Brussel, 23.9.2020

COM(2020) 610 final

2020/0279(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende asiel- en migratiebeheer en tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad en de voorgestelde verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie]

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2020) 207 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Motivering en doel van het voorstel

In de politieke beleidslijnen van de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, is een nieuw migratie- en asielpact aangekondigd, met een alomvattende aanpak ten aanzien van de buitengrenzen, de asiel- en terugkeersystemen, het Schengengebied van vrij verkeer en de externe dimensie.

Het nieuwe migratie- en asielpact, dat samen met dit voorstel voor een nieuwe verordening betreffende asiel- en migratiebeheer 1 wordt gepresenteerd, vormt een nieuwe start op het gebied van migratie op basis van een alomvattende aanpak van migratiebeheer. Dit voorstel voorziet in een gemeenschappelijk kader voor asiel- en migratiebeheer op EU-niveau als een belangrijke bijdrage aan de alomvattende aanpak en beoogt het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te bevorderen. Op basis van de overkoepelende beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid wordt met het nieuwe pact gepleit voor geïntegreerde beleidsvorming waarin beleidsmaatregelen op het gebied van asiel, migratie, terugkeer, bescherming van de buitengrenzen, bestrijding van migrantensmokkel en betrekkingen met belangrijke derde landen worden samengebracht in een overheidsbrede aanpak. Met het nieuwe pact wordt erkend dat een alomvattende aanpak ook een sterkere, duurzamere en tastbaardere uitdrukking van de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid inhoudt, die hun evenwicht vinden in een bredere context, waarbij de focus wordt verbreed tot meer dan alleen de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Deze beginselen moeten daarom worden toegepast op het migratiebeheer in zijn geheel en zich uitstrekken van het waarborgen van toegang tot internationale bescherming tot het aanpakken van irreguliere migratie en niet-toegestane verplaatsingen.

De aanpak van problemen op het gebied van migratiebeheer, die variëren van het zorgen voor een evenwicht tussen de inspanningen bij de behandeling van asielverzoeken tot het waarborgen van een snelle identificatie van personen die internationale bescherming nodig hebben of de daadwerkelijke terugkeer van personen die geen bescherming nodig hebben, moet geen zaak van de afzonderlijke lidstaten alleen, maar van de EU als geheel zijn. Bovendien blijft de sterke belasting van de asielstelsels van de lidstaten een zware druk leggen op de lidstaten van eerste aankomst en, door niet-toegestane verplaatsingen, op de asielstelsels van andere lidstaten. Het huidige migratiesysteem volstaat niet om deze stand van zaken aan te pakken. Met name is momenteel geen sprake van een doeltreffend solidariteitsmechanisme en doeltreffende regels op het gebied van verantwoordelijkheid. Er is dan ook een Europees kader nodig om de onderlinge afhankelijkheid tussen beleidsmaatregelen en besluiten van de lidstaten te beheren. Daarbij moet rekening worden gehouden met de voortdurend veranderende realiteit van migratie, die heeft geleid tot meer complexiteit en een grotere behoefte aan coördinatie.

Dit voorstel voor een nieuwe verordening betreffende asiel- en migratiebeheer heeft tot doel de huidige Dublinverordening te vervangen en blaast de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) nieuw leven in door de instelling van een gemeenschappelijk kader dat bijdraagt tot de alomvattende aanpak van migratiebeheer door middel van geïntegreerde beleidsvorming op het gebied van asiel- en migratiebeheer, met inbegrip van zowel de interne als de externe componenten ervan. Deze nieuwe aanpak verankert het bestaande systeem in een breder kader dat rekening kan houden met de algehele overheidsaanpak en kan zorgen voor samenhang en doeltreffendheid van de acties en maatregelen van de Unie en haar lidstaten. Deze aanpak omvat ook een nieuw en omvattender solidariteitsmechanisme om de normale werking van het migratiesysteem te waarborgen, alsook gestroomlijnde criteria en efficiëntere mechanismen om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming.

Dit voorstel voorziet in een nieuw solidariteitsmechanisme dat flexibel en responsief van opzet is en de lidstaten de keuze biedt tussen een aantal solidariteitsmaatregelen, afhankelijk van de verschillende situaties die zich voordoen als gevolg van de diverse migratieproblemen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd. Deze nieuwe benadering van solidariteit maakt het mogelijk om lidstaten die onder druk staan of onder druk kunnen komen te staan, permanente ondersteuning in uiteenlopende vormen te bieden en omvat een specifiek proces om de bijzondere omstandigheden aan te pakken die samenhangen met ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties. Daarnaast zullen de lidstaten steeds vrijwillige bijdragen kunnen leveren. De Commissie zal te allen tijde zorgen voor de coördinatie van dergelijke maatregelen.

Dit voorstel bevat ook bepalingen ter bevordering van de terugkeer van irreguliere migranten. Daartoe wordt een mechanisme ingevoerd ter vergemakkelijking van de samenwerking met derde landen op het gebied van terugkeer en overname, dat een aanvulling vormt op het mechanisme dat is ingesteld bij artikel 25 bis van de Visumcode (Verordening (EU) nr. 810/2009) 2 . Dit nieuwe mechanisme geeft de Commissie de bevoegdheid om bij de Raad een verslag in te dienen waarin doeltreffende maatregelen worden beschreven voor het stimuleren en verbeteren van de samenwerking met derde landen teneinde terugkeer en overname te vergemakkelijken, alsook van de samenwerking tussen de lidstaten met datzelfde doel, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de algemene belangen en betrekkingen met de betrokken derde landen. De Commissie rekent op de input van de Europese Dienst voor extern optreden en de EU-delegaties. De Commissie en de Raad zullen vervolgens alle passende verdere maatregelen overwegen die in dat verband moeten worden genomen, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden. Dit mechanisme en de door een netwerk van vertegenwoordigers op hoog niveau ondersteunde nieuwe EU-coördinator voor terugkeer, aangekondigd in het nieuwe migratie- en asielpact, zullen bijdragen tot een gemeenschappelijke strategische en gecoördineerde aanpak van terugkeer en overname door de lidstaten, de Commissie en de agentschappen van de Unie. 

Voorts zullen de solidariteitsmaatregelen de lidstaten ook nieuwe mogelijkheden bieden om elkaar bijstand te verlenen bij het uitvoeren van terugkeer, in de vorm van terugkeersponsoring. Op grond van dit nieuwe type solidariteitsmaatregel zouden lidstaten zich ertoe verplichten irreguliere migranten namens een andere lidstaat terug te sturen en alle daartoe noodzakelijke activiteiten rechtstreeks vanaf het grondgebied van de begunstigde lidstaat uit te voeren (bv. begeleiding bij terugkeer, leiding geven aan de beleidsdialoog met derde landen, steun verlenen voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie). Dergelijke activiteiten vormen een aanvulling op de activiteiten die het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) op grond van zijn mandaat uitvoert en omvatten met name maatregelen die het Agentschap niet kan uitvoeren (bv. het bieden van diplomatieke steun aan de begunstigde lidstaat bij de betrekkingen met derde landen). Wanneer de terugkeer echter niet binnen 8 maanden is afgerond, zullen de irreguliere migranten worden overgebracht naar het grondgebied van de lidstaat die als sponsor optreedt, teneinde vandaaruit de inspanningen voor te zetten om de terugkeerbesluiten ten uitvoer te leggen.

De nieuwe aanpak van migratiebeheer omvat ook een verbetering van de regels inzake de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, teneinde bij te dragen tot een evenredige en redelijke beperking van niet-toegestane verplaatsingen.

In dit voorstel wordt verder een governance-kader vastgesteld dat is gebaseerd op de nationale strategieën van de lidstaten en waarmee rekening zal worden gehouden bij een Europese strategie inzake asiel- en migratiebeheer, die de strategische aanpak zal bevatten voor het beheer van asiel en migratie op Europees niveau en de uitvoering van het asiel-, migratie- en terugkeerbeleid in overeenstemming met de alomvattende aanpak.

Hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS)

Het pact bouwt voort op de uit 2016 en 2018 daterende voorstellen van de Commissie voor een hervorming van het CEAS en voegt nieuwe elementen toe om te zorgen voor het evenwicht dat nodig is voor een gemeenschappelijk kader waarin alle aspecten van het asiel- en migratiebeleid worden geïntegreerd. De voorgestelde asielhervorming van 2016 bestond uit zeven wetgevingsvoorstellen: de herschikte Dublinverordening 3 , de herschikte Eurodac-verordening 4 , de verordening tot oprichting van het Asielagentschap van de Europese Unie 5 , de asielprocedureverordening 6 , de verordening asielnormen 7 , de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen 8 en de verordening betreffende het Uniekader voor hervestiging 9 . In september 2018 heeft de Commissie ook een gewijzigd voorstel ingediend voor de verordening tot oprichting van het Asielagentschap van de EU 10 .

Hoewel er aanzienlijke vooruitgang is geboekt met een aantal van deze voorstellen en er tussen de medewetgevers voorlopige politieke akkoorden werden bereikt over de voorstellen voor de verordening asielnormen, de richtlijn opvangvoorzieningen, de verordening betreffende het Uniekader voor hervestiging, de Eurodac-verordening en het eerste voorstel tot oprichting van het Asielagentschap van de EU, is er minder vooruitgang geboekt met de voorstellen voor de Dublinverordening en de asielprocedureverordening, voornamelijk als gevolg van uiteenlopende standpunten in de Raad. Er was ook onvoldoende steun voor een akkoord over slechts enkele van de voorstellen tot hervorming van het asielstelsel in afwachting van een akkoord over de volledige hervorming.

Samen met dit voorstel dient de Commissie een voorstel in tot wijziging van het voorstel van 2016 voor een asielprocedureverordening 11 en het voorstel voor een verordening tot invoering van een screening 12 van onderdanen van derde landen en staatlozen aan de buitengrenzen, waarmee een naadloze koppeling tot stand wordt gebracht tussen alle fasen van de migratieprocedure, met inbegrip van een nieuwe fase vóór binnenkomst en een snellere terugkeer van onderdanen van derde landen die geen recht hebben om in de Unie te blijven. 

Daarnaast dient de Commissie een voorstel in tot wijziging van het voorstel uit 2016 voor een herschikking van de Eurodac-verordening 13 om met het oog op betere ondersteuning bij de controle van irreguliere migratie en bij het opsporen van niet-toegestane verplaatsingen en steun bij de tenuitvoerlegging van het nieuwe solidariteitsmechanisme, een duidelijk en consistent verband te leggen tussen specifieke personen en de procedures waaraan zij worden onderworpen.

Ten slotte dient de Commissie ook een voorstel in voor een verordening betreffende het beheer van crisissituaties, teneinde de instrumenten vast te stellen die nodig zijn om crisissen en situaties van overmacht het hoofd te bieden. Het onderhavige instrument beoogt oplossingen te bieden voor uitzonderlijke situaties waarin onderdanen van derde landen of staatlozen massaal en op een irreguliere manier in een lidstaat toestromen of waarin een direct gevaar van een dergelijke toestroom bestaat en die vanwege hun omvang en aard het asiel-, opvang- of terugkeersysteem van een lidstaat buiten werking stellen, ernstige gevolgen kunnen hebben voor de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en het migratiebeheersysteem van de Unie en de toepassing van deze systemen zelfs onmogelijk kunnen maken, en afwijkende regels te bieden voor situaties van overmacht.

1.2.Doelstellingen van het voorstel

Migratiebeheer vergt een alomvattende aanpak waarmee tussen de lidstaten wederzijds vertrouwen kan worden opgebouwd opdat de EU-aanpak inzake asiel, migratiebeheer, bescherming van de buitengrenzen en betrekkingen met relevante derde landen consistent is, waarbij moet worden beseft dat de doeltreffendheid van de algehele aanpak om een gezamenlijke en geïntegreerde aanpak van alle componenten vraagt. Het voorstel houdt ook rekening met de recente arresten van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C -715/17, C-718/17 en C-719/17, waarin het Hof oordeelde dat “de lasten [...] in beginsel over alle andere lidstaten worden verdeeld overeenkomstig het beginsel van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten dat volgens artikel 80 VWEU voor het asielbeleid van de Unie geldt”.

De Commissie heeft in 2016 een systeem voorgesteld waarbij, wanneer op basis van de rangorde van de verantwoordelijkheidscriteria wordt vastgesteld dat een lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, die lidstaat permanent verantwoordelijk blijft voor de behandeling van alle verdere verzoeken of bezwaren van dezelfde verzoeker. Het systeem werd aangevuld met een verplicht en automatisch correctiemechanisme voor toewijzing dat, op basis van een referentiesleutel, in werking trad wanneer een lidstaat te maken kreeg met onevenredige druk, waardoor een duidelijk en bindend systeem voor de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten werd gewaarborgd. Het Europees Parlement heeft op 16 november 2017 zijn onderhandelingsmandaat vastgesteld, dat een voorstel bevatte om het criterium van eerste binnenkomst en het standaardcriterium van eerste aanvraag te vervangen door een toewijzingssysteem waarbij de aanvrager zou kunnen kiezen voor toewijzing aan een van de vier lidstaten met de minste aanvragen. Binnen de Raad konden de lidstaten geen overeenstemming bereiken over een gemeenschappelijke aanpak en de onderhandelingen kwamen tot stilstand.

Om de huidige impasse te doorbreken en een breder en solide kader voor het migratie- en asielbeleid te bieden, is de Commissie voornemens het voorstel van 2016 in te trekken. Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna "Dublin III-verordening" genoemd), wordt bij dit voorstel ingetrokken en vervangen.

Dit voorstel heeft met name tot doel:

·een gemeenschappelijk kader vast te stellen dat bijdraagt tot de alomvattende aanpak van asiel- en migratiebeheer op basis van de beginselen van geïntegreerde beleidsvorming en van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid;

·te zorgen voor gedeelde verantwoordelijkheid door middel van een nieuw solidariteitsmechanisme in de vorm van een systeem om solidariteit te blijven bieden in normale omstandigheden en de lidstaten bij te staan met doeltreffende maatregelen (herplaatsing of terugkeersponsoring en andere bijdragen ter versterking van de capaciteit van de lidstaten op het gebied van asiel, opvang en terugkeer en de externe dimensie) om migratie in de praktijk te beheren wanneer zij met migratiedruk te maken krijgen. Deze aanpak omvat ook een specifieke solidariteitsprocedure voor aankomsten na opsporings- en reddingsoperaties;

·de capaciteit van het systeem te verbeteren om doelmatig en doeltreffend een enkele lidstaat aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Met name zou het voorstel een beperking inhouden van de bepalingen inzake de beëindiging van de verantwoordelijkheid alsook van de mogelijkheden voor een verschuiving van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten als gevolg van de handelingen van de verzoeker, en de termijnen voor het verzenden van verzoeken en het ontvangen van antwoorden aanzienlijk verkorten, zodat verzoekers sneller weten welke lidstaat verantwoordelijk is en daardoor sneller toegang krijgen tot de procedures voor het verlenen van internationale bescherming;

·misbruik te ontmoedigen en niet-toegestane verplaatsingen van verzoekers in de EU te voorkomen, met name door te voorzien in duidelijke verplichtingen voor verzoekers om asiel aan te vragen in de lidstaat van eerste binnenkomst of legaal verblijf en om te blijven in de lidstaat die als verantwoordelijk is aangewezen. Dit vereist ook evenredige materiële consequenties ingeval zij hun verplichtingen niet naleven.

1.3.Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het systeem om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, vormt de hoeksteen van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het is volledig gekoppeld aan de juridische en beleidsinstrumenten op het gebied van asiel, in het bijzonder asielprocedures, de normen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor internationale bescherming, opvangvoorzieningen en hervestiging.

Dit voorstel is ook in overeenstemming met de regels inzake grenstoezicht aan de buitengrenzen van de Schengengrenscode en draagt bij tot de doelstelling van doeltreffend beheer van de buitengrenzen als een noodzakelijk uitvloeisel van het vrije verkeer van personen binnen de Unie. Door het toepassingsgebied van de maatregelen voor het aanpakken van problemen op het gebied van migratie uit te breiden, wordt door het voorstel de noodzaak om het grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw in te voeren, verder verminderd.

Daarnaast wordt gezorgd voor samenhang met het doeltreffend Europees geïntegreerd grensbeheer op het niveau van de Unie en op nationaal niveau, zoals gedefinieerd in de verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht. Europees geïntegreerd grensbeheer is een noodzakelijk uitvloeisel van het vrije verkeer van personen binnen de Unie en is een fundamenteel onderdeel van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Het staat ook centraal in dit voorstel en draagt bij tot de tenuitvoerlegging van het beginsel van geïntegreerd beleid ter verbetering van de alomvattende aanpak van migratiebeheer waarin dit voorstel voorziet. 

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de mededeling over het nieuwe migratie- en asielpact en de bijbehorende routekaart met initiatieven, waaronder het voorstel voor een gerichte wijziging van de asielprocedureverordening en de verordening tot invoering van een screening, die ervoor zorgen dat migranten worden onderworpen aan een identiteits-, gezondheids- en veiligheidsscreening en worden doorgeleid naar een terugkeer- of asielprocedure, met inbegrip van, in voorkomend geval, de asiel- of terugkeergrensprocedure die is vastgesteld in het voorstel tot wijziging van de asielprocedureverordening. Het voorstel is ook in overeenstemming met het voorstel tot wijziging van het voorstel van 2016 tot herschikking van de Eurodac-verordening 14 .

Dit voorstel is ook volledig in overeenstemming met de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie, die voorziet in een operationeel kader voor het monitoren van en anticiperen op migratiestromen en de migratiesituatie, de opbouw van veerkracht en de organisatie van een gecoördineerde respons op een migratiecrisis. Het voorstel maakt in het bijzonder ten volle gebruik van de verslaglegging in het kader van de blauwdruk en van de activiteiten van het netwerk dat in het kader van de blauwdruk wordt opgezet.

Het voorstel versterkt het rechtskader en het beleid van de EU inzake terugkeer verder door de capaciteit van de Unie om samen te werken met derde landen, te versterken door middel van een mechanisme dat de Commissie in staat stelt maatregelen ter verbetering van die samenwerking te overwegen en voor te stellen die verder gaan dan de maatregelen waarin de Visumcode reeds voorziet.

Er wordt ook gezorgd voor samenhang met de voorlopige politieke akkoorden die reeds zijn bereikt over de verordening asielnormen, de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen, de verordening betreffende het Uniekader voor hervestiging en de verordening tot oprichting van het Asielagentschap van de Europese Unie, die de Commissie volledig onderschrijft. Aangezien de doelstellingen die aan deze voorstellen ten grondslag liggen, ook thans van kracht blijven, moet zo spoedig mogelijk een akkoord over deze voorstellen worden bereikt.

Aangezien er echter geen overeenstemming kon worden bereikt over het op 4 mei 2016 gepubliceerde voorstel voor een Dublinverordening, en aangezien het onderhavige voorstel een nieuw gestructureerd solidariteitsmechanisme omvat en ook rekening houdt met andere wijzigingen die in 2016 zijn voorgesteld en vooral bedoeld zijn om de procedures voor een Dublin-overdracht doeltreffender te maken, zoals kennisgevingen inzake terugname en beperking van de verschuiving van verantwoordelijkheid, moet dat voorstel worden ingetrokken.

De Commissie heeft in september 2015 ook een crisisherplaatsingsmechanisme voorgesteld 15 om tot een structurele oplossing te komen voor crisissituaties als die in Griekenland en Italië, die hebben geleid tot de twee herplaatsingsbesluiten die de Raad in september 2015 heeft genomen 16 . Aangezien het voorstel voor een verordening inzake asiel- en migratiebeheer bepalingen bevat om het probleem van migratiestromen in tijden van migratiedruk aan te pakken via herplaatsing en terugkeersponsoring, en aangezien het voorstel voor een verordening betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het gebied van migratie en asiel ook voorziet in specifieke regels voor herplaatsing en terugkeersponsoring teneinde structureel het hoofd te bieden aan crisissituaties, is de Commissie voornemens het voorstel voor een crisisherplaatsingsmechanisme van september 2015 en de richtlijn tijdelijke bescherming in te trekken 17 .

1.4.Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met de alomvattende langetermijnaanpak van migratiebeheer die is uiteengezet in het nieuwe migratie- en asielpact, en bestaat in: een centrale plaats voor migratiebeleid in de betrekkingen met derde landen, de integratie van het beheer van de buitengrenzen in het bredere EU-beleid inzake migratiebeheer, het opzetten van naadloze, billijke en efficiënte asiel- en terugkeerprocedures en de versterking van de Schengenruimte van vrij verkeer op basis van vertrouwen tussen de lidstaten. Een belangrijk onderdeel van deze aanpak bestaat in het bevorderen van legale routes naar de EU om talent aan te trekken voor de arbeidsmarkt van de EU, het bieden van bescherming aan mensen in nood door middel van hervestiging en andere aanvullende wegen om bescherming te bieden, en het ontwikkelen van specifiek beleid om de integratie van onderdanen van derde landen in de Europese samenlevingen te bevorderen.

Door een kader in te stellen dat oplossingen voor de volledige-routeaanpak van migratie biedt door partnerschappen met derde landen aan te gaan, draagt deze verordening bij tot de verwezenlijking van de EU-doelstellingen van een ambitieus en breed extern beleid op basis van partnerschap met derde landen. Dit zorgt ook voor samenhang met de humanitaire doelstellingen van de Unie in de vorm van steun voor vluchtelingen in derde landen.

Dit voorstel is in overeenstemming met het voorstel voor screening en draagt met name bij tot de sterke waarborgen voor de grondrechten door middel van het toezichtmechanisme waarin dat voorstel voorziet. In het voorstel voor de verordening tot vaststelling van de verplichting tot screening aan de buitengrenzen van onderdanen van derde landen die, in beginsel, niet aan de toegangsvoorwaarden voldoen, wordt een nieuw toezichtmechanisme voorgesteld om ervoor te zorgen dat de grondrechten tijdens de gehele screening in acht worden genomen en dat alle beschuldigingen van schending van de grondrechten naar behoren worden onderzocht. Dit toezicht maakt deel uit van de governancebepalingen van de voorgestelde verordening, waarin is bepaald dat de lidstaten de resultaten van hun nationale toezichtmechanisme in het kader van de screeningverordening moeten integreren in hun, in dit voorstel voor een verordening voorziene nationale strategieën. Daarnaast zullen in het jaarlijkse migratiebeheersverslag ook de resultaten van de rapportage over het toezicht worden opgenomen en waar nodig verbeteringen worden voorgesteld.

Ter ondersteuning van solidariteitsmaatregelen die gericht zijn op herplaatsing en de daaropvolgende overdrachten, in aanvulling op de overdrachten waarop de procedures voor het bepalen van de verantwoordelijkheid van de lidstaten van toepassing zijn, voorziet dit voorstel in vaste bedragen die aan de lidstaten moeten worden betaald. Het voorstel is wat betreft het stimuleren van dergelijke maatregelen en de efficiënte toepassing van de verordening volledig in overeenstemming met de EU-begroting.

Dit voorstel versterkt het veiligheidsbeleid verder. Door middel van specifieke regels in deze verordening zal de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming snel worden vastgesteld wanneer de desbetreffende persoon een gevaar vormt voor de nationale veiligheid en de openbare orde, en zal verdere overdracht van dergelijke personen naar andere lidstaten worden voorkomen. Daarom versterkt het voorstel ook de veiligheidsdoelstelling van het voorstel voor een screeningverordening, op grond waarvan een dergelijke veiligheidscontrole verplicht zal zijn.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1.Rechtsgrondslag

Bij dit voorstel wordt Verordening (EU) nr. 604/2013 ingetrokken en vervangen en wordt het toepassingsgebied van de regeling uitgebreid met een gemeenschappelijk kader dat bijdraagt tot de alomvattende aanpak van migratiebeheer. Daarnaast wordt een bredere aanpak van solidariteit ingevoerd. Het moet daarom worden vastgesteld op basis van de juiste rechtsgrondslag, namelijk artikel 78, lid 2, onder e), en artikel 79, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure.

2.2.Variabele geometrie

Verordening (EG) nr. 604/2013 is bindend voor Ierland, omdat deze lidstaat heeft meegedeeld deel te willen nemen aan de aanneming en de toepassing van die verordening overeenkomstig het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU gehechte protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht 18 .

Overeenkomstig dit protocol kan Ierland besluiten aan de aanneming van dit voorstel deel te nemen. Deze mogelijkheid bestaat ook na de vaststelling van dit voorstel.

Overeenkomstig het protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van maatregelen uit hoofde van titel V van het VWEU (met uitzondering van “maatregelen tot bepaling van de derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum of […] maatregelen betreffende een uniform visummodel”). Omdat Denemarken op grond van een in 2006 met de EG gesloten internationale overeenkomst 19  echter de huidige Dublinverordening wel toepast, dient het overeenkomstig artikel 3 van die overeenkomst aan de Commissie mee te delen of het al dan niet de delen III, V en VII van de gewijzigde verordening zal uitvoeren.

2.3.Gevolgen van het voorstel voor niet-EU-lidstaten die betrokken zijn bij het Dublinsysteem

Zoals verschillende niet-EU-lidstaten bij het Schengenacquis zijn betrokken, zo heeft de Unie tevens een aantal overeenkomsten gesloten waarbij deze landen ook bij het Dublin/Eurodac-acquis worden betrokken:

– de overeenkomst met IJsland en Noorwegen, gesloten in 2001;

– de overeenkomst met Zwitserland, gesloten op 28 februari 2008;

– het protocol met Liechtenstein, gesloten op 7 maart 2011.

Om rechten en verplichtingen te creëren tussen Denemarken – dat, zoals hierboven uiteengezet, betrokken is bij het Dublin/Eurodac-acquis middels een internationale overeenkomst – en de hierboven genoemde landen, zijn nog twee instrumenten gesloten tussen de Unie en die landen 20 . 

Overeenkomstig de drie bovengenoemde overeenkomsten accepteren de betrokken landen het Dublin/Eurodac-acquis en de ontwikkeling daarvan, zonder uitzondering. Zij nemen niet deel aan de vaststelling van besluiten die het Dublinacquis wijzigen of daarop voortbouwen (zoals dus dit voorstel), maar moeten de Commissie binnen een bepaalde termijn laten weten of zij de inhoud van die besluiten al dan niet aanvaarden, nadat ze zijn goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad. Wanneer Noorwegen, IJsland, Zwitserland of Liechtenstein een besluit tot wijziging of ontwikkeling van het Dublin/Eurodac-acquis niet aanvaarden, wordt de betrokken overeenkomst beëindigd, tenzij het desbetreffende bij de overeenkomst ingestelde gemengd comité unaniem anders besluit.

De voorgestelde verordening heeft een ruimer toepassingsgebied, dat verder gaat dan het onderwerp van de bovengenoemde overeenkomsten, en voorziet in een alomvattende aanpak op basis van een gemeenschappelijk kader voor migratiebeheer, met behoud van de kernbepalingen betreffende de vaststelling van de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, die een essentieel onderdeel van de verordening blijven. Om ervoor te zorgen dat de met Denemarken en de geassocieerde landen gesloten overeenkomsten inzake hun deelname aan het Dublinsysteem behouden blijven, zullen Denemarken, Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, indien deze handeling wordt aanvaard, alleen door de delen III, V en VII van deze verordening gebonden zijn.

2.4.Subsidiariteit

Titel V van het VWEU over de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht verleent de Europese Unie bepaalde bevoegdheden op dit gebied. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, te weten indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt.

Dit voorstel stroomlijnt de huidige regels van Verordening (EU) nr. 604/2013 en heeft tot doel te zorgen voor een correcte toepassing van deze regels, die niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen tussen lidstaten – aangelegenheden die van nature grensoverschrijdend zijn – zullen beperken. Deze regels worden aangevuld met een nieuw solidariteitsmechanisme in de vorm van een systeem voor de aanpak van situaties waarin lidstaten met migratiedruk worden geconfronteerd. Deze benadering voorziet ook in de opneming van solidariteitsmaatregelen die worden toegepast op aankomsten na opsporings- en reddingsoperaties, teneinde steun te verlenen aan lidstaten die het hoofd moeten bieden aan de problemen die dergelijke aankomsten inhouden.

Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen is actie op EU-niveau vereist, aangezien zij van nature grensoverschrijdend zijn. Het is duidelijk dat een gemeenschappelijk probleem een gemeenschappelijke EU-aanpak vereist en dat maatregelen van individuele lidstaten daarvoor niet volstaan.

2.5.Evenredigheid

Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om haar doelstellingen te verwezenlijken.

Wat de alomvattende aanpak op basis van een gemeenschappelijk kader betreft, worden in deze verordening de kernbeginselen van een dergelijke aanpak geschraagd door een toezicht- en governancestructuur die nodig is om de uitvoering ervan te waarborgen. Vanwege de beginselen van geïntegreerde beleidsvorming en de beginselen inzake solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid hebben de lidstaten er gezamenlijk belang bij om te zorgen voor de coherente uitvoering van migratiebeheer op EU-niveau. Deze bepalingen gaan niet verder dan wat nodig is voor de verwezenlijking van het doel de situatie doeltreffend aan te pakken.

Wat de stroomlijning betreft van de regels om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, zijn de voorgestelde wijzigingen beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om het systeem doeltreffend te laten werken, zowel wat betreft de snellere toegang van verzoekers tot de procedure voor het verlenen van internationale bescherming als de capaciteit van de overheidsinstanties van de lidstaten om het systeem toe te passen.

Wat de invoering van een nieuw solidariteitsmechanisme betreft, voorziet Verordening (EU) nr. 604/2013 in haar huidige vorm niet in instrumenten om situaties aan te pakken waarin lidstaten met migratiedruk worden geconfronteerd. Bovendien biedt de huidige verordening geen oplossingen voor de specifieke situatie van aankomsten na opsporings- en reddingsoperaties. Met de bepalingen inzake solidariteit waarin het voorstel voorziet, wordt getracht om deze tekortkoming te verhelpen. Deze bepalingen gaan niet verder dan wat nodig is voor de verwezenlijking van het doel de situatie doeltreffend aan te pakken.

2.6.Keuze van het instrument

Aangezien het bestaande Dublinmechanisme werd ingesteld door middel van een verordening, wordt hetzelfde rechtsinstrument gebruikt om een alomvattende aanpak in te voeren op basis van een gemeenschappelijk kader voor doeltreffend migratiebeheer, waarbij het Dublinmechanisme wordt gestroomlijnd en aangevuld met een solidariteitsmechanisme.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Verzameling van kennis over de uitvoering en toepassing van de bestaande wetgeving

3.1.Empirisch onderbouwde beleidsvorming

De Commissie heeft de situatie geanalyseerd en de resultaten daarvan zijn uitvoerig opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het nieuwe migratie- en asielpact en de bijbehorende wetgevings- en niet-wetgevingsvoorstellen. In deze analyse komen de ontwikkelingen op het gebied van migratiebeheer over het voetlicht en wordt onderstreept dat de herstart van de hervorming van het systeem om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming en een nieuwe manier van lastenverdeling, essentiële elementen zijn voor een nieuwe start.

Uit de analyse blijkt dat hoewel het aantal irreguliere aankomsten in de Unie sinds het hoogtepunt van de crisis in 2015 met 92 % drastisch is gedaald, er nog steeds een aantal structurele problemen is dat de asiel-, opvang- en terugkeerstelsels van de lidstaten onder druk zet. Zo zijn er verhoudingsgewijs steeds meer personen die om internationale bescherming verzoeken zonder gefundeerde aanspraken, die waarschijnlijk geen bescherming in de EU zullen krijgen, wat leidt tot toenemende administratieve lasten en vertragingen bij het verlenen van bescherming aan personen die daar werkelijk behoefte aan hebben. Ook blijven zich secundaire verplaatsingen van migranten binnen de EU voordoen. Daarnaast maakt de COVID-19-crisis het de autoriteiten van de lidstaten moeilijk om de veiligheid van verzoekers en van het eigen personeel te verzekeren.

Terwijl het aantal irreguliere aankomsten na verloop van tijd is afgenomen, is het percentage migranten dat aankomt uit landen met erkenningspercentages van minder dan 20 %, gestegen van 13 % in 2015 tot 55 % in 2018. Tegelijkertijd zijn er meer complexe zaken, waarvan de verwerking meer middelen vereist. Waar in 2015-2016 veel onderdanen van derde landen met een duidelijke behoefte aan internationale bescherming aankwamen, is er nu meer sprake van gemengde aankomsten van personen van nationaliteiten met meer uiteenlopende erkenningspercentages. Ondanks de daling van het aantal irreguliere aankomsten in de hele EU, worden bovendien steeds meer verzoeken om internationale bescherming ingediend, tot vier keer meer dan het aantal aankomsten. Deze trend wijst in de richting van verzoeken die niet worden ingediend in de eerste lidstaat van aankomst en van meervoudige verzoeken om internationale bescherming in de EU, en maakt duidelijk dat het huidige Dublinsysteem moet worden hervormd. Ten slotte duren de problemen op het gebied van ontscheping na opsporings- en reddingsoperaties voort. In 2019 hield de helft van alle irreguliere aankomsten over zee verband met ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties, waardoor bepaalde lidstaten alleen vanwege hun geografische ligging onder grote druk komen te staan.

Uit de analyse blijkt verder dat onderdanen van derde landen wier verzoek om internationale bescherming wordt afgewezen, de terugkeerprocedure moeten gaan volgen. Jaarlijks gaat het daarbij om ongeveer 370 000 personen in de EU 21 . Volgens de statistieken waarover de Commissie beschikt, gaat het hierbij om ongeveer 80 % van het totale aantal terugkeerbesluiten dat jaarlijks wordt uitgevaardigd 22 . Het toenemend percentage personen dat om internationale bescherming verzoekt, maar die bescherming in de EU waarschijnlijk niet zal ontvangen, leidt tot een grotere last, niet alleen vanwege de verwerking van de verzoeken, maar ook vanwege de terugkeer van irreguliere migranten die nooit om internationale bescherming hebben verzocht of wier verzoek, onder meer als kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk, is afgewezen. En dat is natuurlijk van invloed op de snelheid waarmee aan personen die daadwerkelijk internationale bescherming nodig hebben, deze status wordt toegekend.

Uit de analyse blijkt dat er belangrijke structurele zwakheden en tekortkomingen zijn in de opzet en uitvoering van het Europees asiel- en migratiebeleid. De asiel- en terugkeerstelsels van de lidstaten zijn grotendeels nog steeds niet geharmoniseerd. Daardoor zijn er verschillen in de beschermingsnormen en inefficiënties in de procedures en worden niet-toegestane verplaatsingen in heel Europa aangemoedigd van migranten die op zoek zijn naar betere opvangvoorzieningen en vooruitzichten voor hun verblijf, met ongewenste gevolgen voor het Schengengebied. Migratiebeheer kan worden bezien vanuit het perspectief van verschillende beleidsterreinen, elk met zijn eigen focus en actoren. Elk beleidsterrein richt zich op de aanpak van afzonderlijke problemen, zonder dat daarbij in aanmerking wordt genomen wat de invloed daarvan op het algemene kader voor migratiebeheer is en hoe die aanpak past in het alomvattende kader dat nodig is om de voordelen van een goed beheerd systeem te kunnen genieten. In zijn algemeenheid wordt in de evidence paper vastgesteld dat er een gebrek is aan geïntegreerde beleidsvorming die de verschillende beleidsterreinen in een samenhangend geheel samenbrengt.

In de evidence paper wordt voorts benadrukt dat het ontbreken van een duurzaam systeem dat voor alle lidstaten werkt, gevolgen heeft voor de mogelijkheid om onmiddellijk en daadwerkelijk op externe factoren te reageren. Noch het huidige Dublinsysteem noch het CEAS in het algemeen kent immers een gestructureerd solidariteitsmechanisme, hoewel de druk op de afzonderlijke lidstaten sterk kan variëren en plotseling en op onvoorspelbare wijze kan verschuiven.

Voorts vermindert het ontbreken van een coherente EU-aanpak van het verband tussen de beëindiging van legaal verblijf als gevolg van een negatief asielbesluit en het aanvangen van terugkeerprocedures, met inbegrip van het verzoek aan derde landen om overname, de doeltreffendheid van het gehele systeem voor migratiebeheer. Bovendien zijn er onvoldoende of alleen onbetrouwbare gegevens of worden de gegevensbronnen niet efficiënt genoeg benut om een volledig beeld te krijgen. De in januari 2020 door de lidstaten verstrekte kwantitatieve gegevens over de intensiteit van de niet-toegestane verplaatsingen in hun land waren schaars; in de bijdragen van negentien lidstaten werd in plaats daarvan gewezen op het aantal ontvangen verzoeken om internationale bescherming en in sommige gevallen op het aantal inkomende/uitgaande verzoeken om Dublinoverdrachten.

Deze uitdagingen kunnen alleen worden aangegaan wanneer het Europees asiel- en migratiesysteem efficiënter, omvattender en duurzamer wordt gemaakt door het migratiebeheer van de EU te beschouwen als een geheel van onderling verbonden beleidsmaatregelen, gebaseerd op geïntegreerde beleidsvorming en regels, waarbij de doeltreffendheid en tekortkomingen van elk afzonderlijk onderdeel het systeem in zijn geheel beïnvloeden.

Bovendien laat de analyse zien dat er behoefte is aan een ruimere opvatting van solidariteit. Dit solidariteitsconcept moet een verplicht karakter hebben zodat voorspelbaar en doeltreffend kan worden gereageerd op de veranderende omstandigheden waarbij het aandeel van gemengde migratiestromen naar de Unie toeneemt, en om te zorgen voor een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid in overeenstemming met het Verdrag. Steun van de ene lidstaat aan de andere is niet alleen nodig in de vorm van herplaatsing van verzoekers die niet de grensprocedure doorlopen, maar ook in bepaalde gevallen bij andere groepen, zoals verzoekers die de grensprocedure doorlopen en ook personen die internationale bescherming genieten. Daarnaast moeten de lidstaten van solidariteit op het gebied van terugkeer gebruik kunnen maken teneinde beter in staat te zijn het toenemende aandeel van gemengde migratiestromen te beheren. De gegevens lijken er verder op te wijzen dat solidariteit tussen lidstaten in de vorm van bijdragen aan capaciteitsopbouw en op andere gebieden waar steun wordt geboden, lidstaten die te maken hebben met migratiedruk, doeltreffend heeft geholpen. Uit de lessen die zijn getrokken uit eerdere en vigerende solidariteitsregelingen komt duidelijk naar voren dat er ook permanent sprake van solidariteit moet zijn in het kader van ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties. In de evidence paper wordt ook benadrukt dat migratiedruk het gevolg is van verschillende factoren en moet worden beoordeeld aan de hand van een aantal criteria die verder reiken dan alleen het gebied van asiel en zich uitstrekken tot de migratiesituatie van de lidstaten en die van de EU als geheel (holistische kwalitatieve beoordeling).

