28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 364/43


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de industriële dimensie van de veiligheidsunie

(initiatiefadvies)

(2020/C 364/06)

Rapporteur:

José CUSTÓDIO LEIRIÃO

Corapporteur:

Jan PIE

Besluit van de voltallige vergadering

20 februari 2020

Rechtsgrondslag

Art. 29, lid 2, van het reglement van orde

 

Initiatiefadvies

Bevoegd orgaan

Adviescommissie Industriële Reconversie (CCMI)

Goedkeuring door de CCMI

26.6.2020

Goedkeuring door de voltallige vergadering

16.7.2020

Zitting nr.

553

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

209/3/4

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Comité is ermee ingenomen dat de nieuwe Europese Commissie vast van plan lijkt om de technologische soevereiniteit van de Unie te versterken, en onderstreept in dit verband het belang van de veiligheidssector. Zonder technologie geen veiligheid; Europa moet er dan ook voor zorgen dat het de cruciale veiligheidstechnologieën beheerst.

1.2.

Wij roepen de Europese Commissie daarom op een strategie te lanceren om de industriële en technologische capaciteit van Europa op het gebied van veiligheid te versterken. Dit is met name hard nodig in gevoelige sectoren waar de afhankelijkheid van niet-Europese leveranciers op zich kan uitgroeien tot een veiligheidsrisico. De strategie moet de doelstellingen van de nieuwe interneveiligheidsstrategie ondersteunen en daaraan een industriële dimensie toevoegen. Zij moet helpen om aan de huidige en toekomstige capaciteitsbehoeften van de Europese eindgebruikers te voldoen en de belangrijkste uitdagingen aan te pakken waarmee de sector in Europa wordt geconfronteerd: versnippering van de markt, gebrek aan capaciteits- en technologieplanning op de lange termijn, en gebrek aan samenhang tussen EU-beleidsmaatregelen en -financieringsinstrumenten.

1.3.

Bij de uitwerking van een industriële veiligheidsstrategie moet worden uitgegaan van de volgende beginselen:

a)

het bestaan van een innovatieve veiligheidssector is cruciaal voor de technologische soevereiniteit en de strategische autonomie van Europa;

b)

veiligheid is een soevereiniteitskwestie, die niet alleen aan de marktwerking kan worden overgelaten. Voor het behoud van de capaciteit om complexe geavanceerde veiligheidsoplossingen te ontwikkelen, zijn politieke wil en maatregelen nodig;

c)

in het licht van de COVID-19-pandemie moet weerbaarheid tegen grootschalige natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen worden uitgeroepen tot politieke topprioriteit voor de Unie; de steun van de Europese veiligheidssector is hierbij onmisbaar.

De strategie moet worden ontwikkeld in het kader van de Veiligheidsunie en is bedoeld om de EU-beleidsmaatregelen op veiligheidsgebied doeltreffender te maken. Zij moet breed worden opgezet en de volgende doelstellingen omvatten:

nagaan in hoeverre Europa kwetsbaar is en in hoeverre zijn afhankelijkheid op het gebied van niet-militaire veiligheid een kritiek punt is;

screenen van opkomende technologieën op mogelijke gevolgen voor de veiligheid;

vastleggen van kritieke “must-have”-technologieën waarvoor Europa om veiligheidsredenen — niet afhankelijk mag zijn van leveranciers uit derde landen;

in kaart brengen van strategische waardeketens in de veiligheidssector;

inzetten van EU-agentschappen als drijvende kracht achter capaciteitsplanning en harmonisatie van de nationale vereisten;

gebruiken van veiligheidsgerelateerde EU-instrumenten (ISF, IBMF, Digitaal Europa, Horizon Europa, RescEU) voor gerichte investeringen in kritieke beveiligingstechnologieën en -toepassingen;

gebruiken van andere EU-instrumenten (structuurfondsen, InvestEU, enz.) voor investeringen die van belang zijn voor de veiligheid (infrastructuur), idealiter via de oprichting van een “financieringsfaciliteit voor de veiligheid in Europa” (naar analogie van de CEF);

gebruiken van Europese aanbestedingen en coördineren van nationale aanbestedingen ter ondersteuning van de relevante industriële basis;

gebruiken van capaciteitsgerichte financieringsinstrumenten (zoals het ISF en het IBMF) zodat het EU-veiligheidsonderzoek dat naast Horizon Europa wordt verricht, snel ingang kan vinden op de markt;

in kaart brengen van mogelijke nieuwe wetgevingsinitiatieven, zoals een herziening van de CIP-richtlijn of de invoering van een instrument voor stedelijke veiligheid;

coördineren van relevante EU-programma's (defensie, veiligheid, ruimtevaart, cyberbeveiliging).

