17.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 126/12


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

COVID-19: Richtsnoeren betreffende de uitvoering van de relevante EU-bepalingen op het gebied van de asiel- en terugkeerprocedures en betreffende hervestiging

(2020/C 126/02)

Het virus dat COVID-19 veroorzaakt, heeft zich over de hele wereld verspreid en diverse maatregelen worden getroffen om het tempo van de besmetting te beperken. Op 10 maart 2020 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de Europese Unie benadrukt dat een gemeenschappelijke Europese aanpak en nauwe coördinatie met de Commissie vereist zijn (1). In het bijzonder is de ministers van Volksgezondheid en de ministers van Binnenlandse Zaken verzocht om voor goede coördinatie te zorgen en tot gemeenschappelijke Europese richtsnoeren te komen.

Gezien de omvang van de wereldwijde dreiging waarmee wij nu worden geconfronteerd, is coördinatie op EU-niveau cruciaal voor een maximale potentiële impact van de maatregelen die op nationaal niveau worden getroffen.

Daarom heeft de Commissie op 16 maart 2020 in een mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad in verband met COVID-19 aangedrongen op een tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU (2). Ook voor personen die internationale bescherming nodig hebben of die om andere humanitaire redenen tot het grondgebied van de lidstaten moeten worden toegelaten, zijn ontheffingen van deze tijdelijke beperkingen van toepassing. De maatregelen die de lidstaten nemen om de verdere verspreiding van COVID-19 in te dammen en te beperken, moeten gebaseerd zijn op risicobeoordelingen en wetenschappelijk advies en moeten evenredig blijven. Eventuele beperkingen op het gebied van asiel, terugkeer en hervestiging moeten evenredig zijn, op niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd en rekening houden met het beginsel van non-refoulement en de verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht.

De pandemie heeft rechtstreekse gevolgen voor de wijze waarop de EU-regels inzake asiel en terugkeer ten uitvoer worden gelegd door de lidstaten en heeft een verstorend effect op het hervestigingsproces. De Commissie erkent ten volle de moeilijkheden die de lidstaten in de huidige context ondervinden bij de uitvoering van de relevante EU-regels op dit gebied. Bij elke maatregel die op het gebied van asiel, hervestiging en terugkeer wordt getroffen, moet ook volledig rekening worden gehouden met de maatregelen ter bescherming van de gezondheid die de lidstaten op hun grondgebied hebben ingevoerd om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te dammen.

In deze context heeft de Commissie, ter ondersteuning van de lidstaten, deze richtsnoeren (hierna “de richtsnoeren” genoemd) opgesteld. Zij is daarbij gesteund door het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) en het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), met dien verstande dat alleen het Europees Hof van Justitie gezaghebbende interpretaties van het Unierecht kan verstrekken.

De richtsnoeren laten zien hoe de continuïteit van de procedures zoveel mogelijk kan worden gewaarborgd zonder afbreuk te doen aan de bescherming van de gezondheid en de grondrechten van personen overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de EU. Tegelijkertijd wordt herinnerd aan de fundamentele beginselen die van toepassing moeten blijven, zodat tijdens de COVID-19-pandemie de toegang tot de asielprocedure zoveel mogelijk gewaarborgd blijft. Met name moeten alle verzoeken om internationale bescherming worden geregistreerd en behandeld, zij het wellicht met een zekere vertraging. Spoedbehandelingen en essentiële behandeling van ziekten, waaronder COVID-19, moeten worden gewaarborgd.

In dit verband voorzien de richtsnoeren ook in praktisch advies en bieden zij instrumenten, onder meer door verwijzing naar nieuwe beste praktijken in de lidstaten met betrekking tot de uitvoering van de asiel- en terugkeerprocedures en de voortzetting van de activiteiten op het gebied van hervestiging onder de huidige omstandigheden, aangezien de huidige wetgeving niet in de specifieke gevolgen van een pandemiesituatie voorziet.

Om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te dammen, moeten ten aanzien van onderdanen van derde landen, onder wie personen die om internationale bescherming verzoeken, hervestigde personen en onderdanen van derde landen die illegaal in de Unie verblijven, waar nodig volksgezondheidsmaatregelen zoals medische screening, social distancing, quarantaine en afzondering worden toegepast, mits die maatregelen redelijk, evenredig en niet-discriminerend zijn.

De praktische richtsnoeren die in dit document zijn opgenomen, zijn bedoeld om met inachtneming van de grenzen van het acquis voorbeelden te geven van wat mogelijk is, die elke lidstaat kan navolgen, naargelang zijn eigen situatie, rekening houdend met de bestaande nationale praktijken en de beschikbare middelen.

De richtsnoeren hebben met name betrekking op de volgende onderwerpen:

Asiel: de registratie en het indienen van verzoeken, de procedures voor het uitvoeren van interviews en zaken in verband met opvangvoorzieningen, onder meer op het gebied van bewaring, alsmede de procedures in het kader van Verordening (EU) nr. 604/2013 (hierna “de Dublinverordening” genoemd).

Hervestiging: praktische methoden om de voorbereidende werkzaamheden, voor zover haalbaar, te kunnen voortzetten, zodat de hervestigingen vlot kunnen worden hervat zodra dat weer mogelijk is.

Terugkeer: praktische maatregelen die het mogelijk kunnen maken de terugkeerprocedures in de huidige omstandigheden uit te voeren, vrijwillige terugkeer en re-integratie te ondersteunen, migranten te beschermen tegen de onbedoelde gevolgen van de beperkende maatregelen inzake internationale reizen, de toegang tot passende essentiële diensten te garanderen en te verduidelijken onder welke voorwaarden het redelijk en evenredig is om irreguliere migranten in bewaring te stellen.

Het verstrekken van richtsnoeren is een dynamisch proces, dat wellicht nog moet evolueren. Een en ander zal worden aangevuld door activiteiten van de betrokken EU-agentschappen in de vorm van specifieke thematische bijeenkomsten (3) om de lidstaten te helpen met aanvullend praktisch advies en om de uitwisseling van beste praktijken te vergemakkelijken. Daarnaast bestaan er ook algemene richtsnoeren van het EASO over een aantal belangrijke kwesties die in deze richtsnoeren aan de orde komen (4).

1.   Asiel

Maatregelen op nationaal niveau die ertoe dienen de sociale interactie tussen het asielpersoneel en de asielzoekers te beperken, hebben gevolgen voor de asielprocedures. De nationale gezondheidsautoriteiten kunnen op basis van een risicobeoordeling en wetenschappelijk advies de noodzakelijke maatregelen nemen om de verdere verspreiding van COVID-19 in te dammen en te beperken, maar die maatregelen moeten evenredig zijn en in overeenstemming met het EU-recht, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten. Ook als er vertragingen optreden, moeten de autoriteiten verzoeken om internationale bescherming van onderdanen van derde landen dus registreren en de verzoekers in staat stellen hun verzoek in te dienen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de situatie van kwetsbare personen, gezinnen en minderjarigen (onder wie niet-begeleide minderjarigen), en alle personen die om internationale bescherming verzoeken, moeten met waardigheid worden behandeld, en in ieder geval hun grondrechten kunnen uitoefenen.

Aangezien een situatie als die welke voortvloeit uit de COVID-19-pandemie niet is voorzien in Richtlijn 2013/32/EU (hierna de “richtlijn asielprocedures” genoemd), kan ten aanzien van asielprocedures de toepassing van afwijkende regels worden overwogen, zoals die welke bij de richtlijn zijn vastgesteld voor de situatie waarin een groot aantal personen tegelijk een verzoek indient (5). Bovendien voorziet Verordening (EU) nr. 603/2013 (hierna de “Eurodac-verordening” genoemd) specifiek in de mogelijkheid om het verzamelen van vingerafdrukken uit te stellen wegens maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid (6).

Wat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van verzoeken betreft, biedt de Dublinverordening flexibiliteit op het gebied van het persoonlijk onderhoud, de procedures voor gezinshereniging in het geval van niet-begeleide minderjarigen en de toepassing van de discretionaire bepalingen.

Wat de opvangvoorzieningen betreft, kunnen de lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid die Richtlijn 2013/33/EU (hierna de “richtlijn opvangvoorzieningen” genoemd) biedt om, in naar behoren gemotiveerde gevallen en voor een zo kort mogelijke redelijke termijn, bij wijze van uitzondering andere voorwaarden inzake materiële opvangvoorzieningen vast te stellen dan die welke normaliter gelden (7). Deze voorwaarden moeten in ieder geval de basisbehoeften, met inbegrip van gezondheidszorg, dekken. Maatregelen inzake quarantaine of afzondering ter voorkoming van de verspreiding van COVID-19 worden niet geregeld door het EU-acquis inzake asiel. Dergelijke maatregelen kunnen overeenkomstig het nationale recht ook aan asielzoekers worden opgelegd, mits zij noodzakelijk, evenredig en niet-discriminerend zijn.

1.1    Asielprocedures

Wat de toegang tot de procedure inzake internationale bescherming betreft, hebben verschillende lidstaten, gezien de noodzaak van social distancing en als gevolg van een tekort aan personeel, gemeld dat zij asielinstanties hebben gesloten of alleen toegang bieden tot de asielprocedures na voorafgaande aanmelding per telefoon of via elektronische diensten. De lidstaten hebben ook melding gemaakt van dienstverleningsbeperkingen met betrekking tot de registratie van verzoeken om internationale bescherming. Sommige lidstaten hebben aangegeven dat de registratie van verzoeken in het algemeen is opgeschort of alleen wordt toegestaan voor uitzonderlijke gevallen en/of voor kwetsbare personen.

