Brussel, 2.4.2020

COM(2020) 141 final

2020/0058(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 223/2014 wat de invoering van specifieke maatregelen voor de aanpak van de COVID
x001e
19-crisis betreft


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De directe en indirecte gevolgen van de COVID‑19-uitbraak blijven in alle lidstaten toenemen. De huidige situatie is ongezien en vereist uitzonderlijke, aan de situatie aangepaste, maatregelen die in deze omstandigheden moeten worden toegepast.

Met het eerste investeringsinitiatief Coronavirusrespons (CRII), een pakket maatregelen dat de Commissie op 13 maart 2020 heeft voorgesteld, is een aantal belangrijke wijzigingen ingevoerd waardoor in de huidige situatie doeltreffender kan worden gereageerd.

Dit initiatief was erop gericht investeringen te bevorderen door in de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) beschikbare kasreserves vrij te maken voor de onmiddellijke bestrijding van deze crisis, en wordt gevolgd door aanvullende maatregelen zoals voorgesteld in het kader van het investeringsinitiatief Coronavirusrespons plus. Toch zijn bijkomende maatregelen nodig, ook op andere beleidsterreinen, met name om de meest kwetsbaren te beschermen.

De coronacrisis vormt ook een ongekende uitdaging voor de concrete acties en de levering aan de meest behoeftigen, die worden ondersteund door het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD).

De crisis houdt vooral specifieke risico’s in voor de meest behoeftigen, die behoren tot de meest kwetsbaren in onze samenlevingen. Daarom moeten dringend specifieke maatregelen worden genomen om hen te beschermen zodat zij niet het slachtoffer van deze ziekte worden en om ervoor te zorgen dat de steun van het FEAD hen nog steeds bereikt, bijvoorbeeld door te voorzien in de nodige beschermingsmiddelen tegen de ziekte. De verstrekking van voedselhulp en fundamentele materiële bijstand, alsmede steun voor sociale inclusie, wordt in toenemende mate bemoeilijkt door logistieke en personele beperkingen, met name vanwege de beperkende maatregelen en de dringende behoefte aan maatregelen om sociale afstand te creëren teneinde de verspreiding van het virus te beperken. Veel vrijwilligers, die de ruggengraat vormen van het fonds, kunnen niet langer worden ingezet, aangezien zij vaak deel uitmaken van groepen met een hoger risico op een ernstig ziektebeeld als gevolg van COVID‑19. Niettemin moet ervoor worden gezorgd dat de steun nog steeds de meest behoeftigen bereikt, bijvoorbeeld door middel van nieuwe leveringsmethoden die de veiligheid waarborgen van alle personen die betrokken zijn bij de uitvoering van het FEAD, en van de meest behoeftigen.

De FEAD-verordening moet derhalve beheersautoriteiten, partnerorganisaties en andere actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van het fonds in staat stellen snel te reageren op de nieuwe, bijkomende behoeften van de doelgroepen, die worden blootgesteld aan verdere ontberingen ten gevolge van deze crisis.

De Commissie stelt daarom voor de FEAD-verordening te wijzigen om tegemoet te komen aan de uitdagingen waarmee de overheidsinstanties en partnerorganisaties worden geconfronteerd bij de uitvoering van het FEAD tijdens de COVID‑19-uitbraak.

In overeenstemming met de voor de ESI-fondsen voorgestelde wijzigingen wordt voorgesteld specifieke bepalingen in te voeren die de lidstaten in staat stellen snel de nodige maatregelen te nemen om deze noodsituatie aan te pakken. Zoals voor de ESI-fondsen wordt voorgesteld dat de uitgaven voor de concrete acties in het kader van het FEAD die het vermogen tot crisisrespons in het kader van de COVID‑19-uitbraak bevorderen, vanaf 1 februari 2020 subsidiabel zijn. Ook wordt voorgesteld dat de wijziging van bepaalde elementen van het operationele programma die bedoeld is om de COVID‑19-uitbraak aan te pakken, niet hoeft te worden goedgekeurd bij besluit van de Commissie. Bovendien voert het voorstel de mogelijkheid in voor de autoriteiten om voedselhulp/fundamentele materiële bijstand te verlenen met behulp van elektronische vouchers, aangezien hierdoor het risico op besmetting tijdens de levering van voedselhulp/fundamentele materiële bijstand wordt verminderd.

