Brussel, 18.12.2020

COM(2020) 846 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Aanbevelingen aan de lidstaten betreffende hun strategisch plan voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid

{SWD(2020) 367 final} - {SWD(2020) 368 final} - {SWD(2020) 369 final} - {SWD(2020) 370 final} - {SWD(2020) 371 final} - {SWD(2020) 372 final} - {SWD(2020) 373 final} - {SWD(2020) 374 final} - {SWD(2020) 375 final} - {SWD(2020) 376 final} - {SWD(2020) 377 final} - {SWD(2020) 379 final} - {SWD(2020) 384 final} - {SWD(2020) 385 final} - {SWD(2020) 386 final} - {SWD(2020) 387 final} - {SWD(2020) 388 final} - {SWD(2020) 389 final} - {SWD(2020) 390 final} - {SWD(2020) 391 final} - {SWD(2020) 392 final} - {SWD(2020) 393 final} - {SWD(2020) 394 final} - {SWD(2020) 395 final} - {SWD(2020) 396 final} - {SWD(2020) 397 final} - {SWD(2020) 398 final}


INHOUDSOPGAVE

1.Van de Europese Green Deal naar de strategische GLB-plannen

2.Aanbevelingen voor de strategische GLB-plannen

2.1.Bevorderen van een slimme, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector om voedselzekerheid te garanderen

2.2.Intensiveren van milieuzorg en klimaatactie en bijdragen aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie

2.3.Versterken van de sociaaleconomische structuur van plattelandsgebieden en aanpakken van maatschappelijke zorgpunten

2.4.Stimuleren en delen van kennis, innovatie en digitalisering in de landbouw en in plattelandsgebieden

3.Naar doelmatige strategische GLB-plannen

3.1.Integratie van de Green Deal in de strategische GLB-plannen

3.2.Opstellen van doeltreffende strategische GLB-plannen

3.3.Versterking van het partnerschapsbeginsel



1.Van de Europese Green Deal naar de strategische GLB-plannen

In de Europese Green Deal wordt het traject uitgestippeld om uiterlijk in 2050 van Europa het eerste klimaatneutrale continent te maken. Er wordt een nieuwe strategie voor duurzame en inclusieve groei voorgesteld aan de hand waarvan de economie moet worden gestimuleerd, de gezondheid en de levenskwaliteit moeten worden verbeterd en de natuur moet worden beschermd, zonder dat iemand achterblijft. Om concrete stappen in deze richting te zetten, heeft de Europese Commissie in 2020 haar goedkeuring gehecht aan de “van boer tot bord”‑strategie 1 , de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 2 en het klimaatdoelstellingsplan 2030. In deze belangrijke strategische documenten worden de uitdagingen in verband met het creëren van duurzame voedselsystemen in een alomvattende benadering behandeld, wordt erkend dat gezonde mensen, gezonde samenlevingen en een gezonde planeet niet los van elkaar kunnen worden gezien, wordt de overschakeling op gezondere en duurzamere voedingspatronen vergemakkelijkt en worden stappen gezet om de natuur weer in ons leven te brengen.

In dit verband zal het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) een cruciale rol spelen bij het beheer van de overgang naar een duurzaam voedselsysteem en bij het opvoeren van de inspanningen van de Europese landbouwers om aan de klimaatdoelstellingen van de EU bij te dragen en het milieu te beschermen. De toekomstige strategische GLB-plannen, die door de lidstaten worden opgesteld en door de Europese Commissie worden aangenomen na een zorgvuldige beoordeling, zullen de GLB-instrumenten omzetten in de praktijk (rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkeling en sectorale interventies) en de doelstellingen van het GLB en de ambitie van de Europese Green Deal met zijn gedetailleerde strategieën op holistische wijze verwezenlijken 3 .

In mei 2020 heeft de Commissie zich ertoe verbonden om voor elke lidstaat aanbevelingen voor de negen specifieke doelstellingen van het GLB te doen voordat zij het ontwerp voor hun strategisch plan formeel indienen, en daarbij bijzondere nadruk te leggen op het halen van de streefcijfers van de Green Deal en van die welke voortvloeien uit de “van boer tot bord”‑strategie en de biodiversiteitsstrategie voor 2030 4 . Luidens zijn conclusies over de “van boer tot bord”‑strategie kijkt de Raad van de Europese Unie uit naar deze aanbevelingen, die naar zijn oordeel, kunnen dienen als aanvullende leidraad voor de opstelling van de strategische plannen 5 . 