Artikel 6, lid 5, van de richtlijn asielprocedures staat de lidstaten toe de termijn voor de registratie van verzoeken te verlengen tot tien werkdagen, wanneer een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen tegelijk om internationale bescherming verzoekt en het daardoor in de praktijk zeer moeilijk is om de termijnen na te leven. Aangezien de huidige wetgeving niet voorziet in de specifieke omstandigheden die uit een pandemiesituatie voortvloeien, zouden de lidstaten die afwijkende bepaling gedurende beperkte tijd moeten kunnen toepassen wanneer het in de praktijk voor nationale autoriteiten zeer moeilijk is de termijn van drie of zes dagen voor de registratie na te leven als gevolg van de COVID-19-situatie. Deze laatste kan gezien het algemene doel van de wetgeving en de belangen die in het geding zijn, immers dezelfde impact hebben als moeilijkheden die zich voordoen doordat een groot aantal personen tegelijk een verzoek indient. Verdere vertragingen bij de registratie van verzoeken mogen in geen geval afbreuk doen aan de rechten die verzoekers genieten uit hoofde van de richtlijn opvangvoorzieningen, en die van toepassing zijn vanaf de indiening van een verzoek.

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, derde alinea, van de richtlijn asielprocedures moeten de lidstaten ervoor zorgen dat informatie over wijzigingen ten aanzien van de registratie en de indiening van verzoeken wordt verstrekt aan het personeel van autoriteiten die wellicht verzoeken om internationale bescherming ontvangen (zoals politie, grenswacht, immigratiediensten en personeel van accommodaties voor bewaring), zodat zij de zaken voor registratie kunnen doorverwijzen en verzoekers kunnen informeren over waar en hoe een verzoek om internationale bescherming kan worden ingediend.

Praktische leidraad:

Het personeel van autoriteiten die wellicht verzoeken om internationale bescherming ontvangen, moet worden geïnformeerd over eventuele tijdelijke wijzigingen in de procedures voor de toegang tot de asielprocedure als gevolg van COVID-19, zoals informatie over werktijdverkorting bij de asielinstanties, beperkingen op de toegang van het publiek en de mogelijkheid van contact op afstand, bijvoorbeeld per telefoon.

Informatie over dergelijke tijdelijke wijzigingen en regelingen moet aan het publiek ter beschikking worden gesteld, bijvoorbeeld via de openbare website van de asielautoriteiten, zodat onderdanen van derde landen of staatloze personen ervan op de hoogte zijn voordat zij een verzoek om internationale bescherming indienen. Dergelijke informatie zou ook nuttig zijn voor maatschappelijke organisaties die verzoekers hulp kunnen bieden.

Op plaatsen waar de kantoren van de asielinstanties toegankelijk blijven, moet de relevante informatie bij voorkeur zoveel mogelijk worden verstrekt met behulp van infografieken en andere vormen van visuele communicatie.

Een aantal lidstaten heeft voor de registratie van verzoekers diverse systemen ingevoerd waarbij geen persoonlijk contact met het asielpersoneel plaatsvindt. Een voorbeeld van een goede praktijk is de registratie van verzoekers in speciale cabines in de gebouwen van de betrokken instantie, waarbij informatie wordt verstrekt in de taal van de verzoeker en informatie wordt verzameld.

Indienen van verzoeken:

In sommige lidstaten kunnen verzoeken om internationale bescherming per post worden ingediend. De Commissie beveelt aan om het, indien nodig, mogelijk te maken verzoeken in te dienen door middel van een formulier, per post of bij voorkeur online. Overeenkomstig artikel 6, lid 4, van de richtlijn asielprocedures wordt een verzoek geacht te zijn ingediend zodra de bevoegde autoriteiten het formulier hebben ontvangen.

Praktische leidraad:

Het indienen van verzoeken kan, indien noodzakelijk en voor zover mogelijk, online worden geregeld (door indiening van een onlineformulier). In dergelijke gevallen moeten verzoekers gemakkelijk toegang kunnen krijgen tot het juiste online in te vullen formulier.

Wanneer verzoeken online of per post worden ingediend, moeten verzoekers als basiswaarborg een bewijsstuk krijgen van het feit dat zij een asielverzoek hebben ingediend, zoals een bevestigings-e-mail of een aangetekende brief.

Er moeten specifieke maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat verzoekers, in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij deze begrijpen, worden geïnformeerd over de te volgen procedure en over hun rechten en verplichtingen tijdens de procedure.

Er moeten ook specifieke maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat verzoekers informatie krijgen over de mogelijke gevolgen van niet-naleving van hun verplichtingen en van niet-medewerking met de autoriteiten.

Persoonlijk onderhoud:

In veel lidstaten wordt momenteel het voeren van een persoonlijk onderhoud uitgesteld. In andere lidstaten wordt zo’n onderhoud mogelijk gemaakt door een specifieke regeling, door gebruik te maken van videoconferenties of door veiligheidsglas te installeren. De Commissie beveelt de lidstaten aan om zoveel mogelijk gebruik te maken van dergelijke specifieke tijdelijke regelingen, mits de noodzakelijke regelingen voor de voorzieningen zijn opgezet en de bevoegde instanties zorgen voor de beschikbaarheid van vertolking, rechtsbijstand en vertegenwoordiging.

De lidstaten kunnen artikel 14, lid 2, onder b), van de richtlijn asielprocedures toepassen en afzien van een persoonlijk onderhoud, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, met name indien er redelijke aanwijzingen zijn dat de verzoeker met COVID-19 kan zijn besmet. In dergelijke gevallen moeten redelijke inspanningen worden gedaan om de verzoeker in staat te stellen nadere informatie te verstrekken. Het feit dat geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden, mag de beslissing van de beslissingsautoriteit niet negatief beïnvloeden.

Bovendien is het mogelijk, wanneer de nationale wetgeving zulks toestaat, het voorafgaande onderzoek van de ontvankelijkheid van een volgend verzoek te doen plaatsvinden op basis van slechts een schriftelijk ingediend verzoek zonder dat een persoonlijk onderhoud wordt gevoerd, overeenkomstig artikel 42, lid 2, onder b), van de richtlijn asielprocedures.

Praktische leidraad:

Het is aan te raden om het persoonlijk onderhoud voor zover mogelijk op afstand te voeren door gebruik te maken van videoconferentietechnologie, tenzij wegens bijzondere procedurele behoeften een persoonlijk onderhoud via videoconferentie niet geschikt is voor de verzoeker (bv. doordat de verzoeker getraumatiseerd is, gendergerelateerde vervolging geeft ondergaan, een kind is of een gehoorbeperking heeft). Daarnaast moet er gebruik worden gemaakt van simultaanvertolking op afstand via speciaal daarvoor gereserveerde telefoonlijnen.

Indien de autoriteiten videoconferentieruimten opzetten, moeten zij ook zorgen voor de (virtuele) aanwezigheid van juridisch adviseurs, andere raadslieden en vertrouwenspersonen ter ondersteuning van de verzoeker. Er moet worden voorzien in een veilige omgeving, wat ook inhoudt dat de vertrouwelijkheid moet zijn gewaarborgd. De vertrouwelijkheidsmaatregelen houden ook beveiliging van de verbinding in.

Mochten videoconferenties technisch niet haalbaar of ongeschikt zijn, dan kunnen de lidstaten gebruikmaken van mogelijkheden voor het creëren van de vereiste ruimtelijke en sociale afstand om het risico van infectie te beperken, zoals het installeren van veiligheidsglas, een en ander op basis van het advies inzake gezondheid en veiligheid. Ook in het geval dat videoconferenties technisch niet haalbaar zijn, moeten alle mogelijkheden voor simultaanvertolking op afstand worden onderzocht.

De EU-voorschriften inzake transcriptie en/of opname van het onderhoud moeten worden nageleefd. Naast de videoconferentie moeten, bijvoorbeeld door het opvangnetwerk of plaatselijke vestigingen van de betrokken ministeries, verzoekers alternatieve mogelijkheden worden geboden om bewijsstukken op zodanige wijze over te leggen dat de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de ingediende stukken is gewaarborgd. In de videoconferentieruimte zou bijvoorbeeld een scanner kunnen worden geïnstalleerd waarmee de verzoeker documenten kan verzenden.

Wanneer een persoonlijk onderhoud op afstand wordt gevoerd, moet bij de behandeling van het verzoek rekening worden gehouden met deze omstandigheid en met andere verstorende elementen die zich tijdens het onderhoud zouden kunnen voordoen. Meer informatie is te vinden in de Praktische gids van het EASO: Bewijsbeoordeling.

Wanneer de behandelend ambtenaar telewerkt, is het van belang dat deze toegang heeft tot reguliere kanalen voor het inwinnen van advies van ervaren behandelende ambtenaren, toezichthouders en/of deskundigen, en dat gebruik wordt gemaakt van beveiligde communicatiesystemen die de veiligheid en de bescherming van persoonsgegevens waarborgen.