Naast deze wijzigingen wordt ook voorgesteld flexibiliteit in te voeren met betrekking tot de naleving van bepaalde wettelijke voorschriften tijdens deze ongekende periode. Bij wijze van uitzondering wordt voorgesteld om voor dit jaar de termijn voor de indiening van het jaarlijkse uitvoeringsverslag te verlengen en wordt verduidelijkt dat de lidstaten de controle- en auditprocedures tijdens de uitbraak kunnen aanpassen. Verder wordt voorgesteld specifieke bepalingen in te voeren met betrekking tot de subsidiabiliteit van kosten die begunstigden moeten maken wanneer de levering van voedselhulp/fundamentele materiële bijstand of sociale bijstand vertraging oploopt, en van kosten gemaakt voor opgeschorte en niet volledig ten uitvoer gelegde concrete acties.

Ten slotte, om ervoor te zorgen dat alle steun uit het fonds kan worden ter beschikking gesteld om de gevolgen van de volksgezondheidscrisis voor de meest behoeftigen tot een minimum te beperken, moet het tijdelijk mogelijk zijn 100 % medefinanciering uit de EU-begroting toe te staan als tijdelijke en uitzonderlijke maatregel en onverminderd de regels die onder normale omstandigheden moeten worden toegepast.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is verenigbaar met de bestaande bepalingen op het beleidsterrein, met name de bepalingen die de Commissie voor de ESI-fondsen heeft voorgesteld als reactie op de COVID‑19-uitbraak in het kader van het CRII en het CRII+.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is verenigbaar met andere voorstellen en initiatieven van de Europese Commissie, met name met de voorstellen die de Commissie voor de ESI-fondsen in reactie op de COVID‑19-uitbraak heeft vastgesteld. Het maakt ook deel uit van een tweede wetgevingspakket dat door de Commissie is vastgesteld en dat voorstellen tot wijziging van de verordening gemeenschappelijke bepalingen omvat.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 175, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het voorziet in een tijdelijke mogelijkheid van een medefinancieringspercentage van 100 % en zorgt voor duidelijkheid over de subsidiabiliteit van de uitgaven waarop de maatregelen die als reactie op de gezondheidscrisis zijn getroffen, betrekking hebben. Ten slotte versoepelt het enkele voorschriften voor de lidstaten wanneer deze administratieve lasten met zich meebrengen die de uitvoering van maatregelen om de crisis aan te pakken zouden kunnen vertragen. Deze uitzonderlijke wijzigingen laten de regels onverlet die onder normale omstandigheden van toepassing zouden zijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is evenredig en bevat geen bepalingen die niet noodzakelijk zijn om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken. Het is beperkt tot de wijzigingen die nodig worden geacht om de problemen aan te pakken waarmee de lidstaten tijdens de COVID‑19-crisis bij de uitvoering van het FEAD worden geconfronteerd.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: wijziging van de huidige verordening.

De Commissie heeft onderzocht welke speelruimte het rechtskader biedt en acht het nodig om wijzigingen van Verordening (EU) nr. 223/2014 voor te stellen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Gezien de specifieke omstandigheden van dit voorstel is de bestaande wetgeving niet aan een ex-postevaluatie of controle van de resultaatgerichtheid onderworpen.

Raadpleging van belanghebbenden

Gezien de specifieke omstandigheden van dit voorstel zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe expertise.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief ressorteert niet onder het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 223/2014. De totale jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen blijft ongewijzigd.

Het voorstel zal een versnelde uitvoering van het programma mogelijk maken, waardoor de betalingskredieten vervroegd beschikbaar zullen worden gesteld.

De Commissie zal het effect van de voorgestelde wijziging op de betalingskredieten in 2020 nauwlettend volgen, rekening houdend met zowel de uitvoering van de begroting als de herziene prognoses van de lidstaten.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De uitvoering van de maatregelen zal worden gecontroleerd en gerapporteerd in het kader van de in Verordening (EU) nr. 223/2014 vastgestelde algemene voorschriften in verband met rapportage.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

n.v.t.