Daarnaast is in bepaalde gevallen ook de ondersteuning van de goede werking van de asiel-, opvang- en terugkeersystemen en het grensbeheer doeltreffend gebleken. De wederzijdse steun tussen de lidstaten en steun op EU-niveau voor de verbetering en versterking van de betrekkingen met bepaalde derde landen, met name op het gebied van overname, zouden in bepaalde gevallen een aantal lidstaten ook daadwerkelijk kunnen helpen.

Ten slotte wordt in de evidence paper gewezen op de noodzaak van vereenvoudigde en efficiëntere regels voor de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. De problemen in verband met de regels van het huidige Dublinsysteem inzake verantwoordelijkheid worden in het nieuwe voorstel met een aantal maatregelen aangepakt. Sommige daarvan zijn al in 2016 voorgesteld, en sommige zijn gebaseerd op de huidige Dublinregels.

De verantwoordelijkheden van de lidstaten op het gebied van migratie moeten gelet op het bredere kader voor migratiebeheer ook worden aangepast om recht te doen aan de nieuwe situatie en eerlijk worden verdeeld. Gemeenschappelijke regels voor de aanpak van gemengde migratiestromen, hetzij bij aankomst hetzij wanneer onderdanen van derde landen die controles aan de buitengrenzen hebben ontlopen, in het binnenland worden aangehouden, zijn nodig om de identiteit van de betrokken personen vast te stellen en om gezondheids- en veiligheidscontroles uit te voeren, en moeten voortbouwen op de praktijken die reeds in het kader van de hotspotbenadering zijn ontwikkeld. Door de EU-agentschappen en door middel van EU-financiering moet verdere en uitgebreide steun worden verleend, om de lidstaten te helpen de solidariteitsbijdragen te leveren waartoe zij zijn gehouden en hun verschillende verantwoordelijkheden voor migratiestromen te beheren.

3.2.Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Naar aanleiding van haar toezegging in de Europese migratieagenda heeft de Commissie in 2016 opdracht gegeven voor externe studies inzake de evaluatie van het Dublin-systeem 23 . Bij de evaluatie werd gekeken naar de effectiviteit, efficiëntie, relevantie, coherentie en toegevoegde waarde voor de EU van de Dublin III-verordening. Er werd onderzocht in hoeverre de verordening haar doelstellingen heeft bereikt en heeft voorzien in de bredere beleidsbehoeften van de EU en de behoeften van de doelgroepen 24 . De evaluatie omvatte een diepgaande studie naar de praktische uitvoering van de Dublin III-verordening in de lidstaten 25 . De belangrijkste bevindingen worden hieronder samengevat en nader toegelicht in het werkdocument van de diensten van de Commissie dat het nieuwe pact en de daarin vervatte voorstellen vergezelt. Daarnaast heeft het Europees Parlement de Europese Raad voor vluchtelingen en ballingen (ECRE) in februari 2020 verzocht om een studie uit te voeren naar de Dublinverordening inzake verzoeken om internationale bescherming 26 .

De relevantie van de Dublin III-verordening 

Het systeem om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, is een hoeksteen van het EU-acquis inzake asiel en de doelstellingen ervan blijven van kracht. Een EU-instrument voor de vaststelling van criteria en een mechanisme om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, zijn van essentieel belang zolang er in de Unie afzonderlijke nationale asielstelsels bestaan. Bij ontstentenis daarvan zouden de lidstaten aangewezen zijn op ad-hoc-overeenkomsten, zoals in het pre-Dublintijdperk, wat het uiterst moeilijk zou maken om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is. De conclusie van de evaluatie luidde dat geen enkel nationaal of bilateraal instrument hetzelfde algemene effect zou kunnen hebben, wat ertoe zou kunnen leiden dat verzoeken om internationale bescherming waarbij niet duidelijk is binnen welke nationale jurisdictie zij vallen, niet worden behandeld. Er was sprake van uiteenlopende standpunten over de werkelijke gevolgen van de verordening, die zou moeten zorgen voor een snelle toegang tot de asielprocedures voor de verzoeker en zou moeten leiden tot een langetermijnstrategie om meervoudige verzoeken te ontmoedigen. Dit zou voorts het asielstelsel efficiënter maken door het voorkomen van misbruik en zou de totale kosten beperken.

De recente studie van het Europees Parlement bevestigt ook de noodzaak van een systeem waarbij één lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming op basis van gemeenschappelijke criteria en daarmee verband houdende bewijsvereisten, ondanks de huidige zwakte ervan.

Uitvoering van de verordening 

Het belangrijkste probleem waarop in de externe studie in opdracht van de Commissie werd gewezen, was het gebrek aan consistente en correcte uitvoering door de lidstaten, hetgeen ook door de lidstaten en belanghebbenden werd bevestigd in de raadplegingen die na de aanneming van het voorstel door de Commissie in 2016 zijn gehouden. Voorts werd geconcludeerd dat de Dublin III-verordening een aantal tekortkomingen vertoonde waardoor het moeilijker werd gemaakt om haar voornaamste doelstellingen te bereiken. De rangorde van de criteria waarin de Dublin III-verordening voorziet, houdt geen rekening met de realiteit waarmee de migratiesystemen van de lidstaten worden geconfronteerd en zij is ook niet gericht op een evenwichtige verdeling van de inspanningen. De methode om de verantwoordelijkheid te bepalen vertraagt de toegang tot de asielprocedure. In het huidige systeem moeten verzoekers mogelijk tot 10 maanden (in het geval van terugnameverzoeken) of 11 maanden (in het geval van overnameverzoeken) wachten voordat de procedure voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming wordt gestart. Dit belemmert het doel van het systeem ervoor te zorgen dat een verzoeker snelle toegang tot de asielprocedure krijgt. Bovendien blijven meervoudige verzoeken om internationale bescherming een vaak voorkomend probleem in de EU. In 2019 had 32% van de verzoekers voordien al verzoeken ingediend in andere lidstaten. Dit lijkt erop te wijzen dat de verordening weinig of niet heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstelling te voorkomen dat verzoekers meerdere verzoeken indienen - en zo niet-toegestane verplaatsingen te verminderen.

Het is ook duidelijk dat de Dublin III-verordening niet bedoeld was om het hoofd te bieden aan situaties van migratiedruk of om te zorgen voor een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten. Evenmin wordt in die verordening rekening gehouden met het migratiebeheer van gemengde migratiestromen en de druk die deze stromen op de migratiesystemen van de lidstaten uitoefenen.

3.3.Raadpleging van belanghebbenden

Dat migratie in de afgelopen jaren een politiek thema was en er onderhandelingen plaatsvonden over de voorstellen van 2016, betekent dat er al een uitgebreid en gedetailleerd debat is gevoerd over de kwesties die onder deze verordening vallen. Bovendien heeft de Commissie meermaals overleg met het Europees Parlement, de lidstaten en de belanghebbenden gepleegd over het nieuwe migratie- en asielpact.

Bijzondere aandacht ging daarbij uit naar samenwerking met het Europees Parlement, dat herhaaldelijk het belang van een holistische benadering van een duurzaam asiel- en migratiebeleid heeft benadrukt. De noodzaak van een holistische aanpak van migratie werd ook onderschreven in de standpuntnota’s van verschillende fracties in het Europees Parlement en er werd een algemene oproep gedaan om de voorstellen inzake migratie en asiel snel af te ronden. Het Europees Parlement stelde zich op het standpunt dat bij een holistische aanpak van migratie rekening moet worden gehouden met de externe dimensie van de EU en het vermogen om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken, dat daarbij nieuwe partnerschappen met derde landen en een stabiel opsporings- en reddingsmechanisme moeten worden ontwikkeld, en hervestiging, legale trajecten en integratiemaatregelen moeten worden ondersteund.

Het Europees Parlement drong ook aan op een systeem van verplichte solidariteit waarvan herplaatsing deel uitmaakt, en wees op de noodzaak van langetermijnoplossingen en sterke solidariteit op het gebied van asielmaatregelen. Dat kwam ook naar voren in de context van de coronapandemie, om humanitaire crises te voorkomen.

Voorafgaand aan de lancering van het nieuwe migratie- en asielpact heeft de Commissie voortdurend overleg gepleegd met alle lidstaten en ook daarna tijdens de voorbereiding van het pact. De lidstaten waren het eens over de noodzaak van vooruitgang bij het oplossen van de problemen in het huidige systeem, van een nieuw systeem voor een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid met verplichte bijdragen van alle lidstaten, en van sterke grensbescherming, en over het belang van de externe dimensie van migratie en betere terugkeer. Het voornemen van de Commissie om nieuwe vormen van solidariteit te vinden, bijvoorbeeld door middel van terugkeersponsoring, werd in de raadplegingsfase over het algemeen positief onthaald.

Parallel met dat overleg hebben het Roemeense, het Finse, het Kroatische en het Duitse voorzitterschap zowel strategische als technische gedachtewisselingen gehouden over de toekomst van diverse aspecten van het migratiebeleid, waarin deze punten verder werden benadrukt.

In het kader van verschillende tijdens het Finse voorzitterschap georganiseerde fora van de Raad, waaronder de conferentie van Tampere 2.0 van 24 en 25 oktober 2019 in Helsinki en het Forum van Salzburg van 6 en 7 november 2019 in Wenen, toonden de lidstaten zich ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie om de Dublinhervorming nieuw leven in te blazen teneinde nieuwe vormen van solidariteit te vinden waaraan alle lidstaten betekenisvol kunnen bijdragen. De lidstaten benadrukten dat solidariteitsmaatregelen gepaard moeten gaan met maatregelen op het gebied van verantwoordelijkheid. Voorts onderstreepten zij de dringende noodzaak om niet-toegestane verplaatsingen binnen de EU tegen te gaan en de terugkeer van personen die geen internationale bescherming nodig hebben, af te dwingen.

De Commissie heeft ook rekening gehouden met talrijke aanbevelingen die nationale en lokale autoriteiten 27 , niet-gouvernementele en internationale organisaties zoals de UNHCR 28 en de IOM 29 , denktanks en de academische wereld hebben gedaan met betrekking tot een nieuwe start en de aanpak van de huidige migratieproblemen met inachtneming van de mensenrechtennormen. Zij zijn van mening dat bij een nieuwe start van de hervorming een aantal regels voor het bepalen van de verantwoordelijkheid moet worden herzien en dat er een mechanisme voor verplichte solidariteit moet komen, ook voor personen die na een opsporings- en reddingsoperatie ontschepen. Niet-gouvernementele organisaties pleiten ook voor een gemeenschappelijke interpretatie van het begrip verantwoordelijkheid door de lidstaten en dringen erop aan dat in de herziene Dublinregels een meer permanent herplaatsingsmechanisme wordt opgenomen 30 .

De Commissie heeft ook rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbenden over de noodzaak om tot een alomvattende benadering van migratiebeheer te komen door middel van een holistische aanpak van migratie en asiel. De geraadpleegde belanghebbenden hebben hun standpunten kenbaar gemaakt over de manier waarop een nieuw beginsel van solidariteit en van billijke verdeling van de verantwoordelijkheid vorm kan krijgen, en toonden zich over het algemeen ingenomen met het voornemen van de Commissie om de hervorming van de Dublin-verordening nieuw leven in te blazen om nieuwe vormen van solidariteit te vinden.

Commissaris Johansson heeft ook herhaaldelijk gerichte raadplegingen gehouden met maatschappelijke organisaties, relevante lokale niet-gouvernementele organisaties in de lidstaten, en sociale en economische partners. In het kader van dit raadplegingsproces werden specifieke aanbevelingen gedaan met betrekking tot een gemeenschappelijke aanpak inzake kindspecifieke normen in overeenstemming met de mededeling van 2017 over migrerende kinderen 31 en de noodzaak om een eerlijk systeem op te zetten dat de bescherming van de grondrechten waarborgt.

De Commissie heeft ook rekening gehouden met de bijdragen en studies die het Europees migratienetwerk 32 op eigen initiatief heeft opgesteld en die de afgelopen jaren verschillende gespecialiseerde studies en ad-hocverzoeken hebben opgeleverd.

3.4.Grondrechten

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de grondrechten en de algemene beginselen van het Unierecht en het internationale recht.

Met name kunnen asielzoekers dankzij betere informatieverschaffing over de toepassing van deze verordening en over hun rechten en plichten in dat verband beter hun rechten verdedigen, terwijl daarmee ook de omvang het aantal niet-toegestane verplaatsingen wordt teruggebracht omdat asielzoekers meer geneigd zullen zijn zich aan het systeem te houden. Het recht op voorzieningen in rechte zal meer substantie krijgen, doordat de beroepsmogelijkheden scherper worden afgebakend en rechterlijke instanties ernaar moeten streven om binnen een geharmoniseerde termijn beslissingen te geven. Over een verzoek om opschortende werking moet binnen een geharmoniseerde termijn worden beslist.

Het recht op vrijheid en bewegingsvrijheid zal worden versterkt door de verkorting van de periode dat iemand in bewaring mag worden gehouden in een door de verordening vastgesteld uitzonderlijk geval en alleen indien een en ander in overeenstemming is met het noodzakelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel.

De eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven zal worden versterkt, met name door het toepassingsbereik van de verordening te verruimen tot broer(s)/zus(sen) en gezinnen die in landen van doorreis zijn ontstaan.

Ook de rechten van niet-begeleide minderjarigen worden versterkt dankzij een scherper afgelijnde definitie van de uitvoering van het beginsel van het belang van het kind en door een mechanisme uit te werken om in alle omstandigheden waarin er sprake is van een overdracht van een minderjarige, het belang van het kind te bepalen. De termijn voor het verzenden van een overnameverzoek is ook aangepast om rekening te houden met de complexiteit van zaken betreffende opsporing en hereniging van gezinnen. De bewijsregels werden gestroomlijnd om te zorgen voor een snelle vaststelling van de verantwoordelijkheid en om het recht op eenheid van het gezin verder te versterken. Ook zal de herplaatsing van niet-begeleide minderjarigen altijd voorrang moeten krijgen en de lidstaten zullen in dat opzicht een grotere financiële stimulans krijgen in de vorm van een bijdrage.

Om niet-toegestane verplaatsingen te voorkomen, beperkt het voorstel het recht op materiële opvangvoorzieningen in de lidstaat waar de verzoeker aanwezig moet zijn, met uitzondering van de verplichting voor alle lidstaten om een levensstandaard te waarborgen overeenkomstig het Unierecht, met inbegrip van het EU-Handvest, en internationale verplichtingen.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De totale financiële middelen die nodig zijn om de tenuitvoerlegging van dit voorstel te ondersteunen, worden voor de periode 2021-2027 op 1 113,5 miljoen EUR geraamd. Hiermee zouden de operationele kosten worden gedekt, met inbegrip van de kosten in de vorm van vaste bedragen voor de overdrachten in het kader van deze voorgestelde verordening en voor overdrachten in verband met herplaatsing in het kader van de solidariteitsbepalingen, met betrekking tot de herplaatsing van personen die om internationale bescherming verzoeken, personen die internationale bescherming genieten en illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Er wordt in grotere financiële stimulansen voorzien voor de herplaatsing van niet-begeleide minderjarigen.

De financiële behoeften zijn verenigbaar met het huidig meerjarig financieel kader, en brengen ook een beroep met zich mee op speciale instrumenten als omschreven in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 33 .

5.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader vastgesteld dat beoogt te erkennen dat de problemen van irreguliere aankomsten van migranten in de Unie geen zaak van de afzonderlijke lidstaten alleen, maar van de EU als geheel zijn. De verordening draagt bij tot de alomvattende aanpak door geïntegreerde beleidsvorming te bevorderen binnen het toepassingsgebied ervan.

Het voorstel behoudt de koppeling tussen de verantwoordelijkheid op asielgebied en de inachtneming door de lidstaten van hun verplichtingen om de buitengrens te beschermen, rekening houdend met de internationale verplichtingen om opsporings- en reddingsoperaties te verrichten, behoudens uitzonderingen om de eenheid van het gezin en het belang van het kind te beschermen. De bestaande criteria voor het vaststellen van verantwoordelijkheid blijven in wezen behouden, maar gerichte aanpassingen worden voorgesteld, met name om de eenheid van het gezin te versterken door de definitie van gezinslid uit te breiden, de verantwoordelijkheid van een lidstaat na opsporings- en reddingsoperaties te verduidelijken en een nieuw criterium in te voeren met betrekking tot het bezit van onderwijsdiploma’s.

De belangrijkste wijzigingen zijn bedoeld om de doelmatigheid van het systeem te verbeteren, met name door te zorgen voor een grotere verantwoordelijkheid van een bepaalde lidstaat voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, zodra die verantwoordelijkheid is vastgesteld. Daartegenover staat dat de wijzigingen dienen om niet-toegestane verplaatsingen te beperken, met name door bepaalde regels inzake de beëindiging van de verantwoordelijkheid of het verschuiven van de verantwoordelijkheid tussen lidstaten te schrappen.

Het systeem wordt aangevuld met een nieuwe benadering ten aanzien van solidariteit, op basis van een kader dat een realtime-beoordeling van de situatie in de lidstaten en de EU mogelijk maakt. Daarnaast worden er procedureregels vastgesteld om herplaatsing en terugkeersponsoring te faciliteren als middel van solidariteit.

5.1.Vaststelling van een gemeenschappelijk kader op basis van de alomvattende aanpak van migratiebeheer

Met het oog op de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk kader bevat het voorstel een aantal beginselen die als leidraad moeten dienen voor de uitvoering van het migratiebeheer, waaronder de noodzaak van geïntegreerde beleidsvorming en het waarborgen van de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid. Er wordt een governancestructuur opgezet, waarbij de lidstaten beschikken over nationale strategieën voor de uitvoering van dit kader, onder meer wat betreft noodplannen om de toename van migratiedruk te voorkomen, en toezicht op de grondrechten. 

Deze strategieën zullen bijdragen tot een nieuwe Europese strategie voor de uitvoering van de verschillende elementen van de alomvattende aanpak en zullen de strategische aanpak van migratiebeheer op het niveau van de Unie beschrijven, zodat met het oog op de toekomst kan worden gekeken naar de risico’s en kansen die het migratiebeheer biedt en hoe deze het best kunnen worden benaderd. De Commissie zal jaarlijks een verslag over migratiebeheer publiceren dat een kortetermijnprognose van de ontwikkeling van de migratiesituatie zal bevatten en het mogelijk zal maken tijdig te reageren op veranderende trends op het gebied van migratie en op de resultaten van het monitoringkader. Dit kader zal worden aangevuld met een systeem van regelmatige monitoring van de migratiesituatie door middel van situatieverslaglegging door de Commissie. Deze werkzaamheden zullen worden ondersteund door de activiteiten in het kader van de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer, met name de monitoring- en rapporteringsactiviteiten waarin die voorziet.

5.2.Solidariteitsmechanisme

·Solidariteitsmaatregelen die in situaties van migratiedruk verplicht zijn voor de lidstaten

Er wordt een nieuw mechanisme ingevoerd dat voor solidariteit kan zorgen en zo de migratiedruk kan aanpakken. Het solidariteitsmechanisme is flexibel opgezet, zodat het kan worden toegepast op situaties met verschillende migratiestromen en realiteiten. De solidariteitsbijdragen die de lidstaten zullen moeten leveren, zullen bestaan in herplaatsing of terugkeersponsoring, en het is ook mogelijk om bij te dragen aan maatregelen ter versterking van de capaciteit van de lidstaten op het gebied van asiel, opvang en terugkeer en de externe dimensie. De lidstaten zullen verplicht zijn bij te dragen via een aandeel dat wordt berekend aan de hand van een verdeelsleutel op basis van 50 % van het bbp en 50 % van de bevolking. Het aandeel van de begunstigde lidstaat wordt in de verdeelsleutel opgenomen om ervoor te zorgen dat alle lidstaten uitvoering geven aan het beginsel van billijke verdeling van de verantwoordelijkheid.

Herplaatsing

Voorgesteld wordt om internationale bescherming verzoekende personen die niet aan de grensprocedure van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening] zijn onderworpen, voor herplaatsing in aanmerking te laten komen. Elke betekenisvolle band tussen de te herplaatsen persoon en de herplaatsende lidstaat wordt meegenomen als procedureel element. In geval van migratiedruk zullen ook personen die internationale bescherming genieten, voor herplaatsing in aanmerking komen, tot maximaal drie jaar vanaf de datum waarop hun internationale bescherming is verleend.

Terugkeersponsoring

De voorgestelde verordening voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om ervoor te kiezen hun solidariteitsbijdrage in de vorm van terugkeersponsoring te verstrekken. In het kader van terugkeersponsoring verbindt een lidstaat zich ertoe een lidstaat die onder migratiedruk staat, te ondersteunen door, in nauwe samenwerking, de nodige activiteiten uit te voeren om individueel geïdentificeerde illegaal verblijvende onderdanen van derde landen terug te sturen vanaf het grondgebied van een lidstaat die begunstigde is van een verplichte solidariteitsmaatregel. Daartoe zou de sponsorende lidstaat bijvoorbeeld begeleiding bij terugkeer en re-integratie kunnen bieden aan illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, bijstand kunnen verlenen bij de vrijwillige terugkeer en re-integratie van irreguliere migranten met behulp van hun programma en middelen, leiding of steun kunnen geven aan de beleidsdialoog met derde landen om de overname te faciliteren van irreguliere migranten die zich in de begunstigde lidstaat bevinden, en kunnen zorgen voor de afgifte van een geldig reisdocument. Indien deze inspanningen echter na 8 maanden zonder resultaat blijken te zijn, zou de sponsorende lidstaat de betrokken personen overdragen en zich blijven inspannen om hen terug te sturen overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG inzake terugkeer 34 .

De activiteiten die onder terugkeersponsoring vallen, vormen een aanvulling op die welke door het Europees Grens- en kustwachtagentschap worden uitgevoerd en omvatten met name activiteiten die het agentschap op grond van zijn mandaat niet kan uitvoeren (bv. het bieden van diplomatieke steun aan de begunstigde lidstaat in de betrekkingen met derde landen). Wanneer de lidstaten aangeven dat zij zullen bijdragen in de vorm van terugkeersponsoring, dienen zij de nationaliteiten van de derde landen aan te geven waarvoor zij bereid zijn de terugkeer te steunen: dit moet ervoor zorgen dat sponsoring wordt gebruikt voor de terugkeer van onderdanen van derde landen voor wie de betrokken lidstaten een toegevoegde waarde kunnen bieden.

·Solidariteitsmaatregelen naar aanleiding van ontscheping na opsporings- en reddingsoperaties

Het jaarlijkse verslag over migratiebeheer zal voor alle routes de kortetermijnprognoses bevatten inzake ontschepingen naar aanleiding van dergelijke operaties en de solidariteitsrespons die nodig zou zijn om te helpen voorzien in de behoeften van de lidstaten van ontscheping zowel wat betreft de herplaatsing van verzoekers die niet aan de grensprocedure deelnemen als wat betreft de capaciteitsbehoeften van de betrokken lidstaten. In het verslag zal ook worden vermeld welk aandeel elke lidstaat heeft in de vereiste solidariteitsmaatregelen en hoeveel onderdanen van derde landen in totaal onder de solidariteitsmaatregelen vallen. De andere lidstaten geven vervolgens aan welk soort solidariteitsmaatregel zij voornemens zijn te nemen, hetzij door herplaatsing van verzoekers, hetzij door maatregelen op het gebied van capaciteitsopbouw of de externe dimensie.

Wanneer de bijdragen van de lidstaten toereikend zijn, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij een solidariteitspool wordt opgezet om steun te verlenen voor de problemen waarmee de lidstaat van ontscheping wordt geconfronteerd.

Wanneer de door de lidstaten aangegeven bijdragen niet toereikend zijn om te voorzien in de in het verslag over migratiebeheer vastgestelde behoeften, zal de Commissie in een uitvoeringshandeling het aandeel van elke lidstaat vaststellen volgens de verdeelsleutel voor herplaatsing. Wanneer lidstaten hebben aangegeven voornemens te zijn maatregelen te nemen op het gebied van capaciteit of de externe dimensie, stelt de Commissie de maatregelen vast in de uitvoeringshandeling. Wanneer de door de lidstaten aangegeven maatregelen op het gebied van capaciteit of de externe dimensie echter meer bedragen dan 30 % van het aantal personen dat moet worden herplaatst, zal de Commissie ervoor zorgen dat de lidstaten met de helft van hun aandeel aan herplaatsing moeten bijdragen. In dergelijke gevallen kunnen de lidstaten er ook voor kiezen bij te dragen door middel van terugkeersponsoring.

Het hele jaar door zal de Commissie, naarmate ontschepingen plaatsvinden, de pool gebruiken en lijsten opstellen om de te herplaatsen personen van elke ontscheping of groep van ontschepingen onder de bijdragende lidstaten te verdelen. Wanneer de solidariteitspools ontoereikend dreigen te zijn als gevolg van een toenemend aantal ontschepingen, zal de Commissie de uitvoeringshandeling wijzigen om extra geplande maatregelen voor herplaatsing vast te stellen voor de specifieke begunstigde lidstaat of lidstaten, waarvan de omvang beperkt moet blijven tot 50 % van die van de in de uitvoeringshandeling vastgestelde maatregelen. Wanneer een lidstaat van ontscheping het risico loopt onder migratiedruk te komen, kan zijn solidariteitspool bovendien worden gebruikt om personen snel te verplaatsen totdat de voor situaties van migratiedruk bestemde uitvoeringshandeling is vastgesteld. De pools van andere lidstaten van ontscheping kunnen ook voor dit doel worden gebruikt, zolang als de werking van die pools daardoor niet in gevaar wordt gebracht.

Wanneer uit het verslag over migratiebeheer blijkt dat lidstaten bijzondere problemen ondervinden als gevolg van de aanwezigheid op hun grondgebied van onderdanen van derde landen die om internationale bescherming verzoeken en kwetsbaar zijn, ongeacht hoe zij de buitengrenzen hebben overschreden, kan de solidariteitspool ook worden gebruikt om die personen snel te herplaatsen.

Verplichte solidariteit in situaties van migratiedruk

Beoordeling van de migratiedruk en de solidariteitsrespons

Wanneer een lidstaat de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat hij van mening is dat hij onder migratiedruk staat, waaronder ook begrepen een risico van migratiedruk als gevolg van een groot aantal aankomsten, ook wanneer deze aankomsten voortvloeien uit opsporings- en reddingsoperaties, verricht de Commissie een beoordeling van de situatie, rekening houdend met de specifieke situatie in de lidstaat, op basis van een aantal criteria en de beschikbare informatie, waaronder de informatie die werd verzameld in het kader van de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer. Wanneer uit de beoordeling blijkt dat een lidstaat onder migratiedruk staat, stelt de Commissie de algemene behoeften van de lidstaat vast en geeft zij aan welke maatregelen nodig zijn om de situatie aan te pakken, en leveren alle andere lidstaten een bijdrage door middel van herplaatsingsmaatregelen of terugkeersponsoring of een combinatie van dergelijke maatregelen. Wanneer een lidstaat zelf een begunstigde lidstaat is, is hij niet verplicht om bij te dragen aan de solidariteit. De lidstaten moeten het soort bijdragen dat zij zullen leveren, aangeven in de aan de Commissie te zenden solidariteitsresponsplannen.

Wanneer uit het verslag over de migratiedruk blijkt dat er behoefte is aan andere solidariteitsmaatregelen ter versterking van de capaciteit op het gebied van asiel, opvang of terugkeer of aan maatregelen op het gebied van de externe dimensie om de migratiestromen aan te pakken, kunnen de bijdragende lidstaten bovendien dergelijke maatregelen aangeven in hun solidariteitsresponsplannen in plaats van herplaatsing of terugkeersponsoring. Dergelijke maatregelen kunnen verschillende vormen aannemen, zoals bijstand bij het opzetten van een verbeterde opvangcapaciteit, met inbegrip van infrastructuur, of andere systemen om de opvangvoorzieningen voor asielzoekers te verbeteren. Het kan ook gaan om financiering voor het beheer van de asiel- en migratiesituatie in een specifiek derde land waaruit specifieke migratiestromen naar een lidstaat voortkomen. Op het gebied van terugkeer kunnen de maatregelen bijvoorbeeld betrekking hebben op financiële of andere bijstand die gericht is op infrastructuur en faciliteiten die nodig kunnen zijn om de uitvoering van terugkeeroperaties te verbeteren of op het verstrekken van materiaal of vervoermiddelen voor de uitvoering van operaties. Wanneer de Commissie oordeelt dat deze maatregelen in verhouding staan tot het aandeel van de lidstaat en in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het Fonds voor asiel en migratie, worden deze bijdragen gespecificeerd in de uitvoeringshandeling.

Wanneer de door de lidstaten aangegeven maatregelen op het gebied van capaciteit of de externe dimensie echter meer bedragen dan 30 % van het aantal personen dat moet worden herplaatst of waarvan de terugkeer moet worden gesponsord, zal de Commissie ervoor zorgen dat de lidstaten met de helft van hun aandeel aan deze maatregelen moeten bijdragen.

Een lidstaat kan ook om een vermindering van zijn aandeel verzoeken wanneer hij kan aantonen dat hij in de voorgaande vijf jaar verantwoordelijk is geweest voor meer dan tweemaal het EU-gemiddelde per hoofd van de bevolking van de verzoeken om internationale bescherming. In dat geval kan de lidstaat een vermindering van 10 % van zijn aandeel vragen. De vermindering zal vervolgens evenredig over de andere lidstaten worden verdeeld.

Uitvoeringshandelingen van de Commissie inzake solidariteitsmaatregelen

Binnen twee weken na de indiening van de solidariteitsresponsplannen zal de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen met de solidariteitsmaatregelen die de lidstaten moeten nemen ten behoeve van de lidstaat die onder migratiedruk staat.

In de uitvoeringshandeling wordt het totale aantal te herplaatsen en/of aan terugkeersponsoring te onderwerpen personen vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteit en de behoeften van de begunstigde lidstaat op het gebied van asiel en terugkeer die in de beoordeling zijn vastgesteld, en wordt het aandeel van elke lidstaat gespecificeerd op basis van een verdeelsleutel die is aangepast aan de verzoeken van lidstaten die hebben aangetoond dat zij in aanmerking komen voor een vermindering. In de uitvoeringshandeling worden ook de maatregelen op het gebied van capaciteitsopbouw, operationele ondersteuning of de externe dimensie gespecificeerd die bijdragende lidstaten moeten nemen als alternatief voor herplaatsing of terugkeersponsoring.

De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, waarbij om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie als gevolg van de situatie van migratiedruk in een begunstigde lidstaat, de Commissie bevoegd is onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast te stellen die gedurende ten hoogste een jaar van kracht blijven.

·Algemene bepalingen inzake solidariteit

Solidariteitsforum

In situaties van migratiedruk waarin solidariteitsbijdragen die door de lidstaten in de solidariteitsresponsplannen zijn aangegeven, niet beantwoorden aan de behoeften die in de beoordeling van de migratiedruk zijn vastgesteld, roept de Commissie het solidariteitsforum bijeen, dat de lidstaten de gelegenheid zal bieden om de categorie van hun bijdragen in hun solidariteitsresponsplannen aan te passen.

Wanneer de geplande solidariteitsbijdragen niet volstaan om de efficiënte werking van de solidariteitssteun voor ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties te waarborgen, zal de Commissie het solidariteitsforum bijeenroepen voordat zij de in het betrokken artikel bedoelde aanvullende uitvoeringshandeling vaststelt.

Andere vormen van solidariteit

Een lidstaat kan te allen tijde om vrijwillige solidariteitssteun van andere lidstaten verzoeken. Elke lidstaat kan vrijwillige bijdragen leveren ten behoeve van die lidstaat, onder meer door herplaatsing van om internationale bescherming verzoekende personen die aan de grensprocedure zijn onderworpen overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening] of van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Daarnaast kunnen de lidstaten op vrijwillige basis bijdragen leveren ter versterking van de capaciteit van de lidstaten op het gebied van asiel, opvang, terugkeer en de externe dimensie. De lidstaten die met solidariteitsmaatregelen hebben bijgedragen of voornemens zijn bij te dragen, stellen de Commissie daarvan in kennis door een solidariteitssteunplan in te dienen, dat als bijlage bij dit voorstel gevoegd. Indien dergelijke vrijwillige bijdragen overeenstemmen met de maatregelen die zijn vastgesteld in een uitvoeringshandeling inzake migratiedruk, wordt de omvang van de bijdragen van de lidstaten afgetrokken van het in de uitvoeringshandeling vermelde aandeel.

Herplaatsingsprocedure

De voorgestelde verordening bevat de procedures die moeten worden gevolgd voor en na herplaatsing en de verplichtingen van zowel de begunstigde lidstaat als de lidstaat van herplaatsing. De verplichtingen van de begunstigde lidstaat omvatten bepalingen betreffende de identificatie en registratie van de betrokken personen met het oog op herplaatsing en de verplichting ervoor te zorgen dat de betrokken persoon geen gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde. Wanneer de begunstigde lidstaat concludeert dat de betrokken persoon een dergelijk veiligheidsrisico vormt, wordt die persoon niet herplaatst. Wanneer de te herplaatsen persoon een verzoeker is, moet de begunstigde lidstaat ook in de eerste plaats nagaan of hij zelf niet kan worden aangewezen als verantwoordelijke lidstaat op grond van de criteria in verband met gezinshereniging of verblijf/visum alvorens de herplaatsingsprocedure toe te passen, omdat deze persoon een sterke band met de begunstigde lidstaat zou hebben en niet elders zou mogen worden herplaatst. De verplichtingen van de lidstaat van herplaatsing omvatten de verplichting om een persoon die geen gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde, te herplaatsen en, indien de persoon een verzoeker is, de procedure uit te voeren om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is wanneer dit niet in de begunstigde lidstaat is gebeurd. Wanneer het gaat om een persoon die internationale bescherming geniet, moet de lidstaat van herplaatsing automatisch de door de begunstigde lidstaat toegekende status toekennen, om ervoor te zorgen dat de betrokkene zijn status en overeenkomstige rechten behoudt, ook al wordt hij naar een andere lidstaat herplaatst.

Procedure inzake terugkeersponsoring

Een lidstaat die zich verbindt tot terugkeersponsoring, moet in nauwe coördinatie samenwerken met de begunstigde lidstaat om te bepalen welke specifieke steunmaatregelen nodig zijn voor de terugkeer van individueel geïdentificeerde illegaal verblijvende onderdanen van derde landen vanaf het grondgebied van de begunstigde lidstaat. Op basis van de resultaten van de coördinatie tussen de betrokken lidstaten zou de sponsorende lidstaat de nodige maatregelen nemen om terugkeerprocedures te vergemakkelijken en succesvol af te ronden, bijvoorbeeld door steun te verlenen voor begeleide vrijwillige terugkeer en re-integratie, de beleidsdialoog met specifieke derde landen te leiden of te ondersteunen, te zorgen voor de identificatie en afgifte van geldige reisdocumenten of de praktische regelingen voor terugkeeroperaties zoals chartervluchten of lijnvluchten te organiseren. In dit stadium blijft de begunstigde lidstaat niettemin verantwoordelijk voor de uitvoering van terugkeerprocedures (bv. uitvaardiging van het terugkeerbesluit, beroepsprocedures) ten aanzien van de betrokken personen en moet hij de terugkeerrichtlijn toepassen.

De sponsorende lidstaten zouden de ondersteunende maatregelen uitvoeren gedurende een vooraf bepaalde periode, die is vastgesteld op acht maanden. Deze termijn zou ingaan op de dag waarop de Commissie een uitvoeringshandeling inzake solidariteit in situaties van migratiedruk vaststelt. Wanneer ten aanzien van de gesponsorde onderdanen van derde landen nog geen terugkeerbesluit is uitgevaardigd op het moment dat de uitvoeringshandeling wordt vastgesteld, zou de termijn worden berekend vanaf het moment waarop het terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd of, indien de personen zonder succes asiel hebben aangevraagd en vervolgens terugkeerbesluiten hebben gekregen, vanaf het tijdstip waarop de onderdanen van derde landen niet langer het recht hebben om te blijven en niet mogen blijven.

Wanneer de terugkeer ondanks de gezamenlijke inspanningen van de betrokken lidstaten niet met succes is uitgevoerd, zouden de onderdanen van derde landen na afloop van de periode van acht maanden naar het grondgebied van de sponsorende lidstaat worden overgebracht. Daartoe zou de in de vorige afdeling beschreven procedure van overeenkomstige toepassing zijn.

·Financiële steun

Het voorstel voorziet in financiële stimulansen voor herplaatsing. Per herplaatste persoon wordt een financiële bijdrage van 10 000 EUR verstrekt (ook na terugkeersponsoring indien de terugkeer niet succesvol was). De financiële bijdrage bedraagt 12 000 EUR wanneer de herplaatste persoon een niet-begeleide minderjarige is. Daarnaast zal een financiële bijdrage van 500 EUR worden verstrekt ter dekking van de kosten van de overdracht van personen in verband met herplaatsing en de in deze verordening vastgestelde procedures.

·Wijzigingen van andere wetgevingsinstrumenten

Het voorstel bevat een wijziging van Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie] om de financiële bepalingen in te voeren waarop deze voorgestelde verordening steunt.

Het voorstel bevat ook een wijziging van Richtlijn 2003/109/EG (richtlijn langdurig ingezetenen). Voor personen die bescherming behoeven, zal het vooruitzicht om op kortere termijn de status van langdurig ingezetene te verkrijgen een belangrijke bijdrage leveren aan de volledige en snelle integratie van personen die internationale bescherming genieten in de lidstaat van verblijf. Personen die internationale bescherming genieten, moeten de status van langdurig ingezetene kunnen verkrijgen in de lidstaat die hun internationale bescherming heeft verleend na drie jaar legaal en ononderbroken verblijf in die lidstaat, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat ook de andere voorwaarden om die status te verkrijgen, voor personen die internationale bescherming genieten, dezelfde zijn als voor andere onderdanen van derde landen.