Termijn voor het afronden van de behandelingsprocedure

Krachtens artikel 31, lid 3, onder b), van de richtlijn asielprocedures kunnen de lidstaten de termijn van zes maanden voor het afronden van de behandeling van verzoeken met ten hoogste negen maanden verlengen wanneer een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen tegelijk om internationale bescherming verzoekt, waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Overwegende dat de bijzondere omstandigheden waartoe een pandemie aanleiding geeft niet zijn voorzien door de medewetgever, zouden de lidstaten die tijdelijke afwijkende bepaling moeten kunnen toepassen wanneer het in de praktijk zeer moeilijk is de termijn van zes maanden voor het afronden van de behandelingsprocedure na te leven als gevolg van de COVID-19-situatie. Deze laatste kan gezien de algehele strekking van de wetgeving en de belangen die in het geding zijn, immers dezelfde impact hebben als moeilijkheden die zich voordoen wanneer een groot aantal personen tegelijk een verzoek indient.

1.2    Dublin

Dublinoverdrachten:

EASO heeft bij de lidstaten een enquête (8) gehouden over de uitvoering van Dublinoverdrachten, gevolgd door een verzoek van de Commissie om specifieke gegevens. Uit de tot 30 maart 2020 ontvangen antwoorden van de lidstaten bleek dat er zich sinds 25 februari 2020 in ten hoogste iets meer dan 1 000 gevallen (9) een verschuiving van de verantwoordelijkheid voordeed doordat het als gevolg van COVID-19 onmogelijk was verzoekers over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat. Het aantal betrokken lidstaten was zes.

Op basis van de antwoorden van de lidstaten zullen naar schatting 25 lidstaten betrokken zijn, met een maximumaantal van 6 000 gevallen waarin de verantwoordelijkheid kan verschuiven vóór 1 juni 2020 indien de overdrachten niet worden hervat als gevolg van COVID-19. Sommige lidstaten, waaronder lidstaten met een groot aantal Dublingevallen, waren echter niet in staat om gevallen waarin de persoon is ondergedoken of zaken die nog in behandeling zijn op administratief niveau of bij de rechter af te zonderen of de individuele termijnen te bepalen. Deze lidstaten hebben een raming gegeven van het aantal gevallen waarin de verantwoordelijkheid kan verschuiven. Daarom zal het te verwachten aantal gevallen waarin de verantwoordelijkheid als gevolg van COVID-19 in de komende twee maanden kan verschuiven, aanzienlijk kleiner zijn.

Nauwe samenwerking tussen de lidstaten is van fundamenteel belang voor een goed functionerend Dublinsysteem. De Commissie moedigt alle lidstaten aan de overdrachten zo vlug als praktisch mogelijk is in de veranderende omstandigheden te hervatten. De Commissie en EASO zijn bereid indien nodig de samenwerking tussen de lidstaten, inclusief bilaterale samenwerking, te faciliteren.

Voordat zij overgaan tot een overdracht, moeten de lidstaten rekening houden met de situatie met betrekking tot COVID-19, onder andere wanneer het gezondheidssysteem in de verantwoordelijke lidstaat onder zware druk staat. Tevens dienen de lidstaten toe te zien op een behandeling van verzoeken zonder vertraging, rekening houdende met de huidige situatie.

Wanneer een overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat niet binnen de gestelde termijn wordt uitgevoerd, verschuift de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 29, lid 2, van de Dublinverordening naar de lidstaat die om de overdracht heeft verzocht. De verordening bevat geen bepaling die toestaat van deze regel af te wijken in een situatie zoals die welke als gevolg van de COVID-19-pandemie is ontstaan.

Wat niet-begeleide minderjarigen betreft, kan de procedure voor hereniging met een gezinslid, broer of zus, of een familielid worden voortgezet na het verstrijken van de termijnen voor de overdracht van artikel 29, zoals bepaald in artikel 12, lid 2, van de Dublinuitvoeringsverordening (10), wanneer zulks in het belang van het kind is en de duur van de procedure voor het onderbrengen van de minderjarige tot het overschrijden van de termijn heeft geleid.

Op grond van artikel 17, lid 2, van de Dublinverordening kan een lidstaat bovendien te allen tijde voordat een beslissing ten gronde over een verzoek is genomen, een andere lidstaat vragen een verzoeker over te nemen teneinde familierelaties te verenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden, ook wanneer die andere lidstaat in principe niet verantwoordelijk is. Deze bepaling zou ook kunnen worden toegepast in gevallen waarin de bindende criteria voor gezinshereniging van toepassing waren, maar het onvermogen om een overdracht uit te voeren wegens COVID-19 tot overschrijding van de termijnen voor overdracht heeft geleid.

Overwegende dat de bijzondere omstandigheden waartoe een pandemie aanleiding geeft niet zijn voorzien door de medewetgever, zouden de lidstaten die discretionaire bepaling moeten kunnen toepassen, ook wanneer het doel niet is familierelaties te verenigen.

Lidstaten kunnen bilateraal en geval per geval overeenkomen dat wanneer Dublinoverdrachten kunnen worden hervat, de lidstaten die vóór de opschorting voor verzoekers verantwoordelijk waren, ermee instemmen weer voor de betrokken verzoekers verantwoordelijk te zijn.

De verzoeker zou hiermee moeten instemmen, zoals bepaald in artikel 17, lid 2.

Dublinprocedures

Persoonlijk onderhoud: Krachtens artikel 5, lid 2, van de Dublinverordening zijn de lidstaten niet verplicht een persoonlijk onderhoud te hebben indien de verzoeker de nodige informatie over de toepassing van die verordening (11) heeft ontvangen en reeds op andere wijze de informatie heeft verstrekt die relevant is voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat. Mits aan die voorwaarden is voldaan, kan het achterwege laten van een persoonlijk onderhoud in het bijzonder als passende maatregel worden beschouwd wanneer het vermoeden bestaat dat een verzoeker is besmet met COVID-19. Wanneer geen persoonlijk onderhoud plaatsvindt, zorgen de lidstaten ervoor dat de verzoeker voordat een besluit tot overdracht wordt genomen de gelegenheid heeft nadere informatie te verstrekken die relevant is voor de correcte bepaling van de verantwoordelijke lidstaat.

Prioriteit voor niet-begeleide minderjarigen en gevallen van eenheid van het gezin: Nu de overheidsdiensten in de lidstaten aangepaste werkmethoden invoeren die de capaciteit om alle Dublingevallen tijdig te behandelen kunnen verminderen, moeten de lidstaten prioriteit geven aan de behandeling van gevallen waarin het gaat om niet-begeleide minderjarigen, andere kwetsbare personen of de eenheid van het gezin.

IT-connectiviteit: Gelet op de verplichting voor de lidstaten om met elkaar te communiceren via DubliNet en op de aanpassing van de werkmethoden door tal van lidstaten, dienen de lidstaten prioritair te onderzoeken hoe de connectie met DubliNet kan worden gehandhaafd of ter beschikking gesteld bij thuiswerkregelingen, opdat de behandeling van Dublingevallen kan doorgaan met waarborging van de bescherming van gegevens overeenkomstig het EU-recht.

Praktische leidraad:

Persoonlijk onderhoud in het kader van Dublin moet, waar nodig en voor zover mogelijk, op afstand plaatsvinden via videoconferentie met de nodige vertolking op afstand. De bovenstaande algemene praktische leidraad voor persoonlijk onderhoud geldt ook voor persoonlijk onderhoud in het kader van Dublin. Lidstaten die het persoonlijk onderhoud achterwege laten op grond van artikel 5, lid 2, van de Dublinverordening, moeten ervoor zorgen dat zoveel mogelijk informatie die voor de afwikkeling van de Dublinprocedure vereist is, bij de verzoeker wordt ingewonnen op het moment van registratie van het verzoek. De lidstaten zouden, met inachtneming van het EU-recht inzake gegevensbescherming, ook een speciaal e-mailadres kunnen aanmaken dat door de verzoeker kan worden gebruikt als alternatief voor het indienen van documenten en alternatieve manieren kunnen introduceren om bewijs en informatie te verstrekken. Nadere informatie is te vinden in de EASO Practical Guide on the implementation of the Dublin III Regulation: interview and evidence assessment (12) en in de Guidance on Dublin procedure: operational standards and indicators (13).

Wat betreft niet-begeleide minderjarigen en gezinshereniging, moeten de lidstaten specifiek de mogelijkheden onderzoeken om de gezinsleden te identificeren en de instemming te verkrijgen tijdens de registratiefase. De nationale autoriteiten kunnen ervoor kiezen om hun nationale Dublineenheid onmiddellijk na de registratie in kennis te stellen van dergelijke gevallen of dat aan het einde van de dag te doen via een lijst van prioritair te behandelen gevallen.

De lidstaten zouden DubliNet voor een voldoende aantal personeelsleden dat op afstand werkt, toegankelijk kunnen maken. De uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten dient plaats te vinden via de nationale toegangspunten (NAP’s) van de lidstaten en de lidstaten dienen te zorgen voor een beveiligde connectie met en toegang tot DubliNet. Elk personeelslid dat op afstand werkt en toegang moet hebben tot DubliNet, moet beschikken over de nodige apparatuur en tools voor een beveiligde toegang tot het NAP van de lidstaten. Eén van de mogelijkheden is het configureren van een VPN tussen het toestel van het personeelslid en het NAP van de lidstaat dat bij het Dublin Office is geïnstalleerd. EU-LISA kan ondersteuning geven aan de lidstaten en zijn ervaring inzake netwerk- of beveiligingsaspecten delen. Indien een technische oplossing voor thuiswerkend personeel niet mogelijk is, kan de nationale Dublineenheid kiezen voor een kernbezetting op kantoor die de nationale gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor COVID-19 respecteert.