2020/0058 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 223/2014 wat de invoering van specifieke maatregelen voor de aanpak van de COVID‑19-crisis betreft

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 1 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 2 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad 3 stelt voorschriften vast die van toepassing zijn op het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen.

(2)De lidstaten zijn op een nog nooit eerder geziene manier getroffen door de COVID19-uitbraak. De crisis brengt hogere risico’s met zich mee voor de meest kwetsbaren, zoals de meest behoeftigen, met name het risico op verstoring van de steunverlening van het FEAD.

(3)Om onmiddellijk te kunnen reageren op de gevolgen van de crisis voor de meest behoeftigen, moeten de uitgaven voor concrete acties ter bevordering van het vermogen tot crisisrespons op de COVID19-uitbraak vanaf 1 februari 2020 subsidiabel zijn.

(4)Om de lasten voor de overheidsbegrotingen als reactie op de crisissituatie te verlichten, moet de lidstaten uitzonderlijk de mogelijkheid worden geboden te verzoeken om een medefinancieringspercentage van 100 % te kunnen toepassen voor het boekjaar 20202021, overeenkomstig de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen. Op basis van een beoordeling van de toepassing van dit uitzonderlijke medefinancieringspercentage kan de Commissie een verlenging van deze maatregel voorstellen.

(5)Om ervoor te zorgen dat de meest behoeftigen in een veilige omgeving steun uit het Fonds kunnen blijven ontvangen, is het noodzakelijk te voorzien in voldoende flexibiliteit voor de lidstaten om de steunregelingen aan te passen aan de huidige context, onder meer door alternatieve leveringsmethoden met behulp van elektronische vouchers toe te staan, en door de lidstaten toe te staan bepaalde elementen van het operationele programma te wijzigen zonder dat de wijzigingen bij besluit van de Commissie moeten worden goedgekeurd. Om de traditionele leveringsmethoden niet te verstoren, moet het ook mogelijk zijn de nodige beschermingsmiddelen en uitrusting buiten de begroting voor technische bijstand aan partnerorganisaties te verstrekken.

(6)Het is passend om specifieke regels vast te stellen voor het bepalen van de subsidiabele kosten die door de begunstigden worden gedragen wanneer bepaalde concrete acties als gevolg van de COVID19-uitbraak zijn uitgesteld of opgeschort of niet volledig zijn uitgevoerd.

(7)Om de lidstaten in staat te stellen zich te concentreren op de invoering van maatregelen om op de crisis te reageren en de verstoring van de steunverlening aan de meest behoeftigen vanwege de risico’s van besmetting te voorkomen, is het passend te voorzien in specifieke maatregelen die de administratieve lasten voor de autoriteiten verminderen en flexibiliteit te bieden wat de naleving van bepaalde wettelijke voorschriften, met name inzake monitoring, controle en audit, betreft.

(8)Aangezien deze maatregelen dringend moeten worden ingevoerd om de daadwerkelijke uitvoering van het FEAD tijdens de COVID-19-crisis te waarborgen, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(9)In het licht van de COVID19-uitbraak en de urgentie waarmee de hiermee gepaard gaande volksgezondheidscrisis aangepakt moet worden, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(10)Verordening (EU) nr. 223/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 223/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)In artikel 9 wordt lid 4 vervangen door:

“4. De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op wijzigingen van elementen van een operationeel programma die respectievelijk onder de delen 3.5 en 3.6 en deel 4 van de in bijlage I vastgestelde modellen van operationele programma’s vallen of van de in artikel 7, lid 2, onder a), b), c), d), e) en g), vermelde elementen die als gevolg van de crisisrespons op de COVID‑19-uitbraak worden gewijzigd.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elk besluit tot wijziging van de in de eerste alinea bedoelde elementen binnen één maand na de datum van dat besluit. Het besluit vermeldt de datum van de inwerkingtreding ervan, die niet vroeger mag zijn dan de datum van vaststelling.”.