5.3.Stroomlijning van de procedure voor het bepalen van de verantwoordelijkheid en verbetering van de efficiëntie ervan

Om de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming soepel en duurzaam te laten functioneren, de doelstelling te bereiken van snelle toegang tot de procedure voor de behandeling van het verzoek en tot bescherming voor wie die nodig heeft, en niet-toegestane verplaatsingen te ontmoedigen, worden diverse aanpassingen voorgesteld, met name:

·De verplichting van een verzoeker om zijn verzoek in te dienen in de lidstaat van eerste irreguliere binnenkomst of, ingeval van legaal verblijf, in de desbetreffende lidstaat, zoals voorgesteld in 2016. De verzoeker moet dan aanwezig zijn in die lidstaat tijdens de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, en als dat laatste is gebeurd, in de verantwoordelijke lidstaat. Doel is te zorgen voor een ordelijk beheer van stromen, eenvoudiger te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is en zo de betrokkenen sneller toegang te geven tot de procedure voor de toekenning van internationale bescherming, en niet-toegestane verplaatsingen te voorkomen. Met deze wijziging wordt duidelijk gemaakt dat een verzoeker noch mag kiezen in welke lidstaat hij zijn verzoek indient, noch welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling ervan. Bij niet-naleving van deze verplichting zal een verzoeker alleen recht op materiële opvangvoorzieningen hebben in de lidstaat waar hij aanwezig moet zijn.

·Personen aan wie uit hoofde van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het vlak van asiel- en migratie] onmiddellijke bescherming wordt verleend, vallen onder de definitie van verzoeker teneinde ervoor te zorgen dat, hoewel hun verzoeken in behandeling zijn (opgeschort), de lidstaat die de beschermingsstatus heeft verleend, niet ontheven is van zijn verplichting om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek en de in deze verordening vastgestelde criteria en mechanismen in acht te nemen. Wanneer een andere lidstaat als verantwoordelijke lidstaat wordt aangewezen, moet de onmiddellijke bescherming eindigen wanneer de overdracht plaatsvindt. Wanneer de betrokken personen zich naar een andere lidstaat zouden begeven en daar om internationale bescherming zouden verzoeken, zou de verantwoordelijke lidstaat ook verplicht zijn hen terug te nemen overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde procedures.

·Zoals voorgesteld in 2016, voorziet de verordening in een verplichting voor de lidstaten om, alvorens de criteria voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat toe te passen, ervoor te zorgen dat een persoon geen gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde van een lidstaat voordat een overdracht plaatsvindt. Deze verplichting geldt voor eenieder die onderworpen is aan de procedures van de verordening, ook al is de betrokkene niet aan een screening onderworpen of is hij om een andere reden niet aan een veiligheidscontrole onderworpen. Het is aan de eerste lidstaat waar het verzoek is geregistreerd om, alvorens de verantwoordelijkheidscriteria toe te passen, te beoordelen of er redelijke gronden zijn om de verzoeker te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde van een lidstaat. Indien uit de beoordeling blijkt dat de verzoeker een veiligheidsrisico vormt, wordt die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat. Wanneer de betrokkene een veiligheidsrisico vormt nadat de verantwoordelijkheid reeds is vastgesteld, kan de overdracht plaatsvinden, mits de specifieke bepaling met betrekking tot de uitwisseling van veiligheidsgerelateerde informatie wordt nageleefd.

·Het vereiste van samenwerking van verzoekers wordt aangescherpt om ervoor te zorgen dat de autoriteiten over alle informatie beschikken die nodig is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is en of de verzoeker in aanmerking komt voor internationale bescherming, en om te voorkomen dat de regels worden omzeild, met name door onder te duiken. De verordening bevat evenredige verplichtingen voor verzoekers wat betreft het tijdig verschaffen van alle elementen en informatie die relevant zijn om de verantwoordelijke lidstaat te bepalen, alsmede wat betreft de medewerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Ook wordt uitdrukkelijk verklaard dat verzoekers de verplichting hebben aanwezig en beschikbaar te zijn voor de autoriteiten in de betrokken lidstaat en het overdrachtsbesluit na te leven. Niet-inachtneming van de wettelijke verplichtingen die in de verordening zijn vastgesteld, zal evenredige procedurele gevolgen hebben voor de verzoeker, zoals de weigering informatie in aanmerking te nemen die, zonder rechtvaardigingsgrond, te laat werd ingediend.

·De verordening verruimt de aard en de reikwijdte van de aan verzoekers te verstrekken informatie. Het persoonlijke onderhoud dient om de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijker te kunnen bepalen, doordat het alle nodige informatie helpt te verzamelen. Dit mag evenwel niet leiden tot het vertragen van de procedure wanneer de verzoeker is ondergedoken of wanneer al voldoende informatie is verschaft.

·De regel dat de criteria worden bepaald op grond van de situatie op het tijdstip waarop het verzoek voor het eerst in een lidstaat werd geregistreerd, geldt voor alle criteria, met inbegrip van die met betrekking tot gezinsleden en minderjarigen. Dankzij een duidelijke eindtermijn voor het verschaffen van relevante informatie zal het mogelijk zijn snel een onderzoek te voeren en een besluit te nemen.

·De verruiming van de definitie van “gezinslid” waarin het voorstel van 2016 voorzag, wordt in deze verordening op twee manieren gehandhaafd: 1) door de broer/zus of broers/zussen van de verzoeker op te nemen, en 2) door gezinsrelaties op te nemen die tot stand kwamen na het verlaten van het land van herkomst, maar vóór aankomst op het grondgebied van de lidstaat. Broers/zussen zijn een precies omschreven, maar belangrijke categorie waar de mogelijkheid om de gezinsrelaties aan te tonen en na te gaan, betrekkelijk eenvoudig is en het potentieel voor misbruik dus laag is. De uitbreiding tot gezinnen die tijdens de doorreis tot stand kwamen, is een afspiegeling van recente migratiefenomenen zoals een langer verblijf buiten het land van herkomst voordat de EU wordt bereikt, onder meer in vluchtelingenkampen. Deze gerichte uitbreidingen van de definitie van gezin zijn bedoeld om te voorzien in een betekenisvolle band tussen de betrokkene en de verantwoordelijke lidstaat, waarbij ook rekening wordt gehouden met de bredere implicaties voor de betrokken gezinnen; van die uitbreidingen wordt dan ook verwacht dat zij het risico op niet-toegestane verplaatsingen of onderduiken zullen beperken bij personen die onder de uitgebreide regels vallen.

·De regels inzake bewijsmateriaal dat nodig is om de verantwoordelijkheid vast te stellen, worden flexibeler gemaakt, met name om een efficiënte gezinshereniging te bevorderen. De regels verduidelijken dat formele bewijsmiddelen, zoals originele bewijsstukken en DNA-onderzoek, niet nodig zijn in gevallen waarin de indirecte bewijzen samenhangend, verifieerbaar en voldoende gedetailleerd zijn om de verantwoordelijkheid vast te stellen.

·Een aantal wijzigingen wordt voorgesteld om de verantwoordelijkheidscriteria uit de artikelen 19, 21 en 22 te stroomlijnen en te versterken. Om het systeem stabieler te maken, zijn in artikel 19 de verantwoordelijkheidscriteria inzake visa en verblijfsdocumenten verduidelijkt en is de toepassing ervan verlengd tot respectievelijk 3 jaar. Ook in artikel 21 over irreguliere binnenkomst is de bepaling betreffende het beëindigen van de verantwoordelijkheid 12 maanden na irreguliere binnenkomst verlengd tot 3 jaar, en is de bepaling over illegaal verblijf geschrapt omdat zij in de praktijk moeilijk toepasbaar bleek te zijn vanwege de moeilijkheid om het nodige bewijs te leveren. Wat betreft het criterium van visumvrijstelling is de uitzondering met betrekking tot volgende binnenkomsten in lidstaten waarvoor geen visumplicht bestaat, ook geschrapt, in lijn met de aanpak waarbij de lidstaat van eerste binnenkomst, in de regel, verantwoordelijk moet zijn, en met het oog op het voorkomen van niet-toegestane verplaatsingen na binnenkomst.

·Bovendien wordt een nieuw criterium toegevoegd in verband met het bezit van een door een in een lidstaat gevestigde onderwijsinstelling afgegeven diploma of kwalificatie, om ervoor te zorgen dat een verzoeker zijn aanvraag kan laten behandelen door een lidstaat waar hij betekenisvolle banden heeft. Dat diploma of die kwalificatie moet ten minste zijn behaald in secundair onderwijs dat gelijkwaardig is aan niveau 2 van de International Standard Classification of Education, en dat wordt beheerd door een onderwijsinstelling of instelling voor hoger onderwijs zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad 35 , overeenkomstig de nationale wetgeving of administratieve praktijk van de lidstaten.

·In de verordening worden kortere termijnen vastgesteld voor de verschillende stappen van de procedure, om de vaststellingsprocedure te versnellen teneinde een verzoeker sneller toegang te geven tot de asielprocedure. Daarbij gaat het om de termijnen voor het indienen en beantwoorden van een overnameverzoek, behalve wat niet-begeleide minderjarigen betreft, het doen uitgaan van een kennisgeving inzake terugname, en het nemen van een overdrachtsbesluit.

·Het verstrijken van de termijnen zal slechts in bepaalde gevallen leiden tot een verschuiving van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten. Dergelijke verschuivingen lijken het omzeilen van de regels en het belemmeren van de procedure te hebben aangemoedigd. De regels die leiden tot een verschuiving van de verantwoordelijkheid wanneer de termijn voor het verzenden van een kennisgeving inzake terugname is verstreken, zijn derhalve geschrapt, evenals de regels die leiden tot de beëindiging of verschuiving van de verantwoordelijkheid als gevolg van het gedrag van de verzoeker. Wanneer de verzoeker onderduikt in een lidstaat om zich aan een overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat te onttrekken, zal de overdragende lidstaat de resterende tijd van de termijn van 6 maanden kunnen gebruiken om de overdracht uit te voeren vanaf het moment waarop de verzoeker opnieuw ter beschikking van de autoriteiten komt.

·Zoals voorgesteld in 2016, zijn terugnameverzoeken omgevormd tot eenvoudige kennisgevingen inzake terugname, aangezien uit de Eurodac-treffer duidelijk zal blijken welke lidstaat verantwoordelijk is. De in kennis gestelde lidstaat krijgt nu de gelegenheid snel bezwaar te maken tegen de kennisgeving op grond dat de beperkte regels voor verschuiving en beëindiging van de verantwoordelijkheid van toepassing zijn, meer bepaald wanneer een andere lidstaat de persoon niet tijdig aan de verantwoordelijke lidstaat heeft overgedragen of de discretionaire bepaling heeft toegepast, of wanneer de betrokkene het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten krachtens een terugkeerbesluit. Dit zal een belangrijk instrument zijn om niet-toegestane verplaatsingen aan te pakken, gelet op het feit dat er momenteel meer terugnameverzoeken dan overnameverzoeken zijn.

·Voor de verantwoordelijke lidstaat is er een verplichting toegevoegd tot terugname van een persoon die internationale bescherming geniet of is hervestigd, en die een verzoek heeft ingediend of zich onregelmatig ophoudt in een andere lidstaat. Met deze verplichting krijgen lidstaten het vereiste juridische instrument in handen om terugnames af te dwingen, hetgeen van belang is om niet-toegestane verplaatsingen te beperken.

·De regels inzake rechtsmiddelen zijn aangepast om de beroepsprocedure aanzienlijk te versnellen en te harmoniseren. Het voorstel verduidelijkt niet alleen het recht van de verzoeker om tijdens een beroep of bezwaar om opschorting van een overdrachtsbesluit te verzoeken, maar voorziet ook in een specifieke, korte termijn waarbinnen de rechterlijke instanties zich daarover moeten uitspreken.

·De bemiddelingsprocedure die bij de Overeenkomst van Dublin van 1990 als een middel voor geschillenbeslechting is ingevoerd (zij het in een licht verschillende vorm) en sindsdien niet formeel is gebruikt, wordt gewijzigd om de procedure operationeler te maken en het gebruik ervan te vergemakkelijken.

·De doelstellingen van het bestaande mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing en paraatheid zullen worden overgenomen door het nieuwe Asielagentschap van de Europese Unie, zoals met name beschreven in hoofdstuk 5 (monitoring en beoordeling) en hoofdstuk 6 (operationele en technische bijstand) van het voorstel voor een verordening inzake het Asielagentschap van de Europese Unie. De in 2016 voorgestelde schrapping van dat mechanisme is daarom in deze verordening gehandhaafd.

·Een netwerk van verantwoordelijke eenheden wordt opgezet en door het Asielagentschap van de Europese Unie gefaciliteerd, met het oog op een betere praktische samenwerking en uitwisseling van informatie over alle aangelegenheden met betrekking tot de toepassing van deze verordening, met inbegrip van de ontwikkeling van praktische instrumenten en richtsnoeren.

·Wat niet-begeleide minderjarigen betreft, maakt het voorstel duidelijk dat de lidstaat waar de minderjarige voor het eerst zijn verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, verantwoordelijk is, tenzij wordt aangetoond dat dit niet in het belang van de minderjarige is. Dankzij deze regel zal snel kunnen worden bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is en krijgt deze kwetsbare groep verzoekers dus ook snel toegang tot de procedure, mede gelet op de voorgestelde verkorte termijnen.

·De bepaling betreffende waarborgen voor niet-begeleide minderjarigen is aangepast om de vaststelling van het belang van de minderjarige beter te kunnen uitvoeren. Hierdoor moet de overdragende lidstaat, voordat een niet-begeleide minderjarige aan een andere lidstaat wordt overgedragen, zich ervan vergewissen dat die lidstaat onverwijld de nodige maatregelen zal nemen in het kader van de asielprocedureverordening en de richtlijn opvangvoorzieningen. Ook wordt bepaald dat besluiten om een niet-begeleide minderjarige over te dragen, moeten worden voorafgegaan door een beoordeling van het belang van die minderjarige die snel moet worden uitgevoerd door daartoe gekwalificeerd personeel.

2020/0279 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende asiel- en migratiebeheer en tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad en de voorgestelde verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie]

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 2, onder e), en artikel 79, lid 2, onder a), b) en c),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 36 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 37 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moet de Unie ervoor zorgen dat er geen personencontroles aan de binnengrenzen plaatsvinden en een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, immigratie en beheer van de buitengrenzen van de Unie uitstippelen op basis van solidariteit tussen de lidstaten, op een wijze die billijk is ten aanzien van onderdanen van derde landen.

(2)Daartoe is een alomvattende aanpak nodig, gericht op het versterken van het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, die het beleid op het gebied van asiel- en migratiebeheer en de betrekkingen met de betrokken derde landen moet bundelen, in het besef dat de doeltreffendheid van een dergelijke aanpak om een gezamenlijke en geïntegreerde aanpak van alle onderdelen vraagt.

(3)Deze verordening moet bijdragen tot die alomvattende aanpak door het vaststellen van een gemeenschappelijk kader voor het optreden van de Unie en de lidstaten op het gebied van asiel- en migratiebeheer, op basis van de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 80 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De lidstaten moeten daarom alle noodzakelijke maatregelen nemen, onder meer om personen in nood toegang tot internationale bescherming en adequate opvangvoorzieningen te bieden, om de effectieve toepassing mogelijk te maken van de regels om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, om illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te doen terugkeren, om irreguliere migratie en niet-toegestane verplaatsingen tussen de lidstaten te voorkomen, en om andere lidstaten te ondersteunen met solidariteitsbijdragen, om zo hun bijdrage aan de alomvattende aanpak te leveren.

(4)Het gemeenschappelijk kader moet het beheer van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en dat van het migratiebeleid samenbrengen. Het migratiebeleid moet gericht zijn op het efficiënt beheer van migratiestromen, de billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal in de lidstaten verblijven en het voorkomen van illegale migratie en migrantensmokkel en versterken van de maatregelen ter bestrijding daarvan.

(5)Het gemeenschappelijk kader is nodig om het groeiend verschijnsel van gemengde aankomsten van personen die internationale bescherming behoeven en personen die deze bescherming niet nodig hebben, doeltreffend aan te pakken, in het besef dat het probleem van irreguliere aankomsten van migranten in de Unie niet door de afzonderlijke lidstaten alleen, maar door de Unie als geheel zou moeten worden aangepakt. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten over de nodige instrumenten beschikken om dit probleem doeltreffend aan te pakken, moeten niet alleen personen die om internationale bescherming verzoeken, maar ook irreguliere migranten onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Het toepassingsgebied van deze verordening moet ook personen omvatten die internationale bescherming genieten, hervestigde of toegelaten personen en personen aan wie onmiddellijk bescherming is verleend.

(6)Om rekening te houden met de algehele overheidsaanpak en te zorgen voor samenhang en doeltreffendheid van de acties en maatregelen van de Unie en haar lidstaten, handelend binnen hun respectieve bevoegdheden, is er behoefte aan geïntegreerde beleidsvorming op het gebied van asiel- en migratiebeheer, met inbegrip van zowel de interne als de externe componenten ervan, die deel uitmaakt de alomvattende aanpak.

(7)De lidstaten moeten over voldoende personele en financiële middelen en infrastructuur beschikken om het asiel- en migratiebeleid doeltreffend uit te kunnen voeren en moeten zorgen voor passende coördinatie tussen de betrokken nationale autoriteiten en met de nationale autoriteiten van de andere lidstaten.

(8)Via een strategische aanpak moet de Commissie een Europese strategie voor asiel- en migratiebeheer vaststellen inzake de uitvoering van het beleid inzake asiel- en migratiebeheer. De strategie moet gebaseerd zijn op relevante verslagen en analyses van de agentschappen van de Unie en op de nationale strategieën van de lidstaten.

(9)De nationale strategieën van de lidstaten moeten informatie bevatten over noodplannen en over de uitvoering van de in deze verordening vervatte beginselen van geïntegreerde beleidsvorming en van solidariteit en de billijke verdeling van de verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende wettelijke verplichtingen op nationaal niveau.

(10)Om ervoor te zorgen dat er een doeltreffend monitoringsysteem is om de toepassing van het asielacquis te waarborgen, moet in deze strategieën ook rekening worden gehouden met de resultaten van de monitoring door het Asielagentschap van de Europese Unie en Frontex, de resultaten van de evaluatie die is uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad en de resultaten van de evaluaties die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) XXX/XXX [screeningverordening].

(11)Aangezien het belangrijk is ervoor te zorgen dat de Unie voorbereid en in staat is zich aan te passen aan de zich ontwikkelende realiteit op het gebied van asiel- en migratiebeheer, moet de Commissie jaarlijks een verslag over migratiebeheer vaststellen, waarin de waarschijnlijke ontwikkeling van de migratiesituatie en de paraatheid van de Unie en de lidstaten om daarop te reageren en zich daaraan aan te passen, worden uiteengezet. In het verslag moeten ook de resultaten van de in de nationale strategieën voorziene rapportage over de monitoring worden opgenomen en moeten daar waar zwakke punten aan het licht zijn gekomen, verbeteringen worden voorgesteld.

(12)Om ervoor te zorgen dat de nodige instrumenten voorhanden zijn om de lidstaten te helpen het hoofd te bieden aan uitdagingen die zich kunnen voordoen als gevolg van de aanwezigheid op hun grondgebied van kwetsbare onderdanen van derde landen die om internationale bescherming verzoeken, ongeacht hoe dezen de buitengrenzen hebben overschreden, moet in het verslag ook worden vermeld of de genoemde lidstaten zich voor dergelijke uitdagingen gesteld zien. Die lidstaten moeten ook kunnen vertrouwen op het gebruik van de “solidariteitspool” voor de herplaatsing van kwetsbare personen.

(13)Met het oog op de doeltreffende uitvoering van het gemeenschappelijk kader en om lacunes vast te stellen, problemen aan te pakken en te voorkomen dat de migratiedruk toeneemt, moet de Commissie de migratiesituatie monitoren en daarover regelmatig verslag uitbrengen.

(14)Een doeltreffend terugkeerbeleid is een essentieel onderdeel van een goed functionerend systeem voor asiel- en migratiebeheer in de Unie, waarbij personen die geen recht hebben om op het grondgebied van de Unie te verblijven, dienen terug te keren. Aangezien een aanzienlijk deel van de verzoeken om internationale bescherming als ongegrond kan worden beschouwd, moet het terugkeerbeleid doeltreffender worden gemaakt. Door de efficiëntie van terugkeer te vergroten en de kloof tussen asiel- en terugkeerprocedures te verkleinen, zou de druk op het asielstelsel afnemen, wat de toepassing van de regels om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van die verzoeken, zou vergemakkelijken en de daadwerkelijke toegang tot internationale bescherming voor personen in nood zou bevorderen.

(15)Om de samenwerking met derde landen op het gebied van terugkeer en overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te versterken, moet een nieuw mechanisme worden ontwikkeld, dat alle relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de EU omvat, teneinde de coördinatie van de verschillende maatregelen te verbeteren die de Unie en de lidstaten daartoe op verschillende andere beleidsterreinen dan migratie kunnen nemen. Dat mechanisme moet voortbouwen op de analyse die is uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 810/2019 van het Europees Parlement en de Raad of op eender welke informatie die beschikbaar is 38 , en moet rekening houden met de algemene betrekkingen van de Unie met het derde land. Het moet ook de uitvoering van terugkeersponsoring ondersteunen.

(16)Om een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid en een evenwicht qua inspanningen tussen de lidstaten te waarborgen, moet een doeltreffend solidariteitsmechanisme worden ingesteld dat ervoor zorgt dat verzoekers snel toegang hebben tot de procedures voor het verlenen van internationale bescherming. Een dergelijk mechanisme moet voorzien in verschillende soorten solidariteitsmaatregelen en moet flexibel zijn en in staat zijn zich aan te passen aan de veranderende aard van de migratieproblemen waarmee een lidstaat wordt geconfronteerd.

(17)Aangezien de goede werking van het bij deze verordening ingestelde solidariteitsmechanisme moet worden gewaarborgd, moet de Commissie een solidariteitsforum oprichten en bijeenroepen dat vertegenwoordigers van alle lidstaten omvat.

(18)Gezien de specifieke kenmerken van ontschepingen in het kader van opsporings- en reddingsoperaties die worden uitgevoerd door lidstaten of particuliere organisaties, hetzij in opdracht van de lidstaten, hetzij autonoom in het kader van migratie, moet deze verordening voorzien in een specifiek proces dat van toepassing is op personen die na deze operaties zijn ontscheept, ongeacht of er sprake is van een situatie van migratiedruk.

(19)Aangezien er steeds weer ontschepingen plaatsvinden na opsporings- en reddingsoperaties op de verschillende migratieroutes, moet het jaarlijkse verslag over migratiebeheer de kortetermijnprognoses bevatten inzake de ontschepingen die voor dergelijke operaties worden verwacht en de solidariteitsrespons die nodig zou zijn om in de behoeften van de lidstaten van ontscheping te helpen voorzien. De Commissie moet een uitvoeringshandeling vaststellen tot instelling van een pool van solidariteitsmaatregelen (“de solidariteitspool”) teneinde de lidstaat van ontscheping te helpen de problemen in verband met dergelijke ontschepingen aan te pakken. Dergelijke maatregelen moeten betrekking hebben op de herplaatsing van personen die om internationale bescherming verzoeken en die niet de grensprocedure doorlopen, of op de versterking van de capaciteit op het gebied van asiel, opvang en terugkeer, operationele steun, of de externe dimensie.

(20)Om tijdig te kunnen reageren op de specifieke situatie bij ontscheping na opsporings- en reddingsoperaties, moet de Commissie, bijgestaan door agentschappen van de Unie, de snelle herplaatsing faciliteren van personen die om internationale bescherming verzoeken en die voor die bescherming in aanmerking komen en niet de grensprocedure doorlopen. Onder coördinatie van de Commissie moeten het Asielagentschap van de Europese Unie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap de lijst opstellen van personen die voor herplaatsing in aanmerking komen, met vermelding van de verdeling van die personen over de bijdragende lidstaten.

(21)Ontscheepte personen moeten op evenredige wijze over de lidstaten worden verdeeld.

(22)De totale bijdrage van elke lidstaat aan de solidariteitspool moet worden vastgesteld aan de hand van de door de lidstaten aangegeven maatregelen waarmee zij willen bijdragen. Wanneer de bijdragen van de lidstaten ontoereikend zijn om te zorgen voor een duurzame solidariteitsrespons, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om een uitvoeringshandeling vast te stellen waarin het totale aantal onderdanen dat moet worden herplaatst, wordt vastgesteld, evenals het deel daarvan dat elke lidstaat voor zijn rekening moet nemen, berekend volgens een verdeelsleutel op basis van de bevolking en het bbp van elke lidstaat. Wanneer de door de lidstaten aangegeven maatregelen op het gebied van capaciteit of de externe dimensie zouden leiden tot een tekort van meer dan 30 % van het totale aantal herplaatsingen dat in het verslag over migratiebeheer is vastgesteld, moet de Commissie de mogelijkheid hebben tot aanpassing van de bijdragen van deze lidstaten, die dan de helft van hun aandeel moeten bijdragen dat volgens de verdeelsleutel is vastgesteld, hetzij via herplaatsing, hetzij, wanneer dat is aangegeven, door middel van terugkeersponsoring.

(23)Om ervoor te zorgen dat er te allen tijde ondersteunende maatregelen genomen kunnen worden om de specifieke situatie van ontscheping na opsporings- en reddingsoperaties aan te pakken, moet de Commissie, wanneer het aantal ontschepingen na een opsporings- en reddingsoperatie voor een of meer van de begunstigde lidstaten 80 % van de solidariteitspools heeft bereikt, gewijzigde uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij het totale aantal bijdragen met 50 % wordt verhoogd.

(24)Het solidariteitsmechanisme moet ook worden gebruikt wanneer er sprake is van migratiedruk, met name voor de lidstaten die daaraan vanwege hun geografische ligging worden blootgesteld of waarschijnlijk zullen worden blootgesteld. Daartoe dient de Commissie een verslag vast te stellen waarin wordt vastgesteld of een lidstaat onder migratiedruk staat en waarin de maatregelen worden omschreven die die lidstaat bij het aanpakken van die druk zouden kunnen ondersteunen.

(25)Bij de beoordeling of een lidstaat onder migratiedruk staat, moet de Commissie, op basis van een brede kwalitatieve beoordeling, rekening houden met een breed scala van factoren, waaronder het aantal asielzoekers, irreguliere grensoverschrijdingen en uitgevaardigde en ten uitvoer gelegde terugkeerbesluiten, en de betrekkingen met relevante derde landen. De solidariteitsrespons moet per geval worden opgesteld zodat deze op de behoeften van de betrokken lidstaat is toegesneden.

(26)Alleen personen die met een grotere mate van waarschijnlijkheid een recht op verblijf in de Unie hebben, mogen worden herplaatst. Daarom moet de herplaatsing van personen die om internationale bescherming verzoeken, zich beperken tot degenen die niet aan de grensprocedure van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening] zijn onderworpen.

(27)Het solidariteitsmechanisme moet maatregelen omvatten ter bevordering van een billijke verdeling van de verantwoordelijkheid en een evenwicht qua inspanningen tussen de lidstaten, ook op het gebied van terugkeer. Door middel van terugkeersponsoring moet een lidstaat zich ertoe verbinden een lidstaat die onder migratiedruk staat, te ondersteunen bij het uitvoeren van de nodige activiteiten voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, rekening houdend met het feit dat de begunstigde lidstaat verantwoordelijk blijft voor de uitvoering van de terugkeer zolang de betrokken personen zich op zijn grondgebied bevinden. Indien dergelijke activiteiten na een periode van 8 maanden geen resultaat hebben opgeleverd, dienen de sponsorende lidstaten deze personen over te dragen overeenkomstig de procedures van deze verordening en Richtlijn 2008/115/EG toe te passen; in voorkomend geval kunnen lidstaten het door de begunstigde lidstaat uitgevaardigde terugkeerbesluit erkennen op grond van Richtlijn 2001/40 van de Raad 39 . Terugkeersponsoring moet deel uitmaken van het gemeenschappelijke EU-systeem voor terugkeer, met inbegrip van operationele steun via het Europees Grens- en kustwachtagentschap en de toepassing van het coördinatiemechanisme ter bevordering van doeltreffende samenwerking met derde landen op het gebied van terugkeer en overname.

(28)De lidstaten dienen mee te delen wat voor soort solidariteitsbijdragen zij zullen leveren en daartoe een solidariteitsresponsplan op te stellen. Wanneer de lidstaten zelf begunstigde zijn, mogen zij niet ertoe worden verplicht solidariteitsbijdragen aan andere lidstaten te leveren. Tegelijkertijd moet, wanneer bij een lidstaat in voorgaande jaren een zware migratiedruk is ontstaan als gevolg van een groot aantal verzoeken om internationale bescherming, die lidstaat om een vermindering kunnen verzoeken van zijn aandeel in de solidariteitsbijdrage aan lidstaten die onder migratiedruk staan, wanneer die bijdrage bestaat uit herplaatsing of terugkeersponsoring. Deze vermindering moet evenredig worden verdeeld over de andere lidstaten die dergelijke maatregelen nemen.

(29)Wanneer in het verslag over migratiebeheer wordt vastgesteld dat een lidstaat die onder migratiedruk staat, behoefte heeft aan capaciteitsmaatregelen op het gebied van asiel, opvang en terugkeer of de externe dimensie, moeten de bijdragende lidstaten kunnen bijdragen om in deze behoeften te voorzien, in de plaats van herplaatsing of terugkeersponsoring. Om ervoor te zorgen dat deze bijdragen in verhouding staan tot het aandeel van de bijdragende lidstaat, moet de Commissie deze bijdragen in de uitvoeringshandeling kunnen verhogen of verlagen. Wanneer de maatregelen die de lidstaten hebben aangegeven op het gebied van capaciteit of de externe dimensie, zouden leiden tot een tekort van meer dan 30 % van het vereiste aantal personen dat moet worden herplaatst of van wie de terugkeer moet worden gesponsord, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om de bijdragen van deze lidstaten aan te passen teneinde ervoor te zorgen dat zij de helft van hun aandeel aan herplaatsing of terugkeersponsoring bijdragen.

(30)Om te zorgen voor een alomvattende en doeltreffende solidariteitsrespons en om duidelijkheid te verschaffen aan de lidstaten die steun ontvangen, moet de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarin de door elke lidstaat te leveren bijdragen worden gespecificeerd. Dergelijke bijdragen moeten altijd gebaseerd zijn op het soort bijdragen dat de betrokken lidstaat in het solidariteitsresponsplan heeft aangegeven, behalve wanneer die lidstaat heeft nagelaten dat in te dienen. In dergelijke gevallen moeten de in de uitvoeringshandeling voor de betrokken lidstaat vermelde maatregelen door de Commissie worden vastgesteld.

(31)Er moet een verdeelsleutel op basis van de omvang van de bevolking en van de economie van de lidstaten worden toegepast als referentiepunt voor de werking van het solidariteitsmechanisme, aan de hand waarvan de totale bijdrage van elke lidstaat kan worden vastgesteld.

(32)Een lidstaat moet op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat op vrijwillige basis andere solidariteitsmaatregelen kunnen nemen om die lidstaat bij te staan bij de aanpak van de migratiesituatie of om migratiedruk te voorkomen. Die bijdragen moeten maatregelen omvatten die dienen ter versterking van de capaciteit van de onder druk staande lidstaat of om te reageren op migratietrends door middel van samenwerking met derde landen. Bovendien moeten dergelijke solidariteitsmaatregelen de herplaatsing omvatten van onderdanen van derde landen die de grensprocedure doorlopen en van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Om vrijwillige solidariteit te stimuleren, moet, wanneer lidstaten vrijwillige bijdragen leveren in de vorm van herplaatsing of terugkeersponsoring, met deze bijdragen rekening worden gehouden in de uitvoeringshandeling die wordt vastgesteld met betrekking tot situaties van migratiedruk.

(33)Het gemeenschappelijke Europees Asielstelsel (CEAS) is geleidelijk tot stand gebracht als een gemeenschappelijke ruimte waarin bescherming wordt geboden en die stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (hierna “het Verdrag van Genève” genoemd), waardoor, in overeenstemming met het beginsel van non-refoulement, wordt gewaarborgd dat niemand naar het land van vervolging wordt teruggestuurd. Onverminderd de verantwoordelijkheidscriteria die in deze verordening zijn opgenomen, worden de lidstaten, die alle het beginsel van non-refoulement eerbiedigen, in dit verband beschouwd als veilige landen voor onderdanen voor derde landen.

(34)Het is wenselijk dat in het gemeenschappelijk Europees asielstelsel een duidelijke en werkbare methode wordt opgenomen om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming 40 . Deze methode moet zijn gebaseerd op objectieve en zowel voor de lidstaten als voor de betrokken asielzoekers eerlijke criteria. Met de methode moet met name snel kunnen worden vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is, teneinde de daadwerkelijke toegang tot de procedures voor het verlenen van internationale bescherming te waarborgen en de doelstelling om verzoeken om internationale bescherming snel te behandelen, niet te ondermijnen.

(35)Deze verordening moet gebaseerd zijn op de beginselen die ten grondslag liggen aan Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad 41 , en tegelijkertijd het beginsel van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid ontwikkelen als onderdeel van het gemeenschappelijk kader. Daartoe moet een nieuw solidariteitsmechanisme het mogelijk maken dat de lidstaten beter voorbereid zijn om migratie te beheren, situaties worden aangepakt waarin lidstaten met migratiedruk worden geconfronteerd en regelmatige solidaire bijstand tussen de lidstaten wordt bevorderd.

(36)Deze verordening moet van toepassing zijn op personen die om subsidiaire bescherming verzoeken en personen die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komen, teneinde te zorgen voor gelijke behandeling van alle personen die om internationale bescherming verzoeken en personen die die bescherming genieten, en voor samenhang met het huidige asielacquis van de Unie, in het bijzonder met Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen].

(37)Personen aan wie uit hoofde van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het vlak van asiel- en migratie] onmiddellijke bescherming wordt verleend, moeten beschouwd blijven worden als personen die om internationale verzoeken, gezien hun hangende (opgeschorte) verzoek om internationale bescherming in de zin van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening]. Als zodanig moeten zij onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen en als verzoekers worden beschouwd voor de toepassing van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van hun verzoek om internationale bescherming of de in deze verordening vastgestelde procedure voor herplaatsing.

(38)Om niet-toegestane verplaatsingen te beperken en ervoor te zorgen dat de lidstaten over de nodige instrumenten beschikken voor de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat van personen die internationale bescherming genieten en die het grondgebied van een andere lidstaat dan de verantwoordelijke lidstaat zijn binnengekomen zonder te voldoen aan de voorwaarden voor verblijf in die andere lidstaat, en om daadwerkelijke solidariteit tussen de lidstaten te waarborgen, moet deze verordening ook van toepassing zijn op personen die internationale bescherming genieten. Zo ook moet deze verordening van toepassing zijn op personen die door een lidstaat worden hervestigd of toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [verordening betreffende het Uniekader voor hervestiging] of aan wie internationale bescherming of een humanitaire status is verleend in het kader van een nationale hervestigingsregeling.

(39)Tegelijkertijd, en gezien het belang van het bevorderen van de volledige integratie van personen die internationale bescherming genieten in de lidstaat van verblijf, moet worden voorzien in de mogelijkheid om de status van langdurig ingezetene op kortere termijn te verkrijgen. Personen die internationale bescherming genieten, moeten in de lidstaat die hun internationale bescherming heeft verleend, na drie jaar legaal en ononderbroken verblijf in die lidstaat de status van langdurig ingezetene kunnen verkrijgen. Wat de overige voorwaarden voor het verkrijgen van de status betreft, moet van personen die internationale bescherming genieten, worden verlangd dat zij aan dezelfde voorwaarden voldoen als andere onderdanen van derde landen. Richtlijn 2003/109/EG 42 van de Raad moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

(40)Om redenen van efficiëntie en rechtszekerheid is het van essentieel belang dat de verordening is gebaseerd op het beginsel dat de verantwoordelijkheid slechts eenmaal wordt bepaald, tenzij de betrokkene het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten op grond van een terugkeerbesluit of een verwijderingsmaatregel.

(41)Richtlijn XXX/XXX/EU [richtlijn opvangvoorzieningen] van het Europees Parlement en de Raad 43 moet van toepassing zijn op de procedure voor het bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is die in deze verordening wordt geregeld, met inachtneming van de beperkingen inzake de toepassing van die richtlijn.

(42)Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening] van het Europees Parlement en de Raad 44 moet van toepassing zijn naast en onverminderd de bepalingen betreffende de procedurele waarborgen die bij deze verordening worden geregeld, met inachtneming van de beperkingen inzake de toepassing van die verordening.

(43)Overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dient voor de lidstaten bij de toepassing van deze verordening het belang van het kind voorop te staan. Bij het beoordelen van het belang van het kind dienen de lidstaten met name het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, overwegingen van veiligheid en de opvattingen van de minderjarige, in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit alsmede diens achtergrond, terdege in aanmerking te nemen. Voorts dienen voor niet-begeleide minderjarigen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen te worden vastgelegd.

(44)Overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dient voor de lidstaten bij de toepassing van deze verordening de eerbiediging van het familie- en gezinsleven voorop te staan.

(45)Om te voorkomen dat personen die een veiligheidsrisico vormen, worden overgedragen tussen de lidstaten, moet ervoor worden gezorgd dat de lidstaat waar het eerst een verzoek wordt ingediend de verantwoordelijkheidscriteria niet toepast of de begunstigde lidstaat de herplaatsingsprocedure niet toepast wanneer er redelijke gronden zijn om de betrokken persoon te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde.

(46)De gezamenlijke behandeling van verzoeken om internationale bescherming van de leden van een gezin door dezelfde lidstaat moet ervoor zorgen dat de verzoeken grondig worden behandeld en de beslissingen daarover coherent zijn en dat gezinsleden niet van elkaar worden gescheiden.

(47)De in deze verordening gehanteerde definitie van een gezinslid moet ook de broer(s) en zus(sen) van de verzoeker omvatten. Het herenigen van broers en zussen is van bijzonder belang om de kans op integratie van verzoekers te vergroten en om aldus niet-toegestane verplaatsingen tegen te gaan. De definitie van gezinslid moet ook de realiteit van de huidige migratietrends weerspiegelen, waarbij verzoekers vaak op het grondgebied van de lidstaten aankomen na een langere periode van doorreis. De definitie moet bijgevolg ook gezinnen die buiten het land van herkomst, maar vóór de aankomst op het grondgebied van de lidstaat zijn gevormd, omvatten. Deze beperkte en gerichte verruiming van de definitie zal naar verwachting ontmoedigend werken voor bepaalde niet-toegestane verplaatsingen van asielzoekers binnen de EU.