1.3    Opvangvoorzieningen voor asielzoekers

Gezondheidscontroles: Tal van lidstaten hebben striktere gezondheidscontroles voor asielzoekers en verplichte COVID-19-tests voor nieuwkomers ingevoerd. Krachtens artikel 13 van de richtlijn opvangvoorzieningen kunnen de lidstaten om redenen van volksgezondheid verzoekers om internationale bescherming een medisch onderzoek laten ondergaan om te bepalen welke voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen, met inachtneming van de grondrechten en de beginselen van evenredigheid, noodzakelijkheid en non-discriminatie.

Gezondheidszorg: Artikel 19 van de richtlijn opvangvoorzieningen bepaalt dat verzoekers de nodige medische zorg ontvangen, die ten minste de spoedeisende behandelingen en de essentiële behandeling van ziekten en ernstige mentale stoornissen omvat. De lidstaten doen het nodige opdat die gezondheidszorg in voorkomende gevallen de behandeling voor COVID-19 omvat.

Quarantaine/Afzondering: Tal van lidstaten hebben quarantaine- of afzonderingsmaatregelen uitgevaardigd om verspreiding van COVID-19 te voorkomen. Dergelijke maatregelen vallen niet onder de richtlijn opvangvoorzieningen. Ten aanzien van verzoekers om internationale bescherming kunnen quarantaine- of afzonderingsmaatregelen worden toegepast op grond van het nationale recht, mits deze maatregelen redelijk, evenredig en niet-discriminerend zijn. Dit betekent in het bijzonder dat een lidstaat de quarantaine- of afzonderingsmaatregelen enkel ten aanzien van verzoekers om internationale bescherming die bij zijn grenzen aankomen kan toepassen als soortgelijke, maar daarom niet identieke, maatregelen ten aanzien van alle personen die aankomen vanuit gebieden waar de pandemie heerst en passende maatregelen ten aanzien van personen die zich reeds op zijn grondgebied bevinden, worden toegepast.

Praktische leidraad:

Gezondheidscontroles bij verzoekers met het hoogste besmettingsrisico, zoals ouderen of chronisch zieken, alsook bij nieuwkomers in opvang- of bewaringsaccommodaties, moeten voorrang krijgen.

Waar nodig kan een veertiendaagse quarantaine voor alle nieuwkomers worden ingesteld in speciale aankomstcentra of afgescheiden zones van opvang- en bewaringsaccommodaties. Autoriteiten kunnen ook de temperatuur van onderdanen van derde landen opnemen bij aankomst in en vertrek uit een accommodatie, om ziektesymptomen op te sporen. Er zou een mechanisme voor dagelijks toezicht kunnen worden ingevoerd voor de beoordeling van verdachte gevallen.

Aanbevolen wordt dat elk opvangcentrum voor personen die positief testen voor COVID-19 over ten minste één afzonderingsruimte beschikt die aan de ter zake geldende normen voldoet.

Verzoekers om internationale bescherming die bijzondere medische zorg behoeven, moeten worden toegewezen aan speciale zorgvoorzieningen of naar dergelijke voorzieningen worden overgebracht.

Indien verzoekers om internationale bescherming of personen die internationale bescherming genieten een medische achtergrond hebben, kunnen zij in de context van COVID-19 assistentie verlenen aan het nationale gezondheidssysteem. De lidstaten worden aangemoedigd deze personen toegang tot de arbeidsmarkt te geven en de erkenning van hun beroepskwalificaties of -status te faciliteren.

Materiële opvangvoorzieningen:

Sommige lidstaten hebben bepaalde accommodaties zoals aankomstcentra gesloten, maar andere zoals noodopvangcentra geopend. Sommige lidstaten schroeven de bezettingsgraad van de accommodaties terug en beperken de toegang of het bezoek om verplaatsingen van personen te voorkomen.

Overeenkomstig het EU-recht dienen de lidstaten ervoor te zorgen, vanaf het moment waarop een persoon een verzoek indient, dat de materiële opvangvoorzieningen voor verzoekers een levensstandaard bieden die hun bestaansmiddelen garandeert en hun fysieke en geestelijke gezondheid beschermt.

Wanneer de opvang plaatsvindt in collectieve opvangaccommodaties, beveelt de Commissie aan dat de volledige opvangcapaciteit van de lidstaten wordt benut om zoveel mogelijk voldoende social distancing tussen verzoekers te waarborgen en wie risico loopt af te zonderen. Deze maatregelen kunnen worden getroffen bij wijze van voorzorgsmaatregel of bij wijze van reactieve maatregel voor wie positief heeft getest, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan kwetsbare groepen, zoals verzoekers met een beperking, ouderen of bewoners met een medische aandoening.

Praktische leidraad:

Omdat het lastig kan zijn om gezondheidsprotocollen volledig te volgen, dienen de opvanginstanties de bevoegde overheidsdiensten om technisch advies te vragen inzake zulke protocollen als deze gepaard gaan met maatregelen inzake fysieke afstand en social distancing ter beperking van besmetting. Het personeel dient de nodige opleiding en informatie te ontvangen met het oog op het doorvoeren van de overeengekomen veranderingen in de opvangcentra wat betreft beheer en daarmee samenhangende werkprocessen die uit nieuwe gezondheidsprotocollen voortvloeien.

Wanneer opvangcentra overbevolkt zijn en het dus moeilijk is om gezondheidsprotocollen toe te passen, dienen verzoekers zoveel mogelijk naar andere accommodatie te worden overgebracht. Als er extra opvangcapaciteit beschikbaar is, kan de bezettingsgraad van elke accommodatie worden verlaagd om het risico te verkleinen dat ziektes zich verspreiden. De geplande sluiting van sommige opvangcentra zou kunnen worden uitgesteld om de bezettingsgraad te verlagen.

Daartoe zouden de lidstaten mensen die andere huisvestingsoplossingen hebben, ook kunnen aanmoedigen de open opvangcentra te verlaten door hen maaltijdbonnen te verstrekken.

Gemeenschappelijke kantines behoren tot de plaatsen waar grote groepen bewoners samenkomen. Zo nodig zou door de openingstijden te verruimen, met shifts te werken of voor extra ruimte te zorgen (binnen of buiten), het aantal personen dat tegelijk aanwezig is, kunnen worden teruggebracht, waardoor er meer afstand in acht kan worden genomen. Dezelfde maatregelen zouden kunnen worden genomen in accommodaties met gedeelde keukens, waar bewoners zelf koken.

In plaats van gemeenschappelijke en groepsactiviteiten (voetbal, televisieruimte, taallessen) zouden faciliteiten kunnen worden bestemd voor gebruik op individuele of gezinsbasis door roosters in te voeren of door bepaalde activiteiten online te houden, door middel van internet- en videoconferenties.

Zoveel mogelijk mensen die tot COVID-19-risicogroepen behoren, zouden naar meer geïndividualiseerde opvanglocaties kunnen worden overgebracht of bijeen kunnen worden geplaatst in een afzonderlijke corridor, gescheiden van de bewoners die niet tot een risicogroep behoren. Ook kwetsbare groepen dienen speciale bescherming te krijgen, bv. bij de bezorging van voedsel en de uitbetaling van zakgeld.

De lidstaten zouden er goed aan doen de continuïteit van de – eventueel op afstand verleende – geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun te waarborgen, als middel om de door de situatie veroorzaakte stress, angsten en spanningen te beperken.

Het verdient aanbeveling dat de lidstaten maatregelen nemen ter beperking van de risico’s inzake seksueel en gendergeweld, die zouden kunnen toenemen in de context van beperkingen van de bewegingsvrijheid binnen de opvangcentra. De toegang tot aanverwante ondersteunende diensten moet zoveel mogelijk worden gewaarborgd.

Bepaalde uiterste termijnen en de geldigheid van relevante documenten voor verzoekers en verblijfsdocumenten voor personen die internationale bescherming genieten, zouden kunnen worden verlengd om te waarborgen dat deze mensen niet ten onrechte worden benadeeld omdat zij geen toegang tot de bevoegde autoriteiten hebben.

Preventie- en hygiënemaatregelen:

Alle lidstaten hebben al speciale hygiënemaatregelen genomen en zorgen geregeld voor ontsmetting in de opvangaccommodaties. De Commissie beveelt aan om dergelijke preventie- en hygiënemaatregelen voort te zetten, ten aanzien van zowel de bewoners als het personeel dat in collectieve accommodaties werkzaam is.

Praktische leidraad:

Informeer de verzoekers, in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat zij deze begrijpen, over de nationale maatregelen die worden genomen om de verspreiding van het coronavirus in te perken en te voorkomen. Dezelfde boodschap en content die onder het algemene publiek wordt verspreid, zou in vertaling ook kunnen worden gebruikt om de verzoekers te informeren.

Geef verzoekers specifieke informatie en voorlichting over handhygiëne, social distancing, hoesten, quarantaine of afzondering, hygiënemaatregelen, het vermijden van bijeenkomsten, gedragsregels, beperkingen van de bewegingsvrijheid, enz. en over wat zij moeten doen als zij vermoeden dat zij besmet zijn.