Inleiding

1.4.

De Europese veiligheidssituatie is zeer complex. De veiligheidsdreigingen van vandaag de dag zijn vaak veelzijdig, transnationaal en onvoorspelbaar, en veranderen snel. Er is een breed scala aan doelwitten overal in de Unie (bijv. massa-evenementen, vervoer, kritieke infrastructuur, instellingen), en de dreiging kan uitgaan van een al even breed scala aan actoren (bijv. individuele daders, criminele organisaties, terroristische groeperingen, natiestaten) met uiteenlopende motieven (geopolitieke belangen, religieus of politiek extremisme, economische of financiële belangen, of psychische stoornissen). Om hun kwade plannen uit te voeren maken zij gebruik van allerhande middelen (zoals vuurwapens, geïmproviseerde explosieven, CBRN-wapens, cyberaanvallen of desinformatie).

1.5.

Naast door de mens veroorzaakte veiligheidsdreigingen zijn er ook natuurrampen zoals overstromingen, droogtes, stormen en pandemieën, die ten gevolge van klimaatverandering, milieuvervuiling en overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen een steeds ernstiger risico vormen. Natuurrampen zijn doorgaans nog verwoestender dan door de mens veroorzaakte rampen en vormen een directe en indirecte bedreiging voor de veiligheid.

1.6.

Veiligheidsdreigingen verschillen, en dat geldt ook voor de veiligheidsdiensten en hun capaciteitsbehoeften. Wel is het zo dat veiligheidsdiensten vaak samenwerken, bijvoorbeeld als eerstehulpverleners tijdens een ramp, en interoperabele apparatuur nodig hebben waarmee de dreiging in kwestie kan worden aangepakt.

1.7.

Hoe uiteenlopend ook, moderne veiligheidsdreigingen hebben één ding gemeen: zonder technologische ondersteuning is er geen kruid tegen gewassen. Technologie op zich biedt geen veiligheid, maar is in onze complexe en verbonden samenlevingen in alle opzichten en in alle fasen van de veiligheidscyclus (preventie, voorbereiding, reactie en herstel) onmisbaar. De snelle opkomst en verspreiding van nieuwe digitale technologieën, zoals kunstmatige intelligentie, kwantumcomputing en blockchain, zal de rol van technologie op veiligheidsgebied nog versterken; nieuwe technologieën zorgen voor nieuwe kansen, maar vergroten ook het aantal zwakke plekken en maken het gemakkelijker om schade aan te richten.

1.8.

Zonder de expertise van een gespecialiseerde veiligheidssector is het onmogelijk om de ultramoderne technologieën te ontwikkelen die nodig zijn om de huidige en toekomstige veiligheidsdreigingen het hoofd te bieden. De veiligheidssector is een cruciale partner, met name waar het gaat om complexe beveiligingssystemen en bescherming tegen dreigingsactoren die over geavanceerde middelen beschikken.

1.9.

De industriële en technologische basis voor veiligheid in Europa is al even divers als de veiligheidsbehoeften van de moderne samenlevingen en economieën. Die basis omvat bedrijven van klein tot groot uit de hele Unie, die actief zijn op uiteenlopende gebieden en verschillende specialisaties hebben. Veel van die bedrijven houden zich ook bezig met defensie, lucht- en ruimtevaart of commerciële IT-activiteiten, of zijn dochterondernemingen van grotere groepen uit deze sectoren. Stuk voor stuk ontwikkelen en produceren zij hightechsystemen en leveren zij de diensten die nodig zijn om onze samenlevingen, bedrijven, instellingen en burgers te beschermen tegen allerlei veiligheidsdreigingen en rampen. In de meest recente breed opgezette studie wordt geschat dat de veiligheidssector in de EU een omzet van bijna 200 miljard EUR behaalt en 4,7 miljoen mensen werk verschaft (1).