De Commissie heeft de situatie van de verschillende lidstaten met betrekking tot de negen specifieke doelstellingen van het toekomstige GLB en de horizontale doelstelling inzake kennis, innovatie en digitalisering geanalyseerd op basis van de meest recente beschikbare gegevens en, in voorkomend geval, rekening houdend met nadere informatie die door de lidstaten is verstrekt. Deze analyse omvat ook een beoordeling van de situatie van elke lidstaat in het licht van zijn bijdrage aan elk van de streefcijfers en ambities van de Europese Green Deal: de streefcijfers voor het gebruik van pesticiden en de daaraan verbonden risico’s, de verkoop van antimicrobiële stoffen, het nutriëntenverlies (vermindering van overmatig meststoffengebruik), het areaal biologische landbouw, de diversiteitsrijke landschapselementen op landbouwgrond en de toegang tot snel breedbandinternet in de plattelandsgebieden.

Op basis van deze analyse heeft de Commissie aanbevelingen opgesteld voor de 27 lidstaten, die zijn gepubliceerd in de vorm van 27 werkdocumenten van de diensten van de Commissie, die bij deze mededeling zijn gevoegd. De aanbevelingen zijn bedoeld om de richting aan te geven die de strategische GLB-plannen bij de uitvoering van de specifieke GLB-doelstellingen moeten volgen om gezamenlijk bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Green Deal. Zonder dat wordt geraakt aan de in het voorstel geboden flexibiliteit voor de lidstaten bij de uitvoering van het nieuwe beleidskader, wordt in deze aanbevelingen gewezen op de belangrijkste strategische kwesties die voor elke lidstaat dringend moeten worden aangepakt en worden richtsnoeren gegeven voor de wijze waarop deze in de strategische GLB-plannen aan bod moeten komen.

Voor de selectie van de desbetreffende aanbevelingen heeft de Europese Commissie een methode gevolgd waarbij het de bedoeling was een beperkt aantal aanbevelingen per lidstaat te geven, zodat de belangrijkste prioriteiten gemakkelijk in kaart konden worden gebracht. Daarnaast heeft zij voor de beleidsterreinen die van groter belang zijn voor de verwezenlijking van de ambitie van de Europese Green Deal, de situatie van elke lidstaat beoordeeld 6 in het licht van de streefcijfers van de EU, waarbij zij rekening heeft gehouden met de inspanningen die nodig zijn om bij te dragen aan de gemeenschappelijke ambitie.

In de aanbevelingen wordt een onderscheid gemaakt tussen de inspanningen die de lidstaten moeten leveren en wordt met de economische, ecologische en sociale dimensies van duurzaamheid rekening gehouden met als doel aan te zetten tot innovatieve benaderingen om te waarborgen dat de toekomstige strategische GLB-plannen op geïntegreerde en territoriaal evenwichtige wijze doeltreffende oplossingen bieden voor de toekomstige uitdagingen. Lidstaten die al goed presteren op beleidsterreinen als biologische landbouw of dierenwelzijn, worden aangemoedigd om deze positieve trends voort te zetten.

Deze tot de lidstaten gerichte aanbevelingen maken deel uit van een gestructureerde dialoog. Zij zullen, samen met andere desbetreffende overwegingen, door de Commissie worden gebruikt om de strategische GLB-plannen, zodra deze formeel door de lidstaten zijn ingediend, te beoordelen op basis van de criteria die zijn vastgesteld in artikel 106 van de ontwerpverordening inzake de strategische GLB-plannen. De Commissie zal aan de lidstaten opmerkingen meedelen als onderdeel van het goedkeuringsproces van hun strategisch GLB-plan. Bij de goedkeuring en wijziging van de strategische GLB-plannen zal de Commissie de algehele samenhang van de plannen met de doelstellingen en streefcijfers van de Green Deal verifiëren.



2.Aanbevelingen voor de strategische GLB-plannen

Dit deel geeft een samenvatting van de aanbevelingen aan de lidstaten. Het gaat in op de algemene doelstellingen die in het voorstel voor een verordening inzake de strategische GLB-plannen zijn omschreven met betrekking tot de economische, ecologische en sociale uitdagingen op het gebied van landbouw, voeding en plattelandsgebieden, en besteedt aandacht aan de horizontale doelstelling inzake kennis, innovatie en digitalisering 7 . Daarnaast bevat het aanvullende elementen voor alle lidstaten die van belang zijn voor de opstelling van de strategische GLB-plannen.