Het is raadzaam om oppervlakken in gezamenlijke ruimten waarvan vaak gebruik wordt gemaakt, zoals eetzalen, meerdere keren per dag te ontsmetten. Andere gemeenschappelijke ruimten dienen ook de hele week door te worden ontsmet.

Bij de ingang van de accommodatie en op andere belangrijke plaatsen binnen de accommodatie zouden extra wastafels kunnen worden geplaatst. Opvangcentra kunnen ook aan bewoners maskers uitreiken of de mogelijkheid geven zichzelf van maskers te voorzien waar deze beschikbaar zijn.

Niet-essentiële bezoeken aan opvangcentra zouden tijdelijk kunnen worden beperkt om verspreiding van COVID-19 in te perken. Dit mag er niet toe leiden dat er ongerechtvaardigde beperkingen worden opgelegd aan advocaten, voogden, de UNHCR en (voor gesloten accommodaties) controleorganen inzake detentie.

Om te zorgen voor social distancing en flexibeler werkregelingen, zou personeel de mogelijkheid kunnen worden geboden om thuis of in shifts te werken.

Andere regels inzake materiële opvangvoorzieningen:

Bepaalde lidstaten bieden momenteel binnen de opvangaccommodaties een beperktere dienstverlening aan, bv. door groepsactiviteiten en face-to-face-counseling op te schorten.

Als de opvanginstantie wegens COVID-19 niet over voldoende personeel of middelen beschikt om de adequate werking van de beschikbare opvangaccommodaties te waarborgen, mogen de lidstaten gebruikmaken van de in artikel 18, lid 9, onder b), van de richtlijn opvangvoorzieningen genoemde mogelijkheid om, in naar behoren gemotiveerde gevallen en voor een zo kort mogelijke redelijke termijn, andere regels inzake materiële opvangvoorzieningen te laten gelden dan die welke normaal vereist zijn. Dergelijke andere regels moeten in elk geval de basisbehoeften van de verzoekers dekken, zoals met name gezondheidszorg, bestaansmiddelen, alsook hun fysieke veiligheid en waardigheid.

Praktische leidraad:

Wanneer er geen gewone opvang- of aankomstcentra beschikbaar zijn, zouden noodonderkomens kunnen worden ingericht. In alle omstandigheden dienen de basisbehoeften en de menselijke waardigheid te worden gewaarborgd.

Niet-essentiële diensten zoals groepsactiviteiten en face-to-face-counseling zouden, indien zulks nodig is om de social distancing te waarborgen, voor de korte termijn kunnen worden opgeschort. Aanbevolen wordt dat de lidstaten het nodige doen om communicatie en counseling op afstand mogelijk te maken, onder meer via een hulplijn.

Onderwijs aan kinderen:

Krachtens artikel 14 van de richtlijn opvangvoorzieningen dienen de lidstaten minderjarige kinderen van verzoekers en minderjarige verzoekers toegang tot onderwijs te bieden onder vergelijkbare omstandigheden als in geval van hun eigen onderdanen.

Door de maatregelen die de verspreiding van COVID-19 moeten voorkomen en inperken, kan het lastig zijn voor de nationale autoriteiten om te zorgen voor ononderbroken toegang tot onderwijs. In deze context hebben verschillende lidstaten thuisonderwijs of andere vormen van afstandsonderwijs ingevoerd. Voor zover deze vormen beschikbaar zijn gesteld voor de onderdanen van derde landen, dient bij de maatregelen die worden genomen het belang van het kind voorop te staan, overeenkomstig artikel 23 van de richtlijn opvangvoorzieningen, en zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de leeftijd en de behoeften van de betrokken minderjarigen. In opvangcentra kan face-to-face-onderwijs worden aangeboden, mits de regels inzake social distancing daarbij in acht worden genomen.

Praktische leidraad:

Bied minderjarige kinderen van verzoekers en minderjarige verzoekers toegang tot thuisonderwijs of andere vormen van afstandsonderwijs, onder vergelijkbare omstandigheden als in geval van kinderen die onderdaan zijn. Thuisonderwijs zou bijvoorbeeld online- of e-learningfaciliteiten kunnen omvatten met docenten die dagelijks of wekelijks begeleiding op afstand verzorgen, leesopdrachten en oefeningen voor thuisstudie, de verspreiding van speel- en pedagogisch materiaal en radioprogramma’s, podcasts of televisie-uitzendingen met academische inhoud.

Voor online leren of e-leren zou het nodig kunnen zijn om de toegang tot internet in gemeenschappelijke opvangaccommodaties uit te breiden door te zorgen voor een draadloos netwerk (indien de ouders over hun eigen communicatieapparatuur beschikken) en computers, die moeten worden gebruikt overeenkomstig de regels inzake social distancing.

Onderwijsaanbieders, waaronder aanbieders van taallessen of informeel onderwijs (zoals ngo’s), moeten hun activiteiten ofwel in het centrum kunnen voortzetten, mits de naleving van de regels inzake social distancing en de preventieve gezondheidsmaatregelen kan worden gewaarborgd, ofwel op afstand, door gebruik te maken van onlinefaciliteiten.

Richtsnoeren voor het waarborgen van onderwijs in de COVID-19-situatie staan op de site van het netwerk van agentschappen voor onderwijs in noodsituaties (https://inee.org/).

Verzoekers die overeenkomstig de richtlijn opvangvoorzieningen in bewaring worden gehouden

Wat betreft verzoekers die in bewaring worden gehouden op basis van de in de richtlijn opvangvoorzieningen vastgestelde gronden, bepaalt artikel 11 van diezelfde richtlijn: “De gezondheid, met inbegrip van de geestelijke gezondheid, van verzoekers die in bewaring worden gehouden en kwetsbare personen zijn, is een primaire bezorgdheid van de nationale autoriteiten.” Daarbij gaat het ook om COVID-19.

Praktische leidraad:

Verzoekers in bewaring dienen toegang tot ruimten in de open lucht te behouden. De tijd die verzoekers in bewaring buiten de bewaringsaccommodatie mogen doorbrengen, is door een aantal lidstaten beperkt, zodat de bewoners minder in contact komen met de bevolking. Eventuele beperkingen, ook wat betreft bezoek, dienen zorgvuldig vooraf te worden uitgelegd en er zouden alternatieve mogelijkheden kunnen worden aangeboden voor contact met familie en vrienden, zoals telefoon of internetbellen.

Ook zou er rekening kunnen worden gehouden met de mogelijke behoefte aan aanvullende psychologische ondersteuning, aan transparante voorlichting en uitwisseling van informatie over de ziekte.

De Wereldgezondheidsorganisatie verstrekt in haar richtsnoeren “Preparedness, prevention and control of COVID-19 in prisons and other places of detention” (http://www.euro.who.int/en/health-topics/health-determinants/prisons-and-health/news/news/2020/3/preventing-covid-19-outbreak-in-prisons-a-challenging-but-essential-task-for-authorities) nuttige informatie over het voorkomen en het aanpakken van een mogelijke ziekte-uitbraak in een detentiecentrum. Ook wordt ingegaan op belangrijke grondrechtenaspecten die in aanmerking moeten worden genomen bij de respons op COVID-19.

1.4.    Eurodac-verordening

Afnemen en doorgeven van vingerafdrukken:

In artikel 9, lid 2, van de Eurodac-verordening wordt bepaald dat, wanneer het als gevolg van maatregelen ter bescherming van de gezondheid van de verzoeker of van de volksgezondheid niet mogelijk is zijn vingerafdrukken te nemen, de lidstaten deze vingerafdrukken zo spoedig mogelijk en uiterlijk 48 uur nadat die gezondheidsredenen zijn weggevallen, dienen af te nemen en toe te zenden.

Het afnemen van vingerafdrukken van alle onderdanen van derde landen voor wie deze verplichting geldt, dient zo snel mogelijk plaats te vinden, waarbij de bescherming van de volksgezondheid moet worden gewaarborgd.

2.   Hervestiging

De uitbraak van het COVID-19-virus heeft tot een ernstige verstoring van de hervestigingsoperaties geleid: De lidstaten, de UNHCR en de IOM hebben de hervestigingsoperaties tijdelijk opgeschort. Bovendien heeft de UNHCR de humanitaire noodevacuaties met het oog op verdere hervestiging opgeschort. Om diezelfde redenen wordt de toegang tot derde landen die vluchtelingen opvangen momenteel belemmerd.

De Commissie onderkent deze moeilijke context en de gevolgen die de situatie heeft voor de praktische uitvoering van de 29 500 hervestigingsplaatsen die de lidstaten hebben toegezegd voor 2020. Niettemin moedigt de Commissie de lidstaten aan om solidariteit te blijven tonen aan personen die internationale bescherming behoeven en aan derde landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen. In deze derde landen kan COVID-19 de behoefte aan hervestiging nog dringender maken.

De Commissie moedigt de lidstaten aan om, voor zover zulks uitvoerbaar is in het licht van de noodmaatregelen die op gezondheidsgebied zijn genomen, de hervestigingsgerelateerde activiteiten gedurende de crisis voort te zetten, om de hervestigingen te kunnen hervatten onder omstandigheden die voor alle betrokkenen veilig zijn, wanneer dit weer mogelijk is.

Gezien de huidige verstoring van de hervestigingsoperaties, zal de Commissie de lidstaten tegemoetkomen wat betreft de tenuitvoerlegging van hun toezeggingen voor 2020. Zij zal zich met name flexibel opstellen wat betreft de uitvoeringsperiode na 2020, zodat de lidstaten voldoende tijd hebben om hun beloften in het kader van de toezeggingsronde voor 2020 volledig na te komen.