2.   Algemene opmerkingen

2.1.

De Unie heeft niet alleen economisch maar ook strategisch belang bij een bloeiende Europese industriële basis voor veiligheid. Hoe kritischer een bepaald veiligheidsgebied is, hoe meer de afhankelijkheid van leveranciers uit derde landen zelf een risico voor de veiligheid kan betekenen. Met name wanneer kritieke infrastructuur en overheidsinstellingen moeten worden beschermd tegen bedreigingen door staten of door staten gesteunde actoren, is het van cruciaal belang dat gebruik wordt gemaakt van technologie, diensten en apparatuur die zijn ontwikkeld door betrouwbare bronnen.

2.2.

Het verloop van de COVID-19-pandemie en de directe en indirecte gevolgen ervan hebben ook aangetoond dat er behoefte is aan een sterke Europese veiligheidssector. Zo heeft het massale gebruik van digitale instrumenten geleid tot een dramatische toename van het aantal cyberaanvallen van zowel staten als andere actoren tegen bedrijven en aanbieders van essentiële diensten. Bedrijven en instellingen waar digitaal wordt gewerkt moeten inzetten op betere cyberweerbaarheid en cyberbeveiliging: dat is een van de belangrijkste lessen die we uit deze pandemie moeten trekken. Sinds de uitbraak van het virus zijn we opnieuw getuige geweest van desinformatiecampagnes, die vaak worden gesponsord door buitenlandse regeringen en niet effectief kunnen worden bestreden zonder geavanceerde technologische instrumenten. COVID-19 heeft ook grote tekortkomingen in de crisisbeheersingscapaciteit van de EU aan het licht gebracht, zoals het ontbreken van een gemeenschappelijke pool van CBRN-uitrusting. Er zijn kortom nog tal van maatregelen nodig om Europa beter bestand te maken tegen grootschalige rampen. Aangezien het in de meeste gevallen om gevoelige maatregelen gaat, is het van cruciaal belang dat de daarbij betrokken leveranciers betrouwbaar zijn en dat de voorzieningszekerheid in tijden van crisis verzekerd is.

2.3.

De Unie heeft er daarom strategisch belang bij dat Europa beschikt over de industriële capaciteit die nodig is om een passend niveau van autonomie en technologische soevereiniteit op vanuit veiligheidsoogpunt kritieke gebieden te verzekeren. Tegelijk maken de huidige marktomstandigheden het helaas moeilijk om rekening te houden met dit strategische belang. De specifieke kenmerken van de Europese veiligheidsmarkt maken het voor bedrijven vaak juist lastig om haalbare businesscases voor de betrokken technologieën op te zetten.

2.4.

Wat de commerciële kant aangaat, is de vraag naar kostenintensieve, ultramoderne beveiligingsproducten beperkt. Aangezien particuliere marktdeelnemers voortdurend streven naar kostenverlaging, beperken zij hun investeringen in beveiliging doorgaans tot het strikt noodzakelijke en geven zij de voorkeur aan het goedkoopste kant-en-klare product (vaak van leveranciers uit derde landen).

2.5.

Wat de vraag op de veiligheidsmarkt vanuit de publieke sector aangaat, is er een grote verscheidenheid aan kopers en eindgebruikers, die zich doorgaans tevreden moeten stellen met een beperkt aankoopbudget en kleine bestellingen, en die wettelijk verplicht zijn tegen de laagste prijs in te kopen. Bovendien doet de overgrote meerderheid van de klanten uit de publieke sector niet aan planning van de capaciteitsontwikkeling. Ze kopen kant-en-klare producten om aan hun onmiddellijke behoeften te voldoen, maar denken niet na over de manier waarop bedreigingen en technologieën op de langere termijn kunnen evolueren, laat staan dat ze investeringen doen om zich daarop voor te bereiden.

2.6.