(48)Om ervoor te zorgen dat het beginsel van de eenheid van het gezin en het belang van het kind volledig worden nageleefd, dient het bestaan van een afhankelijkheidsrelatie tussen een verzoeker en zijn kind, broer of zus of ouder vanwege zwangerschap of moederschap, de gezondheidssituatie of de hoge leeftijd van de verzoeker, een bindend verantwoordelijkheidscriterium te zijn. Indien de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is, dient de aanwezigheid van een gezins- of familielid in een andere lidstaat die voor de niet-begeleide minderjarige kan zorgen, eveneens een bindend verantwoordelijkheidscriterium te worden. Ter ontmoediging van niet-toegestane verplaatsingen van niet-begeleide minderjarigen, die in strijd zijn met het belang van die minderjarigen, moet, bij ontstentenis van een gezinslid of een ander familielid, de verantwoordelijke lidstaat de lidstaat zijn waar het verzoek om internationale bescherming van de niet-begeleide minderjarige het eerst is geregistreerd, tenzij wordt aangetoond dat dit niet in het belang van het kind zou zijn. Alvorens een niet-begeleide minderjarige aan een andere lidstaat over te dragen, moet de overdragende lidstaat ervoor zorgen dat die andere lidstaat alle nodige en passende maatregelen neemt om een adequate bescherming van het kind te waarborgen, en met name de spoedige aanwijzing te waarborgen van een vertegenwoordiger of vertegenwoordigers die is of zijn belast met de vrijwaring van alle rechten waarop het kind aanspraak kan maken. Elk besluit om een niet-begeleide minderjarige over te dragen, moet worden voorafgegaan door een beoordeling van het belang van de betrokken minderjarige door personeel dat over de nodige kwalificaties en expertise beschikt.

(49)De regels inzake bewijs moeten een gezinshereniging sneller mogelijk maken dan tot nu toe het geval was. Daarom moet worden verduidelijkt dat formele bewijsmiddelen, zoals originele bewijsstukken en DNA-onderzoek, niet nodig mogen worden geacht in gevallen waarin de indirecte bewijzen samenhangend, verifieerbaar en voldoende gedetailleerd zijn om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming vast te stellen.

(50)Wanneer personen in het bezit zijn van een diploma of andere kwalificatie, dient de lidstaat waar het diploma is afgegeven, verantwoordelijk te zijn voor de behandeling van hun verzoek. Dit zorgt voor een snelle behandeling van het verzoek in de lidstaat waarmee de verzoeker op basis van een dergelijk diploma betekenisvolle banden heeft.

(51)Aangezien een lidstaat verantwoordelijk moet blijven voor een persoon die irregulier zijn grondgebied is binnengekomen, moet ook de situatie worden bestreken waarin de persoon het grondgebied binnenkomt na een opsporings- en reddingsoperatie. Er moet worden voorzien in een uitzondering op dit verantwoordelijkheidscriterium voor de situatie waarin een lidstaat personen heeft herplaatst die de buitengrens van een andere lidstaat op irreguliere wijze of na een opsporings- en reddingsoperatie hebben overschreden. In een dergelijke situatie moet de lidstaat van herplaatsing de verantwoordelijke lidstaat zijn wanneer de betrokken persoon om internationale bescherming verzoekt.

(52)Een lidstaat moet echter om humanitaire redenen of uit mededogen kunnen afwijken van de verantwoordelijkheidscriteria om gezinsleden, familieleden of andere familierelaties bijeen te kunnen brengen en een verzoek om internationale bescherming dat bij deze lidstaat of bij een andere lidstaat is geregistreerd, kunnen behandelen, ook al is hij volgens de bindende criteria van deze verordening niet verantwoordelijk voor de behandeling.

(53)Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening vastgestelde procedures worden nageleefd en om belemmeringen voor de doeltreffende toepassing ervan te voorkomen, en in het bijzonder om onderduiking en niet-toegestane verplaatsingen tussen lidstaten te vermijden, moeten er duidelijke verplichtingen worden vastgesteld waaraan in het kader van de procedure moet worden voldaan door de verzoeker en waarvan de verzoeker tijdig en naar behoren in kennis moet worden gesteld. Schending van deze juridische verplichtingen moet leiden tot passende en evenredige procedurele gevolgen voor de verzoeker en tot passende en evenredige gevolgen wat betreft zijn opvangvoorzieningen. Conform het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet de lidstaat waar een dergelijke asielzoeker zich bevindt, er in elk geval voor zorgen dat in de dringende materiële behoeften van die persoon wordt voorzien.

(54)Om de mogelijkheid te beperken dat het gedrag van verzoekers leidt tot beëindiging van de verantwoordelijkheid of tot verschuiving ervan naar een andere lidstaat, moeten de regels die voorzien in beëindiging of verschuiving van verantwoordelijkheid wanneer de betrokkene het grondgebied van de lidstaten tijdens de behandeling van het verzoek gedurende ten minste drie maanden verlaat of meer dan 18 maanden onderduikt om zich aan een overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat te onttrekken, worden geschrapt. Ook de verschuiving van de verantwoordelijkheid wanneer de kennisgevende lidstaat de termijn voor het verzenden van een kennisgeving inzake terugname niet in acht heeft genomen, moet worden geschrapt om omzeiling van de regels en belemmering van de procedure te ontmoedigen. In situaties waarin een persoon op irreguliere wijze een lidstaat is binnengekomen zonder asiel aan te vragen, moet de periode waarna de verantwoordelijkheid van die lidstaat eindigt en een andere lidstaat waar die persoon vervolgens een verzoek indient, verantwoordelijk wordt, worden verlengd om personen verder aan te sporen de regels na te leven en een verzoek in te dienen in de eerste lidstaat van binnenkomst en aldus niet-toegestane verplaatsingen te beperken en de algehele efficiëntie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verhogen.

(55)Er dient een persoonlijk onderhoud met de verzoeker plaats te vinden om gemakkelijker te kunnen bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, tenzij de verzoeker is ondergedoken, het persoonlijk onderhoud niet heeft bijgewoond zonder behoorlijke motivatie of de door de verzoeker verstrekte informatie toereikend is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is. Zodra het verzoek om internationale bescherming wordt geregistreerd, moet de verzoeker met name in kennis worden gesteld van de toepassing van deze verordening, van het feit dat op basis van objectieve criteria is bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming, van zijn rechten en van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening en van de gevolgen van niet-naleving ervan.

(56)Teneinde de rechten van de betrokkenen daadwerkelijk te beschermen, dienen juridische waarborgen en het recht op een doeltreffend rechtsmiddel tegen besluiten tot overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat te worden vastgesteld, met name in overeenstemming artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Teneinde de naleving van het internationale recht te waarborgen, dient een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen dergelijke besluiten zowel betrekking te hebben op de toepassing van deze verordening als op de juridische en feitelijke situatie in de lidstaat waaraan de verzoeker wordt overgedragen. De reikwijdte van het daadwerkelijke rechtsmiddel moet beperkt zijn tot een beoordeling van de vraag of er gevaar bestaat voor een schending van het grondrecht op de eerbiediging van het familie- en gezinsleven, de rechten van het kind, of het verbod van onmenselijke of vernederende behandeling.

(57)Met het oog op een vlotte toepassing van deze verordening moeten de lidstaten in alle gevallen in Eurodac aangeven welke lidstaat verantwoordelijk is nadat de procedures voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat zijn afgerond, met inbegrip van de gevallen waarin de verantwoordelijkheid voortvloeit uit het niet naleven van de termijnen voor het verzenden of beantwoorden van overnameverzoeken of voor het uitvoeren van een overdracht, en in gevallen waarin de lidstaat waar het eerste verzoek is ingediend, verantwoordelijk wordt of het onmogelijk is de overdracht naar de primair verantwoordelijke lidstaat uit te voeren als gevolg van systeemgebreken die leiden tot een risico van onmenselijke of vernederende behandeling en vervolgens een andere lidstaat als verantwoordelijke lidstaat wordt aangewezen.

(58)Met het oog op een snelle vaststelling van de verantwoordelijkheid moeten de termijnen voor het indienen en beantwoorden van overnameverzoeken, voor het uitbrengen van kennisgevingen inzake terugname en voor het instellen van en het beslissen over beroepen, zoveel mogelijk worden gestroomlijnd en ingekort.

(59)De bewaring van verzoekers moet worden toegepast in overeenstemming met het onderliggende beginsel dat personen niet in bewaring mogen worden gehouden om de enkele reden dat zij internationale bescherming zoeken. De bewaring dient zo kort mogelijk te duren en te beantwoorden aan het noodzakelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel, en mag alleen als uiterste maatregel worden toegestaan. De bewaring van verzoekers moet in het bijzonder in overeenstemming zijn met artikel 31 van het Verdrag van Genève. De procedures waarin deze verordening voorziet met betrekking tot een in bewaring gehouden persoon moeten bij voorrang en binnen zo kort mogelijke termijnen worden uitgevoerd. Wat de algemene waarborgen met betrekking tot bewaring en, in voorkomend geval, de bewaringsvoorwaarden betreft, moeten de lidstaten ook ten aanzien van personen die uit hoofde van deze verordening in bewaring worden gehouden, de bepalingen van Richtlijn XXX/XXX/EU [richtlijn opvangvoorzieningen] toepassen.

(60)Tekortkomingen in, of het instorten van, asielstelsels, vaak verergerd door bijzondere druk, kunnen de soepele werking van het bij deze verordening ingevoerde stelsel in gevaar brengen, waardoor schending dreigt van de rechten van verzoekers, zoals die zijn verankerd in het Unieacquis inzake asiel en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en van andere internationale mensenrechten en vluchtelingenrechten.

(61)Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie 45 kan een overdracht naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, plaatsvinden op basis van vrijwilligheid, in de vorm van een gecontroleerd vertrek of onder geleide. De lidstaten dienen vrijwillige overdracht te bevorderen door passende informatie aan de betrokkenen te verstrekken, en erop toe te zien dat overdrachten in de vorm van gecontroleerd vertrek of onder geleide op humane wijze plaatsvinden, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid, en geheel in het belang van het kind, en met de grootst mogelijke consideratie voor de ontwikkelingen in de desbetreffende jurisprudentie, in het bijzonder wat de overdracht op humanitaire gronden betreft.

(62)Om een duidelijke en doeltreffende herplaatsingsprocedure te waarborgen, moeten specifieke regels voor begunstigden en bijdragende lidstaten worden vastgesteld. De regels en waarborgen met betrekking tot overdrachten in deze verordening moeten van toepassing zijn op overdrachten met het oog op herplaatsing, tenzij zij niet relevant zijn voor een dergelijke procedure.

(63)Ter ondersteuning van lidstaten die herplaatsing als solidariteitsmaatregel uitvoeren, moet financiële steun uit de Uniebegroting worden verleend. Om de lidstaten ertoe aan te zetten prioriteit te geven aan de herplaatsing van niet-begeleide minderjarigen moet een hogere stimuleringsbijdrage worden verstrekt.

(64)De toepassing van deze verordening kan eenvoudiger en doeltreffender worden gemaakt door middel van bilaterale regelingen tussen de lidstaten om de communicatie tussen de bevoegde diensten te verbeteren, de proceduretermijnen te verkorten, de behandeling van overnameverzoeken of kennisgevingen inzake terugname te vereenvoudigen, of praktische regels vast te stellen voor de overdracht van verzoekers.

(65)De continuïteit tussen het systeem om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, dat bij Verordening (EU) nr. 604/2013 was ingesteld en het systeem dat nu bij deze verordening wordt geregeld, moet worden gewaarborgd. Ook moet worden gezorgd voor samenhang tussen deze verordening en Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening].

(66)Een netwerk van bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet worden opgezet en gefaciliteerd door het Asielagentschap van de Europese Unie teneinde de praktische samenwerking en uitwisseling van informatie over alle aangelegenheden in verband met de toepassing van deze verordening te verbeteren, met inbegrip van de ontwikkeling van praktische instrumenten en richtsnoeren.

(67)De toepassing van het Eurodac-systeem, zoals ingesteld bij Verordening (EU)XXX/XXX [Eurodac-verordening] zal de toepassing van de onderhavige verordening vergemakkelijken.

(68)De toepassing van het visuminformatiesysteem, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad 46 , en in het bijzonder de uitvoering van de artikelen 21 en 22 daarvan, zal de toepassing van de onderhavige verordening vergemakkelijken.

(69)Wat betreft de behandeling van personen die onder deze verordening vallen, zijn de lidstaten gebonden aan hun verplichtingen op grond van instrumenten van internationaal recht, waaronder de desbetreffende jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens.

(70)Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 47 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten uit hoofde van deze verordening. De lidstaten moeten alle passende technische en organisatorische maatregelen uitvoeren om te waarborgen en te kunnen aantonen dat de verwerking wordt uitgevoerd overeenkomstig die verordening en de in de onderhavige verordening opgenomen nadere voorschriften ter zake. Deze maatregelen moeten met name zorgen voor de beveiliging van de op grond van de onderhavige verordening verwerkte persoonsgegevens en moeten in het bijzonder onwettige of ongeoorloofde toegang tot of vrijgave, wijziging of verlies van verwerkte persoonsgegevens voorkomen. De bevoegde toezichthoudende autoriteit of autoriteiten van elke lidstaat moet of moeten toezien op de wettigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de betrokken autoriteiten, met inbegrip van de verzending ervan naar de met veiligheidscontroles belaste autoriteiten.

(71)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 48 .

(72)De onderzoeksprocedure dient te worden toegepast voor het vaststellen van een standaardformulier voor het uitwisselen van relevante informatie over niet-begeleide minderjarigen, van eenvormige voorwaarden voor het raadplegen en het uitwisselen van informatie over minderjarigen en afhankelijke personen, van eenvormige voorwaarden voor het voorbereiden en het indienen van overnameverzoeken en kennisgevingen inzake terugname, van twee lijsten met relevante bewijsmiddelen en indirecte bewijzen en de regelmatige herzieningen ervan, van een laissez-passer, van eenvormige voorwaarden voor het raadplegen en het uitwisselen van informatie over overdrachten, van een standaardformulier voor het uitwisselen van gegevens voorafgaand aan een overdracht, van een gemeenschappelijk gezondheidscertificaat, van eenvormige voorwaarden en praktische regelingen voor het uitwisselen van informatie over de gezondheidsgegevens van een persoon voorafgaand aan een overdracht, en van veilige kanalen voor het elektronisch verzenden van verzoeken.

(73)De Commissie dient onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast te stellen in geval van naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie als gevolg van de situatie van migratiedruk in de lidstaten.

(74)Teneinde te voorzien in aanvullende regels voor de identificatie van gezinsleden of familieleden van de niet-begeleide minderjarige, de criteria om te bepalen of er sprake is van een bewezen verwantschapsrelatie, de criteria voor de beoordeling van het vermogen van een familielid om voor een niet-begeleide minderjarige te zorgen ook in de gevallen waarin gezinsleden, broers en zussen of familieleden van de niet-begeleide minderjarige in verschillende lidstaten verblijven, de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie, de beoordeling van het vermogen van een familielid om voor een afhankelijke persoon te zorgen en de in acht te nemen elementen voor de beoordeling van het onvermogen om gedurende een significante tijdsspanne te reizen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU. Bij de uitoefening van haar bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen beperkt de Commissie zich tot het vooropstellen van het belang van het kind, zoals bepaald in deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(75)Verordening (EU) nr. 604/2013 moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient die verordening te worden ingetrokken.

(76)Voor een doeltreffend toezicht op de toepassing van deze verordening moeten regelmatig evaluaties worden verricht.

(77)Deze verordening is opgesteld met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. Deze verordening is met name gericht op volledige waarborging van het recht op asiel dat wordt gegarandeerd door artikel 18 van het Handvest, en van de rechten die worden erkend bij de artikelen 1, 4, 7, 24 en 47 daarvan. Deze verordening dient dienovereenkomstig te worden toegepast.

(78)Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, en de vaststelling van een solidariteitsmechanisme om lidstaten te ondersteunen bij de aanpak van een situatie van migratiedruk, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en daarom wegens de omvang en de gevolgen van deze verordening beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(79)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. Aangezien de delen III, V en VII van deze verordening wijzigingen inhouden in de zin van artikel 3 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin 49 , moet Denemarken, op het ogenblik van de aanneming van de wijzigingen of binnen een termijn van 30 dagen daarna, de Commissie in kennis stellen van zijn besluit om de inhoud van deze wijzigingen al dan niet ten uitvoer te leggen.

(80)[Overeenkomstig artikel 3 van het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, heeft Ierland kennisgegeven van zijn wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.]

OF

(81)[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.]

(82)Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormen de delen III, V en VII van deze verordening een nieuwe wettelijke bepaling op een gebied waarvan sprake is in de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend 50 .

(83)Wat Zwitserland betreft, vormen de delen III, IV en V van deze verordening een besluit of maatregel tot wijziging of aanvulling van de bepalingen bedoeld in artikel 1 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend 51 .

(84)Wat Liechtenstein betreft, vormen de delen III, IV en V van deze verordening een besluit of maatregel tot wijziging of aanvulling van de bepalingen bedoeld in artikel 1 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, waarnaar wordt verwezen in artikel 3 van het protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend 52 ,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Doel en onderwerp

In overeenstemming met de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid en met het doel het wederzijds vertrouwen te versterken, voorziet deze verordening in:

(a)een gemeenschappelijk kader voor het beheer van asiel en migratie in de Unie;

(b)een solidariteitsmechanisme;

(c)de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a)“onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, van het Verdrag, en die geen persoon is die onder het Unierecht inzake vrij verkeer valt, als bepaald in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad 53 ;

(b)“verzoek om internationale bescherming” of “verzoek”: een verzoek om bescherming dat bij een lidstaat wordt ingediend door een onderdaan van een derde land of een staatloze die kennelijk de vluchtelingenstatus of de subsidiaire-beschermingsstatus wenst.

(c)“verzoeker”: een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover geen beslissing is genomen, of waarover een beslissing is genomen waartegen in de betrokken lidstaat een rechtsmiddel is ingesteld of nog steeds kan worden ingesteld, ongeacht of de verzoeker een verblijfsrecht heeft of mag blijven op grond van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening], met inbegrip van personen aan wie onmiddellijke bescherming is verleend op grond van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening betreffende de aanpak van crisis- en overmachtsituaties op het vlak van asiel- en migratie;

(d)“behandeling van een verzoek om internationale bescherming”: de behandeling van de ontvankelijkheid of de gegrondheid van een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening] en Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen], met uitzondering van procedures om te bepalen welke lidstaat overeenkomstig deze verordening verantwoordelijk is;

(e)“intrekking van een verzoek om internationale bescherming”: de expliciete of impliciete intrekking van een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening];

(f)“persoon die internationale bescherming geniet”: een onderdaan van een derde land of een staatloze aan wie internationale bescherming is verleend in de zin van artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asielnormen];

(g)“gezinsleden”: voor zover het gezin reeds bestond voordat de verzoeker of het gezinslid op het grondgebied van de lidstaten is aangekomen, de volgende leden van het gezin van de verzoeker die op het grondgebied van de lidstaten aanwezig zijn:

i)de echtgenoot van de verzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in het recht of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde paren en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het recht van die lidstaat met betrekking tot onderdanen van een derde land,

ii)de minderjarige kinderen van paren als bedoeld onder punt i), of van de verzoeker, mits zij niet gehuwd zijn, ongeacht of zij volgens het nationale recht wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn,

iii)indien de verzoeker een minderjarige en ongehuwd is, de vader, moeder of andere volwassene die krachtens de wet of volgens de praktijk van de lidstaat waar de volwassene zich bevindt, voor de verzoeker verantwoordelijk is,

iv)indien de persoon die internationale bescherming geniet een minderjarige en ongehuwd is, de vader, moeder of andere volwassene die krachtens de wet of volgens de praktijk van de lidstaat waar de persoon die internationale bescherming geniet aanwezig is, voor hem verantwoordelijk is,

v)de broer(s) en/of zus(sen) van de verzoeker;

(h)“familielid”: de volwassen tante of oom of grootouder van de verzoeker die op het grondgebied van een lidstaat aanwezig is, ongeacht of de verzoeker volgens het nationale recht een wettig, buitenechtelijk of geadopteerd kind is;

(i)“minderjarige”: een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar;

(j)“niet-begeleide minderjarige”: een minderjarige die zonder begeleiding van een krachtens de wet of volgens de praktijk van de betrokken lidstaat voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staat; onder dit begrip valt ook een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van een lidstaat is aangekomen;

(k)“vertegenwoordiger”: een persoon of een organisatie die door de bevoegde instanties is aangewezen om een niet-begeleide minderjarige bij te staan en te vertegenwoordigen in procedures waarin in deze verordening is voorzien, teneinde het belang van het kind te behartigen en zo nodig rechtshandelingen voor de minderjarige te verrichten.

(l)“verblijfstitel”: een door de autoriteiten van een lidstaat afgegeven machtiging waarbij het een onderdaan van een derde land of een staatloze wordt toegestaan op het grondgebied van die lidstaat te verblijven, met inbegrip van de documenten waarbij personen worden gemachtigd zich op het grondgebied van die lidstaat op te houden in het kader van een tijdelijke beschermingsmaatregel of in afwachting van de tenuitvoerlegging van een verwijderingsmaatregel die tijdelijk door bepaalde omstandigheden niet kan worden uitgevoerd, echter met uitzondering van visa en verblijfsvergunningen die zijn afgegeven tijdens de periode die nodig is om de verantwoordelijke lidstaat te bepalen in de zin van deze verordening of tijdens de behandeling van een verzoek om internationale bescherming of een aanvraag voor een verblijfsvergunning;

(m)“visum”: de machtiging of de beslissing van een lidstaat die vereist is met het oog op een doorreis of de binnenkomst voor een voorgenomen verblijf in die lidstaat of verscheidene lidstaten, met inbegrip van:

i)een overeenkomstig zijn nationale recht of het Unierecht afgegeven machtiging of beslissing die vereist is voor de binnenkomst voor een voorgenomen verblijf in die lidstaat van meer dan 90 dagen,

ii)een overeenkomstig zijn nationale recht of het Unierecht afgegeven machtiging of beslissing die vereist is voor binnenkomst voor doorreis via of een voorgenomen verblijf in die lidstaat van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen;

iii)een machtiging of beslissing die geldig is voor doorreis via de internationale transitzones van een of meer luchthavens van de lidstaten;

(n)“diploma of kwalificatie”: een diploma of kwalificatie behaald na een studieperiode van ten minste drie maanden in het kader van een erkend, nationaal of regionaal onderwijs- of beroepsopleidingsprogramma dat ten minste gelijkwaardig is aan niveau 2 van de International Standard Classification of Education en dat wordt beheerd door een onderwijsinstelling overeenkomstig de nationale wetgeving of administratieve praktijk van de lidstaten;

(o)“onderwijsinstelling”: elke soort openbare of particuliere instelling voor onderwijs of beroepsopleiding die in een lidstaat is gevestigd en door die lidstaat als zodanig is erkend of overeenkomstig het nationale recht als zodanig wordt beschouwd, of waarvan de studie- of opleidingscursussen overeenkomstig de nationale wetgeving of administratieve praktijk worden erkend;

(p)“onderduiken”: de handeling waarbij een verzoeker niet beschikbaar blijft voor de bevoegde administratieve of gerechtelijke autoriteiten, bijvoorbeeld door het grondgebied van de lidstaat te verlaten zonder toestemming van de bevoegde autoriteiten om redenen waarop de verzoeker geen invloed heeft;

(q)“risico op onderduiken”: het in een individueel geval bestaan van specifieke redenen en omstandigheden gebaseerd op objectieve, in nationale wetgeving vastgelegde criteria, om aan te nemen dat een verzoeker op wie een overdrachtsprocedure van toepassing is, zou kunnen onderduiken;

(r)“begunstigde lidstaat”: de lidstaat die op grond van de solidariteitsmaatregelen steun krijgt in situaties van migratiedruk of voor ontscheping na opsporings- en reddingsoperaties als bedoeld in deel IV, hoofdstukken I, II en III, van deze verordening;

(s)“bijdragende lidstaat”: een lidstaat die bijdraagt of verplicht is bij te dragen aan de solidariteitsmaatregelen voor een begunstigde lidstaat als bedoeld in deel IV, hoofdstukken I, II en III, van deze verordening;

(t)“sponsorende lidstaat”: een lidstaat die zich ertoe verbindt illegaal verblijvende onderdanen van derde landen terug te sturen ten behoeve van een andere lidstaat, door de in artikel 55 van deze verordening bedoelde terugkeersponsoring te verlenen;

(u)“herplaatsing”: de overdracht van een onderdaan van een derde land of een staatloze van het grondgebied van een begunstigde lidstaat naar het grondgebied van een bijdragende lidstaat;

(v)“opsporings- en reddingsoperaties”: opsporings- en reddingsoperaties als bedoeld in het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee van 1979 dat op 27 april 1979 in Hamburg, Duitsland, is aangenomen;

(w)“migratiedruk”: een situatie waarin een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen aankomt, of een risico op dergelijke aankomsten bestaat, eventueel voortvloeiend uit aankomsten na opsporings- en reddingsoperaties, als gevolg van de geografische ligging van een lidstaat en de specifieke ontwikkelingen in derde landen die leiden tot migratiebewegingen die zelfs voor goed voorbereide asiel- en opvangstelsels een belasting vormen en onmiddellijke actie vereisen;

(x)“hervestigde of toegelaten persoon”: een persoon die door een lidstaat is toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [verordening betreffende het Uniekader voor hervestiging] of krachtens een nationale hervestigingsregeling buiten het kader van die verordening;

(y)“Asielagentschap”: het Asielagentschap van de Europese Unie, opgericht bij Verordening (EU) XXX/XXX [Asielagentschap van de Europese Unie];

(z)“terugkeerbesluit”: de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld die in overeenstemming is met Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad 54 ;

(aa)“illegaal verblijvende onderdaan van een derde land”: een onderdaan van een derde land die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor toegang die zijn vastgesteld in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399, of aan andere voorwaarden voor toegang tot, verblijf of vestiging in een lidstaat;

DEEL II

GEMEENSCHAPPELIJK KADER VOOR ASIEL- EN MIGRATIEBEHEER

Artikel 3

Alomvattende aanpak van asiel- en migratiebeheer

De Unie en de lidstaten nemen maatregelen op het gebied van asiel- en migratiebeheer op basis van een alomvattende aanpak. Die alomvattende aanpak heeft betrekking op het geheel van de migratieroutes die van invloed zijn op asiel- en migratiebeheer en bestaat uit de volgende componenten:

(a)wederzijds voordelige partnerschappen en nauwe samenwerking met relevante derde landen, onder meer inzake legale migratiemogelijkheden voor onderdanen van derde landen die internationale bescherming nodig hebben of die anderszins legaal in de lidstaten mogen verblijven, waarbij de diepere oorzaken van irreguliere migratie worden aangepakt, partners worden ondersteund die grote aantallen migranten en vluchtelingen die bescherming nodig hebben, opvangen, en de capaciteit van die partners op het gebied van grens-, asiel- en migratiebeheer wordt opgebouwd, irreguliere migratie en migrantensmokkel worden voorkomen en bestreden, en de samenwerking op het gebied van overname wordt versterkt;

(b)nauwe samenwerking en wederzijds partnerschap tussen de instellingen en organen van de Unie, de lidstaten en internationale organisaties;

(c)volledige tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visumbeleid;

(d)doeltreffend beheer en preventie van irreguliere migratie;

(e)doeltreffend beheer van de buitengrenzen van de Unie, op basis van het Europees geïntegreerd grensbeheer;

(f)volledige naleving van de verplichtingen uit hoofde van het internationaal en Europees recht met betrekking tot op zee geredde personen;

(g)toegang tot procedures voor het verlenen of intrekken van internationale bescherming op het grondgebied van de Unie en de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als vluchteling of persoon die subsidiaire bescherming geniet;

(h)bepaling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, op basis van gedeelde verantwoordelijkheid en regels en mechanismen voor solidariteit;

(i)toegang voor verzoekers tot adequate opvangvoorzieningen;

(j)doeltreffend beheer van de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen;

(k)doeltreffende maatregelen om de integratie van personen die internationale bescherming genieten in de lidstaten, te stimuleren en te ondersteunen;

(l)maatregelen om de factoren die irreguliere migratie naar en illegaal verblijf in de Unie mogelijk maken, met inbegrip van illegale tewerkstelling, terug te dringen en aan te pakken;

(m)volledige inzet en gebruik van de operationele instrumenten die op het niveau van de Unie zijn opgezet, met name het Europees Grens- en kustwachtagentschap, het Asielagentschap, eu-LISA en Europol, alsmede grootschalige IT-systemen van de Unie;

(n)volledige uitvoering van het Europees kader voor paraatheid en crisisbeheersing.

Artikel 4

Beginsel van geïntegreerde beleidsvorming

1.De Unie en de lidstaten zorgen voor samenhang van het beleid inzake asiel- en migratiebeheer, met inbegrip van zowel de interne als de externe component van dat beleid.

2.De Unie en de lidstaten, handelend binnen hun respectieve bevoegdheden, zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid inzake asiel- en migratiebeheer.

3.De lidstaten zorgen er met de steun van de agentschappen van de Unie voor dat zij in staat zijn het beleid inzake asiel- en migratiebeheer doeltreffend uit te voeren, rekening houdend met de in artikel 3 bedoelde alomvattende aanpak, met inbegrip van de nodige personele en financiële middelen en infrastructuur.

Artikel 5

Beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid

1.Bij de uitvoering van hun verplichtingen nemen de lidstaten de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid in acht en houden zij rekening met het gemeenschappelijk belang bij de doeltreffende werking van het beleid inzake asiel- en migratiebeheer van de Unie. De lidstaten:

(a)zetten nationale asiel- en migratiebeheersystemen op die toegang bieden tot internationale beschermingsprocedures en houden deze in stand, verlenen internationale bescherming aan personen die deze nodig hebben en zorgen ervoor dat illegaal verblijvende personen terugkeren;

(b)nemen alle maatregelen die nodig en evenredig zijn om irreguliere migratie naar het grondgebied van de lidstaten terug te dringen en te voorkomen, in nauw overleg en nauwe samenwerking met de betrokken derde landen, onder meer op het gebied van de preventie en bestrijding van migrantensmokkel;

(c)passen de regels inzake de vaststelling welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming correct en snel toe en voeren, indien nodig, de overdracht uit naar de lidstaat die verantwoordelijk is overeenkomstig deel III, hoofdstukken I tot en met VI;

(d)bieden andere lidstaten ondersteuning in de vorm van solidariteitsbijdragen op basis van de in deel IV, hoofdstukken I, II en III, bedoelde behoeften;

(e)nemen alle redelijke en evenredige maatregelen om niet-toegestane verplaatsingen tussen lidstaten te voorkomen en bij te sturen.

2.De financiële en operationele steun van de Unie voor de uitvoering van de verplichtingen wordt verleend overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie] en Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor geïntegreerd grensbeheer].

Artikel 6

Beheer en monitoring van de migratiesituatie

1.De Commissie stelt een Europese strategie voor asiel- en migratiebeheer vast waarin de strategische aanpak voor het beheer van asiel en migratie op het niveau van de Unie en de uitvoering van het beleid inzake asiel- en migratiebeheer wordt omschreven overeenkomstig de in dit deel vastgestelde beginselen. De Commissie legt de strategie voor aan het Europees Parlement en de Raad.

2.In de Europese strategie voor asiel- en migratiebeheer wordt rekening gehouden met:

(a)de in lid 3 van dit artikel bedoelde nationale strategieën van de lidstaten;

(b)informatie die door de Commissie is verzameld op grond van aanbeveling nr. XXX van de Commissie betreffende een EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie, hierna “blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie” genoemd; de verslagen die in dat kader zijn uitgebracht en de activiteiten van het netwerk voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie;

(c)relevante verslagen en analyses van agentschappen van de Unie;

(d)informatie die is verzameld tijdens de evaluaties in het kader van het Schengenevaluatie- en -toezichtmechanisme overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1053/2013 55 .

3.De lidstaten beschikken over nationale strategieën zodat er voldoende capaciteit is om een doeltreffend asiel- en migratiebeheersysteem uit te voeren overeenkomstig de in dit deel vastgestelde beginselen. Deze strategieën omvatten noodplannen op nationaal niveau, waarbij rekening wordt gehouden met de noodplannen op grond van Verordening (EU) XXX/XXX [Asielagentschap van de Europese Unie], Verordening (EU) 2019/1896 56 (Europees Grens- en kustwachtagentschap) en Richtlijn XXX/XXX/EU [richtlijn opvangvoorzieningen] en de verslagen van de Commissie die zijn uitgebracht in het kader van de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie. Deze nationale strategieën omvatten informatie over de wijze waarop de lidstaat de in dit deel omschreven beginselen en de daaruit voortvloeiende wettelijke verplichtingen op nationaal niveau toepast. Zij houden rekening met andere relevante strategieën en bestaande steunmaatregelen, met name in het kader van Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie] en Verordening (EU) XXX/XXX [Asielagentschap van de Europese Unie], en sluiten aan bij en vormen een aanvulling op de nationale strategieën voor geïntegreerd grensbeheer die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Verordening (EU) 2019/1896. In deze strategieën moet ook rekening worden gehouden met de resultaten van de monitoring door het Asielagentschap en de Europese grens- en kustwacht, de resultaten van de evaluatie die is uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad en de resultaten van de evaluaties die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) XXX/XXX [screeningverordening].

4.De Commissie stelt jaarlijks een verslag over migratiebeheer vast waarin de verwachte ontwikkeling van de migratiesituatie en de paraatheid van de Unie en de lidstaten worden omschreven. In het geval van migratiestromen als gevolg van opsporings- en reddingsoperaties raadpleegt de Commissie de betrokken lidstaten en vermeldt het verslag het totale aantal op korte termijn verwachte ontschepingen en de solidariteitsrespons die nodig zou zijn om te helpen voorzien in de behoeften van de lidstaten van ontscheping door middel van herplaatsing en maatregelen op het gebied van capaciteitsopbouw, operationele steun en de externe dimensie. In het verslag wordt ook vermeld of bepaalde lidstaten met capaciteitsproblemen worden geconfronteerd als gevolg van de aanwezigheid van kwetsbare onderdanen van derde landen, en worden de resultaten opgenomen van de in lid 3 bedoelde verslaglegging over monitoring, met inbegrip van de informatie die is verzameld in het kader van de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie, en waar nodig verbeteringen voorgesteld.

5.De lidstaten stellen de nationale strategieën uiterlijk [één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vast. De eerste Europese strategie voor asiel- en migratiebeheer wordt uiterlijk [18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld en het eerste verslag over migratiebeheer wordt uiterlijk [één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] uitgebracht. 

6.De Commissie monitort en verstrekt informatie over de migratiesituatie door middel van regelmatige situatieverslagen op basis van gegevens en informatie van goede kwaliteit die worden verstrekt door de lidstaten, de Dienst voor extern optreden, het Asielagentschap, het Europees Grens- en kustwachtagentschap, Europol en het Bureau voor de grondrechten, en met name de informatie die is verzameld in het kader van blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie en het bijbehorende netwerk.

Artikel 7

Samenwerking met derde landen teneinde terugkeer en overname te vergemakkelijken

1.Indien de Commissie op basis van de overeenkomstig artikel 25 bis, lid 2 of 4, van Verordening (EU) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad 57 uitgevoerde analyse en van andere beschikbare informatie van oordeel is dat een derde land onvoldoende meewerkt aan de overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, en onverminderd artikel 25 bis, lid 5, van die verordening, dient zij bij de Raad een verslag in waarin in voorkomend geval wordt aangegeven welke maatregelen kunnen worden genomen om de medewerking van dat derde land op het gebied van overname te verbeteren, rekening houdend met de algemene betrekkingen van de Unie met dat derde land.

2.Voor zover de Commissie dit passend acht, vermeldt zij in haar verslag ook welke maatregelen zijn gericht op de bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten om de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen te vergemakkelijken.

3.Op basis van het in lid 1 bedoelde verslag overwegen de Commissie en de Raad, binnen hun respectieve bevoegdheden, welke passende maatregelen kunnen worden genomen, rekening houdend met de algemene betrekkingen van de Unie met het derde land.

4.De Commissie houdt het Europees Parlement regelmatig op de hoogte van de tenuitvoerlegging van dit artikel.

DEEL III

CRITERIA EN MECHANISMEN VOOR HET AANWIJZEN VAN DE VERANTWOORDELIJKE LIDSTAAT

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEGINSELEN EN WAARBORGEN

Artikel 8

Toegang tot de procedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming

1.De lidstaten behandelen elk verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze op het grondgebied van een van de lidstaten wordt ingediend, inclusief aan de grens of in de transitzones. Het verzoek wordt door een enkele lidstaat behandeld, namelijk de lidstaat die volgens de in deel III, hoofdstuk II omschreven criteria verantwoordelijk is.

2.Wanneer op basis van de in deze verordening vastgestelde criteria geen verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen, is de eerste lidstaat waar het verzoek om internationale bescherming werd geregistreerd, verantwoordelijk voor de behandeling ervan.

3.Indien het voor een lidstaat niet mogelijk is een verzoeker over te dragen aan de lidstaat die in de eerste plaats als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen, omdat ernstig moet worden gevreesd dat de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor verzoekers in die lidstaat systeemfouten bevatten die kunnen resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gaat de lidstaat die met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat is belast, voort met het onderzoeken van de criteria van deel III, hoofdstuk II teneinde vast te stellen of een andere lidstaat als verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen.

Indien een lidstaat overeenkomstig de eerste alinea de overdracht naar een op grond van de criteria van deel III, hoofdstuk II aangewezen lidstaat of aan de eerste lidstaat waar het verzoek werd geregistreerd, niet kan uitvoeren, wordt die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat.

4.Indien geen veiligheidscontrole als voorzien in artikel 11 van Verordening (EU) XXX/XXX [screeningverordening] is uitgevoerd, onderzoekt de eerste lidstaat waar het verzoek om internationale bescherming is geregistreerd, zo spoedig mogelijk na de registratie van het verzoek of er redelijke gronden zijn om de verzoeker te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde, alvorens de criteria voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat toe te passen overeenkomstig hoofdstuk II of de bepalingen van deel III, hoofdstuk III.

Indien een veiligheidscontrole als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) XXX/XXX [screeningverordening] is uitgevoerd, maar de eerste lidstaat waar het verzoek om internationale bescherming is geregistreerd gegronde redenen heeft om te onderzoeken of er redelijke gronden zijn om de verzoeker als een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde van die lidstaat te beschouwen, voert die lidstaat het onderzoek zo spoedig mogelijk na de registratie van het verzoek uit, alvorens de criteria voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat toe te passen overeenkomstig hoofdstuk II of de bepalingen van deel III, hoofdstuk III.