Praktische leidraad:

De Commissie moedigt de lidstaten aan om zich te beraden op nieuwe werkwijzen om hun hervestigingsprogramma’s in stand te houden. De lidstaten dienen met name, in nauwe samenwerking met de UNHCR, hervestigingsaanvragen op dossierbasis in te willigen en te voorzien in door simultaanvertaling op afstand ondersteunde video-interviews alsook in vóór vertrek op afstand te verstrekken oriëntatie, zodra zulks weer mogelijk is in de eerste landen van asiel, onder meer via de EASO-Ondersteuningsfaciliteit voor hervestiging in Istanbul. Daardoor zou de selectie van personen die internationale bescherming behoeven, kunnen doorgaan en zouden de geselecteerde personen zich kunnen voorbereiden om naar het grondgebied van de lidstaten af te reizen, zodra de reisbeperkingen worden opgeheven.

Aangezien personen die internationale bescherming behoeven en personen die om andere humanitaire redenen reizen, zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen, worden de lidstaten aangemoedigd om te bevorderen dat personen of groepen die internationale bescherming behoeven en die reeds voor hervestiging zijn geselecteerd, kunnen blijven aankomen waar zulks onder de huidige omstandigheden praktisch haalbaar is. Daarvoor is nauwe samenwerking met de IOM en de UNCHR vereist, met inbegrip van gezondheidscontroles voor vertrek en eventuele quarantainemaatregelen.

De lidstaten worden ook aangemoedigd om hun operationele hervestigingsplannen te herzien in het licht van de wellicht toegenomen bezorgdheid uit het oogpunt van de volksgezondheid, bijvoorbeeld door in COVID-19-testen te voorzien of quarantaineregelingen vast te stellen.

De Commissie verzoekt de lidstaten om het EASO-netwerk voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden ten volle te benutten als belangrijkste forum voor het uitwisselen van informatie, het ontwikkelen van nieuwe werkwijzen en het gezamenlijk ontwikkelen van exitstrategieën voor de huidige opschorting van de hervestigingsoperaties. Wegens de complexiteit van hervestigingsoperaties, kan nauwe samenwerking tussen de lidstaten bevorderlijk zijn voor een tijdige en vlotte hervatting van de hervestiging. De UNHCR en de IOM zullen in voorkomend geval betrokken zijn bij de werkzaamheden van het netwerk.

Wat particuliere sponsoringregelingen in verband met hervestiging betreft, worden de lidstaten aangemoedigd om de communicatiekanalen met sponsororganisaties en individuele sponsors open te houden, zodat deze op de hoogte blijven van de stand van zaken met betrekking tot de hervestigingsprogramma’s en eventuele toekomstige aankomsten. Voor de lidstaten die reeds particuliere sponsoringprogramma’s kennen, dient de werving en screening van sponsors te worden voortgezet, zodat er in de toekomst meer capaciteit beschikbaar is.

3.   Terugkeer

Dit deel beoogt de nationale autoriteiten houvast te bieden bij het vaststellen van de mogelijke maatregelen die zouden kunnen worden genomen om de continuïteit en de veiligheid van de procedures inzake de terugkeer van onderdanen van derde landen naar hun land van herkomst of doorreis te waarborgen in de context van de huidige COVID-19-pandemie.

Bij de uitvoering van de terugkeeracties en -procedures moeten de bevoegde autoriteiten in de lidstaten ten volle rekening houden met de nationale gezondheidsmaatregelen die ten doel hebben de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te perken. Zij moeten deze maatregelen op evenredige en niet-discriminerende wijze toepassen op alle illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Daarbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de situatie en de behoeften van kwetsbare personen. Ook dient de specifieke situatie in het derde land wat betreft de nationale gezondheidsmaatregelen en de gevolgen van COVID-19 in aanmerking te worden genomen.

De maatregelen die wereldwijd worden genomen om de COVID-19-pandemie in te perken, hebben aanzienlijke gevolgen voor de terugkeer van irreguliere migranten. De lidstaten stuiten bij activiteiten en operaties inzake terugkeer naar derde landen op praktische moeilijkheden, mede doordat de migratieautoriteiten nu minder personeel kunnen inzetten, omdat dit personeel ook verantwoordelijk kan zijn voor de uitvoering van volksgezondheidsmaatregelen. Dergelijke moeilijkheden hangen hoofdzakelijk samen met problemen bij de toepassing van de gezondheids- en veiligheidsmaatregelen ter bescherming van zowel de irregulier verblijvende onderdanen van derde landen als de bij de terugkeer betrokken personeelsleden.

Ook hebben de moeilijkheden te maken met de sterk afgenomen beschikbaarheid van commerciële vluchten en andere vervoersmogelijkheden, en de restrictieve maatregelen die derde landen aan hun grenzen hebben ingevoerd om de verspreiding van COVID-19 in te perken. Frontex geeft in de toepassing voor het beheer van irreguliere migratie (IRMA) regelmatige updates over de maatregelen van luchtvaartmaatschappijen en derde landen. In dit verband is het van cruciaal belang alle maatregelen te nemen die nodig zijn om de gezondheidsrisico’s voor allen die betrokken zijn bij terugkeeroperaties, ‐procedures en ‐activiteiten te minimaliseren.

Ondanks de tijdelijke verstoring als gevolg van deze noodzakelijke maatregelen, dienen de werkzaamheden op het gebied van terugkeer te worden voortgezet, met name door die activiteiten uit te voeren welke ondanks de beperkende maatregelen doorgang kunnen vinden (zoals identificatie, nieuwe documentatie, aanmelding bij programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie), teneinde voorbereid te zijn op de voortzetting van de terugkeeroperaties. De terugkeerprocedures dienen zoveel mogelijk te worden voortgezet en de lidstaten moeten zich gereedmaken, met steun van Frontex, om de terugkeerprocedures te hervatten en de achterstand weg te werken wanneer de door de beperkende maatregelen veroorzaakte verstoring eenmaal is afgelopen. De Commissie en Frontex zullen de nationale autoriteiten ondersteunen bij het coördineren van hun inspanningen.

De terugkeer van irreguliere migranten die hebben besloten om het EU-grondgebied vrijwillig te verlaten, dient actief te worden ondersteund en bevorderd, met inachtneming van alle voorzorgsmaatregelen die uit het oogpunt van de volksgezondheid noodzakelijk zijn. Vrijwillige terugkeer moet juist nu prioriteit krijgen, omdat het de aan terugkeeroperaties verbonden gezondheids- en veiligheidsrisico’s verkleint, onder andere voor zowel de irreguliere migranten zelf als het begeleidend personeel.

Bij de uitvoering van maatregelen ter voorkoming van en ter bescherming tegen het risico van besmetting met en verspreiding van COVID-19, staan nationale autoriteiten in geval van bewaring in afwachting van uitzetting voor praktische problemen.

De nauwe samenwerking en contacten met derde landen op het gebied van de identificatie, de verstrekking van nieuwe documenten en de terugkeer van hun onderdanen moeten worden voortgezet. Daarbij moet ten volle rekening worden gehouden met de zorgen van deze landen en met de beperkende maatregelen die zij reeds hebben ingevoerd en moeten alle voorzorgsmaatregelen worden genomen die uit het oogpunt van de gezondheidszorg noodzakelijk zijn. Derde landen blijven krachtens internationaal recht verplicht hun eigen onderdanen over te nemen. Veel derde landen proberen de repatriëring van hun in het buitenland gestrande onderdanen te faciliteren en te organiseren, en zorgen ervoor dat bij aankomst gezondheidsmaatregelen gelden. De lidstaten moeten met de autoriteiten van derde landen samenwerken om ervoor te zorgen dat dergelijke volksgezondheidsmaatregelen strikt in acht worden genomen wanneer irreguliere migranten terugkeren naar hun land van herkomst, zodat de terugkeeroperaties zoveel mogelijk doorgang kunnen vinden. De Commissie staat klaar om de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om met derde landen samen te werken op het gebied van overname.

Frontex staat paraat om de lidstaten bij te staan bij de organisatie van alle terugkeervluchten naar derde landen en met name om de repatriëring van zowel vrijwillige als gedwongen terugkeerders met lijn- of chartervluchten te faciliteren en de bijstand te verlenen die nationale autoriteiten eventueel behoeven.

Ondanks alle redelijke inspanningen die worden geleverd, zullen er gevallen zijn waarin terugkeer niet mogelijk is als gevolg van de maatregelen die zijn genomen om de COVID-19-pandemie in te perken. In dergelijke gevallen beschikken de lidstaten op grond van artikel 6, lid 4, van Richtlijn 2008/115/EG (hierna “de terugkeerrichtlijn” genoemd) over een ruime discretionaire bevoegdheid om irreguliere migranten in schrijnende gevallen of om humanitaire of andere redenen een verblijfsvergunning of een andere vorm van toestemming tot verblijf te geven.

Terugkeerprocedures

De nationale maatregelen om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te perken, maken het voor de voor terugkeer bevoegde autoriteiten lastiger om rechtstreeks contact te hebben met terugkeerders en autoriteiten van derde landen.