2)Aan artikel 13, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea is de termijn voor de indiening van het jaarverslag over de uitvoering voor het jaar 2019 30 september 2020.”.

3)In artikel 20 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis    In afwijking van lid 1 kan op verzoek van een lidstaat een medefinancieringspercentage van 100 % worden toegepast op overheidsuitgaven die in de betalingsaanvragen zijn opgenomen tijdens het boekjaar dat begint op 1 juli 2020 en eindigt op 30 juni 2021.

Verzoeken tot wijziging van het medefinancieringspercentage worden gedaan overeenkomstig de procedure voor de wijziging van operationele programma’s als vastgesteld in artikel 9 en gaan vergezeld van het herziene programma. Het medefinancieringspercentage van 100 % wordt alleen toegepast als de desbetreffende wijziging van het programma ten laatste vóór de indiening van de laatste aanvraag voor tussentijdse betaling overeenkomstig artikel 45, lid 2, door de Commissie is goedgekeurd.

Alvorens de eerste betalingsaanvraag voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2021 in te dienen, delen de lidstaten de in deel 5.1 van de in bijlage I vastgestelde modellen van operationele programma’s bedoelde tabel mee, en bevestigen het medefinancieringspercentage dat van toepassing was tijdens het boekjaar dat eindigt op 30 juni 2020.”.

4)In artikel 22, lid 4, wordt de volgende alinea ingevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea zijn de uitgaven voor de bevordering van het vermogen tot crisisrespons op de COVID‑19-uitbraak subsidiabel vanaf 1 februari 2020.”.

5)In artikel 23 wordt het volgende lid ingevoegd:

“4 bis.    De voedselhulp en/of de fundamentele materiële bijstand kunnen direct aan de meest behoeftige personen of indirect met behulp van elektronische vouchers of kaarten worden geleverd, op voorwaarde dat deze uitsluitend kunnen worden ingeruild voor voedselhulp en/of fundamentele materiële bijstand als bedoeld in artikel 2, punt 1.”.

6)In artikel 26 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:

1)Punt a) wordt vervangen door:

“a) de kosten van de aankoop van levensmiddelen en/of fundamentele materiële bijstand en de kosten van de aankoop van persoonlijke beschermingsmiddelen en ‑uitrusting voor partnerorganisaties;”.

2)Punt c) wordt vervangen door:

“c) de door de partnerorganisaties gedragen administratie-, voorbereidings-, transport- en opslagkosten tegen een vast tarief van 5 % van de onder a) bedoelde kosten, of 5 % van de waarde van de levensmiddelen die zijn afgezet overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;”.

7)De volgende artikelen 26 bis, 26 ter en 26 quater worden ingevoegd:

“Artikel 26 bis

Subsidiabiliteit van de uitgaven voor in het kader van OP I ondersteunde concrete acties tijdens de opschorting ervan als gevolg van de COVID‑19-uitbraak.

Vertragingen bij de levering van voedselhulp/fundamentele materiële bijstand ten gevolge van de COVID‑19-uitbraak leiden niet tot een verlaging van de subsidiabele kosten die overeenkomstig artikel 26, lid 2, door de aankopende instantie of de partnerorganisaties worden gedragen. Deze kosten kunnen overeenkomstig artikel 26, lid 2, bij de Commissie worden gedeclareerd voordat de voedselhulp/fundamentele materiële bijstand aan de meest behoeftigen wordt geleverd, op voorwaarde dat de levering wordt hervat nadat de COVID‑19-crisis voorbij is.

Wanneer levensmiddelen bedorven zijn door de opschorting van de levering als gevolg van de COVID‑19-uitbraak, worden de in artikel 26, lid 2, onder a), bedoelde kosten niet verlaagd.