Indien uit de overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) XXX/XXX [screeningverordening] of overeenkomstig de eerste en tweede alinea van dit lid uitgevoerde veiligheidscontrole blijkt dat er redelijke gronden zijn om de aanvrager te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde van de lidstaat die de veiligheidscontrole uitvoert, is die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat.

5.Iedere lidstaat behoudt de mogelijkheid om, met inachtneming van de regels en waarborgen die zijn vastgelegd in Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening], een verzoeker naar een veilig derde land te zenden.

Artikel 9

Verplichtingen van de verzoeker

1.Wanneer een onderdaan van een derde land of een staatloze voornemens is een verzoek om internationale bescherming in te dienen, wordt het verzoek ingediend en geregistreerd in de lidstaat van eerste binnenkomst.

2.In afwijking van lid 1 wordt, wanneer een onderdaan van een derde land of staatloze in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning of een geldig visum, de aanvraag ingediend en geregistreerd in de lidstaat die de verblijfsvergunning of het visum heeft afgegeven.

Wanneer een onderdaan van een derde land of een staatloze die voornemens is een verzoek om internationale bescherming in te dienen, in het bezit is van een verlopen verblijfsvergunning of visum, wordt het verzoek ingediend en geregistreerd in de lidstaat waar hij zich bevindt.

3.De verzoeker verleent volledige medewerking aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in de onder deze verordening vallende aangelegenheden, met name door zo spoedig mogelijk en uiterlijk tijdens het in artikel 12 bedoelde onderhoud alle elementen aan te reiken en alle informatie te verstrekken waarover hij beschikt en die relevant zijn om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is. Indien de verzoeker op het tijdstip van het onderhoud niet in staat is bewijs over te leggen ter staving van de aangereikte elementen en verstrekte informatie, kan de bevoegde autoriteit binnen de in artikel 29, lid 1, bedoelde tijdspanne een termijn vaststellen voor de indiening van dat bewijs.

4.De aanvrager moet aanwezig zijn in:

(a)de in de leden 1 en 2 bedoelde lidstaat in afwachting van de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat en, in voorkomend geval, de uitvoering van de overdrachtsprocedure;

(b)de verantwoordelijke lidstaat;

(c)de lidstaat van herplaatsing na een overdracht uit hoofde van artikel 57, lid 9.

5.Wanneer een overdrachtsbesluit overeenkomstig artikel 32, lid 2, en artikel 57, lid 8, ter kennis van de verzoeker wordt gebracht, komt de verzoeker dat besluit na.

Artikel 10

Gevolgen van niet-nakoming

1.De verzoeker heeft overeenkomstig artikel 17 bis van Richtlijn XXX/XXX/EU [richtlijn opvangvoorzieningen] vanaf het moment waarop hij in kennis is gesteld van een besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat, geen recht op de opvangvoorzieningen als omschreven in de artikelen 15 tot en met 17 van die richtlijn in een andere lidstaat dan die waar hij overeenkomstig artikel 9, lid 4, van deze verordening aanwezig moet zijn, mits hij overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. XXX/XXX [screeningverordening] van dat gevolg in kennis is gesteld. Dit doet geen afbreuk aan de noodzaak om een levensstandaard te waarborgen die in overeenstemming is met het recht van de Unie, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en internationale verplichtingen.

2.Elementen en informatie die relevant zijn om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is en die na het verstrijken van de in artikel 9, lid 3, bedoelde termijn zijn aangereikt of verstrekt, worden door de bevoegde autoriteiten niet in aanmerking genomen.

Artikel 11

Recht op informatie

1.Zodra mogelijk en uiterlijk wanneer een verzoek om internationale bescherming in een lidstaat is geregistreerd, stellen de bevoegde autoriteiten van die lidstaat de verzoeker in kennis van de toepassing van deze verordening en van de in artikel 9 omschreven verplichtingen alsook van de in artikel 10 omschreven gevolgen van niet-nakoming, en met name van:

(a)het feit dat het recht om om internationale bescherming te verzoeken niet inhoudt dat de verzoeker een keuze heeft wat betreft de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming of de lidstaat van herplaatsing;

(b)de doelstellingen van deze verordening en de gevolgen van het indienen van een ander verzoek in een andere lidstaat, alsmede de gevolgen van het verlaten van de lidstaat waar hij op grond van artikel 9, lid 4, aanwezig moet zijn, en met name van het feit dat de verzoeker alleen recht heeft op de opvangvoorzieningen als vermeld in artikel 10, lid 1;

(c)de criteria en de procedures om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, de rangorde van deze criteria in de verschillende fasen van de procedure en de duur ervan;

(d)het doel van het persoonlijk onderhoud uit hoofde van artikel 12 en de verplichting om mondeling of door middel van het verstrekken van documenten zo vroeg mogelijk in de procedure alle relevante informatie te verstrekken en te onderbouwen die kan helpen om de aanwezigheid van gezinsleden, familieleden of andere familiebetrekkingen in de lidstaten vast te stellen, met inbegrip van de middelen waarmee de verzoeker dergelijke informatie kan verstrekken, alsmede van alle bijstand die de lidstaat kan bieden bij het opsporen van gezinsleden of familieleden;

(e)de verplichting voor de aanvrager om zo vroeg mogelijk in de procedure alle relevante informatie openbaar te maken die kan helpen bij de vaststelling van het bestaan van eerdere verblijfstitels, visa of onderwijsdiploma’s;

(f)de mogelijkheid om tegen een overdrachtsbesluit bezwaar te maken binnen de in artikel 33, lid 2, gestelde termijn en van het feit dat de reikwijdte van dat bezwaar beperkt is overeenkomstig artikel 33, lid 1;

(g)het recht op kosteloze rechtsbijstand op verzoek indien de betrokkene de kosten daarvan niet kan opbrengen;

(h)het feit dat de bevoegde autoriteiten van lidstaten en het Asielagentschap persoonsgegevens van de verzoeker verwerken, onder meer om gegevens over hem uit te wisselen, uitsluitend om hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening na te komen;

(i)de betrokken categorieën van persoonsgegevens;

(j)het recht op toegang tot de hem betreffende gegevens en het recht te verzoeken om hem betreffende onjuiste gegevens recht te laten zetten of hem betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te laten verwijderen, alsmede de procedures om die rechten te doen gelden, met inbegrip van de contactgegevens van de in artikel 41 bedoelde autoriteiten en van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten die bevoegd zijn kennis te nemen van verzoeken betreffende de bescherming van persoonsgegevens, en de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming;

(k)in het geval van een niet-begeleide minderjarige, de rol en de verantwoordelijkheden van de vertegenwoordiger en de procedure voor het vertrouwelijk en veilig indienen van klachten tegen een vertegenwoordiger met volledige eerbiediging van het recht van het kind om in dat verband te worden gehoord;

(l)indien van toepassing, de in de artikelen 57 en 58 omschreven herplaatsingsprocedure.

2.De in lid 1 bedoelde informatie wordt schriftelijk verstrekt, in een taal die de verzoeker verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij die verstaat. De lidstaten maken gebruik van het overeenkomstig lid 3 voor dat doel in duidelijke en eenvoudige taal opgestelde gemeenschappelijk voorlichtingsmateriaal.

Indien dit nodig is om de verzoeker de informatie te doen begrijpen, wordt de informatie ook mondeling verstrekt, waar passend in samenhang met het in artikel 12 bedoelde persoonlijk onderhoud.

3.Het Asielagentschap stelt, in nauwe samenwerking met de verantwoordelijke nationale agentschappen, gemeenschappelijk voorlichtingsmateriaal op, alsmede een specifieke brochure voor niet-begeleide minderjarigen, waarin ten minste de in lid 1 bedoelde informatie is opgenomen. Dat gemeenschappelijk voorlichtingsmateriaal bevat tevens informatie over de toepassing van Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening] en met name over het doeleinde waarvoor de gegevens van een verzoeker in Eurodac mogen worden verwerkt. Het gemeenschappelijke voorlichtingsmateriaal wordt zodanig opgesteld dat de lidstaten dit kunnen aanvullen met informatie die specifiek is voor de lidstaat in kwestie.

Artikel 12

Persoonlijk onderhoud

1.Om de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijker te kunnen bepalen, voert de lidstaat die met het bepalen van de verantwoordelijk lidstaat is belast, een persoonlijk onderhoud met de verzoeker. Het onderhoud biedt de verzoeker tevens de mogelijkheid de overeenkomstig artikel 11 aan hem verstrekte informatie juist te begrijpen.

2.Er kan worden afgezien van een persoonlijk onderhoud indien de verzoeker:

(a)is ondergedoken;

(b)het persoonlijk onderhoud niet heeft bijgewoond en zijn afwezigheid niet naar behoren heeft gemotiveerd;

(c)na de in artikel 11 bedoelde informatie te hebben ontvangen, reeds op andere wijze de informatie heeft verstrekt die relevant is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is. Lidstaten die het onderhoud achterwege laten, bieden de verzoeker de gelegenheid om alle verdere informatie te verstrekken die relevant is om op correcte wijze de verantwoordelijke lidstaat te bepalen binnen de in artikel 29, lid 1, genoemde termijn.

3.Het persoonlijk onderhoud vindt tijdig plaats en in ieder geval voordat een overnameverzoek uit hoofde van artikel 29 wordt gedaan.

4.Het persoonlijk onderhoud wordt gevoerd in een taal die de verzoeker verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij die verstaat en waarin hij kan communiceren. Een onderhoud met niet-begeleide minderjarigen wordt op kindvriendelijke wijze gevoerd door personeel dat overeenkomstig nationaal recht naar behoren is opgeleid en gekwalificeerd, in aanwezigheid van de vertegenwoordiger en, indien van toepassing, de juridisch adviseur van de minderjarige. Zo nodig stelt de lidstaat een tolk, en waar passend een cultureel bemiddelaar aan die kan zorgen voor een goede communicatie tussen de verzoeker en de persoon die het persoonlijk onderhoud voert. De verzoeker kan verzoeken om het onderhoud te laten voeren en te worden bijgestaan door personeel van het eigen geslacht.

5.Het persoonlijk onderhoud vindt plaats in zodanige omstandigheden dat een passende geheimhouding is gewaarborgd. Het wordt gevoerd door een krachtens nationaal recht gekwalificeerde persoon. Verzoekers van wie is vastgesteld dat zij bijzondere procedurele waarborgen nodig hebben overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening], krijgen passende ondersteuning om de voorwaarden te scheppen die nodig zijn om doeltreffend alle elementen aan te reiken die het mogelijk maken te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is.

6.De lidstaat die het persoonlijk onderhoud voert, stelt daarvan een schriftelijke samenvatting op met ten minste de belangrijkste informatie die de verzoeker tijdens het onderhoud heeft verstrekt. De samenvatting kan de vorm van een verslag of een standaardformulier aannemen. De lidstaat zorgt ervoor dat de verzoeker of de juridisch adviseur of andere raadsman die de verzoeker vertegenwoordigt, tijdig toegang tot de samenvatting heeft.

Artikel 13

Waarborgen voor minderjarigen

1.Bij alle procedures waarin deze verordening voorziet, stellen de lidstaten het belang van het kind voorop.

2.Elke lidstaat waar een niet-begeleide minderjarige aanwezig is, zorgt ervoor dat hij wordt vertegenwoordigd en bijgestaan door een vertegenwoordiger met betrekking tot de relevante procedures waarin deze verordening voorziet. De vertegenwoordiger beschikt over de kwalificaties, opleiding en de expertise om ervoor te zorgen dat tijdens de procedures die in het kader van deze verordening worden gevolgd, rekening wordt gehouden met het belang van de minderjarige. Deze vertegenwoordiger heeft toegang tot de inhoud van de toepasselijke documenten in het dossier van de verzoeker, met inbegrip van het specifieke voorlichtingsmateriaal voor niet-begeleide minderjarigen.

Wanneer een organisatie als vertegenwoordiger is aangewezen, wijst zij een persoon aan die bevoegd is om ten aanzien van de minderjarige haar taken uit te voeren. De eerste alinea is van toepassing op die persoon.

De vertegenwoordiger waarin in de eerste alinea wordt voorzien, kan dezelfde persoon of organisatie zijn als die waarin artikel 22 van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening] voorziet.

3.De vertegenwoordiger van een niet-begeleide minderjarige wordt betrokken bij het proces om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is uit hoofde van deze verordening. De vertegenwoordiger staat de niet-begeleide minderjarige bij bij het verstrekken van informatie die relevant is om vast te stellen wat zijn belang is overeenkomstig lid 4, ook wat betreft de uitoefening van het recht om te worden gehoord, en ondersteunt, in voorkomend geval, zijn contacten met andere actoren, zoals organisaties voor het traceren van familieleden.

4.Om vast te stellen wat het belang van het kind is, werken de lidstaten nauw met elkaar samen en houden zij in het bijzonder naar behoren rekening met de volgende factoren:

(a)de mogelijkheden van gezinshereniging;

(b)het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, met bijzondere aandacht voor de achtergrond van de minderjarige;

(c)veiligheid en beveiligingsoverwegingen, met name wanneer de minderjarige mogelijk het slachtoffer is van enige vorm van geweld en uitbuiting, met inbegrip van mensenhandel;

(d)de standpunten van de minderjarige, in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit;

(e)indien de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is, de informatie die wordt verstrekt door de vertegenwoordiger in de lidstaat waar de niet-begeleide minderjarige aanwezig is.

5.Alvorens een niet-begeleide minderjarige over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat of, in voorkomend geval, aan de lidstaat van herplaatsing, ziet de overdragende lidstaat erop toe dat de verantwoordelijke lidstaat of de lidstaat van herplaatsing onverwijld de maatregelen neemt die zijn bedoeld in de artikelen 14 en 23 van Richtlijn XXX/XXX/EU [richtlijn opvangvoorzieningen] en artikel 22 van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening]. Elk besluit om een niet-begeleide minderjarige over te dragen, wordt voorafgegaan door een beoordeling van diens belang. De beoordeling wordt gebaseerd op de in lid 4 genoemde factoren en de conclusies van de vaststelling aan de hand van deze factoren worden duidelijk vermeld in het overdrachtsbesluit. De beoordeling vindt snel plaats door personeel dat over de kwalificaties en expertise beschikt om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met het belang van de minderjarige.

6.Voor de toepassing van artikel 15 onderneemt de lidstaat waar het verzoek van de niet-begeleide minderjarige om internationale bescherming is geregistreerd, zo spoedig mogelijk het nodige om na te gaan of er gezinsleden of familieleden van de niet-begeleide minderjarige op het grondgebied van de lidstaten aanwezig zijn, waarbij het belang van het kind wordt beschermd.

Daartoe kan die lidstaat de hulp van internationale of andere relevante organisaties inroepen en kan hij de toegang van de minderjarige tot de opsporingsdiensten van die organisaties faciliteren.

De personeelsleden van de in artikel 41 bedoelde bevoegde autoriteiten die verzoeken van niet-begeleide minderjarigen behandelen, hebben een passende opleiding gekregen, en blijven die krijgen, met betrekking tot de specifieke behoeften van minderjarigen.

7.Teneinde de passende acties tot identificatie van de gezinsleden of familieleden van de niet-begeleide minderjarige die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijft, te faciliteren overeenkomstig lid 6, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast, met inbegrip van een standaardformulier voor de uitwisseling van de desbetreffende informatie tussen de lidstaten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK II

CRITERIA OM TE BEPALEN WELKE LIDSTAAT VERANTWOORDELIJK IS

Artikel 14

Rangorde van de criteria

1.De criteria om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, zijn van toepassing in de volgorde waarin zij in dit hoofdstuk voorkomen.

2.Welke lidstaat volgens de in dit hoofdstuk beschreven criteria de verantwoordelijke lidstaat is, wordt bepaald op grond van de situatie op het tijdstip waarop het verzoek om internationale bescherming voor de eerste maal bij een lidstaat werd geregistreerd.

Artikel 15

Niet-begeleide minderjarigen

1.Wanneer de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is, zijn alleen de in dit artikel vastgestelde criteria van toepassing, in de volgorde waarin zij voorkomen in de leden 2 tot en met 5.

2.De verantwoordelijke lidstaat is de lidstaat waar een gezinslid van de niet-begeleide minderjarige zich wettig ophoudt, tenzij wordt aangetoond dat dit niet in het belang van de minderjarige is. Indien de verzoeker een gehuwde minderjarige is van wie de echtgenoot zich niet wettig op het grondgebied van de lidstaten ophoudt, is de verantwoordelijke lidstaat de lidstaat waar de vader, moeder, of andere volwassene die krachtens het recht of krachtens de praktijk van die lidstaat voor de minderjarige verantwoordelijk is, dan wel zijn broer of zus, zich wettig ophoudt.

3.Indien de verzoeker een familielid heeft dat zich wettig in een andere lidstaat ophoudt, en het op basis van een individueel onderzoek vaststaat dat dat familielid voor hem kan zorgen, verenigt die lidstaat de minderjarige met zijn familielid en is die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat, tenzij wordt aangetoond dat dit niet in het belang van de minderjarige is.

4.Indien in meer dan één lidstaat gezinsleden of familieleden als vermeld in de leden 2 en 3 verblijven, wordt op basis van het belang van de niet-begeleide minderjarige bepaald welke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is.

5.Bij ontstentenis van gezinsleden of familieleden als bedoeld in de leden 2 en 3, is de lidstaat waar het verzoek van de niet-begeleide minderjarige om internationale bescherming het eerst is geregistreerd de verantwoordelijke lidstaat, tenzij wordt aangetoond dat dit niet in het belang van de minderjarige is.

6.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 68 om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

(a)de identificatie van gezinsleden of familieleden van niet-begeleide minderjarigen;

(b)de criteria om te bepalen of er sprake is van een bewezen verwantschapsrelatie;

(c)de criteria voor de beoordeling van het vermogen van een familielid om voor een niet-begeleide minderjarige te zorgen ook in de gevallen waarin gezinsleden, broers en zussen of familieleden van de niet-begeleide minderjarige in verschillende lidstaten verblijven.

Bij de uitoefening van haar bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen beperkt de Commissie zich tot het vooropstellen van het belang van het kind, zoals bepaald in artikel 13, lid 4.

7.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige procedures voor overleg en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 16

Gezinsleden die internationale bescherming genieten

Wanneer een gezinslid van de verzoeker als persoon die internationale bescherming geniet, is toegelaten voor verblijf in een lidstaat, is deze lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, mits de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dat wensen.

Artikel 17

Gezinsleden die om internationale bescherming verzoeken

Wanneer een gezinslid van een verzoeker in een lidstaat een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover in eerste aanleg nog geen beslissing ten gronde is genomen, is deze lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, mits de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dat wensen.

Artikel 18

Gezinsprocedure

Indien meerdere gezinsleden in dezelfde lidstaat gelijktijdig of met dusdanig korte tussenpozen een verzoek om internationale bescherming indienen dat de procedures waarbij de verantwoordelijke lidstaat wordt bepaald, allemaal tegelijk kunnen worden afgewikkeld, en indien de toepassing van de criteria van deze verordening tot gevolg zou hebben dat de betrokkenen van elkaar worden gescheiden, wordt de verantwoordelijke lidstaat als volgt aangewezen:

(a)de lidstaat die volgens de criteria van deze verordening verantwoordelijk is voor de overname van het grootste aantal gezinsleden is verantwoordelijk voor de behandeling van al hun verzoeken om internationale bescherming;

(b)indien op grond van het voorgaande geen enkele lidstaat als verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen, is de lidstaat die volgens de criteria van deze verordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek van het oudste lid van de groep, verantwoordelijk voor de behandeling van alle verzoeken.

Artikel 19

Afgifte van verblijfstitels of visa

1.Wanneer de verzoeker houder is van een geldige verblijfstitel, is de lidstaat die deze titel heeft afgegeven, verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.

2.Wanneer de verzoeker houder is van een geldig visum, is de lidstaat die dit visum heeft afgegeven, verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, tenzij dit visum namens een andere lidstaat is afgegeven op grond van een vertegenwoordigingsregeling als bedoeld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 810/2009. In dat geval is de vertegenwoordigde lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.

3.Wanneer de verzoeker houder is van verscheidene geldige verblijfstitels of visa die door verschillende lidstaten zijn afgegeven, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming achtereenvolgens bij:

(a)de lidstaat die de verblijfstitel met het langste verblijfsrecht heeft afgegeven of, indien de geldigheidsduur niet verschilt, de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven waarvan de geldigheidsduur het laatst verstrijkt;

(b)indien de verschillende visa van hetzelfde type zijn, de lidstaat die het visum heeft afgegeven waarvan de geldigheidsduur het laatst verstrijkt;

(c)wanneer de visa van een verschillend type zijn, de lidstaat die het visum met de langste geldigheidsduur heeft afgegeven of, indien de visa dezelfde geldigheidsduur hebben, de lidstaat die het visum heeft afgegeven waarvan de geldigheidsduur het laatst verstrijkt.

4.Indien de verzoeker in het bezit is van een of meer verblijfstitels of een of meer visa die minder dan drie jaar vóór de registratie van de aanvraag zijn verlopen, zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing.

5.Het feit dat de verblijfstitel of het visum is afgegeven op basis van een valse of fictieve identiteit of op vertoon van valse, vervalste of ongeldige documenten, vormt geen belemmering voor het toewijzen van de verantwoordelijkheid aan de lidstaat die de verblijfstitel of het visum heeft afgegeven. De lidstaat die de verblijfstitel of het visum heeft afgegeven, is echter niet verantwoordelijk indien hij kan aantonen dat er is gefraudeerd nadat de verblijfstitel of het visum werd verstrekt.

Artikel 20

Diploma’s of andere kwalificaties

1.Indien de verzoeker in het bezit is van een door een in een lidstaat gevestigde onderwijsinstelling afgegeven diploma of kwalificatie en het verzoek om internationale bescherming is geregistreerd nadat de verzoeker het grondgebied van de lidstaten na voltooiing van zijn studie heeft verlaten, is de lidstaat waar die onderwijsinstelling is gevestigd, verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.

2.Indien de verzoeker in het bezit is van meer dan één diploma of kwalificatie, afgegeven door onderwijsinstellingen in verschillende lidstaten, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij de lidstaat die het diploma of de kwalificatie heeft afgegeven na de langste studieperiode of, indien de studieperiodes identiek zijn, de lidstaat waar het meest recente diploma of de meest recente kwalificatie is behaald.

Artikel 21

Binnenkomst

1.Wanneer is vastgesteld, aan de hand van bewijsmiddelen of indirect bewijs, zoals omschreven in de twee in artikel 30, lid 4, van deze verordening bedoelde lijsten, inclusief de gegevens zoals bedoeld in Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening], dat een verzoeker op illegale wijze de grens van een lidstaat heeft overschreden via het land, de zee of de lucht of komende vanuit een derde land, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij de lidstaat waar de verzoeker het eerst op deze wijze is binnengekomen. Die verantwoordelijkheid eindigt indien het verzoek meer dan 3 jaar na de datum waarop die grensoverschrijding heeft plaatsgevonden, wordt geregistreerd.

2.De regel van lid 1 is ook van toepassing wanneer de verzoeker na een opsporings- en reddingsoperatie op het grondgebied is ontscheept.

3.De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing indien aan de hand van bewijsmiddelen of indirect bewijs, zoals omschreven in de twee in artikel 30, lid 4, van deze verordening bedoelde lijsten, inclusief de gegevens zoals bedoeld in Verordening (EU) XXX/ XXX [Eurodac-verordening], kan worden vastgesteld dat de verzoeker na de grens te hebben overschreden overeenkomstig artikel 57 van deze verordening is herplaatst naar een andere lidstaat. In dat geval is die andere lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.

Artikel 22

Visumvrijstelling

Indien een onderdaan van een derde land of een staatloze het grondgebied van de lidstaten betreedt via een lidstaat waar hij niet visumplichtig is, is de betrokken lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming. Die verantwoordelijkheid eindigt indien het verzoek meer dan drie jaar na de datum waarop de betrokkene het grondgebied is binnengekomen, wordt geregistreerd.

Artikel 23

Verzoeken in een internationale transitzone van een luchthaven

Indien in een internationale transitzone van een luchthaven van een lidstaat een verzoek om internationale bescherming wordt ingediend door een onderdaan van een derde land of een staatloze, is deze lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek.

HOOFDSTUK III

AFHANKELIJKE PERSONEN EN DISCRETIONAIRE BEPALINGEN

Artikel 24

Afhankelijke personen

1.Wanneer, wegens een zwangerschap, het hebben van een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap, een ernstig trauma of hoge leeftijd, een verzoeker afhankelijk is van de hulp van zijn kind of ouder dat of die wettig verblijft in een van de lidstaten, of het kind of de ouder van de verzoeker dat of die wettig verblijft in een van de lidstaten afhankelijk is van de hulp van de verzoeker, zorgen de lidstaten er normaliter voor dat de verzoeker kan blijven bij of wordt verenigd met dat kind of die ouder, op voorwaarde dat er familiebanden bestonden voordat de verzoeker op het grondgebied van de lidstaten aankwam, het kind of de ouder of de verzoeker in staat is voor de afhankelijke persoon te zorgen en de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen.

Indien er aanwijzingen zijn dat een kind of ouder wettig verblijft op het grondgebied van de lidstaat waar de afhankelijke persoon zich ophoudt, gaat die lidstaat na of het kind of de ouder voor de afhankelijke persoon kan zorgen, alvorens een overnameverzoek uit hoofde van artikel 29 in te dienen.

2.Wanneer het kind of de ouder, bedoeld in lid 1, wettig verblijft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de verzoeker zich ophoudt, is de lidstaat waar het kind of de ouder wettig verblijft, de verantwoordelijke lidstaat, tenzij de gezondheidstoestand van de verzoeker hem gedurende een significante tijdsspanne belet naar die lidstaat te reizen. In dat geval is de lidstaat waar de verzoeker zich ophoudt, de verantwoordelijke lidstaat. Dit brengt voor deze lidstaat niet de verplichting met zich mee dat het kind of de ouder van de verzoeker naar die lidstaat moet worden gebracht.

3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 68 om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

(a)de elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie;

(b)de criteria om te bepalen of er sprake is van een bewezen verwantschapsrelatie;

(c)de criteria voor de beoordeling van het vermogen van de betrokkene om voor de afhankelijke persoon te zorgen;

(d)de elementen die in acht moeten worden genomen voor de beoordeling van het onvermogen om gedurende een significante tijdsspanne te reizen.

4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige voorwaarden voor overleg en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 25

Discretionaire bepalingen

1.In afwijking van artikel 8, lid 1, kan elke lidstaat besluiten een bij hem geregistreerd verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht.

2.De lidstaat waarin een verzoek om internationale bescherming is geregistreerd en die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is, of de verantwoordelijke lidstaat, kan, te allen tijde voordat in eerste aanleg een beslissing ten gronde is genomen, een andere lidstaat vragen een verzoeker over te nemen teneinde familierelaties te verenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden, ook wanneer die laatste lidstaat niet verantwoordelijk is volgens de in de artikelen 15 tot 18 en 24 vastgelegde criteria. De betrokkenen stemmen hiermee schriftelijk in.

Het overnameverzoek omvat alle elementen waarover de verzoekende lidstaat beschikt die nodig zijn om het de aangezochte staat mogelijk te maken de situatie te beoordelen.

De aangezochte lidstaat verricht alle verificaties die nodig zijn om de aangevoerde humanitaire gronden te onderzoeken en geeft binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek een antwoord aan de verzoekende lidstaat via het netwerk voor elektronische communicatie dat tot stand is gebracht bij artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1560/2003. In geval van een afwijzing wordt vermeld om welke redenen het verzoek wordt geweigerd.

HOOFDSTUK IV

VERPLICHTINGEN VAN DE VERANTWOORDELIJKE LIDSTAAT

Artikel 26

Verplichtingen van de verantwoordelijke lidstaat

1.De op grond van deze verordening verantwoordelijke lidstaat is verplicht:

(a)een verzoeker wiens verzoek in een andere lidstaat werd geregistreerd, volgens de in de artikelen 29, 30 en 35 bepaalde voorwaarden over te nemen;

(b)een verzoeker, een onderdaan van een derde land of een staatloze ten aanzien van wie deze lidstaat overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening] is aangewezen als de verantwoordelijke lidstaat, terug te nemen onder de in de artikelen 31 en 35 van deze verordening vastgestelde voorwaarden;

(c)een persoon die internationale bescherming geniet en ten aanzien van wie deze lidstaat overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening] is aangewezen als de verantwoordelijke lidstaat, terug te nemen onder de in de artikelen 31 en 35 van deze verordening vastgestelde voorwaarden;

(d)een hervestigde of toegelaten persoon die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend of die irregulier verblijft in een andere lidstaat dan de lidstaat die hem heeft toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [verordening betreffende het Unie-kader voor hervestiging], of die internationale bescherming of een humanitaire status heeft toegekend in het kader van een nationale hervestigingsregeling, terug te nemen onder de in de artikelen 31 en 35 van deze verordening vastgestelde voorwaarden.

2.Voor de toepassing van deze verordening is de situatie van de minderjarige die de verzoeker vergezelt en onder de definitie van gezinslid valt, onlosmakelijk verbonden met de situatie van diens gezinslid en de minderjarige zal worden overgenomen of teruggenomen door de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van dat gezinslid, ook al is de minderjarige zelf geen individuele verzoeker, tenzij wordt aangetoond dat dit niet in het belang van het kind is. Op kinderen die na de aankomst van de verzoeker op het grondgebied van de lidstaten zijn geboren, wordt hetzelfde beginsel toegepast, zonder dat een nieuwe procedure voor hun overname behoeft te worden ingeleid.

3.In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde situaties behandelt of voltooit de verantwoordelijke lidstaat de behandeling van het verzoek om internationale bescherming op grond van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening].

Artikel 27

Beëindiging van de verantwoordelijkheid

1.Wanneer een lidstaat een verblijfstitel afgeeft aan de verzoeker, besluit om artikel 25 toe te passen of de betrokkene niet binnen de in artikel 35 gestelde termijnen aan de verantwoordelijke lidstaat overdraagt, wordt die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat en gaan de in artikel 26 vastgestelde verplichtingen over op die lidstaat. In voorkomend geval stelt deze lidstaat de voorheen verantwoordelijke lidstaat, de lidstaat die een procedure uitvoert om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, of de lidstaat die om overname van de verzoeker is verzocht of een kennisgeving inzake terugname heeft ontvangen, daarvan in kennis met behulp van het bij artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1560/2003 opgezette elektronische communicatienetwerk.

De eerste alinea is niet van toepassing indien aan de betrokkene reeds internationale bescherming is verleend door de verantwoordelijke lidstaat.

De lidstaat die op grond van de eerste alinea van dit artikel verantwoordelijk wordt, geeft aan dat hij de verantwoordelijke lidstaat is geworden overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) XXX/ XXX [Eurodac-verordening].

2.De in artikel 26, lid 1, onder b), van deze verordening vastgestelde verplichting om een onderdaan van een derde land of een staatloze terug te nemen, eindigt wanneer op basis van de actualisering van de in artikel 11, lid 2, onder c), van Verordening (EU ) XXX/XXX [Eurodac-verordening] bedoelde gegevensreeks kan worden vastgesteld dat de betrokken persoon het grondgebied van de lidstaten gedwongen dan wel vrijwillig heeft verlaten overeenkomstig een terugkeerbesluit of een verwijderingsbevel dat is uitgevaardigd na de intrekking of afwijzing van het verzoek.

Een verzoek dat na een daadwerkelijke verwijdering wordt geregistreerd, wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een nieuw verzoek, waardoor er een nieuwe procedure ontstaat waarbij de verantwoordelijke lidstaat wordt bepaald.

HOOFDSTUK V

METHODEN

AFDELING I

Begin van de procedure

Artikel 28

Begin van de procedure

1.De lidstaat waar een verzoek om internationale bescherming voor het eerst is geregistreerd overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening] of, in voorkomend geval, de lidstaat van herplaatsing, begint onverwijld met de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is.

2.De lidstaat waar een verzoek voor het eerst is geregistreerd of, in voorkomend geval, de lidstaat van herplaatsing, zet de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, voort indien de verzoeker het grondgebied van die lidstaat zonder toestemming verlaat of anderszins niet beschikbaar is voor de bevoegde autoriteiten van die lidstaat.

3.De lidstaat die de procedure heeft uitgevoerd om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is of die overeenkomstig artikel 8, lid 4, van deze verordening verantwoordelijk is geworden, vermeldt onverwijld in Eurodac overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) XXX /XXX [Eurodac-verordening]:

(a)zijn verantwoordelijkheid uit hoofde van artikel 8, lid 2;

(b)zijn verantwoordelijkheid uit hoofde van artikel 8, lid 4;

(c)zijn verantwoordelijkheid als gevolg van het feit dat hij de in artikel 29 vastgestelde termijnen niet in acht heeft genomen;

(d)de verantwoordelijkheid van de lidstaat die een verzoek tot overname van de verzoeker uit hoofde van artikel 30 heeft ingewilligd.

Totdat deze vermelding is toegevoegd, zijn de procedures van lid 4 van toepassing.

4.Een verzoeker die zich zonder verblijfstitel ophoudt in een andere lidstaat of die daar een verzoek om internationale bescherming indient tijdens de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, wordt onder de in de artikelen 31 en 35 bepaalde voorwaarden teruggenomen door de lidstaat waarbij dat verzoek voor het eerst is geregistreerd.

Deze verplichting eindigt wanneer de lidstaat die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is, kan aantonen dat de verzoeker een verblijfstitel van een andere lidstaat heeft verkregen.

5.Een verzoeker die zich zonder verblijfstitel in een lidstaat ophoudt of die daar een verzoek om internationale bescherming indient nadat een andere lidstaat overeenkomstig artikel 57, lid 7, heeft bevestigd dat hij de betrokkene zal herplaatsten, en voordat de overdracht naar die lidstaat overeenkomstig artikel 57, lid 9, is uitgevoerd, wordt, onder de in de artikelen 31 en 35 bepaalde voorwaarden, door de lidstaat van herplaatsing teruggenomen.

DEEL II

Procedures voor overnameverzoeken

Artikel 29

Indiening van een overnameverzoek

1.De lidstaat waar een verzoek om internationale bescherming is geregistreerd en die van mening is dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van dit verzoek, verzoekt die andere lidstaat onverwijld en in ieder geval binnen twee maanden na de registratie van het verzoek, om overname.

Niettegenstaande de eerste alinea wordt in het geval van een Eurodac-treffer met gegevens die zijn opgeslagen overeenkomstig de artikelen 13 en 14 bis van Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening] of een VIS-treffer met gegevens die zijn opgeslagen overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 767/2008, het verzoek tot overname verzonden binnen een maand na ontvangst van die treffer.

Indien er binnen de in de eerste en tweede alinea vastgelegde termijnen geen verzoek tot overname van de verzoeker wordt ingediend, is de lidstaat waar het verzoek om internationale bescherming is geregistreerd, verantwoordelijk voor de behandeling ervan.

Indien de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is, kan de met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat belaste lidstaat, indien hij van oordeel is dat dit in het belang van de minderjarige is, de procedure voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat voortzetten en een andere lidstaat verzoeken de verzoeker over te nemen, ondanks het verstrijken van de in de eerste en tweede alinea vastgestelde termijnen.

2.De verzoekende lidstaat kan verzoeken om met spoed te antwoorden in gevallen waarin het verzoek om internationale bescherming werd geregistreerd nadat een besluit tot weigering van toegang of een terugkeerbesluit werd uitgevaardigd.

In het overnameverzoek wordt gemotiveerd op welke gronden met spoed een antwoord nodig is en binnen welke termijn dit antwoord wordt verlangd. Die termijn dient minstens één week te bedragen.

3.In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen wordt het verzoek om overname door een andere lidstaat met behulp van een standaardformulier gedaan en gestaafd met bewijsmiddelen of indirecte bewijzen zoals omschreven in de twee in artikel 30, lid 4, bedoelde lijsten, en/of relevante elementen uit de verklaring van de verzoeker aan de hand waarvan de autoriteiten van de aangezochte lidstaat kunnen nagaan of deze lidstaat op grond van de criteria van deze verordening verantwoordelijk is.

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige voorwaarden vast voor het voorbereiden en het indienen van overnameverzoeken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 30

Beantwoording van een overnameverzoek

1.De lidstaat die om overname wordt verzocht, verricht de nodige controles en reageert op het verzoek tot overname van een verzoeker binnen één maand nadat hij het heeft ontvangen.

2.In afwijking van lid 1 neemt de aangezochte lidstaat, in het geval van een Eurodac-treffer met gegevens die zijn opgeslagen overeenkomstig artikel 13 en artikel 14 bis van Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening] of in het geval van een VIS-treffer met gegevens die zijn opgeslagen overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 767/2008, binnen twee weken na ontvangst van het verzoek een besluit over het verzoek.

3.Voor het afhandelen van de procedure ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat worden bewijsmiddelen en indirecte bewijzen gebruikt.

4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen twee lijsten vast, waarin volgens de criteria in de punten a) en b) van dit lid de bewijsmiddelen en indirecte bewijzen worden vermeld, en herziet deze lijsten periodiek. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

(a)Bewijsmiddelen:

i)dit zijn formele bewijzen die overeenkomstig deze verordening de verantwoordelijkheid bepalen, zolang er geen bewijs is van het tegendeel;

ii)de lidstaten leveren het comité van artikel 67 modellen van de verschillende soorten administratieve documenten, overeenkomstig de in de lijst van formele bewijzen gegeven type-indeling;

(b)indirecte bewijzen:

i)dit zijn aanwijzingen die, hoewel weerlegbaar, voldoende kunnen zijn overeenkomstig de bewijskracht die eraan wordt toegekend;

ii)de kracht van bewijs van deze aanwijzingen wordt, in samenhang met de verantwoordelijkheid voor de afhandeling van het verzoek om internationale bescherming, per geval bekeken.

5.De bewijsvereisten gaan niet verder dan noodzakelijk is voor de correcte toepassing van deze verordening.

6.De aangezochte lidstaat erkent zijn verantwoordelijkheid wanneer de indirecte bewijzen samenhangend, verifieerbaar en voldoende gedetailleerd zijn om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is.

7.Indien de verzoekende lidstaat overeenkomstig artikel 29, lid 2, heeft verzocht om met spoed te antwoorden, antwoordt de aangezochte lidstaat binnen de verlangde termijn of, bij gebreke daarvan, binnen twee weken na ontvangst van het verzoek.