De specifieke kenmerken van beide zijden van de vraag naar veiligheidsproducten maken dat de markt voor kritische technologieën en toepassingen klein blijft. Complexe veiligheidsoplossingen worden vaak op maat ontwikkeld voor één of een handvol klanten, waardoor de omvang van de productie en de schaalvoordelen tot een minimum beperkt blijven. In het gunstigste geval kunnen de technologieën in kwestie worden ingezet voor andere, minder gevoelige toepassingen voor een bredere commerciële markt. In de huidige marktomstandigheden is het met andere woorden niet haalbaar om in de EU een technologische en industriële basis tot stand te brengen voor de ontwikkeling van de veiligheidscapaciteit die Europa nodig heeft om zijn buitengrenzen, grondgebied en burgers te beschermen. Dit ondermijnt de geloofwaardigheid van de veiligheidsunie en maakt duidelijk dat de EU krachtdadiger moet optreden.

Het EU-veiligheidsbeleid: stand van zaken

2.7.

Sinds de lancering van de Europese veiligheidsagenda in april 2015 streeft de EU naar een echte veiligheidsunie die de nodige instrumenten en infrastructuur biedt en een klimaat creëert waarin de nationale en de EU-autoriteiten doeltreffend kunnen samenwerken, zodat zij de gemeenschappelijke uitdagingen kunnen aanpakken en tegelijk de rechten en vrijheden van de burgers kunnen beschermen (2). Alleen al het aantal initiatieven in dit verband toont aan dat veiligheid zonder meer tot een van de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Unie is uitgegroeid:

Richtlijn inzake terrorismebestrijding (3)

Herziene regels betreffende de bestrijding van witwassen (4)

Oprichting van het Schengeninformatiesysteem (SIS) (5)

Interoperabiliteit van de EU-informatiesystemen op het gebied van veiligheid en grens- en migratiebeheer (6)

Oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) (7)

Cyberbeveiligingsverordening (8)

Versterkte Europese grens- en kustwacht (“Frontex”) (9)

Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias)) (10).

Deze initiatieven komen bovenop de reeds bestaande programma’s en financieringsinstrumenten, zoals het Fonds voor interne veiligheid.

2.8.

Het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader omvatte een aanzienlijke verhoging van de belangrijkste relevante begrotingslijnen (bijvoorbeeld 35,3 miljard EUR voor migratie en grensbeheer, 4 miljard EUR voor interne veiligheid, 15,6 miljard EUR voor weerbaarheid en crisisrespons) ten opzichte van het vorige MFK (11). De Unie zal ook een ander programma voor veiligheidsonderzoek in het kader van Horizon Europa financieren, waarmee al een belangrijke bijdrage is geleverd aan het ontwerp en de ontwikkeling van de toekomstige capaciteit op het gebied van veiligheid in het kader van Horizon 2020.

2.9.

Waar het gaat om digitale technologieën stelt de Europese Commissie ook voor om de budgetten aanzienlijk op te trekken (bijvoorbeeld voor Horizon Europa of het programma Digitaal Europa), om zo de technologische soevereiniteit van Europa op gebieden van strategisch belang te versterken. Daarnaast is de Commissie in dit verband voornemens de synergieën tussen de sectoren ruimtevaart, defensie en veiligheid te versterken.

2.10.

Technologische soevereiniteit is ook een sleutelbegrip in de “Nieuwe industriële strategie voor Europa” van de Commissie, die beklemtoont dat “de digitale transformatie, de veiligheid en de toekomstige technologische soevereiniteit van Europa (…) afhankelijk (zijn) van onze strategische digitale infrastructuur”, en verklaart dat zij “de ontwikkeling van sleuteltechnologieën die van strategisch belang zijn voor de Europese industriële toekomst” zal ondersteunen (12).

Specifieke opmerkingen

2.11.

De EU heeft nog steeds weinig armslag op veiligheidsgebied, en haar rol blijft meestal beperkt tot het coördineren van de maatregelen van de nationale autoriteiten. Het veiligheidsbeleid is dan ook versnipperd en weinig doeltreffend. Dit geldt ook voor andere sectoren die van belang zijn voor de veiligheid, zoals volksgezondheid.

2.12.

Veiligheid in de EU is een politieke prioriteit, maar de industriële dimensie ontbreekt. Er bestaat al een indrukwekkend aantal veiligheidsgerelateerde beleidsmaatregelen en financieringsinstrumenten, waarvoor ook aanzienlijke middelen zijn uitgetrokken. Er is echter geen sprake van coördinatie van de capaciteitsbehoeften, noch van een samenhangend beleid ter ondersteuning van de relevante industriële en technologische basis. Begrippen als industrieel concurrentievermogen, strategische autonomie, capaciteitsplanning en kritieke technologieën komen in het debat over de veiligheidsunie niet ter sprake en behoren niet tot de doelstellingen van de financieringsprogramma's voor veiligheid.