Artikel 26 ter

Subsidiabiliteit van de uitgaven voor in het kader van OP II of technische bijstand ondersteunde concrete acties tijdens de opschorting ervan als gevolg van de COVID‑19-uitbraak

1.    Voor concrete acties waarvan de uitvoering als gevolg van de COVID‑19-uitbraak is opgeschort, kan een lidstaat de tijdens de opschorting gedane uitgaven als subsidiabele uitgaven beschouwen, zelfs als er geen diensten zijn verleend, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)    de uitvoering van de concrete actie is opgeschort na 31 januari 2020;

b)    de opschorting van de concrete actie is een gevolg van de COVID‑19-uitbraak;

c)    de uitgaven zijn gedaan en betaald;

d)    de uitgaven vormen reële kosten voor de begunstigde en kunnen niet worden teruggevorderd of gecompenseerd; voor terugvorderingen en compensaties waarin niet is voorzien door de lidstaat, kan de lidstaat aanvaarden dat wordt aangetoond dat aan deze voorwaarde is voldaan door middel van een verklaring van de begunstigde; terugvorderingen en compensaties worden in mindering gebracht op de uitgaven;

e)    de uitgaven zijn beperkt tot de periode van de opschorting.

2.    Voor concrete acties waarbij de begunstigde wordt vergoed op basis van vereenvoudigde kostenopties en de uitvoering van de concrete acties die de basis voor de vergoeding vormen, is opgeschort als gevolg van de COVID‑19-uitbraak, mag de betrokken lidstaat de begunstigde op basis van de voor de periode van de opschorting geplande output vergoeden, zelfs indien geen acties zijn uitgevoerd, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)    de uitvoering van de acties is opgeschort na 31 januari 2020;

b)    de opschorting van de acties is een gevolg van de COVID‑19-uitbraak;

c)    de vereenvoudigde kostenopties beantwoorden aan reële, door de begunstigde gedragen kosten die door de begunstigde worden aangetoond, en kunnen niet worden teruggevorderd of gecompenseerd; voor terugvorderingen en compensaties waarin niet is voorzien in de lidstaat, kan de lidstaat aanvaarden dat er geen terugvorderingen en compensaties worden verricht op basis van een verklaring van de begunstigde; terugvorderingen en compensaties worden in mindering gebracht op het bedrag dat overeenkomt met de vereenvoudigde kostenoptie;

d)    de vergoeding van de begunstigde is beperkt tot de periode van de opschorting.

Voor de in de eerste alinea bedoelde concrete acties kan de lidstaat de begunstigde ook vergoeden op basis van de in artikel 25, lid 1, onder a), bedoelde kosten, mits is voldaan aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel.

Indien een lidstaat de begunstigde op basis van beide opties vergoedt, ziet hij erop toe dat dezelfde uitgaven slechts eenmaal worden vergoed.

Artikel 26 quater

Subsidiabiliteit van de uitgaven voor in het kader van OP II of technische bijstand ondersteunde concrete acties die als gevolg van de COVID‑19-uitbraak niet volledig ten uitvoer zijn gelegd

1. Een lidstaat kan de uitgaven voor concrete acties die als gevolg van de COVID‑19-uitbraak niet volledig ten uitvoer zijn gelegd, beschouwen als subsidiabele uitgaven, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de uitvoering van de concrete actie is geannuleerd na 31 januari 2020;

b) de annulatie van de concrete actie is een gevolg van de COVID‑19-uitbraak;

c) de uitgaven die vóór de annulering van de concrete actie zijn gedaan, zijn gedaan en betaald door de begunstigde.

2. Voor concrete acties waarvoor de begunstigde is vergoed op basis van vereenvoudigde kostenopties, kan een lidstaat de uitgaven voor concrete acties die als gevolg van de COVID‑19-uitbraak niet volledig ten uitvoer zijn gelegd, beschouwen als subsidiabele uitgaven, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)    de uitvoering van de concrete actie is geannuleerd na 31 januari 2020;

b)    de annulatie van de concrete actie is een gevolg van de COVID‑19-uitbraak;

c)    de acties die voor de vereenvoudigde kostenopties in aanmerking komen, zijn ten minste gedeeltelijk geleverd vóór de annulering van de operatie.

Voor de in de eerste alinea bedoelde concrete acties kan de lidstaat de begunstigde ook vergoeden op basis van de in artikel 25, lid 1, onder a), bedoelde kosten, mits is voldaan aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel.

Indien een lidstaat de begunstigde op basis van beide opties vergoedt, ziet hij erop toe dat dezelfde uitgaven slechts eenmaal worden vergoed.”.