2.1.Bevorderen van een slimme, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector om voedselzekerheid te garanderen 

Kerncijfers voor de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU

– 10,3 miljoen landbouwbedrijven, die 157 miljoen hectare (38 % van het landareaal van de EU) bewerken en 8,8 miljoen mensen een voltijdse baan bieden (2016, 2019)

– 403 miljard EUR: dit is het bedrag van de totale landbouwproductie (2018), die bijdraagt aan een handelsoverschot voor agrovoedingsmiddelen van 60 miljard EUR (2019)

– 6,2 miljoen landbouwbedrijven ontvangen rechtstreekse steun (2018). 80 % van de betalingen gaat naar 20 % van de begunstigden

– het landbouwinkomen in de EU bedraagt 47 % van de brutolonen in de EU-economie (2017)

Zoals reeds benadrukt in de “van boer tot bord”‑strategie vereist de versnelde transformatie van de landbouwproductie die nodig is om duurzame voedselsystemen op te bouwen, een economisch levensvatbare en veerkrachtige landbouwsector in de EU. Uit de analyse blijkt dat, ondanks de verschillen tussen de lidstaten, enkele belangrijke economische uitdagingen in de meeste lidstaten moeten worden aangepakt om de groene transitie van de Europese landbouw te versnellen en nieuwe zakelijke kansen te creëren. Het vermogen van de landbouwers om die kansen te grijpen zal in belangrijke mate afhangen van de economische duurzaamheid van hun bedrijf.

In bijna alle lidstaten blijft het landbouwinkomen laag en onder het gemiddelde van de rest van de economie, ondanks het consolidatieproces van de landbouwbedrijven, dat al tientallen jaren aan de gang is. Het niveau van het landbouwinkomen verschilt aanzienlijk naargelang van de regio, de bedrijfsgrootte en de sector. Twee problemen zijn evenwel herhaaldelijk vastgesteld in de lidstaten. Ten eerste moet er iets worden gedaan aan het inkomen van de kleine en middelgrote familiebedrijven in de landbouw en van de landbouwbedrijven in gebieden met natuurlijke beperkingen. Ten tweede zal de hoge inkomensvolatiliteit naar verwachting aanhouden op de korte en middellange termijn, voornamelijk als gevolg van de open markten en de toenemende klimaatgerelateerde extreme weersomstandigheden.

EUR/AJE

Figuur 1. Landbouwinkomen ten opzichte van de rest van de economie (gemiddelde 2016-2018) 8

9 Noot: inkomensindicator = netto-landbouwbedrijfsinkomen + lonen. De exploitatiesubsidies omvatten niet alleen rechtstreekse betalingen, maar ook alle subsidies voor plattelandsontwikkeling, behalve investeringssteun. De exploitatiesubsidies omvatten ook de mogelijke nationale steun en aanvullingen. Bron: Europese Commissie.

Een andere uitdaging is de trage groei, en in sommige gevallen zelfs stagnatie, van de landbouwproductiviteit in veel lidstaten. Dit wordt nog verergerd door het feit dat de kosten in sommige sectoren hoog zijn, met name voor arbeid en grond. Productiviteitsgroei is van cruciaal belang voor het behoud van het concurrentievermogen en het verhogen van het landbouwinkomen, maar ook aan de positieve milieu- en klimaateffecten moet de nodige aandacht worden besteed. Het is dan ook van het allergrootste belang dat de voorwaarden die aanzetten tot innovatie en een hoog niveau van opleiding en investeringen in de landbouw worden gehandhaafd en verbeterd (met name in het licht van de milieuproblemen die in het volgende deel aan bod komen).

Tot slot zal de economische duurzaamheid van de sector ook afhangen van het vermogen van de landbouwers om een groter deel van de toegevoegde waarde in de voedselvoorzieningsketen te creëren en voor zich te winnen. Samenwerking tussen landbouwers kan schaalvoordelen opleveren en hun onderhandelingspositie in de voedselketen versterken. In sommige sectoren en sommige lidstaten zijn landbouwers terughoudend tegenover verticale integratie of nauwere samenwerking, bijvoorbeeld in producentenorganisaties of coöperaties.

Te volgen koers

Om deze uitdagingen het hoofd te bieden en de overgang naar een duurzame en veerkrachtige landbouw voort te zetten, moeten de GLB-acties gericht zijn op de transformatie en modernisering van de landbouw, het verbeteren van de waarde, kwaliteit en ecologische duurzaamheid van de landbouwproducten en biogebaseerde producten en het stimuleren van samenwerking tussen landbouwers in de voedselvoorzieningsketen. Het opbouwen van levensvatbaarheid en veerkracht ten opzichte van economische dreigingen, klimaatdreigingen en biodiversiteitgerelateerde dreigingen is van essentieel belang, aangezien de toekomstige opbrengsten van de landbouwers grotendeels afhangen van hun vermogen om een veranderend klimaat het hoofd te bieden en van een gezonde toestand van de natuurlijke hulpbronnen. Tijdens de COVID-19-pandemie zijn de agrovoedingssystemen van de Europese Unie de Europeanen blijven voorzien van hoogwaardige en veilige levensmiddelen, terwijl zij onder druk stonden en tal van problemen moesten oplossen. Dit neemt evenwel niet weg dat in het komende noodplan voor het waarborgen van de voedselvoorziening en de voedselzekerheid nader gekeken zal worden naar de veerkracht van de voedselsystemen van de EU, en met name naar de landbouw in de EU.