8.Indien de aangezochte lidstaat binnen de in lid 1 genoemde termijn van één maand geen bezwaar maakt tegen het verzoek door middel van een volledig en uitvoerig gemotiveerd antwoord, of in voorkomend geval binnen de in de leden 2 en 7 genoemde termijn van twee weken, staat dit gelijk met aanvaarding van het overnameverzoek en houdt dit de verplichting in om de persoon over te nemen en te zorgen voor passende regelingen voor de aankomst.

DEEL III

Procedures voor kennisgevingen inzake terugname

Artikel 31

Indiening van een kennisgeving inzake terugname

1.In een situatie als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder b), c) of d), doet de lidstaat waar de persoon zich ophoudt, onverwijld en in elk geval binnen twee weken na ontvangst van de Eurodac-treffer een kennisgeving inzake terugname uitgaan.

2.Een kennisgeving inzake terugname vindt plaats door middel van een standaardformulier en bevat bewijsmiddelen of indirecte bewijzen als omschreven in de twee in artikel 30, lid 4, bedoelde lijsten, en/of relevante elementen uit de verklaringen van de betrokkene.

3.De in kennis gestelde lidstaat bevestigt de ontvangst van de kennisgeving binnen een week aan de lidstaat die de kennisgeving heeft gedaan, tenzij de in kennis gestelde lidstaat binnen die termijn kan aantonen dat hij niet langer verantwoordelijk is overeenkomstig artikel 27.

4.Wanneer binnen de in lid 3 bedoelde termijn van één week geen actie wordt ondernomen, staat dit gelijk met een bevestiging van ontvangst van de kennisgeving.

5.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige voorwaarden vast voor het voorbereiden en het indienen van kennisgevingen inzake terugname. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

DEEL IV

Procedurele waarborgen

Artikel 32

Kennisgeving van een overdrachtsbesluit

1.De met de bepaling van de verantwoordelijkheid belaste lidstaat van wie het overnameverzoek met betrekking tot de in artikel 26, lid 1, onder a), bedoelde verzoeker is aanvaard of die een kennisgeving van terugname heeft gedaan met betrekking tot de in artikel 26, lid 1, onder b), c) en d), bedoelde personen, neemt uiterlijk één week na de aanvaarding of kennisgeving een overdrachtsbesluit.

2.Wanneer de aangezochte lidstaat de overname van een verzoeker of de terugname van een persoon als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder c) of d) aanvaardt, stelt de verzoekende of kennisgevende lidstaat de betrokkene onverwijld schriftelijk in kennis van het besluit om hem over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat en, indien van toepassing, van het feit dat hij zijn verzoek om internationale bescherming niet zal behandelen.

3.Indien een juridisch adviseur of andere raadsman de betrokkene vertegenwoordigt, kunnen de lidstaten besluiten deze juridisch adviseur of raadsman in plaats van de betrokkene van het besluit in kennis te stellen en, indien van toepassing, het besluit aan de betrokkene mee te delen.

4.Het in lid 1 bedoelde besluit bevat informatie over de beschikbare rechtsmiddelen, onder meer inzake het recht om te verzoeken om opschortende werking, alsmede over de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen moeten worden ingesteld en de overdracht moet plaatsvinden en vermeldt, in voorkomend geval, indien de betrokkene zich op eigen gelegenheid naar de verantwoordelijke lidstaat begeeft, waar en wanneer hij zich moet melden.

De lidstaten zien erop toe dat aan de betrokkene, samen met het in lid 1 bedoelde besluit, informatie wordt meegedeeld over personen of instanties die hem rechtsbijstand kunnen verlenen, indien die informatie hem niet eerder is verstrekt.

5.Wanneer de betrokkene niet door een juridisch adviseur of een andere raadsman wordt bijgestaan of vertegenwoordigd, stellen de lidstaten hem van de voornaamste elementen van het besluit, die altijd informatie omvatten over de beschikbare rechtsmiddelen en de termijnen om deze in te stellen, in kennis in een taal die de betrokkene begrijpt of waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld dat hij die begrijpt.

Artikel 33

Rechtsmiddelen

1.De verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder b), c) of d), heeft het recht tegen het overdrachtsbesluit bij een rechterlijke instantie een doeltreffend rechtsmiddel in te stellen, in de vorm van een beroep of een bezwaar ten aanzien van de feiten en het recht.

De draagwijdte van het rechtsmiddel is beperkt tot een beoordeling of:

(a)de doorgifte een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling van de betrokkene zou inhouden in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten;

(b)inbreuk is gemaakt op de artikelen 15 tot en met 18 en artikel 24, in het geval van op grond van artikel 26, lid 1, onder a), overgenomen personen.

2.De lidstaten bieden een termijn van twee weken na de kennisgeving van een overdrachtsbesluit waarbinnen de betrokkene zijn recht op het instellen van een doeltreffend rechtsmiddel overeenkomstig lid 1, kan uitoefenen.

3.De betrokkene heeft het recht om binnen een redelijke termijn na de kennisgeving van het overdrachtsbesluit een rechterlijke instantie te verzoeken de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten in afwachting van de uitkomst van het beroep of het bezwaar. De lidstaten zorgen ervoor dat er een doeltreffend rechtsmiddel beschikbaar is door de overdracht op te schorten totdat de beslissing over het eerste opschortingsverzoek is gegeven. Een beslissing over het al dan niet opschorten van de uitvoering van het overdrachtsbesluit wordt genomen binnen een maand na de datum waarop de bevoegde rechterlijke instantie dat verzoek heeft ontvangen.

Indien de betrokkene zijn recht om om opschortende werking te verzoeken, niet heeft uitgeoefend, kan het beroep of bezwaar tegen het overdrachtsbesluit de uitvoering van een overdrachtsbesluit niet opschorten.

Een beslissing om de uitvoering van het overdrachtsbesluit niet op te schorten wordt gemotiveerd.

Indien opschortende werking wordt toegekend, tracht de gerechtelijke instantie binnen een maand na de beslissing om opschortende werking toe te kennen, een beslissing ten gronde te nemen over het beroep of het bezwaar.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokkene toegang heeft tot rechtsbijstand en zo nodig tot taalkundige bijstand.

5.De lidstaten zorgen ervoor dat rechtsbijstand op verzoek kosteloos wordt verstrekt indien de betrokkene de kosten niet kan dragen. De lidstaten kunnen bepalen dat de behandeling van personen op wie deze verordening van toepassing is, wat de honoraria en andere kosten betreft, niet gunstiger mag zijn dan de doorgaans aan hun burgers gegunde behandeling in aangelegenheden die verband houden met rechtsbijstand.

Zonder de toegang tot rechtsbijstand willekeurig te beperken, kunnen de lidstaten bepalen dat kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet worden toegestaan wanneer de bevoegde autoriteit of een rechterlijke instantie van oordeel is dat het beroep of bezwaar geen reële kans van slagen heeft.

Wanneer overeenkomstig de tweede alinea een besluit om geen kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging toe te staan, wordt genomen door een andere autoriteit dan een rechterlijke instantie, voorzien de lidstaten in een doeltreffend rechtsmiddel om dat besluit voor een rechterlijke instantie aan te vechten. Indien het besluit wordt aangevochten, vormt dat rechtsmiddel een integrerend onderdeel van het in lid 1 bedoelde rechtsmiddel.

Bij de naleving van de vereisten van dit lid zien de lidstaten erop toe dat de rechtsbijstand en de vertegenwoordiging niet willekeurig worden beperkt, en dat de daadwerkelijke toegang van de betrokkene tot de rechter niet wordt belemmerd.

De rechtsbijstand omvat ten minste het voorbereiden van de vereiste procedurestukken en het vertegenwoordigen voor een rechterlijke instantie en kan worden beperkt tot de juridische adviseurs of andere raadslieden die specifiek bij het nationale recht zijn aangewezen om te voorzien in bijstand en vertegenwoordiging.

De regels voor de toegang tot rechtsbijstand worden bij het nationale recht vastgesteld.

AFDELING V

Bewaring met het oog op overdracht

Artikel 34

Bewaring

1.De lidstaten houden niemand in bewaring om de enkele reden dat hij aan de bij deze verordening ingestelde procedure onderworpen is.

2.Wanneer er een risico op onderduiken van een persoon bestaat, mogen de lidstaten de betrokken persoon in bewaring houden om overdrachtsprocedures overeenkomstig deze verordening veilig te stellen, op basis van een individuele beoordeling en, enkel voor zover bewaring evenredig is, en wanneer andere, minder dwingende alternatieve maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast, rekening houdend met de individuele situatie van de betrokkene.

3.De bewaring duurt zo kort mogelijk en niet langer dan de tijd die redelijkerwijs nodig is om de vereiste administratieve procedures zorgvuldig af te ronden totdat de overdracht uit hoofde van deze verordening is uitgevoerd.

Wanneer een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder b), c) of d), op grond van dit artikel in bewaring wordt gehouden, duurt de termijn voor het indienen van een overnameverzoek of een kennisgeving inzake terugname niet langer dan twee weken vanaf het tijdstip van registratie van het verzoek. Wanneer een persoon in een later stadium dan de registratie van het verzoek in bewaring wordt gehouden, duurt de termijn voor het indienen van een overnameverzoek of een kennisgeving inzake terugname niet langer dan een week vanaf de datum waarop de betrokkene in bewaring is gesteld. De lidstaat die de procedure uit hoofde van deze verordening uitvoert, vraagt om een spoedig antwoord op een overnameverzoek. Dit antwoord wordt gegeven binnen een week na ontvangst van het overnameverzoek. Het zonder antwoord laten verstrijken van de termijn van een week staat gelijk met aanvaarding van het overnameverzoek en houdt de verplichting in om de persoon over te nemen en te voorzien in een passende aankomstregeling.

Wanneer een persoon op grond van dit artikel in bewaring wordt gehouden, wordt de overdracht van de betrokkene van de verzoekende of kennisgevende lidstaat naar de verantwoordelijke lidstaat zo spoedig uitgevoerd als praktisch mogelijk is, en uiterlijk binnen vier weken vanaf:

(a)de datum waarop het verzoek is aanvaard of de kennisgeving inzake terugname is bevestigd, of

(b)de datum waarop het beroep of bezwaar niet langer opschortende werking heeft overeenkomstig artikel 33, lid 3.

Wanneer de verzoekende of kennisgevende lidstaat zich niet houdt aan de termijnen voor het indienen van een overnameverzoek of een kennisgeving inzake terugname of geen overdrachtsbesluit neemt binnen de in artikel 32, lid 1, gestelde termijn, of wanneer de overdracht niet binnen de in de derde alinea genoemde termijn van vier weken geschiedt, wordt de betrokkene niet langer in bewaring gehouden. De artikelen 29, 31 en 35 blijven van overeenkomstige toepassing.

4.Wanneer een persoon op grond van dit artikel in bewaring wordt gehouden, wordt de bewaring schriftelijk bevolen door rechterlijke instanties. In het bevel tot bewaring worden de feitelijke en juridische gronden vermeld waarop het gebaseerd is.

5.Op de voorwaarden voor de bewaring van verzoekers en op de waarborgen die gelden voor in bewaring gehouden verzoekers zijn, met het oog op het veilig stellen van de procedures voor overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat, de artikelen 9, 10 en 11 van Richtlijn XXX/XXX/EU [richtlijn opvangvoorzieningen] van toepassing.

AFDELING VI

Overdracht

Artikel 35

Gedetailleerde bepalingen en termijnen

1.Een verzoeker of andere persoon als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder b), c) en d), wordt overeenkomstig het nationale recht van de verzoekende of kennisgevende lidstaat, na overleg tussen de betrokken lidstaten, overgedragen van de verzoekende of kennisgevende lidstaat aan de verantwoordelijke lidstaat zodra dat praktisch mogelijk is, en uiterlijk binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het overnameverzoek of de bevestiging van de kennisgeving inzake terugname door een andere lidstaat, of vanaf de definitieve beslissing op het beroep of het bezwaar tegen een overdrachtsbesluit, wanneer dit overeenkomstig artikel 33, lid 3, opschortende werking heeft. Indien de overdracht wegens gevangenzetting van de betrokkene niet kan worden uitgevoerd, kan deze termijn tot maximaal één jaar worden verlengd.

Indien de overdracht met het oog op herplaatsing gebeurt, vindt de overdracht plaats binnen de in artikel 57, lid 9, vastgestelde termijn.

Als overdrachten naar de verantwoordelijke lidstaat plaatsvinden in de vorm van een gecontroleerd vertrek of onder geleide, dragen de lidstaten er zorg voor dat dit op humane wijze gebeurt, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid.

De verzoekende of kennisgevende lidstaat verstrekt de verzoeker zo nodig een doorlaatbewijs. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen betreffende het model van dit doorlaatbewijs vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

De verantwoordelijke lidstaat laat de verzoekende of kennisgevende lidstaat weten dat de betrokkene is aangekomen of dat hij zich niet binnen de gestelde termijn heeft gemeld.

2.Indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de in lid 1, eerste alinea, gestelde termijnen, komt de verplichting voor de verantwoordelijke lidstaat om de betrokkene over te nemen of terug te nemen, te vervallen, en gaat de verantwoordelijkheid over op de verzoekende of kennisgevende lidstaat.

Niettegenstaande de eerste alinea behoudt de overdragende lidstaat, indien de betrokken persoon onderduikt en de verzoekende of kennisgevende lidstaat de verantwoordelijke lidstaat vóór het verstrijken van de in lid 1, eerste alinea, gestelde termijnen meedeelt dat de betrokkene is ondergedoken, het recht om de overdracht binnen de tijd die rest in een later stadium uit te voeren indien de betrokkene opnieuw ter beschikking komt van de autoriteiten, tenzij een andere lidstaat de procedures overeenkomstig deze verordening heeft uitgevoerd en de betrokkene na diens onderduiken aan de verantwoordelijke lidstaat heeft overgedragen.

3.Indien een persoon ten onrechte is overgedragen of indien een overdrachtsbesluit in beroep of na bezwaar wordt vernietigd nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, neemt de lidstaat die de overdracht heeft verricht, de betrokkene onmiddellijk terug.

4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige voorwaarden vast voor het overleg en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, met name in geval van uitgestelde of te laat verrichte overdracht, overdracht na impliciete aanvaarding, overdracht van minderjarigen of afhankelijke personen, en overdrachten in de vorm van gecontroleerd vertrek. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 36

Kosten van overdrachten

1.Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie] wordt voor de overdracht van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder b), c) of d), overeenkomstig artikel 35, een bijdrage betaald aan de lidstaat die de overdracht verricht.

2.Wanneer de betrokkene moet worden teruggezonden naar een lidstaat omdat hij ten onrechte is overgedragen of omdat het overdrachtsbesluit in beroep of na bezwaar is vernietigd nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, worden de kosten van het terugzenden gedragen door de lidstaat die de overdracht oorspronkelijk heeft verricht.

3.Van personen die moeten worden overgedragen op grond van deze verordening, wordt niet verlangd dat zij de kosten van de overdracht dragen.

Artikel 37

Uitwisseling van relevante informatie voordat een overdracht wordt verricht

1.De lidstaat die de overdracht van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder b), c) of d), verricht, deelt de verantwoordelijke lidstaat adequate en ter zake dienende persoonsgegevens betreffende de over te dragen persoon mee die beperkt blijven tot wat nodig is om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten overeenkomstig het nationale recht in de verantwoordelijke lidstaat die persoon de juiste ondersteuning kunnen verlenen, zoals de onmiddellijke medische zorg die noodzakelijk is ter bescherming van de vitale belangen van die persoon, teneinde de continuïteit van de bij deze verordening en andere toepasselijke rechtsinstrumenten op asielgebied toegekende bescherming en rechten te waarborgen. Die informatie wordt binnen een redelijke termijn voordat de overdracht plaatsvindt, aan de verantwoordelijke lidstaat verstrekt om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten krachtens het nationale recht over voldoende tijd beschikken om de nodige maatregelen te nemen.

2.De overdragende lidstaat verstrekt de verantwoordelijke lidstaat elke informatie die essentieel is om de rechten van de over te dragen persoon te waarborgen en zijn onmiddellijke bijzondere behoeften te lenigen, en in het bijzonder:

(a)elke informatie over de maatregelen die de verantwoordelijke lidstaat onmiddellijk moet nemen om ervoor te zorgen dat op gepaste wijze rekening wordt gehouden met de bijzondere behoeften van de over te dragen persoon, zoals de onmiddellijke medische zorg die noodzakelijke kan zijn;

(b)contactgegevens van gezinsleden, familieleden of andere familierelaties in de ontvangende lidstaat, indien van toepassing;

(c)in het geval van minderjarigen, informatie over hun opleiding;

(d)een bepaling van de leeftijd van de verzoeker;

(e)informatie die is verzameld tijdens de screening overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) XXX/XXX [screeningverordening].

3.De uitwisseling van informatie uit hoofde van dit artikel vindt alleen plaats tussen de overeenkomstig artikel 41 van deze verordening bij de Commissie aangemelde autoriteiten, die daarbij gebruikmaken van het bij artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1560/2003 opgerichte elektronische communicatienetwerk. De uitgewisselde informatie mag uitsluitend voor de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden worden gebruikt en mag niet verder worden verwerkt.

4.Om de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te vergemakkelijken, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een standaardformulier vast voor de doorgifte van de op grond van dit artikel vereiste gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

5.De in artikel 40, leden 8 en 9, vastgelegde regels zijn van toepassing op de uitwisseling van informatie op grond van dit artikel.

Artikel 38

Uitwisseling van voor de veiligheid relevante informatie voordat een overdracht wordt verricht

Indien de lidstaat die een overdracht verricht, over informatie beschikt die erop wijst dat er redelijke gronden zijn om de verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder b), c) of d), te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde in een lidstaat, deelt die lidstaat deze informatie ook mee aan de verantwoordelijke lidstaat.

Artikel 39

Uitwisseling van gezondheidsgegevens voordat een overdracht wordt verricht

1.Enkel om ervoor te zorgen dat de adequate medische verzorging of behandeling gegeven wordt aan met name personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, minderjarigen en personen die zijn blootgesteld aan foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld, verstrekt de overdragende lidstaat, voor zover zijn bevoegde autoriteit overeenkomstig het nationale recht daarover kan beschikken, de verantwoordelijke lidstaat informatie over eventuele bijzondere behoeften van de over te dragen persoon, die in specifieke gevallen ook informatie over de fysieke of mentale gezondheidstoestand van die persoon kan omvatten. Die informatie wordt doorgegeven in een gemeenschappelijke gezondheidsverklaring met de nodige bijgevoegde stukken. De verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat goed in deze bijzondere behoeften wordt voorzien, met name als het gaat om essentiële medische zorg.

De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de gemeenschappelijke gezondheidsverklaring op. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.De overdragende lidstaat verstrekt de in lid 1 bedoelde informatie aan de verantwoordelijke lidstaat enkel nadat de eerstgenoemde lidstaat de uitdrukkelijke instemming verkregen heeft van de verzoeker en/of zijn vertegenwoordiger, of wanneer het verstrekken van de informatie nodig is ter bescherming van de volksgezondheid en de openbare veiligheid, of, indien de betrokkene lichamelijk of juridisch niet in staat is zijn instemming te betuigen, wanneer het verstrekken van de informatie nodig is ter bescherming van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere persoon. Het ontbreken van instemming, inclusief het weigeren van instemming vormt geen beletsel voor de overdracht.

3.De in lid 1 bedoelde persoonlijke gezondheidsgegevens worden alleen verwerkt door gezondheidswerkers die, op grond van het nationale recht of op grond van voorschriften die door nationale bevoegde instanties zijn vastgesteld, onderworpen zijn aan het beroepsgeheim, of door andere personen voor wie een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht uit hoofde van hun beroep geldt.

4.De uitwisseling van informatie uit hoofde van dit artikel vindt alleen plaats tussen de in lid 3 bedoelde gezondheidswerkers of andere personen. De uitgewisselde informatie mag uitsluitend voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden gebruikt en mag niet verder worden verwerkt.

5.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige voorwaarden vast voor de uitwisseling van de in lid 1 bedoelde informatie. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

6.De in artikel 40, leden 8 en 9, vastgelegde regels zijn van toepassing op de uitwisseling van informatie op grond van dit artikel.

HOOFDSTUK VI

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 40

Informatie-uitwisseling

1.Elke lidstaat verstrekt aan alle lidstaten die daarom vragen, adequate en ter zake dienende persoonsgegevens betreffende de persoon die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, die beperkt blijven tot dat wat nodig is om:

(a)vast te stellen welke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is;

(b)het verzoek om internationale bescherming te behandelen;

(c)alle uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen na te komen.

2.De in lid 1 bedoelde informatie mag alleen betrekking hebben op:

(a)de gegevens ter identificatie van de betrokkene en, in voorkomend geval, van zijn gezinsleden, familieleden of andere familierelaties (naam, voornaam — eventueel vroegere naam —, bijnaam of pseudoniem, nationaliteit — huidige en vorige —, geboortedatum en -plaats),

(b)de identiteits- en reisdocumenten (nummer, geldigheidsduur, datum van afgifte, instantie die het document heeft afgegeven, plaats van afgifte enz.);

(c)andere gegevens die nodig zijn om de identiteit van de betrokkene vast te stellen, inclusief biometrische gegevens die overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening] door de lidstaat zijn genomen van de betrokkene, in het bijzonder met het oog op de toepassing van artikel 57, lid 6, van de onderhavige verordening;

(d)de verblijfplaatsen en reisroutes;

(e)de door een lidstaat afgegeven verblijfstitels of visa;

(f)de plaats waar het verzoek is ingediend;

(g)de datum waarop een eventueel vroeger verzoek om internationale bescherming is ingediend, de datum waarop het huidige verzoek is geregistreerd, de stand van de procedure en de strekking van de eventueel genomen beslissing.

3.De verantwoordelijke lidstaat kan, voor zover dat nodig is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming, een andere lidstaat verzoeken hem de door de verzoeker opgegeven redenen ter staving van zijn verzoek en, in voorkomend geval, de redenen van de jegens betrokkene genomen beslissing mee te delen. De aangezochte lidstaat kan weigeren op het verzoek in te gaan als de verstrekking van de gegevens ten koste gaat van essentiële staatsbelangen of van de bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene of van anderen. In ieder geval heeft de verzoekende lidstaat voor het doorgeven van deze inlichtingen de schriftelijke toestemming van de persoon die om internationale bescherming verzoekt nodig. In dat geval dient de betrokkene te beseffen op welke specifieke informatie zijn toestemming betrekking heeft.

4.Elk verzoek om informatie wordt enkel ingediend in het kader van een specifiek verzoek om internationale bescherming of overdracht met het oog op herplaatsing. Het verzoek wordt gemotiveerd en als het verzoek bedoeld is om het bestaan na te gaan van een criterium op grond waarvan de aangezochte lidstaat als verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen, wordt in het verzoek aangegeven op welke indicatie, waaronder betrokken informatie uit betrouwbare bronnen over de wijze waarop verzoekers het grondgebied van de lidstaten binnenkomen, of op welke gedetailleerde en verifieerbare gegevens in de verklaringen van de verzoeker het verzoek is gebaseerd. Dergelijke informatie uit betrouwbare bronnen is als zodanig onvoldoende om de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van een lidstaat krachtens deze verordening te bepalen, maar kan bijdragen tot de beoordeling van andere indicaties met betrekking tot de individuele verzoeker.

5.De aangezochte lidstaat moet binnen drie weken antwoorden. Eventuele overschrijdingen van die termijn worden gemotiveerd. De niet-naleving van de termijn van drie weken ontslaat de aangezochte lidstaat niet van zijn antwoordplicht. Indien uit onderzoek van de aangezochte lidstaat die de termijn heeft overschreden, blijkt dat hij de verantwoordelijke lidstaat is, mag die lidstaat het verstrijken van de in artikel 29 gestelde termijnen niet aanvoeren als reden om niet in te gaan op een overnameverzoek. In dat geval worden de in artikel 29 gestelde termijnen voor de indiening van een overnameverzoek verlengd met de duur van overschrijding van de antwoordtermijn door de aangezochte lidstaat.

6.De uitwisseling van gegevens vindt plaats op verzoek van een lidstaat en uitsluitend tussen de autoriteiten die daartoe door elke lidstaat zijn aangewezen en gemeld bij de Commissie overeenkomstig artikel 41, lid 1.

7.De uitgewisselde informatie mag slechts voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden gebruikt. In elke lidstaat mogen deze gegevens, afhankelijk van de aard ervan en afhankelijk van de bevoegdheid van de autoriteit waarvoor ze zijn bestemd, slechts worden verstrekt aan de autoriteiten en rechterlijke instanties die tot taak hebben:

(a)vast te stellen welke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is;

(b)het verzoek om internationale bescherming te behandelen;

(c)alle uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen na te komen.

8.De lidstaat die de gegevens verstrekt, ziet erop toe dat deze juist en bijgewerkt zijn. Wanneer blijkt dat deze lidstaat onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens die niet meegedeeld hadden mogen worden, worden de ontvangende lidstaten daarvan onverwijld op de hoogte gebracht. Zij zijn verplicht deze gegevens te corrigeren of te wissen.

9.In elke betrokken lidstaat wordt de verstrekking of de ontvangst van de uitgewisselde gegevens geregistreerd in het persoonlijk dossier van de betrokkene of in een register.

Artikel 41

Bevoegde autoriteiten en middelen

1.Elke lidstaat deelt de Commissie onverwijld mee welke autoriteiten specifiek belast zijn met de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit deze verordening en eventuele wijzigingen daarvan. De lidstaten zorgen ervoor dat die autoriteiten over voldoende middelen beschikken om hun taken te vervullen en met name om binnen de gestelde termijnen te kunnen antwoorden op informatie- en overnameverzoeken en kennisgevingen inzake terugname en om, indien van toepassing, hun verplichtingen uit hoofde van deel IV, hoofdstukken I, II en III na te komen.

2.De Commissie publiceert een geconsolideerde lijst van de in lid 1 bedoelde autoriteiten in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer die lijst wordt gewijzigd, publiceert de Commissie eenmaal per jaar een bijgewerkte geconsolideerde versie.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde autoriteiten de nodige opleiding krijgen betreffende de toepassing van deze verordening.

4.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen veilige kanalen vast voor het elektronisch verzenden van informatie, biometrische gegevens genomen overeenkomstig Verordening (EU) XXX/XXX [Eurodac-verordening], verzoeken, kennisgevingen, antwoorden en alle schriftelijke correspondentie tussen de in lid 1 bedoelde autoriteiten en tussen deze autoriteiten en het Asielagentschap, en om ervoor te zorgen dat de verzenders automatisch een elektronisch bewijs van ontvangst krijgen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 42

Administratieve regelingen

1.De lidstaten kunnen onderling op bilaterale basis administratieve regelingen treffen voor de praktische toepassing van deze verordening, teneinde deze gemakkelijker en doeltreffender ten uitvoer te leggen. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op:

(a)de uitwisseling van verbindingsambtenaren;

(b)een vereenvoudiging van de procedures en een verkorting van de termijnen voor de indiening en de behandeling van overnameverzoeken en kennisgevingen inzake terugname en

(c)solidariteitsbijdragen uit hoofde van deel IV, hoofdstukken I, II en III.

2.De lidstaten mogen tevens bestaande krachtens Verordening (EG) nr. 343/2003 en Verordening (EU) nr. 604/2013 getroffen, administratieve regelingen behouden. Voor zover dergelijke regelingen niet verenigbaar zijn met deze verordening wijzigen de betrokken lidstaten de regelingen zodanig dat de onverenigbare elementen worden weggenomen.

3.Alvorens een regeling als bedoeld in lid 1, onder b), te treffen of te wijzigen, raadplegen de betrokken lidstaten de Commissie om na te gaan of de regeling verenigbaar is met deze verordening.

4.Indien de Commissie van oordeel is dat een regeling als bedoeld in lid 1, onder b), onverenigbaar is met deze verordening, stelt zij de betrokken lidstaten hiervan binnen een redelijke termijn in kennis. De lidstaten doen al het nodige om de regeling binnen een redelijke termijn zodanig te wijzigen dat alle opgemerkte onverenigbare elementen worden weggenomen.

5.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle regelingen als bedoeld in lid 1, alsmede van eventuele opzegging of wijziging van deze regelingen.

Artikel 43

Netwerk van verantwoordelijke eenheden

Het Asielagentschap ontwikkelt en faciliteert de activiteiten van een netwerk van de in artikel 41, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteiten, met het oog op een betere praktische samenwerking en uitwisseling van informatie over alle aangelegenheden in verband met de toepassing van deze verordening, met inbegrip van de ontwikkeling van praktische instrumenten en richtsnoeren.

HOOFDSTUK VII

Conciliatie

Artikel 44

Conciliatie

1.Met het oog op de goede werking van de bij deze verordening ingestelde mechanismen en de oplossing van problemen bij de toepassing ervan, vindt, wanneer twee of meer lidstaten moeilijkheden ondervinden om in het kader van deze verordening samen te werken of onderling deze verordening toe te passen, op verzoek van een of meer van de betrokken lidstaten onverwijld overleg tussen hen plaats om binnen een redelijke termijn passende oplossingen te vinden, overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking.

In voorkomend geval kan informatie over de ondervonden moeilijkheden en de gevonden oplossing met de Commissie en de andere lidstaten worden gedeeld in het kader van het in artikel 67 bedoelde comité.

2.Wanneer uit hoofde van lid 1 geen oplossing wordt gevonden of de moeilijkheden voortduren, kunnen een of meer van de betrokken lidstaten de Commissie verzoeken om te overleggen met de betrokken lidstaten om passende oplossingen te vinden. De Commissie laat dit overleg onverwijld plaatsvinden. De betrokken lidstaten nemen actief deel aan het overleg en nemen, evenals de Commissie, alle passende maatregelen om de kwestie onverwijld op te lossen. De Commissie kan aanbevelingen richten tot de betrokken lidstaten met vermelding van de te nemen maatregelen en de passende termijnen.

In voorkomend geval kan informatie over de ondervonden moeilijkheden, de gedane aanbevelingen en de gevonden oplossing met de andere lidstaten worden gedeeld in het kader van het in artikel 67 bedoelde comité.

3.Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Commissie om toe te zien op de toepassing van het recht van de Unie uit hoofde van de artikelen 258 en 260 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de betrokken lidstaten om hun geschil overeenkomstig artikel 273 van het Verdrag aan het Hof van Justitie voor te leggen of om zich overeenkomstig artikel 259 van het Verdrag tot dat Hof te wenden.

DEEL IV

SOLIDARITEIT

HOOFDSTUK I

SOLIDARITEITSMECHANISMEN

Artikel 45

Solidariteitsbijdragen

1.Ten behoeve van een lidstaat die onder migratiedruk staat of wordt geconfronteerd met ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties, bestaan de volgende soorten solidariteitsbijdragen:

(a)herplaatsing van verzoekers die niet aan de grensprocedure zijn onderworpen voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming als bedoeld in artikel 41 van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening];

(b)terugkeersponsoring van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen;

(c)herplaatsing van personen die sinds minder dan drie jaar vóór de vaststelling van een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 53, lid 1, internationale bescherming genieten;

(d)maatregelen via samenwerking met derde landen voor capaciteitsopbouw op het gebied van asiel, opvang en terugkeer, operationele steun en maatregelen om te reageren op migratietrends waarvan de begunstigde lidstaat de invloed ondervindt.

2.Deze bijdragen kunnen overeenkomstig artikel 56 ook bestaan uit:

(a)herplaatsing van personen die om internationale bescherming verzoeken en onderworpen zijn aan de grensprocedure overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening];

(b)herplaatsing van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

Artikel 46

Solidariteitsforum

Alle lidstaten maken samen deel uit van een solidariteitsforum. De Commissie roept het solidariteitsforum bijeen en zit het voor met het oog op de soepele werking van dit deel.

Artikel 47

Solidariteit bij ontscheping na opsporings- en reddingsoperaties

1.Dit artikel en de artikelen 48 en 49 zijn van toepassing op opsporings- en reddingsoperaties waarbij herhaaldelijk onderdanen van derde landen of staatlozen op het grondgebied van een lidstaat aankomen en op kwetsbare personen als bedoeld in artikel 49, lid 4. 

2.Wanneer in het verslag over migratiebeheer als bedoeld in artikel 6, lid 4, wordt vermeld dat een of meer lidstaten met de in lid 1 bedoelde situaties worden geconfronteerd, wordt daarin ook het totale aantal in artikel 45, lid 1, onder a), bedoelde personen die internationale bescherming verzoeken, vermeld, dat zou moet worden herplaatst om die lidstaten bij te staan. In het verslag wordt ook aangegeven welke maatregelen voor capaciteitsopbouw als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder d), eventueel nodig zijn om de betrokken lidstaten bij te staan.

3.Binnen twee weken na de goedkeuring van het verslag over migratiebeheer verzoekt de Commissie alle andere lidstaten die naar verwachting niet zullen worden geconfronteerd met aankomsten op hun grondgebied als bedoeld in lid 1, om de in lid 2 bedoelde solidariteitsbijdragen te leveren. In haar verzoek vermeldt de Commissie het totale aantal personen die internationale bescherming verzoeken, dat elke lidstaat bij wijze van solidariteitsbijdrage als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder a), moet herplaatsen en dat wordt berekend volgens de in artikel 54 vastgestelde verdeelsleutel. De verdeelsleutel omvat het aandeel van de begunstigde lidstaten.

4.Binnen een maand na de goedkeuring van het verslag over migratiebeheer stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de bijdragen die zij voornemens zijn te leveren door het in bijlage I opgenomen solidariteitsresponsplan inzake opsporing en redding in te vullen. De lidstaten geven aan of zij voornemens zijn bijdragen te leveren in de vorm van:

(a)herplaatsing overeenkomstig artikel 45, lid 1, onder a); of

(b)maatregelen overeenkomstig artikel 45, lid 1, onder d), zoals vermeld in het verslag over migratiebeheer; of

(c)herplaatsing overeenkomstig artikel 45, lid 1, onder a), van kwetsbare personen zoals bedoeld in artikel 49, lid 4.

5.Wanneer de Commissie van oordeel is dat de door alle lidstaten overeenkomstig lid 4 aangegeven solidariteitsbijdragen, aanzienlijk achterblijven bij de totale solidariteitsbijdragen die in het verslag over migratiebeheer zijn vermeld, roept zij het solidariteitsforum bijeen. De Commissie verzoekt de lidstaten het aantal en, in voorkomend geval, het soort bijdragen aan te passen. De lidstaten die hun bijdragen aanpassen, gaan tijdens het forum over tot de indiening van herziene solidariteitsresponsplannen inzake opsporing en redding.

Artikel 48

Uitvoeringshandelingen van de Commissie inzake opsporings- en reddingsoperaties

1.Binnen twee weken na de indiening van de in artikel 47, lid 4, bedoelde solidariteitsresponsplannen inzake opsporing en redding, of binnen twee weken na het einde van het in artikel 47, lid 5, bedoelde solidariteitsforum, en indien de totale solidariteitsbijdragen die door alle lidstaten in hun plannen zijn aangegeven, overeenkomen met de in het verslag over migratiebeheer vermelde totale solidariteitsbijdragen, of door de Commissie geacht worden die bijdragen voldoende te benaderen, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin de door de lidstaten overeenkomstig artikel 47, lid 4, of artikel 47, lid 5, aangegeven solidariteitsmaatregelen worden vastgesteld. Die maatregelen vormen een solidariteitspool voor elke lidstaat die naar verwachting op korte termijn met ontschepingen zal worden geconfronteerd.

Indien het Asielagentschap de Commissie en de lidstaten ervan in kennis stelt dat 80 % van de in de eerste alinea bedoelde solidariteitspool is gebruikt voor een of meer van de begunstigde lidstaten, roept de Commissie het solidariteitsforum bijeen om de lidstaten op de hoogte te brengen van de situatie en hun te verzoeken hun bijdragen te verhogen. Na afloop van het solidariteitsforum wijzigt de Commissie, wanneer lidstaten zich bereid hebben verklaard hun bijdragen te verhogen, de uitvoeringshandeling tot instelling van een in de eerste alinea bedoelde solidariteitspool met betrekking tot de begunstigde lidstaat in kwestie teneinde de door de betrokken lidstaten aangegeven bijdragen te verhogen.

2.Indien het totale aantal of het soort solidariteitsbijdragen die de lidstaten overeenkomstig artikel 47, lid 5, hebben aangegeven, nog steeds aanzienlijk achterblijft bij de totale solidariteitsbijdragen die zijn vermeld in het verslag over migratiebeheer, waardoor een situatie ontstaat waarin de solidariteitspool niet in staat is een voorzienbare basis te bieden voor doorlopende steun aan de lidstaten als bedoeld in artikel 47, lid 2, stelt de Commissie binnen twee weken na afloop van het solidariteitsforum een uitvoeringshandeling vast tot oprichting van een solidariteitspool voor elke lidstaat die naar verwachting op korte termijn met ontscheping zal worden geconfronteerd. In die uitvoeringshandeling worden de volgende elementen opgenomen:

(a)het totale aantal onderdanen van derde landen dat voor herplaatsing in aanmerking moet komen om te helpen voorzien in de behoeften van de in artikel 47, lid 2, bedoelde lidstaten, zoals vastgesteld in het verslag over migratiebeheer;

(b)het aantal en het aandeel als bedoeld onder a) voor elke lidstaat, met inbegrip van de begunstigde lidstaten, berekend volgens de in artikel 54 vastgestelde verdeelsleutel;

(c)de door lidstaten aangegeven maatregelen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder d).

Indien lidstaten maatregelen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder d), hebben aangegeven, staan die maatregelen in verhouding tot de bijdragen die de lidstaten zouden hebben geleverd door middel van de in artikel 45, lid 1, onder a), bedoelde herplaatsingen als gevolg van de toepassing van de in artikel 54 bedoelde verdeelsleutel. Deze worden vastgesteld in de uitvoeringshandeling, behalve wanneer de door de lidstaten aangegeven bijdragen zouden leiden tot een tekort van meer dan 30 % van het totale aantal herplaatsingen dat in het verslag over migratiebeheer is vastgesteld. In die gevallen worden de in de uitvoeringshandeling vastgestelde bijdragen zodanig aangepast dat de lidstaten die dergelijke maatregelen aangeven, 50 % van hun volgens de verdeelsleutel van artikel 54 berekend aandeel moeten dekken door middel van herplaatsing of terugkeersponsoring als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder b), of een combinatie van beide. De betrokken lidstaten delen de Commissie onverwijld mee hoe zij voornemens zijn hun aandeel in dit verband te garanderen. De Commissie past dienovereenkomstig de in de uitvoeringshandeling vastgestelde bijdragen betreffende herplaatsing, terugkeersponsoring en de in artikel 45, lid 1, onder d), bedoelde maatregelen voor die lidstaten aan.