8)In artikel 30 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis. Op basis van een analyse van de potentiële risico’s kunnen de lidstaten minder strenge voorschriften betreffende de controle en het auditspoor vaststellen voor de verdeling van de voedselhulp/materiële bijstand aan de meest behoeftigen tijdens de periode van de COVID‑19-uitbraak.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ DE VERORDENING

KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ DE VERORDENING

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 223/2014 wat de invoering van specifieke maatregelen voor de aanpak van de COVID‑19-crisis betreft

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 4

4 Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

04.06 — Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen

04.06.01 — Bevordering van sociale samenhang en verlichting van de ergste vormen van armoede in de Unie

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 5

 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

n.v.t.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling nr.

n.v.t.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

n.v.t.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

n.v.t.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

n.v.t.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

n.v.t.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

n.v.t.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

n.v.t.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

n.v.t.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht van 1.7.2020 tot en met 30.6.2021

   Financiële gevolgen vanaf 2020 tot en met 2024

 Voorstel/initiatief met onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 6

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

n.v.t.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

n.v.t.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico’s

n.v.t.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

n.v.t.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

n.v.t.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

n.v.t.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgaven

Bijdrage

Nummer
[Rubriek………………………...……………]

GK/NGK 7

van EVA-landen 8

van kandidaat-lidstaten 9

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1 Slimme en inclusieve groei

04.06.01 — Bevordering van sociale samenhang en verlichting van de ergste vormen van armoede in de Unie

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgaven

Bijdrage

Nummer
[Rubriek………………………...……………]

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 223/2014. De totale jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor het FEAD blijft ongewijzigd.

Het voorstel zal resulteren in een vervroegd beschikbaar stellen van betalingskredieten voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2020 en eindigt op 30 juni 2021, zoals hieronder geschat.

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro’s in lopende prijzen (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

Nummer

1b

Slimme en inclusieve groei

DG: EMPL

2020

2021

2022

2023

2024

TOTAAL

•Beleidskredieten

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen 

Vastleggingen

04.06.01 — Bevordering van sociale samenhang en verlichting van de ergste vormen van armoede in de Unie

(1)



Betalingen

04.06.01 — Bevordering van sociale samenhang en verlichting van de ergste vormen van armoede in de Unie

(2)

41,920

25,200

0,000

-33,560

-33,560

0,00

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 10

n.v.t.

(3)

TOTAAL kredieten
voor DG EMPL

Vastleggingen

=1+1a +3

Betalingen

=2+2a

+3

41,920

25,200

0,000

-33,560

-33,560

0,00



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

41,920

25,200

0,000

-33,560

-33,560

0,00

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1b
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+6

Betalingen

=5+6

41,920

25,200

0,000

-33,560

-33,560

0,00

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

•TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

Betalingen

(5)

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarige financiële kader
(referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+6

Betalingen

=5+6

0

0





Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: <…….>

•Personele middelen

•Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG <…….>

Kredieten

TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader 

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2020

2021

2022

2023

2024

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

Betalingen

41,920

25,200

0,000

-33,560

-33,560

0,00

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 11

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 12

- Output

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTALE KOSTEN

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar
N 13

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Buiten RUBRIEK 5 14
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere uitgaven
van administratieve aard

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

De benodigde kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.    

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar N+2

Jaar N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 15

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  16

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT — onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE — eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidig meerjarig financieel kader.

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 17

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden “toegewezen”, vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1)    PB C van , blz. .
(2)    PB C van , blz. .
(3)    Verordening (EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (PB L 72 van 12.3.2014, blz. 1).
(4)    ABM: activiteitsgestuurd management (activity-based management); ABB: activiteitsgestuurde begroting (activity-based budgeting).
(5)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(6)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(7)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(8)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(9)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(10)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(11)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(12)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”.
(13)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(14)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(15)    AC = agent contractuel (arbeidscontractant); AL = agent local (plaatselijk functionaris); END = expert national détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = intérimaire (uitzendkracht); JED = jeune expert en délégation (jonge deskundige in delegaties).
(16)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(17)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.