In de meeste lidstaten moet vooruitgang worden geboekt in de richting van een eerlijker en meer gericht systeem van rechtstreekse steun. De lidstaten moeten beter op de behoeften van kleinere en middelgrote landbouwbedrijven inspelen door de inkomensverschillen tussen de verschillende bedrijfsgroottes te verkleinen met behulp van mechanismen die een doeltreffende herverdeling mogelijk maken, zoals plafonnering en verlaging van de betalingen, en met name door de toepassing van de aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid. Een billijke verdeling van de steun zal ook, in sommige lidstaten, aanzienlijke vooruitgang in het interne convergentieproces met zich brengen. Voorts moet de steun ook worden gebruikt om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van landbouwbedrijven in bepaalde gebieden, zoals gebieden met natuurlijke beperkingen.

minder dan 5 ha minder dan 5 ha tussen 5 en 20 hatussen 20 en 100 hatussen 100 en 250 hameer dan 250 hatussen 5 en 20 hatussen 20 en 100 hatussen 100 en 250 hameer dan 250 haFiguur 2. Aandeel rechtstreekse betalingen per bedrijfsgrootteklasse –begrotingsjaar 2019

Bron: Europese Commissie. Income support breakdown. Distribution of direct aid to farmers – indicative figures 2019 financial year (Uitsplitsing van de inkomenssteun. Verdeling van de rechtstreekse steun aan landbouwers – indicatieve cijfers voor het begrotingsjaar 2019).

Tegelijkertijd moet het gebruik door landbouwers van risicobeheersinstrumenten worden aangemoedigd en vergemakkelijkt, moeten investeringen in innovatieve oplossingen (bv. optimalisering van de valorisatie van landbouwproducten en productiefactoren in de circulaire bio-economie) worden ondersteund en moet de toegang tot financiering worden verbeterd, waarbij de mogelijkheden in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid doeltreffender worden benut.

Tot slot moeten de inspanningen om de samenwerking tussen de producenten te ontwikkelen en te versterken, onder meer via de nieuwe instrumenten in het kader van de toekomstige sectorale programma’s, worden voortgezet, terwijl de inspanningen ter verbetering van de transparantie van de toeleveringsketen moeten worden opgevoerd. Bovendien kan het potentieel voor het verhogen van de toegevoegde waarde van landbouwproducten ook worden aangeboord door middel van de EU-kwaliteitsregelingen, met name in het licht van het toenemende bewustzijn van de consument en de vraag naar gezondere en duurzamere producten en productiemethoden.

Al deze instrumenten kunnen, door diverse benaderingen en combinaties, de verbetering van de landbouwinkomens en de levensvatbaarheid waarborgen. Tegelijk kunnen zij voor een duurzaam gebruik van de hulpbronnen zorgen en een bevredigend antwoord geven op de uitdagingen die voortvloeien uit de klimaatverandering en het biodiversiteitsverlies. Dankzij de nieuwe strategische GLB-plannen zullen de lidstaten de instrumenten kunnen afstemmen op de specifieke situatie van hun landbouwsector (met verschillende landbouwstructuren en bodem- en klimaatomstandigheden) en tegelijk een gelijk speelveld kunnen waarborgen.

2.2.Intensiveren van milieuzorg en klimaatactie en bijdragen aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie 

Kerncijfers voor de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU

– 8 % van de landbouwgrond in de EU wordt gebruikt voor biologische landbouw (2018)

– 10,1 % van de broeikasgasemissies in de EU is afkomstig van de landbouw (2018)

– 13,3 % van de grondwatermeetstations tekent een nitraatconcentratie op van meer dan 50 mg per liter (2012-2015)

12 % van de semi-natuurlijke habitats die afhankelijk zijn van de landbouw, wordt beoordeeld als zijnde in “goede” toestand (2013-2018)

De landbouwsector van de EU (en tot op zekere hoogte ook de bosbouwsector) kampt nog steeds met aanzienlijke uitdagingen op het gebied van milieu en klimaat en blijft die ook zelf veroorzaken.