De gevolgen van dergelijke beperkingen moeten worden verzacht door ervoor te zorgen dat de door de bevoegde autoriteiten in het kader van administratieve procedures genomen maatregelen zijn afgestemd op en rekening houden met de individuele omstandigheden van elke irreguliere migrant en het recht om te worden gehoord waarborgen, overeenkomstig de algemene beginselen van het EU-recht. De bevoegde autoriteiten moeten daarom gebruikmaken van alternatieve middelen die de fysieke aanwezigheid van de onderdaan van een derde land overbodig of minder noodzakelijk maken, zodat aan deze vereisten kan worden voldaan.

Een soortgelijke aanpak wordt ook sterk aanbevolen teneinde de kanalen voor communicatie- en samenwerking met autoriteiten van derde landen open te houden, nu het consulair personeel van veel derde landen als gevolg van de beperkende maatregelen ook steeds minder beschikbaar is voor procedures voor identificatie en het verstrekken van nieuwe documenten. Dit zou het gemakkelijker maken om de procedures in individuele gevallen uit te leggen en te bespoedigen, en daarmee de terugkeer bevorderen, zodra de situatie deze toelaat.

Ondanks de huidige beperkingen blijft vrijwillige terugkeer de beste optie om het vertrek van irreguliere migranten te ondersteunen. Daarom is het van essentieel belang om de mogelijkheden voor vrijwillige terugkeer te bevorderen, met inbegrip van de mogelijkheden voor re-integratiesteun, en om te zorgen voor de continuïteit van nationale programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie, rekening houdend met de gevolgen van COVID-19 in derde landen. Onderdanen van derde landen die aan dergelijke programma’s willen deelnemen, moeten dat kunnen blijven doen, en de adviseringsactiviteiten op het gebied van terugkeer- en re-integratie moet zoveel mogelijk worden voortgezet. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van instrumenten die fysieke nabijheid overbodig of minder noodzakelijk maken.

Praktische leidraad:

Mpaak voor het afnemen van een persoonlijk onderhoud gebruik van videoconferentie, schriftelijke communicatie of andere kanalen voor virtuele communicatie en telecommunicatie, en zorg dat de mogelijkheid van vertolking en juridische bijstand is gewaarborgd. Op nationaal niveau kunnen voor alle betrokken partijen richtsnoeren beschikbaar worden gesteld.

Maak gebruik van videoconferentie en andere beschikbare elektronische middelen, zoals casemanagementsystemen op het gebied van overname, om contact te onderhouden met de consulaire autoriteiten van derde landen en voortgang te boeken in individuele gevallen.

Maak waar mogelijk gebruik van de steun van Frontex ter bevordering van de beschikbaarheid en het gebruik van videoconferenties en andere elektronische middelen en kanalen voor virtuele communicatie en telecommunicatie.

Maak ter ondersteuning van identificatieprocedures en procedures voor het verstrekken van nieuwe documenten gebruik van de capaciteiten van de operationele immigratieverbindingsfunctionarissen en EU-verbindingsfunctionarissen voor terugkeer in derde landen.

Maak gebruik van onlineformulieren, telefonische interviews en andere vormen van telecommunicatie om de adviseringsactiviteiten op het gebied van terugkeer- en re-integratie voort te zetten en voor de aanmelding voor programma’s voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie. Verleng de termijnen voor de aanmelding voor dergelijke programma’s. Onderhoud nauwe contacten met de verleners van diensten op het gebied van re-integratie in derde landen. Overweeg om door lidstaten toegekende re-integratiepakketen aan te passen wanneer dienstverleners hun normale diensten in derde landen niet kunnen leveren.

Maak gebruik van de financiële steun van Frontex voor het aanpassen van nationale casemanagementsystemen voor terugkeer (RECAMAS) met het oog op de registratie van de vereiste informatie over terugkeerders en zorg ervoor dat daarbij de voorschriften inzake gegevensbescherming worden nageleefd.

Termijn voor vrijwillig vertrek

Gezien de aanzienlijke beperkingen op het gebied van commerciële vluchten en de beperkende maatregelen die derde landen hebben ingevoerd voor personen die uit Europa aankomen, kan het voor onderdanen van derde landen jegens wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd waarbij een termijn voor vrijwillig vertrek is toegekend, onmogelijk zijn om binnen de vastgestelde termijn aan een dergelijk besluit te voldoen, hoezeer ze dat ook willen en proberen. Bijgevolg kan tegen onderdanen van derde landen een inreisverbod worden uitgevaardigd wegens niet-naleving van een terugkeerbesluit, zoals voorgeschreven door artikel 11, lid 1, van de terugkeerrichtlijn. Irreguliere migranten mogen echter niet verantwoordelijk worden gehouden voor een situatie die buiten hun macht ligt en ook geen negatieve gevolgen van die situatie ondervinden.

Om een dergelijke situatie te voorkomen, moeten de lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid die artikel 7, lid 2, van terugkeerrichtlijn biedt en de termijn voor vrijwillig vertrek verlengen met een passende periode, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval, de duur en de aard van de beperkende maatregelen en de beschikbaarheid van vervoer naar het derde land van terugkeer.

De lidstaten moeten ook een langere termijn voor vrijwillig vertrek toekennen dan 30 dagen vanaf het tijdstip waarop een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd, indien het, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het geval en met name de beschikbaarheid van vervoer naar het derde land van terugkeer, van meet af aan duidelijk is dat de betrokken onderdaan van een derde land niet binnen 30 dagen zal kunnen vertrekken.

Wanneer de termijn voor vrijwillig vertrek wordt verlengd en de tenuitvoerlegging van het besluit tijdelijk wordt opgeschort, moeten irreguliere migranten een schriftelijke bevestiging ontvangen als bedoeld in de terugkeerrichtlijn (artikel 14).

Wanneer de termijn voor vrijwillig vertrek niet in acht kan worden genomen omdat er geen vervoer is naar het derde land van terugkeer of vanwege andere redenen buiten de wil van de betrokken persoon die verband houden met de beperkende maatregelen, moeten de lidstaten afzien van de uitvaardiging van een inreisverbod of een reeds uitgevaardigd verbod intrekken.

Praktische leidraad:

Maak gebruik, indien zulks nodig en evenredig is, van de mogelijkheid om bepaalde verplichtingen op te leggen om het risico op onderduiken tijdens de termijn voor vrijwillig vertrek te beperken, zoals voorzien in artikel 7, lid 3, van de terugkeerrichtlijn, bijvoorbeeld de verplichting om op een bepaalde plaats te verblijven of om identiteits- of reisdocumenten aan de autoriteiten af te geven.

Wanneer maatregelen ter voorkoming van het risico op onderduiken worden opgelegd, kies dan, met inachtneming van de voorschriften inzake gegevensbescherming, maatregelen die de circulatie in openbare ruimtes beperken en zorg voor social distancing. Daarbij kan worden gedacht aan regelmatige melding door middel van videogesprekken.

Onderwijs voor kinderen

Krachtens de terugkeerrichtlijn moeten minderjarigen toegang krijgen tot het basisonderwijs, afhankelijk van de duur van hun verblijf, zowel tijdens de termijn voor vrijwillig vertrek als tijdens de termijn gedurende welke de verwijdering is uitgesteld (artikel 14) en tijdens bewaring (artikel 17).

Het kan voor nationale autoriteiten moeilijk zijn om minderjarigen jegens wie een terugkeerprocedure loopt, toegang tot het basisonderwijs te bieden, vanwege de maatregelen om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te perken. In dit verband hebben verschillende lidstaten thuisonderwijs of andere mogelijkheden voor het volgen van onderwijs op afstand ingevoerd. Voor zover deze mogelijkheden aan onderdanen van derde landen worden geboden, dient bij de genomen maatregelen ten volle rekening te worden gehouden met het belang van het kind (artikel 5) en zo veel mogelijk met de leeftijd en de behoeften van de betrokken minderjarigen.

Praktische leidraad:

Zorg dat minderjarigen toegang hebben tot thuisonderwijs of andere vormen voor het volgen van onderwijs op afstand, onder vergelijkbare omstandigheden als in geval van kinderen die onderdaan zijn. Bij thuisonderwijs kan het bijvoorbeeld gaan om online- of e-learning-faciliteiten, waarbij leraren dagelijks of wekelijks op afstand begeleiding geven, leesopdrachten en oefeningen voor thuisstudie, de distributie van recreatie- en onderwijskits en podcasts en radio- of televisie-uitzendingen met academische inhoud.

Overweeg om ten behoeve van online- of e-learning zo nodig ruimere toegang tot het internet te bieden en ervoor te zorgen dat er meer computers beschikbaar zijn zodat aan de voorschriften inzake social distancing kan worden voldaan.

Onderwijsaanbieders, met inbegrip van aanbieders van taalcursussen of informeel onderwijs, moeten hun activiteiten kunnen voortzetten voor zover de voorschriften inzake social distancing en de preventieve gezondheidsmaatregelen kunnen worden nageleefd, of anders hun activiteiten op afstand voortzetten met gebruikmaking van onlinefaciliteiten.

Het Inter-Agency Network for Education in Emergencies geeft richtsnoeren voor het waarborgen van onderwijs tijdens de COVID-19-crisis (https://inee.org/).

Gezondheidszorg

De terugkeerrichtlijn schrijft voor dat onderdanen van derde landen zoveel mogelijk toegang krijgen tot dringende medische zorg en essentiële behandeling van ziekte. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat terugkeerders in het kader van deze dringende medische zorg en essentiële behandeling van ziekte, toegang hebben tot de gezondheidszorg die voor de behandeling tegen COVID-19 noodzakelijk is.