2.13.

Het Actieplan voor een innovatieve en concurrerende veiligheidsindustrie van de Commissie uit 2012 was weinig ambitieus en al te beperkt in opzet, en heeft dan ook nauwelijks vruchten afgeworpen.

2.14.

Het EU-programma voor veiligheidsonderzoek beschikt over een ruim budget, maar heeft ernstige tekortkomingen. De onderzoeksresultaten ingang doen vinden op de markt blijft een grote uitdaging, aangezien het ontbreekt aan gemeenschappelijke capaciteitsplanning op veiligheidsgebied waarmee aan de vraag van de eindgebruikers uit de publieke sector zou kunnen worden voldaan, en er niet systematisch gebruik wordt gemaakt van de op capaciteit gerichte EU-financieringsinstrumenten om de uitrol van beveiligingsoplossingen te ondersteunen.

2.15.

Met de nieuwe interneveiligheidsstrategie, die ten grondslag ligt aan het veiligheidsbeleid van de EU, moet daarom worden getracht deze lacunes op te vullen. Bedoeling is dat de strategie inspeelt op de snelle technologische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de veiligheid; daarnaast moet worden aangestuurd op de uitwerking van een gemeenschappelijke definitie van de capaciteitsbehoeften op veiligheidsgebied en moet worden aangezet tot Europese samenwerking om aan deze behoeften te voldoen. Een en ander zou de veiligheidsunie versterken, een aanzienlijke bijdrage leveren aan de totstandbrenging van een echte interne markt voor veiligheid en helpen een concurrerende veiligheidsindustrie in Europa in stand te houden.

2.16.

De industriesector is onmisbaar om technologieën om te zetten in oplossingen. Een ambitieus industriebeleid voor de belangrijkste gebieden vanuit het oogpunt van soevereiniteit moet daarom een politieke prioriteit voor de Unie zijn. De snelle ontwikkeling van een dergelijk beleid is met name belangrijk voor de veiligheidssector, die op dit moment te kampen heeft met ernstig marktfalen waardoor het zeer moeilijk is om een kritisch niveau van industriële en technologische capaciteit in stand te houden.

2.17.

Wij verzoeken de Europese Commissie dan ook om een specifieke industriële veiligheidsstrategie te ontwikkelen om de nieuwe strategie voor interne veiligheid te ondersteunen en de veiligheidsunie doeltreffender te maken. Deze industriële strategie moet ambitieus en alomvattend zijn; bedoeling is dat alle relevante beleidsmaatregelen en instrumenten bijdragen aan de technologische soevereiniteit van de Unie op gebieden die vanuit veiligheidsoogpunt essentieel zijn. Daarnaast is het belangrijk dat alle veiligheidsgerelateerde EU-instrumenten (ISF, IBMF, RescEU) een industriële dimensie omvatten, en dat in alle programma’s die verband houden met technologie (Digitaal Europa, Horizon Europa) een veiligheidsdimensie wordt opgenomen. Op die manier kan beter worden voldaan aan de veiligheidsbehoeften van de klanten uit de publieke sector, krijgt de Europese industrie nieuwe kansen en kunnen sneller oplossingen worden gevonden voor de veiligheidsimplicaties van opkomende technologieën.

2.18.

Daartoe moet het begrip technologische soevereiniteit nader worden omschreven en in praktijk worden gebracht. Het is een goede zaak dat de Commissie nu de nadruk legt op digitale technologieën, maar zij moet ook verder kijken. Er moet prioriteit worden gegeven aan alle kritieke technologieën op de gebieden die vanuit het oogpunt van soevereiniteit het belangrijkst zijn, te weten veiligheid, defensie en ruimtevaart. Ook moet het concept opnieuw worden bekeken in het licht van de COVID-19-pandemie, en moet veerkracht worden opgenomen als strategisch doel.

2.19.