In een context waarin de Unie ambitieuzere reductiestreefcijfers voor de toekomst heeft vastgesteld, is de daling van de uitstoot van broeikasgassen door de landbouw in de EU de afgelopen jaren gestagneerd en is die uitstoot in sommige lidstaten zelfs toegenomen, als gevolg van zowel de veehouderij als het bodembeheer. Bovendien is de koolstofvastlegging in de gronden en de bossen de afgelopen jaren afgenomen en bestaat er voor bepaalde grondtypen (met name veengebieden) een groot risico op koolstofverlies. De productie van hernieuwbare energie uit land- en bosbouw neemt toe, wat deels ook de concurrentie op het gebied van landbouwgrond en -productie verhoogt, maar dit verschilt aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. Er is ook een groot, nog onaangeroerd potentieel voor energie-efficiëntie in de landbouw.



NUTS-niveau: NUTS 0

Bron: Estat en EMA

Jaar: Gemiddelde 2016-2018

Berekeningen: DG AGRI – C3

Cartografie: DG AGRI GIS-TEAM 12/2020

Emissies van vee (darmgisting en mestbeheer) per hectare OCG

Ton CO2-equivalent per ha

Europese Commissie

Kaart 1. Broeikasgasemissies van vee en darmgisting per productiefactor in de EU

Intussen zetten de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit zich door. De landbouw is zeer kwetsbaar voor de impact hiervan (mislukte oogsten en bossterfte door droogte, stormen, overstromingen of uitbraken van plagen en ziekten) en wordt geconfronteerd met toenemende klimaat- en milieugerelateerde risico’s. De EU-landen zijn zich steeds meer bewust van de noodzaak om de klimaatverandering niet alleen te beperken maar ook om zich eraan aan te passen en het biodiversiteitsverlies om te buigen. Op deze gebieden moet dringend actie worden ondernomen.

Terwijl het bosareaal in de EU toeneemt en vandaag 45 % van het totale landareaal van de EU beslaat, staan bossen onder toenemende druk als gevolg van de klimaatverandering. Andere vormen van druk vloeien voort uit plattelandsvlucht, gebrekkig beheer en versnippering als gevolg van veranderingen in landgebruik, toenemende beheersintensiteit als gevolg van de toenemende vraag naar hout, bosproducten en energie, infrastructuurontwikkeling, verstedelijking en ruimtebeslag. Het is noodzakelijk zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de Europese bossen te verhogen, gezien de cruciale rol die zij spelen voor de biodiversiteit, het bereiken van de koolstofneutraliteit tegen 2050 en de bio-economie.

Ondanks de aanzienlijke verbeteringen die de laatste jaren zijn waargenomen 10 , blijven er duidelijk uitdagingen op het gebied van het beheer van de natuurlijke hulpbronnen. De landbouw is een grote uitstoter van ammoniak, een gas dat een bijzonder schadelijke luchtverontreiniger is en bijdraagt aan de fijnstofverontreiniging, zelfs in stedelijke gebieden. In een aantal lidstaten stijgen de ammoniakemissies, soms zelfs tot boven de wettelijke grenswaarden.

Sommige landbeheerpraktijken en veranderingen in bodembedekking zetten een aanzienlijke druk op de gezondheid en de kwaliteit van de bodem. De agrarische bodems in de EU worden steeds meer aangetast door erosie, verdichting, vervuiling, verzilting, woestijnvorming, verlies van organisch bodemmateriaal en biodiversiteitsverlies, zij het zeker niet overal even erg. Die degradatieprocessen leiden ook tot aanzienlijke verliezen aan landbouwopbrengsten.

Ondanks enige vooruitgang blijft verontreiniging door nitraten uit de landbouw een van de grootste belastingen op het aquatisch milieu. In veel regio’s veroorzaakt overmatig gebruik van stikstof en fosfor uit dierlijke mest en anorganische meststoffen (evenals pesticiden) problemen op het gebied van waterverontreiniging, biodiversiteit en luchtkwaliteit. Hoewel de situatie in een aantal lidstaten over het algemeen aanvaardbaar is, zijn er talrijke hotspots waar de kwaliteit slecht is. Een toenemend aantal lidstaten kampt met waterschaarste, die vaak wordt veroorzaakt door overmatige wateronttrekking voor de landbouw. De klimaatverandering zal het probleem van de beschikbaarheid van water in veel regio’s nog verergeren.