Indien een of meer lidstaten niet binnen de in artikel 47, lid 4, en artikel 47, lid 5, vastgestelde termijnen een solidariteitsresponsplan inzake opsporing en redding hebben ingediend, stelt de Commissie de grootte en het soort van de door die lidstaten te leveren bijdragen vast.

Indien het Asielagentschap de Commissie en de lidstaten ervan in kennis stelt dat 80 % van de in de eerste alinea bedoelde solidariteitspool is gebruikt voor een of meer van de begunstigde lidstaten, roept de Commissie het solidariteitsforum bijeen om de lidstaten op de hoogte te brengen van de situatie en de extra behoeften van de betrokken lidstaten. Na het solidariteitsforum stelt de Commissie een wijziging vast van de uitvoeringshandeling tot oprichting van een solidariteitspool als bedoeld in de eerste alinea met betrekking tot de betrokken begunstigde lidstaat, teneinde het totale aantal onderdanen van derde landen dat onder de in de eerste alinea, onder a), bedoelde solidariteitsmaatregelen valt, met maximaal 50 % te verhogen. Het in de eerste alinea, onder b), bedoelde aandeel van elke lidstaat wordt dienovereenkomstig gewijzigd. Wanneer de bepalingen van de tweede alinea worden toegepast en de lidstaten hebben aangegeven dat zij zullen bijdragen door middel van terugkeersponsoring, wordt het aandeel van deze maatregelen met 50 % verhoogd. De in artikel 45, lid 1, onder d), bedoelde maatregelen worden ook verhoogd met een aandeel dat evenredig is met een toename van 50 % van het aandeel van de betrokken lidstaten, berekend volgens de in artikel 54 vastgestelde verdeelsleutel.

3.De in de leden 1 en 2 bedoelde uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 49

Solidariteitspool voor opsporings- en reddingsoperaties

1.Binnen twee weken na de vaststelling van de in artikel 48, lid 1, of artikel 48, lid 2, bedoelde uitvoeringshandeling stelt de in artikel 47, lid 2, bedoelde lidstaat de Commissie in kennis van zijn verzoek om solidariteitssteun. Naar aanleiding van dat verzoek doet de Commissie een beroep op de solidariteitspool en coördineert zij de uitvoering van de solidariteitsmaatregelen voor elke ontscheping of groep van ontschepingen binnen een periode van twee weken.

2.Onder coördinatie van de Commissie stellen het Asielagentschap van de Europese Unie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap de lijst op van personen die voor herplaatsing en terugkeersponsoring in aanmerking komen. De lijst geeft de verdeling van die personen over de bijdragende lidstaten aan, rekening houdend met het totale aantal personen dat moet worden herplaatst of waarvan de terugkeer moet worden gesponsord door elke bijdragende lidstaat, hun nationaliteit en het bestaan van betekenisvolle banden tussen hen en de lidstaat van herplaatsing of terugkeersponsoring. Er zal voorrang worden gegeven aan de herplaatsing van kwetsbare personen. Het Asielagentschap en het Europees Grens- en kustwachtagentschap staan de Commissie bij bij het toezicht op het gebruik van de solidariteitspool.

3.Wanneer de Commissie een verslag heeft aangenomen waarin wordt geconcludeerd dat een in artikel 47, lid 2, bedoelde lidstaat onder migratiedruk staat als bedoeld in artikel 51, lid 3, kunnen de resterende solidariteitsbijdragen uit de krachtens artikel 48, lid 1, of artikel 48, lid 2, opgerichte solidariteitspool worden gebruikt om de migratiedruk op die lidstaat onmiddellijk te verlichten. In dat geval zijn de bepalingen van lid 2 van toepassing;

Dit lid is niet van toepassing wanneer een uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 53 wordt vastgesteld. Met ingang van de vaststelling van die uitvoeringshandeling wordt niet langer geput uit de lijst van personen die voor herplaatsing in aanmerking komen en van wie de terugkeer kan worden gesponsord, zoals bedoeld in lid 2.

Indien de in de eerste alinea bedoelde solidariteitspool ontoereikend is om de problemen waarmee de in artikel 47, lid 2, bedoelde lidstaat wordt geconfronteerd, onmiddellijk te verlichten, kunnen solidariteitsbijdragen uit de krachtens artikel 48, lid 1, of artikel 48, lid 2, opgerichte solidariteitspool van de andere lidstaten worden gebruikt, voor zover dit de werking van de pool voor die lidstaten niet in gevaar brengt. 

4.Wanneer in het verslag over migratiebeheer wordt vastgesteld dat een in artikel 47, lid 2, bedoelde lidstaat wordt geconfronteerd met capaciteitsproblemen als gevolg van de aanwezigheid van kwetsbare verzoekers, ongeacht hoe dezen de buitengrenzen hebben overschreden, kan de krachtens artikel 48, lid 1, of artikel 48, lid 2, opgerichte solidariteitspool ook worden gebruikt voor de herplaatsing van kwetsbare personen. In dat geval zijn de bepalingen van lid 2 van toepassing;

5.De Commissie ondersteunt en faciliteert de procedures die leiden tot de herplaatsing van verzoekers en de uitvoering van terugkeersponsoring, met bijzondere aandacht voor niet-begeleide minderjarigen. Zij coördineert de operationele aspecten van herplaatsing en terugkeersponsoring, onder meer met bijstand van deskundigen of teams van deskundigen die door het Asielagentschap of het Europees Grens- en kustwachtagentschap worden ingezet.

Artikel 50

Beoordeling van de migratiedruk

1.De Commissie beoordeelt de migratiesituatie in een lidstaat wanneer:

(a)die lidstaat de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat hij van mening is dat hij onder migratiedruk staat;

(b)zij op basis van de beschikbare informatie van oordeel is dat een lidstaat mogelijk onder migratiedruk staat.

2.Het Asielagentschap en het Europees Grens- en kustwachtagentschap staan de Commissie bij bij het opstellen van de beoordeling van de migratiedruk. De Commissie stelt het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten onverwijld ervan in kennis dat zij een beoordeling verricht.

3.De beoordeling van de migratiedruk houdt in dat de situatie in de betrokken lidstaat in de voorafgaande zes maanden wordt vergeleken met de algemene situatie in de Unie, en is met name gebaseerd op de volgende informatie:

(a)het aantal verzoeken om internationale bescherming van onderdanen van derde landen en de nationaliteit van de verzoekers;

(b)het aantal onderdanen van derde landen waarvan de autoriteiten van de lidstaten hebben vastgesteld dat zij niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot, verblijf of vestiging in een lidstaat, met inbegrip van verblijfsduuroverschrijders in de zin van artikel 3, lid 1, punt 19, van Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad 58 ;

(c)het aantal terugkeerbesluiten dat in overeenstemming is met Richtlijn 2008/115/EG;

(d)het aantal onderdanen van derde landen dat het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten na een terugkeerbesluit dat in overeenstemming is met Richtlijn 2008/115/EG;

(e)het aantal onderdanen van derde landen dat door de lidstaten is toegelaten via Unie- en nationale regelingen voor hervestiging [of toelating op humanitaire gronden];

(f)het aantal inkomende en uitgaande overnameverzoeken en kennisgevingen inzake terugname overeenkomstig de artikelen 34 en 36;

(g)het aantal overdrachten dat overeenkomstig artikel 31 heeft plaatsgevonden;

(h)het aantal personen dat is aangehouden in verband met een irreguliere overschrijding van de land-, zee- of luchtbuitengrens;

(i)het aantal personen aan wie toegang is geweigerd overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2016/399;

(j)het aantal en de nationaliteit van onderdanen van derde landen die na opsporings- en reddingsoperaties zijn ontscheept, met inbegrip van het aantal verzoeken om internationale bescherming;

(k)het aantal niet-begeleide minderjarigen.

4.Bij de beoordeling van de migratiedruk wordt ook rekening gehouden met:

(a)de door de lidstaat verstrekte informatie, indien de beoordeling overeenkomstig lid 1, onder a), plaatsvindt;

(b)de mate waarin op het gebied van migratie wordt samengewerkt met derde landen van herkomst en doorreis, eerste landen van asiel en veilige derde landen als omschreven in Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening];

(c)de geopolitieke situatie in relevante derde landen die van invloed kan zijn op migratiebewegingen;

(d)de relevante aanbevelingen als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad 59 , de artikelen 13, 14 en 22 van Verordening (EU) XXX /XXX [Asielagentschap van de Europese Unie] en artikel 32, lid 7, van Verordening (EU) 2019/1896;

(e)informatie verzameld overeenkomstig Aanbeveling XXX van de Commissie over een EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie (blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie)

(f)het verslag over migratiebeheer als bedoeld in artikel 6, lid 4;

(g)de geïntegreerde situatiekennis- en -analyseverslagen (ISSA-verslagen) uit hoofde van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1993 van de Raad inzake de geïntegreerde EU-regeling politieke crisisrespons, indien de geïntegreerde politieke crisisrespons is geactiveerd, of het situatiekennis- en analyseverslag inzake migratie (MISAA-verslag) dat is uitgebracht in het kader van de eerste fase van de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer, indien de geïntegreerde politieke crisisrespons niet is geactiveerd;

(h)informatie uit hoofde van de verslagleggingsprocedure inzake visumliberalisering en dialogen met derde landen;

(i)de driemaandelijkse bulletins over migratie en andere verslagen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten;

(j)de steun die door de agentschappen van de Unie aan de begunstigde lidstaat wordt verleend.

Artikel 51

Verslag over de migratiedruk

1.De Commissie raadpleegt de betrokken lidstaat bij haar beoordeling overeenkomstig artikel 50, lid 1.

De Commissie dient het verslag over de migratiedruk in bij het Europees Parlement en de Raad binnen een maand nadat zij hen overeenkomstig artikel 50, lid 2, ervan in kennis heeft gesteld dat zij een beoordeling verricht.

2.In het verslag geeft de Commissie aan of de betrokken lidstaat onder migratiedruk staat.

3.Wanneer de Commissie concludeert dat de betrokken lidstaat onder migratiedruk staat, vermeldt het verslag:

(a)de capaciteit van de lidstaat die onder migratiedruk staat op het gebied van migratiebeheer, met name dat van asiel en terugkeer, en de algemene behoeften van de lidstaat op het gebied van het beheer van zijn asiel- en terugkeerzaken;

(b)passende maatregelen om de situatie aan te pakken en het verwachte tijdschema voor de uitvoering ervan, in voorkomend geval bestaande in:

i)maatregelen die de lidstaat die onder migratiedruk staat, moet nemen op het gebied van migratiebeheer, met name op het gebied van asiel en terugkeer;

ii)in artikel 45, lid 1, onder a), b) en c), bedoelde maatregelen die andere lidstaten moeten nemen;

iii)in artikel 45, lid 1, onder d), bedoelde maatregelen die andere lidstaten moeten nemen. 

4.Wanneer de Commissie van oordeel is dat een snelle reactie noodzakelijk is wegens een zich ontwikkelende situatie in een lidstaat, dient zij haar verslag uiterlijk in binnen twee weken na de datum waarop zij het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten overeenkomstig artikel 50, lid 2, ervan in kennis heeft gesteld dat zij een beoordeling verricht.

Artikel 52

Solidariteitsresponsplannen in situaties van migratiedruk

1.Wanneer uit het in artikel 51 bedoelde verslag blijkt dat een lidstaat onder migratiedruk staat, dragen de andere lidstaten die zelf geen begunstigde lidstaten zijn, bij door middel van de in artikel 45, lid 1, onder a), b) en c), bedoelde solidariteitsbijdragen. De lidstaten geven voorrang aan de herplaatsing van niet-begeleide minderjarigen.

2.Wanneer in het in artikel 51 bedoelde verslag maatregelen worden genoemd als bedoeld in lid 3, onder b), iii), van dat artikel, kunnen andere lidstaten met die maatregelen bijdragen in plaats van de in artikel 51, lid 3, onder b), ii), bedoelde maatregelen. Dergelijke maatregelen mogen niet leiden tot een tekort van meer dan 30 % van de totale bijdragen die in het verslag over migratiedruk zijn vermeld overeenkomstig artikel 51, lid 3, onder b), ii).

3.Binnen twee weken na de goedkeuring van het in artikel 51 bedoelde verslag dienen de lidstaten bij de Commissie een solidariteitsresponsplan in door het formulier in bijlage II in te vullen. In het solidariteitsresponsplan vermelden de lidstaten welk soort bijdragen als bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), ii), zij voorstellen, of, in voorkomend geval, welke maatregelen als bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), iii), zij voorstellen te nemen. Wanneer de lidstaten meer dan één soort bijdrage voorstellen als bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), ii), vermelden zij het aandeel van elke bijdrage.

Wanneer het solidariteitsresponsplan terugkeersponsoring omvat, vermelden de lidstaten de nationaliteiten van de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die zich op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevinden en die zij voornemens zijn te sponsoren.

Wanneer de lidstaten in het solidariteitsresponsplan maatregelen vermelden als bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), iii), vermelden zij ook de gedetailleerde regelingen en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

4.Wanneer de Commissie van oordeel is dat de solidariteitsbijdragen in de solidartiteitsresponsplannen niet beantwoorden aan de behoeften die zijn vastgesteld in het in artikel 51 bedoelde verslag over migratiedruk, roept zij het solidariteitsforum bijeen. In die gevallen verzoekt de Commissie de lidstaten om tijdens het solidariteitsforum het soort bijdragen in hun solidariteitsresponsplannen aan te passen door herziene solidariteitsresponsplannen in te dienen.

5.Een lidstaat die solidariteitsbijdragen voorstelt als bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), ii), kan verzoeken om een vermindering van 10 % van zijn aandeel, berekend volgens de verdeelsleutel van artikel 54, indien hij in de solidariteitsresponsplannen aangeeft dat hij in de voorgaande vijf jaar tweemaal het Uniegemiddelde per hoofd van de bevolking van de verzoeken om internationale bescherming heeft behandeld.

Artikel 53

Uitvoeringshandelingen van de Commissie inzake solidariteit in situaties van migratiedruk

1.Binnen twee weken na de indiening van de in artikel 52, lid 3, bedoelde solidariteitsresponsplannen of, indien het solidariteitsforum overeenkomstig artikel 52, lid 4, is bijeengeroepen, binnen twee weken na het einde van het solidariteitsforum, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin de solidariteitsbijdragen worden vastgesteld die ten behoeve van de lidstaat die onder migratiedruk staat, door de andere lidstaten moeten worden geleverd en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

2.De soorten bijdragen die in de uitvoeringshandeling worden vastgesteld, zijn die welke door de lidstaten zijn aangegeven in hun solidariteitsresponsplannen. Wanneer een of meer lidstaten geen solidariteitsresponsplan hebben ingediend, bepaalt de Commissie welke soorten bijdragen die lidstaten moeten leveren, rekening houdend met de behoeften die in het verslag over migratiedruk zijn vastgesteld.

Wanneer de lidstaten in hun solidariteitsresponsplannen het in artikel 45, lid 1, onder d), bedoelde soort bijdragen hebben aangegeven, gaat de Commissie na of de voorgestelde maatregelen in verhouding staan tot de bijdragen die de lidstaten zouden hebben geleverd door middel van de in artikel 45, lid 1, onder a), b) of c), bedoelde maatregelen als gevolg van de toepassing van de in artikel 54 bedoelde verdeelsleutel.

Wanneer de voorgestelde maatregelen niet in verhouding staan tot de bijdragen die de bijdragende lidstaat zou hebben geleverd door middel van de in artikel 45, lid 1, onder a), b) of c), bedoelde maatregelen, stelt de Commissie in de uitvoeringshandeling de voorgestelde maatregelen vast en past zij de omvang ervan aan.

Wanneer de voorgestelde maatregelen zouden leiden tot een tekort van meer dan 30 % van het totale aantal solidariteitsmaatregelen dat overeenkomstig artikel 51, lid 3, onder b), ii), is vastgesteld in het verslag over migratiedruk, worden de in de uitvoeringshandeling vastgestelde bijdragen zodanig aangepast dat de lidstaten die dergelijke maatregelen aangeven, 50 % van hun aandeel, berekend volgens de verdeelsleutel van artikel 54, zouden moeten dekken door middel van maatregelen als bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), ii). De Commissie past de door die lidstaten aangegeven maatregelen als bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), iii), dienovereenkomstig aan.

3.In de uitvoeringshandeling worden de volgende elementen opgenomen:

(a)het totale aantal personen dat uit hoofde van artikel 45, lid 1, onder a) of c), vanuit de verzoekende lidstaat moet worden herplaatst, rekening houdend met de capaciteit en de behoeften van de verzoekende lidstaat op het gebied van asiel als vermeld in het verslag bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), punt ii);

(b)het totale aantal personen waarvan uit hoofde van artikel 45, lid 1, onder b), de terugkeer vanuit de verzoekende lidstaat moet worden gesponsord, rekening houdend met de capaciteit en de behoeften van de verzoekende lidstaten op het gebied van terugkeer, zoals vermeld in het verslag bedoeld in artikel 51, lid 3, onder b), punt ii);

(c)de verdeling van de personen die moeten worden herplaatst en/of van de personen van wie de terugkeer moet worden gesponsord over de lidstaten, met inbegrip van de begunstigde lidstaat, op basis van de verdeelsleutel van artikel 54;

(d)de door de lidstaten overeenkomstig lid 2, tweede, derde en vierde alinea, aangegeven maatregelen.

De in lid 3, onder c), bedoelde verdeling wordt aangepast wanneer een lidstaat die een verzoek op grond van artikel 52, lid 5, indient, in het solidariteitsresponsplan aantoont dat hij in de voorgaande vijf jaar verantwoordelijk is geweest voor tweemaal het Uniegemiddelde per hoofd van de bevolking van de verzoeken om internationale bescherming. In dergelijke gevallen krijgt de lidstaat een vermindering van 10 % van zijn aandeel, berekend volgens de verdeelsleutel van artikel 54. Deze vermindering wordt evenredig verdeeld over de lidstaten die bijdragen leveren als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder a), b) en c);

4.Wanneer in het voorgaande jaar bijdragen zijn geleverd naar aanleiding van een verzoek van een lidstaat om solidariteitssteun van andere lidstaten om hem bij te staan bij het aanpakken van de migratiesituatie op zijn grondgebied teneinde migratiedruk te voorkomen, zoals bedoeld in artikel 56, lid 1, en wanneer deze bijdragen overeenkomen met het soort maatregelen dat in de uitvoeringshandeling is vastgesteld, brengt de Commissie deze bijdragen in mindering op de overeenkomstige bijdragen die in de uitvoeringshandeling zijn vastgesteld.

5.Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de migratiedruk in een begunstigde lidstaat, stelt de Commissie volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde urgentieprocedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

Die handelingen blijven voor een termijn van ten hoogste één jaar van kracht.

6.De Commissie brengt één maand nadat de uitvoeringshandeling niet langer van toepassing is, verslag uit over de uitvoering ervan. Het verslag bevat een analyse van de doeltreffendheid van de genomen maatregelen.

Artikel 54

Verdeelsleutel

Het aandeel dat elke lidstaat overeenkomstig de artikelen 48 en 53 moet nemen in de solidariteitsbijdragen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder a), b) en c), wordt berekend volgens de formule in bijlage III en is gebaseerd op de volgende criteria voor elke lidstaat, volgens de meest recente Eurostatgegevens:

(a)de omvang van de bevolking (wegingsfactor 50 %);

(b)het totale bbp (wegingsfactor 50 %).

Artikel 55

Terugkeersponsoring

1.Een lidstaat kan zich ertoe verbinden een andere lidstaat te ondersteunen bij de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen door middel van terugkeersponsoring waarbij hij, in nauwe samenwerking met de begunstigde lidstaat, maatregelen neemt om de terugkeer van die onderdanen van de derde landen uit te voeren vanaf het grondgebied van de begunstigde lidstaat.

2.Wanneer een lidstaat zich ertoe verbindt terugkeersponsoring te verstrekken en de illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tegen wie door de begunstigde lidstaat een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, niet terugkeren of niet binnen 8 maanden worden verwijderd, brengt de lidstaat die de terugkeersponsoring verstrekt, de betrokken personen over naar zijn eigen grondgebied overeenkomstig de in de artikelen 57 en 58 bedoelde procedure. Deze termijn vangt aan bij de vaststelling van de in artikel 53, lid 1, of, in voorkomend geval, artikel 49, lid 2, bedoelde uitvoeringshandeling.

3.Wanneer een lidstaat zich ertoe verbindt terugkeersponsoring te verstrekken met betrekking tot onderdanen van derde landen tegen wie in de begunstigde lidstaat nog geen terugkeerbesluit is genomen, vangt de in lid 2 bedoelde termijn aan op een van de volgende data:

(a)de datum waarop de begunstigde lidstaat een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd; of

(b) wanneer een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd als onderdeel van een besluit tot afwijzing van een verzoek om internationale bescherming of wanneer een terugkeerbesluit in een afzonderlijke handeling, maar tegelijkertijd en samen met het besluit tot afwijzing van een verzoek om internationale bescherming wordt uitgevaardigd overeenkomstig artikel 35 bis van Verordening (EU) XXX/XXX [asielprocedureverordening], de datum waarop de verzoeker of onderdaan van een derde land niet langer het recht heeft om te blijven en geen toestemming heeft om te blijven.

4.De in lid 1 bedoelde maatregelen omvatten een of meer van de volgende, door de sponsorende lidstaat uit te voeren activiteiten:

(a)illegaal verblijvende onderdanen van derde landen begeleiding bij terugkeer en re-integratie aanbieden;

(b)gebruikmaken van het nationale programma en de nationale middelen om logistieke, financiële en andere materiële bijstand of bijstand in natura, met inbegrip van re-integratie, te verlenen aan illegaal verblijvende onderdanen van derde landen die bereid zijn vrijwillig te vertrekken;

(c)leiding geven of steun verlenen aan de beleidsdialoog en de gedachtewisselingen met de autoriteiten van derde landen om overname te faciliteren;

(d)contact opnemen met de bevoegde autoriteiten van derde landen om de identiteit van onderdanen van derde landen te verifiëren en een geldig reisdocument te verkrijgen;

(e)namens de begunstigde lidstaat de praktische regelingen treffen voor de tenuitvoerlegging van de terugkeer, bijvoorbeeld via chartervluchten, lijnvluchten of andere vervoerswijzen naar het derde land van terugkeer.

Deze maatregelen laten de in Richtlijn 2008/115/EG vastgestelde verplichtingen en verantwoordelijkheden van de begunstigde lidstaat onverlet.

Artikel 56

Andere solidariteitsbijdragen

1.Wanneer een lidstaat om solidariteitssteun van andere lidstaten verzoekt om hem bij te staan bij het aanpakken van de migratiesituatie op zijn grondgebied teneinde migratiedruk te voorkomen, stelt hij de Commissie van dat verzoek in kennis.

2.Elke lidstaat kan te allen tijde, naar aanleiding van een verzoek om solidariteitssteun van een lidstaat, of op eigen initiatief, ook in overleg met een andere lidstaat, bijdragen leveren door middel van de in artikel 45 bedoelde maatregelen ten behoeve van de betrokken lidstaat en met diens instemming. Bijdragen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder d), zijn in overeenstemming met de doelstellingen van Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie].

3.Lidstaten die naar aanleiding van een verzoek om solidariteitssteun van een lidstaat of op eigen initiatief solidariteitsbijdragen hebben geleverd of voornemens zijn te leveren, stellen de Commissie daarvan in kennis door het in bijlage IV vastgestelde formulier voor het solidariteitssteunplan in te vullen. Het solidariteitssteunplan bevat, in voorkomend geval, verifieerbare informatie, onder meer over de reikwijdte en de aard van de maatregelen en de uitvoering ervan.

HOOFDSTUK II

PROCEDUREVOORSCHRIFTEN

Artikel 57

Procedure vóór herplaatsing

1.De in dit artikel vastgestelde procedure is van toepassing op:

(a)personen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder a) en c), en artikel 45, lid 2, onder a);

(b)personen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder b), wanneer de in artikel 55, lid 2, bedoelde termijn is verstreken, en artikel 45, lid 2, onder b).

2.Alvorens de in dit artikel vastgestelde procedure toe te passen, zorgt de begunstigde lidstaat ervoor dat er geen redelijke gronden zijn om de betrokken persoon als een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde van die lidstaat te beschouwen. Wanneer er redelijke gronden zijn om de persoon als een gevaar voor de nationale veiligheid of de openbare orde te beschouwen, past de begunstigde lidstaat de in dit artikel vastgestelde procedure niet toe en schrapt hij, in voorkomend geval, de persoon van de in artikel 49, lid 2, bedoelde lijst.

3.Indien herplaatsing moet worden toegepast, identificeert de begunstigde lidstaat de personen die voor herplaatsing in aanmerking komen. Indien de betrokken persoon om internationale bescherming verzoekt of internationale bescherming geniet, houdt die lidstaat, in voorkomend geval, rekening met het bestaan van betekenisvolle banden tussen de betrokkene en de lidstaat van herplaatsing. Wanneer de te herplaatsen geïdentificeerde persoon internationale bescherming geniet, wordt die persoon pas herplaatst nadat hij schriftelijk met herplaatsing heeft ingestemd.

Wanneer herplaatsing moet worden toegepast overeenkomstig artikel 49, maakt de begunstigde lidstaat gebruik van de door het Asielagentschap en het Europees Grens- en kustwachtagentschap opgestelde lijst als bedoeld in artikel 49, lid 2.

De eerste alinea is niet van toepassing op verzoekers voor wie de begunstigde lidstaat kan worden aangewezen als de verantwoordelijke lidstaat op grond van de criteria die zijn vastgesteld in de artikelen 15 tot en met 20, en artikel 24, met uitzondering van artikel 15, lid 5. Deze verzoekers komen niet in aanmerking voor herplaatsing.

4.Wanneer de in artikel 55, lid 2, bedoelde termijn verstrijkt, stelt de begunstigde lidstaat de sponsorende lidstaat er onmiddellijk van in kennis dat de in de leden 5 tot en met 10 vastgestelde procedure moet worden toegepast ten aanzien van de betrokken illegaal verblijvende onderdanen van derde landen.

5.De begunstigde lidstaat zendt de relevante informatie en documenten over de in de leden 2 en 3 bedoelde persoon zo spoedig mogelijk toe aan de lidstaat van herplaatsing.

6.De lidstaat van herplaatsing onderzoekt de overeenkomstig lid 5 door de begunstigde lidstaat verstrekte informatie en verifieert of er geen redelijke gronden zijn om de betrokken persoon als een gevaar voor zijn nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen.

7.Wanneer er geen redelijke gronden zijn om de betrokken persoon als een gevaar voor zijn nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen, bevestigt de lidstaat van herplaatsing binnen een week dat hij de betrokken persoon zal herplaatsen.

Wanneer uit de controles blijkt dat er redelijke gronden zijn om de betrokken persoon als een gevaar voor zijn nationale veiligheid of openbare orde te beschouwen, stelt de lidstaat van herplaatsing de begunstigde lidstaat binnen een week in kennis van de aard van en de onderliggende elementen voor een signalering uit een relevante databank. In dergelijke gevallen vindt geen herplaatsing van de betrokken persoon plaats.

In uitzonderlijke gevallen, wanneer kan worden aangetoond dat het onderzoek van de informatie bijzonder complex is of dat een groot aantal gevallen op dat moment moet worden gecontroleerd, kan de lidstaat van herplaatsing zijn antwoord geven na de in de eerste en tweede alinea genoemde termijn van één week, maar niet meer dan twee weken later. In dergelijke situaties deelt de lidstaat van herplaatsing zijn besluit om een antwoord uit te stellen aan de begunstigde lidstaat mee binnen de oorspronkelijke termijn van één week.

Het zonder reactie laten verstrijken van de in de eerste en tweede alinea genoemde termijn van één week en van de in de derde alinea van dit lid genoemde termijn van twee weken, staat gelijk met de bevestiging van de ontvangst van de informatie, en brengt de verplichting mee de betrokken persoon te herplaatsen, met inbegrip van de verplichting te zorgen voor passende regelingen voor aankomst.

8.De begunstigde lidstaat neemt uiterlijk één week na de bevestiging door de lidstaat van herplaatsing een overdrachtsbesluit. Hij stelt de betrokken persoon onverwijld schriftelijk in kennis van het besluit om hem aan die lidstaat over te dragen.

9.De betrokken persoon wordt overeenkomstig het nationale recht van de begunstigde lidstaat, na overleg tussen de betrokken lidstaten, overgedragen van de begunstigde lidstaat aan de lidstaat van herplaatsing, zodra dat praktisch mogelijk is, en uiterlijk vier weken vanaf de bevestiging door de lidstaat van herplaatsing, of vanaf de definitieve beslissing op het beroep of het bezwaar tegen een overdrachtsbesluit, wanneer dit overeenkomstig artikel 33, lid 3, opschortende werking heeft.

10.Artikel 32, leden 3, 4 en 5, de artikelen 33 en 34, artikel 35, leden 1 en 3, artikel 36, leden 2 en 3, en de artikelen 37 en 39 zijn van overeenkomstige toepassing op de overdracht met het oog op herplaatsing.

11.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige voorwaarden vast voor het voorbereiden en het verstrekken van informatie en documenten met het oog op herplaatsing. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 58

Procedure na herplaatsing

1.De lidstaat van herplaatsing laat de begunstigde lidstaat weten dat de betrokken persoon is aangekomen of dat hij zich niet binnen de gestelde termijn heeft gemeld.

2.Wanneer de lidstaat van herplaatsing een verzoeker heeft herplaatst voor wie de verantwoordelijke lidstaat nog niet is bepaald, past die lidstaat de in deel III vastgestelde procedures toe, met uitzondering van artikel 8, lid 2, artikel 9, leden 1 en 2, artikel 15, lid 5, en artikel 21, leden 1 en 2.

Wanneer de verantwoordelijke lidstaat niet kan worden aangewezen op grond van de eerste alinea, is de lidstaat van herplaatsing verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.

De lidstaat van herplaatsing geeft zijn verantwoordelijkheid aan in Eurodac overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) XXX/ XXX [Eurodac-verordening].

3.Wanneer de lidstaat van herplaatsing een verzoeker heeft herplaatst voor wie de begunstigde lidstaat eerder op andere gronden dan de in artikel 57, lid 3, derde alinea, bedoelde criteria als verantwoordelijk was aangewezen, wordt de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming overgedragen aan de lidstaat van herplaatsing.

De lidstaat van herplaatsing geeft zijn verantwoordelijkheid aan in Eurodac overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) XXX/ XXX [Eurodac-verordening].

4.Wanneer de lidstaat van herplaatsing een persoon die internationale bescherming geniet, heeft herplaatst, verleent de lidstaat van herplaatsing automatisch de internationale-beschermingsstatus, met inachtneming van de respectieve status die door de begunstigde lidstaat is verleend.

5.Wanneer de lidstaat van herplaatsing een onderdaan van een derde land die illegaal op zijn grondgebied verblijft, heeft herplaatst, is Richtlijn 2008/115/EG van toepassing.

Artikel 59

Andere verplichtingen

De begunstigde en de bijdragende lidstaten houden de Commissie op de hoogte van de uitvoering van op bilateraal niveau genomen solidariteitsmaatregelen, met inbegrip van maatregelen voor samenwerking met een derde land.

Artikel 60

Operationele coördinatie

Op verzoek coördineert de Commissie de operationele aspecten van de door de bijdragende lidstaten aangeboden maatregelen, met inbegrip van bijstand door deskundigen of teams die door het Asielagentschap of het Europees Grens- en kustwachtagentschap worden ingezet.

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE STEUN VAN DE UNIE

Artikel 61

Financiële steun

De financiële steun na herplaatsing uit hoofde van deel IV, hoofdstukken I en II, wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie].

DEEL V

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 62

Gegevensbeveiliging en -bescherming

1.De lidstaten passen passende technische en organisatorische maatregelen toe om de veiligheid van de in het kader van deze verordening verwerkte persoonsgegevens te garanderen en in het bijzonder om onwettige of ongeoorloofde toegang tot of vrijgave, wijziging of verlies van verwerkte persoonsgegevens te voorkomen.

2.De bevoegde toezichthoudende autoriteit of autoriteiten van elke lidstaat ziet of zien toe op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de in artikel 41 bedoelde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

3.Op de verwerking van persoonsgegevens door het Asielagentschap is Verordening (EU) XXX/XXX [Asielagentschap van de Europese Unie] van toepassing, met name wat betreft het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Artikel 63

Geheimhouding

De lidstaten zien erop toe dat de in artikel 41 bedoelde autoriteiten ten aanzien van alle informatie welke zij tijdens hun werk verkrijgen, gebonden zijn door de in het nationale recht bepaalde geheimhoudingregels.

Artikel 64

Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast voor het opleggen van volgens het nationale recht vastgestelde sancties, met inbegrip van administratieve of strafrechtelijke sancties, wanneer inbreuk wordt gepleegd op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze voorschriften worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 65

Berekening van termijnen

De in deze verordening vastgestelde termijnen worden als volgt berekend:

(a)wanneer een in dagen, weken of maanden omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis of een handeling plaatsvindt, wordt de dag waarop deze gebeurtenis of handeling plaatsvindt, niet bij de termijn inbegrepen;

(b)een in weken of maanden omschreven termijn loopt af bij het einde van de dag die — in de laatste week of maand — dezelfde naam of dezelfde cijferaanduiding heeft als de dag waarop de gebeurtenis of de handeling plaatsvindt die de termijn doet ingaan. Indien in de laatste maand van een in maanden omschreven termijn de dag die bepalend is voor het einde van de termijn ontbreekt, loopt de termijn af bij het einde van de laatste dag van die maand;

(c)de zaterdagen, zondagen en wettelijk erkende feestdagen in alle lidstaten zijn bij de termijnen inbegrepen.

Artikel 66

Territoriale werkingssfeer

De bepalingen van deze verordening zijn voor wat betreft de Franse Republiek slechts van toepassing op het Europese grondgebied van de Franse Republiek.

Artikel 67

Comité

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Als het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 68

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in de artikelen 15, lid 6, en 24, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een periode van vijf jaar, met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 15, lid 6, en 24, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig de artikelen 15, lid 6, en 24, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 69

Toezicht en evaluatie

Uiterlijk [achttien maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens jaarlijks toetst de Commissie de werking van de in deel IV, hoofdstukken I, II en III, van deze verordening bedoelde maatregelen.

[Drie jaar na de inwerkingtreding brengt de Commissie verslag uit over de uitvoering van de in deze verordening vervatte maatregelen.]

Niet eerder dan [vijf] jaar na de datum van toepassing van deze verordening, en vervolgens om de vijf jaar, verricht de Commissie een evaluatie van deze verordening. De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de belangrijkste bevindingen. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de periode van [vijf] jaar alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van dit verslag.

Artikel 70

Statistieken

Overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad 60 , verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) statistieken over de toepassing van de onderhavige verordening en van Verordening (EG) nr. 1560/2003.

DEEL VI

WIJZIGINGEN VAN ANDERE HANDELINGEN VAN DE UNIE

Artikel 71

Wijziging van richtlijn langdurig ingezetenen

1.Richtlijn 2003/109/EG wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a) aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Wanneer het gaat om personen die internationale bescherming genieten, is een periode van drie jaar legaal en ononderbroken verblijf vereist.”

Artikel 72

Wijzigingen van Verordening (EU) XXX/XXX [
Fonds voor asiel en migratie].

Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie] wordt als volgt gewijzigd:

1.Artikel 16 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten ontvangen naast hun overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), berekende toewijzing een bedrag van 10 000 EUR per persoon die is toegelaten via hervestiging of toelating op humanitaire gronden.

2. In voorkomend geval kunnen de lidstaten ook in aanmerking komen voor een aanvullend bedrag van 10 000 EUR voor gezinsleden van de in lid 1 bedoelde personen, indien die personen zijn toegelaten om de eenheid van het gezin te waarborgen.

3. Het in lid 1 bedoelde bedrag wordt verstrekt in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, overeenkomstig artikel [125] van het Financieel Reglement.

4. Het in lid 1 bedoelde aanvullend bedrag wordt toegewezen aan het programma van de lidstaat. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring door de Commissie door middel van een wijziging van het programma. Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden opgenomen in de bij de Commissie ingediende betalingsaanvragen, mits de persoon voor wie het bedrag wordt toegewezen, is hervestigd of toegelaten.

5. De lidstaten bewaren de informatie die nodig is om de identiteit van de hervestigde of toegelaten personen en de datum van hun hervestiging of toelating naar behoren te kunnen vaststellen, waarbij de toepasselijke bepalingen in verband met gegevensbewaringstermijnen in acht worden genomen.

6. Om rekening te houden met de actuele inflatiepercentages en relevante ontwikkelingen op hervestigingsgebied alsook factoren die bijdragen tot een optimaal gebruik van de financiële stimulans die met die bedragen wordt gegeven, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 32 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde, zo nodig, binnen de grenzen van de beschikbare middelen, het in lid 1 van dit artikel bedoeld bedrag aan te passen.

2.Artikel 17 wordt vervangen door:

“1.     Een lidstaat ontvangt een bijdrage van:

(a)[10 000] EUR per verzoeker voor wie die lidstaat verantwoordelijk wordt als gevolg van herplaatsing overeenkomstig de artikelen 48, 53 en 56 van Verordening (EU) XXX/ XXX [verordening asiel- en migratiebeheer];

(b)[10 000] EUR per persoon die internationale bescherming geniet en wordt herplaatst overeenkomstig de artikelen 53 en 56 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asiel- en migratiebeheer];

(c)[10 000] EUR per illegaal verblijvende onderdaan van een derde land die wordt herplaatst overeenkomstig artikel 53, wanneer de in artikel 55, lid 2, bedoelde termijn is verstreken, en artikel 56 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asiel- en migratiebeheer].

(d)De onder a), b) en c) bedoelde bijdrage wordt verhoogd tot [12 000] EUR voor elke niet-begeleide minderjarige die wordt herplaatst overeenkomstig artikel 48, artikel 53 en artikel 56 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asiel- en migratiebeheer].

2.Een lidstaat die een overdracht uitvoert, ontvangt een bijdrage van 500 EUR ter dekking van de kosten van de overdracht van personen als bedoeld in lid 1, voor elke persoon, verzoeker of begunstigde van internationale bescherming die wordt herplaatst.