De “Nieuwe industriële strategie voor Europa” van de Commissie bevat elementen die van belang zijn voor het bevorderen van de technologische soevereiniteit op gebieden die vanuit veiligheidsoogpunt essentieel zijn. Met name het concept van strategische waardeketens moet het kader vormen voor een brede aanpak die de hele industriële cyclus omvat, van de levering van kritieke materialen tot industrialisatie en onderhoud, en die ook ten grondslag ligt aan de coördinatie van het gebruik van alle geschikte beleidsinstrumenten, met inbegrip van het toezicht op directe buitenlandse investeringen.

2.20.

Het volgende meerjarig financieel kader zal moeten worden aangepast aan de behoeften van het (post-)COVID-19-tijdperk; dit geldt ook voor het beleid dat door het MFK wordt ondersteund en de programma's die het financiert. Eerder vastgestelde prioriteiten en instrumenten moeten worden herzien en er moet rekening worden gehouden met de lessen die worden getrokken uit de moeilijkheden die Europa ondervindt bij de aanpak van de pandemie. Een en ander geldt ook voor de veiligheidsunie en de nieuwe interne veiligheidsstrategie; in deze context moet sterker de klemtoon worden gelegd op de noodzaak van meer technologische soevereiniteit en veerkracht.

2.21.

Om de door de pandemie veroorzaakte recessie te boven te komen, moet de EU in de volgende begrotingscyclus met name investeren in hightechsectoren, aangezien deze voor de grootste toegevoegde waarde zorgen en een multiplicatoreffect hebben op de economie als geheel (13). Een industriële EU-strategie op het gebied van veiligheid die Europa autonomer en veerkrachtiger maakt, zou naadloos aansluiten bij deze aanpak; de uitvoering ervan moet dan ook prioriteit krijgen in het kader van het COVID-19-herstelplan van de Unie.

Brussel, 16 juli 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  De veiligheidssector is bijzonder divers; er bestaat momenteel dan ook geen duidelijke definitie en er zijn slechts ruwe schattingen betreffende de omvang van de markt. Een methodologische classificatie van de sector is lastig omdat: 1) de veiligheidssector als zodanig is niet opgenomen in de belangrijkste statistieknomenclaturen (NACE, Prodcom enz.); 2) de productie van veiligheidsgerelateerde artikels schuilgaat achter een groot aantal rubrieken, en in de desbetreffende statistieken geen onderscheid wordt gemaakt tussen veiligheidsgerelateerde activiteiten en andere; 3) de sector zelf geen statistische gegevens levert op Europees niveau. Zie de studie over de ontwikkeling van statistische gegevens over de Europese industriële en technologische basis voor veiligheid, Ecorys Final Rapport voor de Europese Commissie, DG Migratie en Binnenlandse Zaken, juni 2015.

(2)  Mededeling van de Commissie over de Uitvoering van de Europese veiligheidsagenda ter bestrijding van terrorisme en ter voorbereiding van een echte en doeltreffende veiligheidsunie, Brussel, 20.4.2016 COM(2016) 230 final https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52016DC0230&from=NL

(3)  Richtlijn inzake terrorismebestrijding (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).

(4)  Richtlijn inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(5)  Verordening betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 14) en Verordening betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken (PB L 312 van 7.12.2018, blz. 56).

(6)  Interoperabiliteitsverordening (grenzen en visa) (PB L 135 van 22.5.2019, blz. 27) en Interoperabiliteitsverordening (politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie) (PB L 135 van 22.5.2019, blz. 85).

(7)  Verordening betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 99).

(8)  Verordening inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 15).

(9)  Verordening betreffende de Europese grens- en kustwacht (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).

(10)  Verordening tot oprichting van een Europees reisinformatie en -autorisatiesysteem (Etias) (PB L 236 van 19.9.2018, blz. 1).

(11)  In lopende prijzen. Zie de mededeling van de Commissie over De EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa, Brussel, 27.5.2020 COM (2020) 442, final: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52020DC0442&from=NL

(12)  Mededeling van de Commissie over Een nieuwe industriestrategie voor Europa, Brussel, 10.3.2020, COM (2020) 102 final https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52020DC0102&from=ES

(13)  Zie bijvoorbeeld “Il ruolo dell'innovazione et dell'alta technologia in Italia nel confronto con il contesta internazionale”, Centro economia digitale, Rome, oktober 2019.