Geen gegevens

Niet in de studie opgenomen

Stikstofoverschot in het licht van de negatieve effecten op de waterkwaliteit

kg/ha/jaar

NUTS-niveau: NUTS 3

Bron: EMA – Europees Milieuagentschap

Jaar: 2010

Cartografie: DG AGRI GIS-TEAM 12/2020

Stikstofoverschot

Europese Commissie

Kaart 2. Stikstofinputs in landbouwgrond in de EU

Bron: EMA (2019) 11

Wat het grote biodiversiteitsverlies in landbouwgebieden betreft, zijn er gegevens die wijzen op een aanhoudende achteruitgang in de hele EU van de populaties akker‑ en weidevogels, van de bestuivers (essentieel voor ecosysteemdiensten) en van de toestand van de agrarische habitats. Sommige agrarische habitats die grotendeels vorm krijgen door de landbouw, zijn essentieel voor de wilde flora en fauna. De problemen vloeien voort uit de hoge intensiteit van de landbouw 12 , ontoereikend beheer of de buitengebruikstelling van landbouwgrond. De intensivering van de landbouw en de verkaveling van landbouwgrond hebben in toenemende mate bijgedragen tot het verlies van een zeer groot deel van de waardevolle landschapselementen (zoals heggen, bloemstroken, vijvers en terrassen) en van braakland, extensief beheerd grasland of waterrijke gebieden, die vroeger typisch waren voor de agrarische landschappen. Van de agro-ecologische praktijken die steeds meer worden toegepast en aan de bescherming van het milieu bijdragen, hebben de landbouwers in bepaalde lidstaten enthousiast de biologische landbouw omarmd, maar in andere lidstaten is het aandeel hiervan nog altijd zeer gering.

Figuur 3. Biologische landbouw in de EU-lidstaten (aandeel van de oppervlakte cultuurgrond waarop volledig is omgeschakeld of waarop wordt overgeschakeld op biologische landbouw)

Bron: EUROSTAT [ org_cropar_h1 ] en [ org_cropar ] 13

Te volgen koers

In het algemeen kunnen veel van deze uitdagingen worden opgelost met een “slimmere”, preciezere en duurzamere landbouw, die sterker inzet op kennis en (digitale) technologie om gezamenlijk meer particuliere goederen en collectieve milieugoederen te produceren met een geringere input en minder negatieve externe effecten.

Dit zou onder meer het volgende moeten behelzen: een beter nutriëntenbeheer en meer synergieën tussen de veehouderij-, de akkerbouw- en de bosbouwsector (wat gunstig is voor de klimaatmitigatie, de luchtkwaliteit en de biodiversiteit), een preciezer en bijgevolg geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, de ontwikkeling van alternatieve gewasbeschermingsmethoden, verbeteringen in vee‑ en mestbeheer (met focus op darmgisting om de methaanuitstoot te verminderen) en efficiëntere irrigatie (die, bij correct gebruik, de druk op de schaarse waterreserves kan verlichten). Kennisintensieve landbouw kan ook de creatie en het behoud van habitats actief ondersteunen, bijvoorbeeld door geschikte vruchtwisseling, onder meer met peulgewassen. Het creëren en in stand houden van diversiteitsrijke landschapstypen en ‑kenmerken op landbouwareaal is belangrijk om de biodiversiteit, die de productiviteit van de landbouw op lange termijn verbetert, te herstellen, bodemerosie en ‑uitputting te voorkomen, lucht en water te filteren, de klimaatadaptatie te ondersteunen en de land- en bosbouw te helpen hun aanzienlijke potentieel als koolstofputten te benutten.

Veel van deze benaderingen kunnen ook tot economische voordelen voor de landbouwers leiden. Bebossing en herbebossing, met volledige inachtneming van de ecologische beginselen die de biodiversiteit ten goede komen, bosherstel en duurzaam bosbeheer kunnen aan de klimaatmitigatie bijdragen doordat zij zorgen voor grotere nettoverwijderingen van CO2, de koolstofvoorraden in stand houden en hulpmiddelen leveren voor de circulaire bio-economie. Tegelijk kunnen zij nevenvoordelen genereren, onder meer op het gebied van de biodiversiteit en de klimaatadaptatie. Zo kunnen land‑ en bosbouwers rechtstreeks worden beloond voor milieu- en klimaatacties (onder meer via koolstoflandbouw) die nieuwe zakelijke kansen voor plattelandsgebieden creëren. Ook het toepassen van energie- en hulpbronnenefficiënte maatregelen, zoals het bevorderen van energiebesparingen op landbouwbedrijven en kleinschalige hernieuwbare technologieën, kan de landbouwsector ondersteunen. Een breed scala aan GLB-instrumenten kan helpen om deze stappen in de praktijk om te zetten, in synergie met andere EU- en nationale beleidslijnen en wetgeving op het gebied van milieu, klimaat en energie. Tot die instrumenten behoren niet alleen verschillende soorten ecologische areaalgebonden betalingen — waaronder de nieuwe ecoregelingen, naast de reeds lang bestaande betalingen in het kader van de tweede pijler van het GLB — maar ook de elementen van de conditionaliteit en steun voor kennisopbouw, investeringen, innovatie en samenwerking.

