds van het meerjarig financieel kader (MFK) valt; de medefinanciering van elk EFG-dossier moet worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad.

(15)

De begrotingsautoriteit wordt gevormd door het Europees Parlement en de Raad.

(16)

De termijn van zes weken werd slechts in tien van de 49 dossiers gehaald.

(17)

  COM(2013) 882 final .

(18)

Gebaseerd op de casestudy’s van het EFG voor de periode 2014‑2020.

(19)

Op de openbare raadpleging werden slechts 39 reacties ontvangen. Daarvan waren slechts 15 respondenten op de hoogte van het bestaan van het EFG. De openbare raadpleging alleen kan niet als representatief worden beschouwd. Van de enquête onder begunstigden vielen slechts 950 antwoorden onder de analyse, d.w.z. slechts 3,5 % van het totale aantal begunstigden aan wie bijstand werd verleend. Er zit een zekere mate van vertekening in de resultaten, aangezien de helft afkomstig was van hoger opgeleide ICT’ers, voornamelijk uit Finse dossiers. Zij zijn daarom niet noodzakelijk representatief voor de ervaring van alle begunstigden in alle EFG-dossiers en lidstaten.

(20)

  Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers (EFG) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013 .