Praktische leidraad:

Geef irreguliere migranten in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij deze begrijpen, informatie over de nationale maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van COVID-19 in te perken en te voorkomen, zoals informatie over handhygiëne, social distancing, hoesten, quarantaine of afzondering, hygiënemaatregelen, het vermijden van bijeenkomsten, gedragsregels, beperkingen van de bewegingsvrijheid en over wat zij moeten doen als zij vermoeden dat zij besmet zijn.

Gezondheidscontroles

De lidstaten kunnen irregulier verblijvende onderdanen van derde landen om redenen van volksgezondheid op grond van het nationale recht medisch onderzoeken, met inachtneming van het non-discriminatiebeginsel en de grondrechten, teneinde te bepalen welke voorzorgsmaatregelen nodig zijn. Dit zorgt ervoor dat in het kader van terugkeerprocedures terdege rekening wordt gehouden met de gezondheidstoestand van de onderdaan van een derde land, overeenkomstig het EU-acquis.

Medische tests en screening op COVID-19 van irreguliere migranten kunnen ook de overname vergemakkelijken doordat het verminderde risico van besmetting de autoriteiten van derde landen zal geruststellen. Een dergelijke geruststelling kan ook worden geboden door te verwijzen naar door internationale partners als de Internationale Organisatie voor Migratie gefaciliteerde quarantainemogelijkheden in derde landen.

Praktische leidraad:

Aan de controle van de gezondheid van onderdanen van derde landen die het meest besmettingsgevaar lopen, zoals ouderen of chronisch zieken, en van nieuwkomers in een accommodatie voor bewaring of verblijf, moet voorrang worden gegeven.

Zo nodig kan aan nieuwkomers in een accommodatie voor bewaring of verblijf een quarantaine van 14 dagen worden opgelegd. Autoriteiten kunnen ook de temperatuur van onderdanen van derde landen opnemen bij aankomst in en vertrek uit een accommodatie, om ziektesymptomen op te sporen. Er zou een mechanisme voor dagelijks toezicht kunnen worden ingevoerd voor de beoordeling van verdachte gevallen.

Verstrek een medisch COVID-19-certificaat voor terugkeerders, indien het derde land van terugkeer daarom verzoekt; stuur terugkeerders met hulp van internationale partners door naar eventuele quarantainevoorzieningen in derde landen

Controleer personeel dat nauw in contact komt met terugkeerders regelmatig.

Maak gebruik van de financiële steun van Frontex voor het aanpassen van nationale casemanagementsystemen voor terugkeer (RECAMAS) opdat wordt geregistreerd of een irreguliere migrant is besmet of een risico op besmetting loopt, indien het nationale recht in de registratie van dergelijke informatie voorziet, en zorg ervoor dat daarbij de voorschriften inzake gegevensbescherming en de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid worden nageleefd.

Bewaring

Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van de terugkeerrichtlijn moet bewaring met het oog op verwijdering onmiddellijk worden beëindigd wanneer blijkt dat er in een individueel geval geen redelijk vooruitzicht op verwijdering meer is. De tijdelijke beperkingen die de lidstaten en derde landen hebben ingevoerd om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te perken, mogen niet zo worden geïnterpreteerd als zouden deze automatisch tot de conclusie leiden dat er in geen enkel geval een redelijk vooruitzicht op verwijdering meer is. Er kan met verschillende factoren rekening worden gehouden om te bepalen of er in een individueel geval nog een redelijk vooruitzicht op verwijdering bestaat.

Praktische leidraad:

Voer individuele beoordelingen uit alvorens een beslissing te nemen over de vrijlating van in bewaring gestelde migranten en houd daarbij rekening met de maximale duur van de bewaring en de periode gedurende welke een terugkeerder reeds in bewaring is gesteld en met de vraag of de procedures voor identificatie/verstrekking van nieuwe documenten/overname zorgvuldig zijn uitgevoerd.

Gebruik wanneer een onderdaan van een derde land wordt vrijgelaten, indien zulks nodig en evenredig is, maatregelen om onderduiken te voorkomen die minder dwingend zijn dan bewaring, overeenkomstig artikel 15 van de terugkeerrichtlijn, zoals bijvoorbeeld de verplichting om op een bepaalde plaats te verblijven of documenten aan de autoriteiten af te geven.

Neem, voor zover mogelijk, maatregelen om ervoor te zorgen dat de onderdaan van een derde land die wordt vrijgelaten, kan voldoen aan de nationale volksgezondheidsmaatregelen die zijn getroffen om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te perken.

Maak, om ervoor te zorgen dat de minder dwingende maatregelen in overeenstemming zijn met de vigerende nationale volksgezondheidsmaatregelen om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen en in te perken, gebruik van alternatieven voor bewaring die de naleving van de nationale volksgezondheidsmaatregelen waarborgen, zoals regelmatige melding via videogesprekken, met inachtneming van de voorschriften inzake gegevensbescherming.

Gebruik van speciale bewaringsaccommodaties, bewaringsomstandigheden en social distancing

Om mensen tegen de verspreiding van COVID-19 te beschermen, passen de nationale autoriteiten steeds vaker social-distancingmaatregelen en andere voorzorgsmaatregelen toe. Dat gebeurt ook in bewaringsaccommodaties, waar de gezondheid en veiligheid van zowel de in bewaring gestelde migranten als het personeel ook in gevaar kunnen zijn en moeten worden beschermd. Bijgevolg is het mogelijk dat de effectieve maximumcapaciteit van speciale bewaringsaccommodaties aanzienlijk wordt teruggeschroefd teneinde besmetting te voorkomen.

Indien de lidstaten om die redenen niet in staat zijn om onderdak te bieden in speciale bewaringsaccommodaties, kunnen zij, met inachtneming van de in de terugkeerrichtlijn neergelegde waarborgen, gebruikmaken van andere geschikte accommodaties, mits social distancing en de naleving van andere preventieve en hygiënische maatregelen zijn verzekerd. De lidstaten moeten terdege rekening houden met het recht op het familie- en gezinsleven in het geval van stellen en gezinnen met kinderen, alsook met de situatie van kwetsbare personen.

Praktische leidraad:

Neem binnen de faciliteiten preventieve en hygiënemaatregelen in acht, waaronder social distancing en de regelmatige ontsmetting van gemeenschappelijke ruimten, en zorg dat er voldoende mogelijkheden voor afzondering beschikbaar zijn.

De Wereldgezondheidsorganisatie verstrekt in haar richtsnoeren “Preparedness, prevention and control of COVID-19 in prisons and other places of detention” (14) nuttige informatie over het voorkomen en het aanpakken van een mogelijke ziekte-uitbraak in een bewaringsfaciliteit. Ook wordt ingegaan op belangrijke mensenrechtenaspecten die in aanmerking moeten worden genomen bij de respons op COVID-19.

Niet-essentiële bezoeken kunnen worden beperkt om de verspreiding van COVID-19 in te perken en te voorkomen; er zou gebruik kunnen worden gemaakt van alternatieven, bijvoorbeeld communicatie via telefoon, internet of andere instrumenten. Dit mag er niet toe leiden dat er ongerechtvaardigde beperkingen worden opgelegd aan advocaten, voogden en controleorganen.

Niet-essentiële diensten zoals groepsactiviteiten en face-to-face-counseling zouden, indien zulks nodig is om social distancing te waarborgen, voor de korte termijn kunnen worden opgeschort.


(1)  https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2020/03/10/statement-by-the-president-of-the-european-council-following-the-video-conference-on-covid-19/

(2)  COM(2020) 2050 final.

(3)  Op 2 april 2020 heeft het EASO-netwerk voor asielprocedures een thematische onlinebijeenkomst georganiseerd over de wijze waarop een persoonlijk onderhoud op afstand kan worden gevoerd en op 8 april 2020 vond een bijeenkomst plaats over het op afstand indienen van een asielverzoek. Daarnaast heeft het EASO-netwerk voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden een onlinebijeenkomst houden om de impact van COVID-19 op de hervestigingsoperaties in de lidstaten te bespreken.

(4)  Praktische gids van het EASO: het persoonlijk gesprek en EASO Guidance on asylum procedure: operational standards and indicators en EASO-richtsnoer voor noodplannen in het kader van opvang.

(5)  Artikelen 6 en 31 van Richtlijn 2013/32/EU.

(6)  Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 603/2013.

(7)  Artikel 18 van Richtlijn 2013/33/EU.

(8)  “Enquête op praktisch/technisch niveau om inzicht te verkrijgen in de gevolgen van COVID19 voor de Dublinpraktijk”.

(9)  Sommige lidstaten konden alleen een raming geven.

(10)  Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 van 30 januari 2014, PB L 39 van 8.2.2014, blz. 1.

(11)  De desbetreffende informatie is opgesomd in artikel 4 van de Dublinverordening.

(12)  EASO ‘Practical Guide on the implementation of the Dublin III Regulation: interview and evidence assessment’

(13)  EASO ‘Guidance on Dublin procedure: operational standards and indicators’

(14)  Beschikbaar op: http://www.euro.who.int/en/health-topics/health-determinants/prisons-and-health/news/news/2020/3/preventing-covid-19-outbreak-in-prisons-a-challenging-but-essential-task-for-authorities.