De lidstaten zullen de feitelijke inhoud van de milieu- en klimaatacties vastleggen in basisvereisten, ecoregelingen en betalingen voor plattelandsontwikkeling. Samen vormen deze de zogenaamde “groene architectuur”. Op basis van goede planning en prestaties in het verleden moeten de lidstaten deze verschillende GLB-instrumenten kiezen en combineren om duidelijke resultaten te behalen op het gebied van milieu en klimaat.

Kader 1. Voorbeelden van mogelijke ecoregelingen

De Commissie heeft voorbeelden van mogelijke ecoregelingen in kaart gebracht om de lidstaten bij de opstelling van efficiënte strategische GLB-plannen te ondersteunen. Zij zijn in overeenstemming met de “van boer tot bord”‑strategie en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030, dragen het potentieel in zich om aan verschillende van de doelstellingen van die strategieën bij te dragen en lopen niet vooruit op toekomstige regels op dit gebied. De lidstaten kunnen de ecoregelingen bijvoorbeeld gebruiken om de volgende landbouwpraktijken te bevorderen:

·agrobosbouw door landbouwers te ondersteunen om bijvoorbeeld een minimale boomdichtheid op percelen te behouden of op een voor vogels en insecten zo gunstig mogelijke wijze voor de bomen te zorgen;

·agro-ecologie door landbouwers te ondersteunen om bijvoorbeeld natuurlijke stoffen als gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken of teeltsystemen toe te passen die verder gaan dan de verplichte minimumvereisten voor de vruchtwisseling. Biologische landbouw is een voorbeeld van agro-ecologie;

·precisielandbouw door landbouwers te ondersteunen om bijvoorbeeld een nutriëntenbeheersplan op te stellen dat, dankzij technologie en analyse van in-situgegevens, voorziet in realtimegegevens en snelle corrigerende maatregelen. Deze technologieën helpen de inputs en de emissies te verminderen;

·koolstofvastlegging door landbouwers te ondersteunen om bijvoorbeeld niet te ploegen en minder aan grondbewerking te doen (conserveringslandbouw), ontwaterd veengebied te vernatten, grasland in stand te houden en diversiteitsrijke landschapselementen, waaronder heggen, bufferstroken, niet-productieve bomen en vijvers, aan te leggen en te onderhouden.

2.3.Versterken van de sociaaleconomische structuur van plattelandsgebieden en aanpakken van maatschappelijke zorgpunten

Kerncijfers voor de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU

- 5,1 % van de bedrijfsleiders in de landbouw in de EU is jonger dan 35 jaar (2016)

- bbp per hoofd in plattelandsgebieden bedraagt 74 % van het EU-gemiddelde (2014)

- daling van 17 % voor de geharmoniseerde risico-indicator 1 voor pesticiden (2011-2018)

Om de transitie die is beschreven in de “van boer tot bord”-strategie, met succes aan te vatten, zijn gezamenlijke inspanningen en de inzet van actoren in alle EU-gebieden nodig. Plattelandsgebieden beschikken in dit opzicht over een bijzonder potentieel. Ze vormen immers het woon- of werkgebied van landbouwers, bosbouwers, ondernemers en consumenten en huisvesten een groot deel van Europa’s natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen. Het ontsluiten van dit potentieel zal leiden tot een opwaartse spiraal waarbij nieuw gecreëerde economische kansen resulteren in een positieve dynamiek, zoals een afname van de armoede en de werkloosheid en betere toegang tot diensten in alle delen van de plattelandsbevolking.

Het gaat erom perspectieven te creëren, ook voor de meest kwetsbare gebieden en bevolkingsgroepen, zodat burgers voordeel kunnen halen uit de aantrekkelijke plattelandsgebieden en – overeenkomstig de “van boer tot bord”-strategie – uit een eerlijke transitie. Plattelandsgebieden bieden veel kansen, maar in veel delen van de Unie worden zij gekenmerkt door structurele zwakheden of onbenut potentieel. Hoewel de situatie binnen en tussen de lidstaten verschilt, komen bepaalde problemen in veel van deze gebieden voor. In veel lidstaten hebben plattelandsgebieden een achterstand wat betreft inkomen per hoofd van de bevolking, toegang tot basisinfrastructuur en -diensten, en degelijk onderzoek naar het potentieel van de bio-economie.