3.Een lidstaat ontvangt een bijdrage van 500 EUR ter dekking van de kosten van de overdracht van een in artikel 26, lid 1, onder a), b), c) of d), bedoelde persoon overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) XXX/XXX [verordening asiel- en migratiebeheer].

4.Een lidstaat ontvangt de in leden 1 tot en met 3 bedoelde bedragen voor elke persoon, mits de persoon voor wie de bijdrage wordt toegewezen, is herplaatst.

5.De in dit artikel bedoelde bedragen worden verstrekt in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, overeenkomstig artikel [125] van het Financieel Reglement.

6.De lidstaten bewaren de informatie die nodig is om de identiteit van de overgedragen personen en de datum van hun overdracht naar behoren te kunnen vaststellen, waarbij de toepasselijke bepalingen in verband met bewaringstermijnen in acht worden genomen.

7.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde, zo nodig, binnen de grenzen van de beschikbare middelen, de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde bedragen aan te passen om rekening te houden met de actuele inflatiepercentages, relevante ontwikkelingen op het gebied van de overdracht van verzoekers om internationale bescherming en personen die internationale bescherming genieten naar een andere lidstaat, alsook factoren die bijdragen tot een optimaal gebruik van de financiële stimulans die met die bedragen wordt gegeven.”

DEEL VII

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 73

Intrekking

Verordening (EU) nr. 604/2013 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 74

Overgangsmaatregelen

Bij verzoeken die na [de eerste dag volgend op de inwerkingtreding van deze verordening] worden geregistreerd, wordt ook rekening gehouden met de feiten op grond waarvan krachtens deze verordening de verantwoordelijkheid aan een lidstaat kan worden toegeschreven, als ze dateren van vóór die datum.

Artikel 75

Inwerkingtreding en toepasselijkheid

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op verzoeken om internationale bescherming die zijn geregistreerd vanaf [de eerste dag van de dertiende maand volgend op de inwerkingtreding ervan]. Welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat vóór die datum is ingediend, wordt bepaald volgens de in Verordening (EU) nr. 604/2013 vastgestelde criteria.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Voorstel voor een verordening betreffende asiel- en migratiebeheer

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

10 - Migratie

1.3.Het voorstel/initiatief betreft 

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 61  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

In haar nieuwe migratie- en asielpact kondigt de Commissie een nieuwe start aan op het gebied van migratie. Dit voorstel voorziet in een gemeenschappelijk kader voor asiel- en migratiebeheer op EU-niveau als een belangrijke bijdrage aan de alomvattende aanpak en beoogt het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te versterken op basis van de overkoepelende beginselen van solidariteit en de billijke verdeling van de verantwoordelijkheid. Het bevordert geïntegreerde beleidsvorming binnen het migratie- en asielbeleid, met inbegrip van de noodzaak rekening te houden met beleid op andere relevante gebieden, met bijzondere aandacht voor nauwe samenwerking en wederzijdse partnerschappen met relevante derde landen. Met het nieuwe pact wordt erkend dat een alomvattende aanpak ook een sterkere, duurzamere en tastbaardere uitdrukking van de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid inhoudt, die hun evenwicht vinden in een bredere context, waarbij de focus wordt verbreed tot meer dan alleen de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Deze beginselen moeten daarom worden toegepast op het migratiebeheer in zijn geheel en zich uitstrekken van het aanpakken van irreguliere migratie tot niet-toegestane verplaatsingen.

Dit voorstel stroomlijnt de huidige regels van Verordening (EU) nr. 604/2013 en heeft tot doel te zorgen voor een correcte toepassing van de regels die niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen tussen lidstaten zullen beperken. Deze regels worden aangevuld met een nieuw solidariteitsmechanisme voor de aanpak van situaties waarin lidstaten met migratiedruk worden geconfronteerd. Deze benadering houdt ook de invoering van een specifieke solidariteitsprocedure in voor aankomsten na opsporings- en reddingsoperaties.

Een dergelijk solidariteitsmechanisme is gegrond op financiële stimulansen voor lidstaten die solidariteit tonen, die onder meer zouden leiden tot herplaatsing van personen die om internationale bescherming verzoeken, van personen die die bescherming genieten, en van irreguliere migranten. Er zullen hogere financiële stimulansen worden geboden voor de herplaatsing van niet-begeleide minderjarigen. Dit zou het huidige financiële landschap aanzienlijk wijzigen en er moet steun worden verleend om de financiële kosten in verband met dergelijke verplaatsingen aan te pakken in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan kosten overeenkomstig artikel 125 van het Financieel Reglement.

Specifieke doelstelling: Bescherming en solidariteit versterken

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

10 – Migratie

- Een gemeenschappelijk kader tot stand brengen dat de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de alomvattende aanpak van asiel en migratiebeheer vergroot door middel van geïntegreerde beleidsvorming en wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten;

- De doelmatigheid versterken van het systeem om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat in een lidstaat is ingediend door een onderdaan van een derde land of een staatloze.

- De solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten versterken.

Met het voorstel wordt beoogd:

   een gemeenschappelijk kader vast te stellen dat bijdraagt tot de alomvattende aanpak van asiel- en migratiebeheer op basis van de beginselen van geïntegreerde beleidsvorming en van solidariteit en de billijke verdeling van de verantwoordelijkheid;

   te zorgen voor gedeelde verantwoordelijkheid door middel van een nieuw solidariteitsmechanisme in de vorm van een systeem om solidariteit te blijven bieden in normale omstandigheden en de lidstaten bij te staan met doeltreffende maatregelen (herplaatsing of terugkeersponsoring en andere bijdragen ter versterking van de capaciteit van de lidstaten op het gebied van asiel, opvang en terugkeer en de externe dimensie) om migratie in de praktijk te beheren wanneer zij met migratiedruk te maken krijgen. Deze aanpak omvat ook een specifieke solidariteitsprocedure voor aankomsten na opsporings- en reddingsoperaties;

   de capaciteit van het systeem te verbeteren om doelmatig en doeltreffend een enkele lidstaat aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Met name zou het voorstel een beperking inhouden van de bepalingen inzake de beëindiging van de verantwoordelijkheid alsook van de mogelijkheden voor een verschuiving van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten als gevolg van de handelingen van de verzoeker, en de termijnen voor het verzenden van verzoeken en het ontvangen van antwoorden aanzienlijk verkorten, zodat verzoekers sneller weten welke lidstaat verantwoordelijk is en daardoor sneller toegang krijgen tot de procedures voor het verlenen van internationale bescherming;

   misbruik te ontmoedigen en niet-toegestane verplaatsingen van verzoekers in de EU te voorkomen, door met name te voorzien in duidelijke verplichtingen voor verzoekers om asiel aan te vragen in de lidstaat van eerste binnenkomst en te blijven in de lidstaat die als verantwoordelijk is aangewezen. Dit vereist ook evenredige procedurele en materiële consequenties ingeval zij hun verplichtingen niet naleven.

Verwachte resultaten en gevolgen

De lidstaten en de Europese Unie als geheel zullen profiteren van een hervormde verordening inzake asiel- en migratiebeheer, waarin de reeks leidende beginselen voor een doeltreffend migratiebeheer is opgenomen, door middel van een gemeenschappelijk kader dat bijdraagt tot de uitvoering van de alomvattende aanpak en vereenvoudigde procedures, en door te voorzien in solidariteit met de lidstaten om hen te helpen bij het aanpakken van situaties van migratiedruk. De lidstaten zouden te allen tijde kunnen profiteren van vrijwillige solidariteitsmaatregelen.

De begrotingsmiddelen die in dit document nader worden beschreven, hebben betrekking op de geraamde bijdragen van de Unie die als stimulans zullen dienen voor de ruimere mogelijkheden voor herplaatsing. Tegelijkertijd zullen de bijdragen van de Unie ook worden gebruikt ter ondersteuning van de overdrachten die plaatsvinden nadat is vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming en van de overdrachten van herplaatste personen. Deze steun voor de correcte uitvoering van het systeem zal zorgen voor solidariteit met de lidstaten, ook in de context van ontschepingen van personen na opsporings- en reddingsoperaties. Dit zou op zijn beurt gunstig zijn voor personen die om internationale bescherming verzoeken, aangezien zij baat zullen hebben bij een efficiënter systeem voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat, en zo sneller toegang zullen kunnen krijgen tot de procedure voor de inhoudelijke behandeling van een verzoek.

Kosten van herplaatsing 

In het voorliggende voorstel heeft de lidstaat waarnaar asielzoekers, irreguliere migranten of personen die internationale bescherming genieten, worden herplaatst, recht op een Uniebijdrage van 10 000 EUR per herplaatste persoon.

Wanneer de herplaatste persoon een niet-begeleide minderjarige is, bedraagt de Uniebijdrage 12 000 EUR. De hogere bijdrage is gerechtvaardigd omdat de verdere behandeling van zaken betreffende niet-begeleide minderjarigen na herplaatsing complexer en bijgevolg duurder zou zijn.

Kosten van overdracht

In het voorliggende voorstel heeft de lidstaat die de overdracht naar de lidstaat van herplaatsing verricht, recht op een Uniebijdrage van 500 EUR per overgedragen persoon.

Bovendien zullen de overdrachtskosten in verband met de normale overdrachtsprocedures (overnameverzoeken en kennisgevingen inzake terugname) ook door de EU worden ondersteund in het kader van dit voorstel en heeft de lidstaat die de overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat verricht, recht op een Uniebijdrage van 500 EUR voor elke overgedragen persoon.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante)

De vaststelling van criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten is ingediend, kan niet worden verwezenlijkt door de lidstaten die afzonderlijk handelen, en kan alleen op Unieniveau worden verwezenlijkt.

Verwachte toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

De toegevoegde waarde van dit voorstel is de stroomlijning en de versterking van de slagkracht van de bestaande Dublinverordening en het feit dat wordt voorzien in een solidariteitsmechanismen dat ten behoeve van een lidstaat wordt toegepast in periodes waarin die lidstaat onder druk staat of bij ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De crisis van 2015 bracht aanzienlijke structurele zwakke punten en tekortkomingen aan het licht in de vormgeving en de uitvoering van het Europese asiel- en migratiebeleid, met inbegrip van het Dublinsysteem, dat er niet op was berekend om de verantwoordelijkheid voor personen die om internationale bescherming verzoeken, in de hele EU duurzaam te delen. In de conclusies van de Europese Raad van 28 juni 2018 wordt opgeroepen tot een hervorming van de Dublinverordening, gebaseerd op een evenwicht tussen verantwoordelijkheid en solidariteit, rekening houdend met de personen die zijn ontscheept na opsporings- en reddingsoperaties.

In de evaluatie waartoe de Commissie in 2016 opdracht gaf, werd geconcludeerd dat een dergelijk systeem weliswaar nog steeds nodig is op het niveau van de Unie, maar dat het huidige Dublinsysteem niet meer voldoet en daarom veranderingen nodig zijn met het oog op de stroomlijning en versterking van de doelmatigheid van het systeem.

Het huidige Dublinsysteem is bovendien niet ontworpen als een instrument voor solidariteit en het delen van verantwoordelijkheid. De migratiecrisis heeft deze tekortkoming aan het licht gebracht, hetgeen ervoor pleit om een solidariteitsmechanisme in het voorstel op te nemen.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Dit voorstel is verenigbaar met het Fonds voor asiel en migratie (AMF). Het AMF biedt thans reeds de mogelijkheid om personen die om internationale bescherming verzoeken, op basis van vrijwilligheid over te dragen in het kader van het nationale programma van elke lidstaat (artikel 17, lid 5, van Verordening (EU) 2018/471). Gezien de uitbreiding van de reikwijdte van herplaatsing waarin dit voorstel voorziet, moeten ook de kosten van herplaatsing en overdracht worden geregeld.

Indien de kredieten (1 113 500 000 EUR voor 2022-2027) niet volledig zullen worden gebruikt voor de uitvoering in verband met de verwachte behoeften voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe systeem, worden de resterende bedragen herverdeeld voor andere acties in het kader van het AMF. Ingeval de behoeften voor de uitvoering van een nieuw systeem de ramingen zouden overtreffen (d.w.z. er zouden meer asielzoekers moeten worden herplaatst en overgedragen), moeten extra middelen worden gevraagd.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2022 tot en met 2027,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 62  

 Direct beheer door de Commissie

◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

✓ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

✓ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

✓ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

De herplaatsing en de overdrachten zullen worden uitgevoerd in het kader van de thematische faciliteit van het AMF, voornamelijk via direct beheer (of indirect beheer ingeval de instantie die de actie uitvoert, op basis van pijleranalyses wordt beoordeeld). Afhankelijk van de situatie kan het echter passender zijn om de bijdragen van de Unie via gedeeld beheer te verstrekken, door de nationale programma’s aan te vullen.

 

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Financiering die in het kader van direct en indirect beheer wordt uitgevoerd, zal worden uitgevoerd in het kader van de thematische faciliteit van het AMF, die ook onder het algemene monitoring- en evaluatiemechanisme van het AMF valt. Er zullen gestroomlijnde templates en regels worden vastgesteld om de indicatoren van de begunstigden van de subsidie- en bijdrageovereenkomsten te verzamelen in hetzelfde tempo als voor het gedeeld beheer, teneinde ervoor te zorgen dat vergelijkbare gegevens openbaar worden gemaakt.

Wanneer de bijdrage van de Unie via gedeeld beheer wordt verstrekt, zijn de volgende regels van toepassing:

De financiering die door de lidstaten in gedeeld beheer wordt uitgevoerd, zal voldoen aan de regels van de verordening gemeenschappelijke bepalingen (COM(2018) 375), hierna “voorstel voor een GB-verordening” genoemd, van Verordening (EU) 2018/1046 (Financieel Reglement) en van het Fonds voor asiel en migratie (COM(2018) 471), hierna “AMF-voorstel” genoemd.

Overeenkomstig het voorstel voor een GB-verordening zal elke lidstaat een beheers- en controlesysteem voor zijn programma opzetten en de kwaliteit en betrouwbaarheid van het monitoringsysteem waarborgen. Daarom is voor gedeeld beheer een samenhangend en doeltreffend kader voor verslaglegging, toezicht en evaluatie voorhanden. De lidstaten moeten een toezichtcomité oprichten, waarin de Commissie een adviserende rol kan vervullen. De lidstaten kunnen besluiten één monitoringcomité voor meerdere programma's op te richten. De toezichtcomités zullen alle kwesties evalueren die van invloed zijn op de voortgang van het programma bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.

Voor de fondsen voor binnenlandse zaken dienen de lidstaten bij de Commissie een jaarlijks prestatieverslag in over de uitvoering van het programma en de vooruitgang bij het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen. In het verslag moeten ook kwesties aan de orde worden gesteld die van invloed zijn op de prestaties van het programma en moet een beschrijving worden gegeven van de maatregelen die zijn genomen om deze aan te pakken.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Volgens het AMF-voorstel is 60 % van de AMF-middelen gereserveerd voor programma’s van de lidstaten. De resterende 40 % van de financiële middelen zal worden beheerd via een thematische faciliteit. Het doel van de invoering van de thematische faciliteit is een evenwicht te vinden tussen de voorspelbaarheid van de meerjarige toewijzing van financiering aan de programma’s van de lidstaten en de flexibiliteit bij de periodieke uitbetaling van financiering aan acties met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie op basis van een tweejarige programmeringscyclus. De thematische faciliteit zal worden gebruikt voor hervestiging en overdrachten.

De controlestrategie zal gebaseerd zijn op het Financieel Reglement en op het voorstel voor een GB-verordening.

 

Voor het deel dat wordt uitgevoerd via direct en indirect beheer in het kader van de thematische faciliteit, zal het beheers- en controlesysteem voortbouwen op de ervaring die in 2014-2020 is opgedaan met zowel acties van de Unie als noodhulp. Er zal een vereenvoudigde regeling worden ingevoerd die een snelle verwerking van de financieringsaanvragen mogelijk maakt en tegelijkertijd het risico op fouten verkleint: de in aanmerking komende aanvragers zijn beperkt tot lidstaten en internationale organisaties, de financiering zal worden gebaseerd op vereenvoudigde kostenopties, er zullen standaardmodellen worden ontwikkeld voor financieringsaanvragen, subsidie-/bijdrageovereenkomsten en verslaglegging, een permanent evaluatiecomité zal de aanvragen onderzoeken zodra zij zijn ontvangen.

Wanneer de bijdrage van de Unie via gedeeld beheer wordt verstrekt, zijn de volgende regels van toepassing:

De lidstaten ontvangen een aanvullende bijdrage voor elke persoon die behoort tot de categorieën die onder deze verordening vallen.

De overeenkomstige bedragen zullen aan de lidstaten worden toegewezen door middel van een wijziging van hun programma. Deze programma’s vallen onder gedeeld beheer overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement, het voorstel voor een GB-verordening en het AMF-voorstel.

De betalingsregelingen voor gedeeld beheer zijn opgenomen in het voorstel voor een GB-verordening. Het voorstel voor een GB-verordening voorziet in een jaarlijkse voorfinanciering, gevolgd door maximaal vier tussentijdse betalingen per programma en per jaar op basis van de betalingsaanvragen die de lidstaten tijdens het boekjaar hebben toegestuurd. Volgens het voorstel voor de GB-verordening wordt de voorfinanciering verrekend in het laatste boekjaar van de programma's.

Wat het via gedeeld beheer uitgevoerde deel betreft, bouwt het voorstel voor de GB-verordening voort op de bestaande beheers- en controlestrategie voor de programmeringsperiode 2014-2020, maar voert het een aantal maatregelen in om zowel voor de begunstigden als de lidstaten de uitvoering te vereenvoudigen en de controlelast te verminderen. De nieuwe elementen omvatten:

- het schrappen van de aanwijzingsprocedure voor de programma-autoriteiten;

- beheersverificaties (administratief en ter plaatse), die door de beheersautoriteit op risicobasis moeten worden uitgevoerd (dit tegenover de 100 % administratieve controles die in de programmeringsperiode 2014-2020 zijn vereist).

- de beheersautoriteiten kunnen onder bepaalde voorwaarden evenredige controleregelingen toepassen, in overeenstemming met de nationale procedures,

- voorwaarden ter voorkoming van meerdere audits inzake eenzelfde operatie/uitgave.

De programma-autoriteiten zullen bij de Commissie tussentijdse betalingsaanvragen indienen op basis van de door de begunstigden verrichte uitgaven. Teneinde het risico te verminderen dat subsidies voor niet-subsidiabele uitgaven moeten worden terugbetaald, stelt de GB-verordening voor de tussentijdse betalingen van de Commissie een maximum van 90 % vast, gelet op het feit dat op dit moment pas een deel van de nationale controles is uitgevoerd. De Commissie zal het resterende saldo uitbetalen na de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen en na ontvangst van het zekerheidspakket van de programma-autoriteiten. In het zekerheidspakket zijn de rekeningen opgenomen, alsook de beheersverklaring en het oordeel van de auditautoriteit over de rekeningen, het beheers- en controlesysteem en de wettigheid en regelmatigheid van de in de rekeningen vermelde uitgaven. De Commissie zal op grond van het zekerheidspakket vaststellen welk bedrag met betrekking tot het boekjaar ten laste van het Fonds komt.

Mocht de Commissie of de Europese Rekenkamer na de toezending van het jaarlijkse zekerheidspakket eventueel onregelmatigheden ontdekken, dan kan dat aanleiding zijn voor een netto financiële correctie.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

RISICO’S

In de afgelopen jaren heeft DG HOME niet te kampen gehad met een groot foutenrisico in zijn uitgavenprogramma's.

Voor de herplaatsing en de overdrachten die via direct/indirect beheer worden ondersteund, zal het foutenrisico naar verwachting lager zijn dan bij de huidige acties en noodhulp van de Unie (momenteel ongeveer 3 % van het restfoutenpercentage). Veel van de risicofactoren zullen namelijk niet bestaan bij de financiering van verplaatsingen en overdrachten: de in aanmerking komende aanvragers zijn beperkt tot lidstaten en internationale organisaties, de financiering zal uitsluitend gebaseerd zijn op vereenvoudigde kostenopties en er zullen gestandaardiseerde templates worden ontwikkeld om zowel de aanvraag als de verslaglegging te vereenvoudigen. Bovendien is de zekerheid over de realiteit van de herplaatsingen en overdrachten groot dankzij de bestaande operationele monitoringmechanismen.

Wat de steun betreft die via gedeeld beheer wordt verleend:

Het beheers- en controlesysteem is in overeenstemming met de algemene vereisten die in het voorstel voor een GB-verordening zijn vastgesteld en voldoet zijn vastgesteld en voldoet aan de vereisten van het Financieel Reglement.

Wat de financiële bijdrage voor herplaatsing en overdrachten betreft, mogen de lidstaten deze alleen in de betalingsaanvragen bij de Commissie opnemen op voorwaarde dat de persoon ten aanzien van wie de bijdrage wordt aangevraagd, daadwerkelijk is overgedragen. De lidstaten zijn verplicht controles en audits uit te voeren om na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden om bij de Commissie een aanvraag voor de bijdrage in te dienen. Daarnaast zijn de lidstaten verplicht passende bewijsstukken te bewaren voor de periode die in het voorstel voor een GB-verordening is vastgesteld.

Door de meerjarige programmering en de jaarlijkse goedkeuring op basis van de betalingen door de verantwoordelijke instantie zullen de subsidiabiliteitsperioden in overeenstemming worden gebracht met de jaarrekeningen van de Commissie.

SYSTEMEN VOOR INTERNE CONTROLE — RISICOBEPERKENDE CONTROLES

De eerste fraudebestrijdingsstrategie van DG HOME werd in 2013 goedgekeurd. De huidige fraudebestrijdingsstrategie is in februari 2018 geactualiseerd en zal geldig zijn tot het huidige MFK afloopt. Met het oog op het MFK 2021-2027 en de nieuwe fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie, die in 2019 is goedgekeurd, werkt DG HOME momenteel aan de actualisering van zijn fraudebestrijdingsstrategie. Het doel van de nieuwe strategie van DG HOME is zich aan te passen aan de veranderende situatie en de fraudebestrijdingsactiviteiten van het DG verder te versterken. De nieuwe fraudebestrijdingsstrategie van DG HOME zal uiterlijk in 2021 worden goedgekeurd.

DG HOME heeft in 2016 ook een controlestrategie voor noodhulp vastgesteld die de basis zal vormen voor de vaststelling van de controlestrategie voor het deel over direct/indirect beheer.

Daarnaast heeft DG HOME voor gedeeld beheer in november 2015 een auditstrategie vastgesteld voor het onderdeel gedeeld beheer van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF). Een controlestrategie voor met AMIF/ISF gedeeld beheer wordt momenteel uitgewerkt door DG HOME. Deze strategie zal alle controles omvatten die nodig zijn voor het beheer van de nationale programma's in het kader van AMIF en ISF.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

De kosten van de controles zijn verwaarloosbaar en het foutenrisico is zeer laag.

De controlekosten zullen naar verwachting dezelfde blijven als in de huidige periode.

Voor direct/indirect beheer zullen de kosten van controles naar verwachting lager zijn dan voor de acties van de Unie, als gevolg van gestandaardiseerde aanvraag-, evaluatie- en verslagleggingsprocedures, vereenvoudigde kosten en sterke beperkingen voor de in aanmerking komende aanvragers.

Voor gedeeld beheer kunnen de kosten van controles voor de lidstaten lager zijn als gevolg van de risicogebaseerde benadering van beheer en controles die in het voorstel voor een GB-verordening wordt geïntroduceerd. Met betrekking tot de huidige programmeringscyclus (2014-2020) worden de cumulatieve kosten van de controle door de lidstaten vanaf 2017 geraamd op ongeveer 5 % van het totale bedrag aan betalingen waarom de lidstaten voor 2017 hebben gevraagd.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De in punt 2.2.2 vermelde fraudebestrijdingsstrategie van DG HOME is van toepassing.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort  
krediet

Bijdrage

Rubriek 4: Migratie en grensbeheer

Hoofdstuk 10: Migratie

GK/ NGK 63 .

van EVA-landen 64

van kandidaat-lidstaten 65

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, onder b)], van het Financieel Reglement

4

10 02 01 – Fonds voor asiel en migratie

GK

NEEN

NEEN

JA 66

NEEN

4

10 01 01 – Ondersteunende uitgaven voor het “Fonds voor asiel en migratie”

NGK

NEEN

NEEN

JA

NEEN

4

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

NGK

NEEN

NEEN

NEEN

NEEN

4

XX 01 01 02 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

NGK

NEEN

NEEN

NEEN

NEEN

4

XX 01 01 02 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

NGK

NEEN

NEEN

NEEN

NEEN

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële  
kader

4

Migratie en grensbeheer

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Beleidskredieten (uitgesplitst naar de onder 3.1 vermelde begrotingsonderdelen)

Vastleggingen

(1)

87,800

120,100

225,500

226,300

226,300

227,500

1 113,500

Betalingen

(2)

70,240

113,640

204,420

226,140

226,300

227,260

45,500

1 113,500

Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten 67  

Vastleggingen = betalingen

(3)

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma

Vastleggingen

=1+3

87,800

120,100

225,500

226,300

226,300

227,500

1 113,500

Betalingen

=2+3

70,240

113,640

204,420

226,140

226,300

227,260

45,500

1 113,500



Rubriek van het meerjarige financiële  
kader

7

Europees openbaar bestuur

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum , te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

1,815

1,815

1,815

1,815

1,815

1,815

10,890

Andere administratieve uitgaven

 

0,120

0,120

0,120

0,120

0,120

0,120

0,720

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

 

1,935

1,935

1,935

1,935

1,935

1,935

-

11,610

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten  
voor alle RUBRIEKEN  
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

89,735

122,035

227,435

228,235

228,235

229,435

 

 

1 125,110

Betalingen

72,175

115,575

206,355

228,075

228,235

229,195

45,500

1 125,110



3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

1,815

1,815

1,815

1,815

1,815

1,815

10,890

Andere administratieve uitgaven

0,120

0,120

0,120

0,120

0,120

0,120

0,720

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

1,935

1,935

1,935

1,935

1,935

1,935

11,610

Buiten RUBRIEK 7 68  
of the multiannual financial framework

Personele middelen

Andere  
administratieve uitgaven

Subtotaal  
buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

1,935

1,935

1,935

1,935

1,935

1,935

11,610

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.



3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

11

11

11

11

11

11

11

Delegaties

Onderzoek

Extern personeel (in voltijdequivalenten ) FTE) - AC, AL, END, INT en JED  69

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

- zetel

2

2

2

2

2

2

2

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  70

- zetel

- delegaties

Onderzoek

Andere (specificeren)

TOTAAL

13

13

13

13

13

13

13

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Ondersteuning en verwerking van en toezicht op de tenuitvoerlegging van dit voorstel, in hoofdzaak wat betreft het solidariteitsmechanisme en het rechtskader dat nodig is om het uit te voeren. 9 VTE (7 AD, 1 CA en 1 SNE) zullen worden toegewezen aan de betrokken beleidseenheid en 4 VTE (2 AD en 2 AST) aan de betrokken eenheid voor fondsbeheer.

Extern personeel

Ondersteuning en verwerking van en toezicht op de tenuitvoerlegging van dit voorstel, in hoofdzaak wat betreft de werking van het voorstel met betrekking tot de vaststelling van de verantwoordelijkheid van de lidstaten om verzoeken om internationale bescherming te behandelen.

3.2.3.Bijdragen van derden 71  

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Medefinancieringsbron 

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL medegefinancierde kredieten

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 72

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

(1)    PB L […] van […], blz. […].
(2)    Verordening (EU) 2019/1155 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 188 van 12.7.2019, blz. 25).
(3)    COM(2016) 270 final.
(4)    COM(2016) 194 final.
(5)    COM(2016) 271 final.
(6)    COM(2016) 467 final.
(7)    COM(2016) 466 final.
(8)    COM(2016) 465 final.
(9)    COM(2016) 468 final.
(10)    COM(2018) 633 final.
(11)    PB L […] van […], blz. […].
(12)    PB L […] van […], blz. […].
(13)    PB L […] van […], blz. […].
(14)    PB L […] van […], blz. […].
(15)    COM(2015) 450 final.
(16)    Besluit (EU) 2015/1523 van de Raad van 14 september 2015 en Besluit (EU) 2015/1601 van de Raad van 22 september 2015.
(17)     Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12).
(18)    Hetzelfde geldt voor het Verenigd Koninkrijk tijdens de overgangsperiode in het kader van het terugtrekkingsakkoord.
(19)    Overeenkomst tussen Denemarken en de Gemeenschap betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (PB L 66 van 8.3.2006, blz. 38).
(20)    Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (gesloten op 24.10.2008, PB L 161 van 24.6.2009, blz. 8) en Protocol bij de Overeenkomst tussen de Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (PB L 93 van 3.4.2001).
(21)    Het gemiddelde van de negatieve asielbesluiten van de beslissingsautoriteiten in 2015-2019 in de EU-27.
(22)    De verhouding tussen het gemiddelde aantal negatieve asielbesluiten en het gemiddelde aantal terugkeerbesluiten in de periode 2015-2019 (456 625) bedraagt 81,6 % van het totale aantal uitgevaardigde terugkeerbesluiten.
(23)    De evaluatie- en uitvoeringsverslagen zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-wedo/policies/asylum/examination-of-applicants/index_en.htm.
(24)    De evaluatie was gebaseerd op deskresearch, kwantitatieve analyse en overleg met juridische/beleidsadviseurs in 19 staten (BE, BG, CH, CY, EL, FR, HR, HU, IT, LT, LV, MT, NL, NO, PL, RO, SE, SI, SK). Van de 12 andere staten die aan de Dublin III-verordening deelnemen, werd de informatie niet tijdig genoeg ontvangen om deze in het verslag te kunnen opnemen.
(25)    Een brede groep van belanghebbenden werd geraadpleegd, waaronder: Dublineenheden in nationale asieldiensten, juridische/beleidsadviseurs, ngo’s, advocaten/wettelijke vertegenwoordigers, beroeps- en toetsingsinstanties, rechtshandhavingsinstanties, bewaringsinstanties en personen die om internationale bescherming verzoeken en/of deze genieten. In totaal vonden 142 gesprekken plaats. In 15 staten (AT, BE, DE, EL, FR, HU, LU, IT, MT, NL, NO, PL, SE, UK, CH) waren er bezoeken ter plaatse, terwijl in 16 staten (BG, CY, CZ, DK, EE, ES, FI, HR, IE, LT, LV, PT, RO, SI, SK, LI) telefonische gesprekken werden gevoerd.
(26)    Evaluatieverslag te vinden op: https://www.europarl.europa.eu/RegData/etudes/STUD/2020/642813/EPRS_STU(2020)642813_EN.pdf.
(27)    Bijvoorbeeld het actieplan van Berlijn inzake een nieuw Europees asielbeleid van 25 november 2019, ondertekend door 33 organisaties en gemeenten.
(28)    Aanbevelingen van de UNHCR voor het door de Europese Commissie voorgestelde migratie- en asielpact, januari 2020.
(29)    Aanbevelingen van de IOM voor het nieuwe migratie- en asielpact van de Europese Unie, februari 2020.
(30)    CEPS Project Report, Search and rescue, disembarkation and relocation arrangements in the Mediterranean. Sailing Away from Responsibility?, juni 2019.
(31)    In het kader van het “Initiative for Children in Migration” werd opgeroepen tot een gemeenschappelijke aanpak van het probleem van vermiste (niet-begeleide en van hun familie gescheiden) kinderen, tot de invoering van doeltreffende mechanismen om de risico’s van mensenhandel aan te pakken, en tot de vaststelling van kindspecifieke normen voor asielprocedures.
(32)    Alle studies en rapporten van het Europees migratienetwerk zijn beschikbaar op: https://ec.europa.eu/home-affairs/what-we-do/networks/european_migration_network_en
(33)    Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(34)    Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(35)    Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van derdelanders met het oog op onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, scholierenuitwisseling, educatieve projecten of au-pairactiviteiten, (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21).
(36)    PB C  van , blz. .
(37)    PB C  van , blz. .
(38)    Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
(39)    Richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 34).
(40)    Zoals aangegeven door de Europese Raad tijdens zijn bijzondere bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999.
(41)    Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31).
(42)    Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PB L 016 van 23.1.2004, blz. 44).
(43)    Richtlijn XXX/XXX/EU (volledige tekst)
(44)    Verordening XXX/XXX/EU (volledige tekst)
(45)    Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3).
(46)    Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf, (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).
(47)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(48)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(49)    (PB L 66 van 8.3.2006, blz. 38).
(50)    (PB L 93 van 3.4.2001, blz. 40).
(51)    (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 5).
(52)    (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 37).
(53)    Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
(54)    Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(55)    Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).
(56)    Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
(57)    Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
(58)    Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011, (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).
(59)    Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie, (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).
(60)    Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming, (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23).
(61)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(62)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(63)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(64)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(65)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(66)    Mogelijke vrijwillige bijdrage van de geassocieerde Schengenlanden indien deze aan het nieuwe Dublinsysteem zouden deelnemen.
(67)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(68)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(69)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(70)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(71)    Mogelijke bijdrage van de geassocieerde Schengenlanden indien deze aan het nieuwe Dublinsysteem zouden deelnemen.
(72)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.

Brussel, 23.9.2020

COM(2020) 610 final

BIJLAGEN

bij het

voorstel voor een

Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende asiel- en migratiebeheer en tot wijziging van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen en de voorgestelde Verordening (EU) XXX/XXX [Fonds voor asiel en migratie]



{SWD(2020) 207 final}


BIJLAGE I

Standaardformulier voor het opstellen van een solidariteitsresponsplan inzake opsporing en redding overeenkomstig artikel 47

·Bijdragende lidstaat: .........

·Referentienummer: (Rev) 1 …..

·Datum van indiening:……

Maatregelen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder a) en c)

Aantal herplaatsingen

Herplaatsing van personen die om internationale bescherming verzoeken

Maatregelen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder d)

Hoeveelheid/omschrijving/tijdschema voor uitvoering

Maatregelen voor capaciteitsopbouw op het gebied van asiel, opvang en terugkeer

Operationele steun

Maatregelen via samenwerking met derde landen om te reageren op migratietrends waarvan de begunstigde lidstaat de invloed ondervindt



BIJLAGE II

Standaardformulier voor het opstellen van een solidariteitsresponsplan overeenkomstig artikel 52

·Begunstigde lidstaat: ……

·Bijdragende lidstaat: .........

·Referentienummer: ……. (Rev) 2 …..

·Datum van indiening:……

Maatregelen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder a), b) en c)

Aandeel met betrekking tot elke maatregel

Herplaatsing van verzoekers die niet zijn onderworpen aan de grensprocedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming als vastgesteld in artikel 41 van Verordening (EU) XXX/XXX (asielprocedureverordening), met inbegrip van het aandeel van niet-begeleide minderjarigen

Aandeel:

Waarvan niet-begeleide minderjarigen:

Terugkeersponsoring met betrekking tot illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

Aandeel:

Nationaliteiten van te sponsoren illegaal verblijvende onderdanen van derde landen 3 :

Herplaatsing van personen die internationale bescherming genieten, met inbegrip van het aandeel van niet-begeleide minderjarigen

Aandeel:

Waarvan niet-begeleide minderjarigen:

TOTAAL

100 %

Alleen in te vullen als in het verslag over de migratiedruk wordt vastgesteld dat dergelijke maatregelen nodig zijn overeenkomstig artikel 51, lid 3, onder b), iii):

Maatregelen als bedoeld in artikel 45, lid 1, onder d)

Hoeveelheid/omschrijving/tijdschema voor uitvoering

Maatregelen voor capaciteitsopbouw op het gebied van asiel, opvang en terugkeer

Operationele steun

Maatregelen via samenwerking met derde landen om te reageren op migratietrends waarvan de begunstigde lidstaat de invloed ondervindt

Verzoek om vermindering van de bijdragen overeenkomstig artikel 52, lid 5

Gemiddelde verzoeken om internationale bescherming per hoofd over een periode van 5 jaar (op basis van de meest recente Eurostat-statistieken voor het gehele jaar)

BIJLAGE III

Formule voor de verdeelsleutel overeenkomstig artikel 54 van de verordening:

BevolkingseffectLS  4

BBP-effectLS   5

AandeelLS = 50% BevolkingseffectLS + 50% BBP-effectLS 

BIJLAGE IV

Standaardformulier voor het opstellen van een solidariteitssteunplan overeenkomstig artikel 56

·Begunstigde lidstaat: …….

·Bijdragende lidstaat: .........

·Referentienummer: …….

·Datum van indiening:……

Andere vormen van solidariteit overeenkomstig artikel 56

Informatie over hoeveelheid/beschrijving van reikwijdte en aard/tijdschema voor uitvoering

Maatregelen voor capaciteitsopbouw op het gebied van asiel, opvang en terugkeer

Operationele steun

Maatregelen via samenwerking met derde landen om te reageren op migratietrends waarvan de begunstigde lidstaat de invloed ondervindt

Aantal te bestrijken personen en tijdschema voor de uitvoering

Herplaatsing van personen die om internationale bescherming verzoeken en die niet zijn onderworpen aan de grensprocedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming als bedoeld in artikel 41 van Verordening (EU) XXX/XXX (asielprocedureverordening) [met inbegrip van het aantal niet-begeleide minderjarigen]

Herplaatsing van personen die internationale bescherming genieten [met inbegrip van het aantal niet-begeleide minderjarigen]

Herplaatsing van verzoekers om internationale bescherming die onderworpen zijn aan de grensprocedure overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) XXX/XXX (asielprocedureverordening )

Herplaatsing van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen [met inbegrip van het aantal niet-begeleide minderjarigen], met inbegrip van de nationaliteiten van de onderdanen van derde landen

Terugkeersponsoring met betrekking tot illegaal verblijvende onderdanen van derde landen [met inbegrip van het aantal niet-begeleide minderjarigen], met inbegrip van de nationaliteiten van onderdanen van derde landen

(1)    Verwijzing naar herziening te gebruiken in geval van tijdens het solidariteitsforum herziene bijdragen.
(2)    Verwijzing naar herziening te gebruiken in geval van tijdens het solidariteitsforum herziene bijdragen.
(3)    De nationaliteiten voor terugkeersponsoring worden vastgesteld aan de hand van de nationaliteiten die zijn vermeld in het overeenkomstig artikel 51 van de verordening opgestelde verslag over de migratiedruk.
(4)    Voor twee lidstaten hangt de deelname af van de uitoefening van rechten als vermeld in de desbetreffende protocollen en andere instrumenten.
(5)    Voor twee lidstaten hangt de deelname af van de uitoefening van rechten als vermeld in de desbetreffende protocollen en andere instrumenten.