Een ander terugkerend probleem in de plattelandsgebieden van de Unie is het risico op armoede en sociale uitsluiting, evenals een ongunstigere arbeidsmarktpositie en werkloosheidssituatie, die vooral vrouwen, jongeren en kwetsbare groepen treffen. Bijgevolg hebben plattelandsgebieden in veel lidstaten te kampen met ontvolking en/of vergrijzing en moeten doeltreffende oplossingen worden gevonden om jongeren aan te trekken, met name in de landbouwsector.

De voorbije tien jaar is het aandeel jonge landbouwers in de totale landbouwbevolking achteruitgegaan, terwijl het aandeel landbouwers van boven de 55 is toegenomen. Dat fenomeen heeft bovendien een belangrijke gendercomponent: het aandeel vrouwelijke jonge landbouwers is bijzonder laag. Toegang tot grond, financiering en doeltreffende adviesdiensten zijn de belangrijkste uitdagingen voor de bedrijfsontwikkeling.



manmanvrouwverhouding <35 jaar / >55 jaar (rechteras)vrouwverhouding <35 jaar / >55 jaar (rechteras) Figuur 4. Jonge landbouwers in de EU-lidstaten – aandeel bedrijfsleiders jonger dan 35 jaar (2016)

14 Bron: EUROSTAT [] 

De EU-landbouw speelt ook in op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, in overeenstemming met de doelstellingen van de “van boer tot bord”-strategie om de voedselsystemen van de EU te transformeren door de gevolgen ervan aan te pakken, onder meer op het gebied van milieu, maatschappij/gezondheid en economie. Hoewel op veel gebieden vooruitgang is geboekt op EU-niveau, blijft er nog heel wat te verwezenlijken wat betreft het verminderen van het gebruik van productiemiddelen, met name chemische pesticiden, meststoffen en antimicrobiële stoffen, in de landbouw; het verbeteren van de diergezondheid en het dierenwelzijn; het verbeteren van de biobeveiliging; het versterken van de bescherming van planten tegen nieuwe plagen en ziekten; het bevorderen van duurzamere en gezondere voedselconsumptie (zoals het verhogen van de consumptie van verse groenten en fruit) en het terugdringen van voedselverlies en -verspilling. Zoals in de “van boer tot bord”-strategie is aangegeven, moeten de voedselconsumptiepatronen in de EU zowel uit gezondheids- als milieuoogpunt duurzamer worden. De “voedselomgeving”, die ook wordt beïnvloed door GLB-maatregelen, moet een verandering in de voedingsgewoonten ondersteunen. Er moet namelijk worden overgeschakeld naar een meer plantaardig voedingspatroon, in overeenstemming met de nationale voedingsadviezen, dat bijdraagt tot de verwezenlijking van zowel ecologische duurzaamheid als gezondheidsdoelstellingen.



Bron: DG AGRI naar ESVAC, Tiende ESVAC-verslag (2020)Bron: DG AGRI naar ESVAC, Tiende ESVAC-verslag (2020) Bron: EUROSTAT [aei_hri]Bron: EUROSTAT [aei_hri] Figuren 5 en 6. Antimicrobiële stoffen (in mg/PCE) en pesticiden (HRI 1) in de EU

Te volgen koers

Om de reeks structurele uitdagingen aan te pakken en een gunstige dynamiek tot stand te brengen in plattelandsgebieden zal een combinatie van publieke en private middelen en initiatieven nodig zijn, waarbij gebruik wordt gemaakt van het GLB en andere Europese beleidsmaatregelen en fondsen 15 , binnen een ondersteunend juridisch kader. Gerichte en geïntegreerde investeringen in zowel fysiek als menselijk kapitaal zullen bijzonder belangrijk zijn, onder meer om het ondernemingsklimaat te verbeteren, de circulaire economie en de bio-economie te bevorderen en de infrastructuur en diensten die nodig zijn voor een gediversifieerde economie, in stand te houden en verder te ontwikkelen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de meest behoeftige gebieden en belanghebbenden.

Overeenkomstig de onlangs aangenomen strategie voor gendergelijkheid 16 wordt alle lidstaten aanbevolen ervoor te zorgen dat hun strategische GLB-plannen maatregelen bevatten die gericht zijn op de specifieke behoeften van vrouwen in de landbouw en in plattelandsgebieden en op de bevordering van gendergelijkheid in de landbouwsector. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de verstrekking van kwaliteitsvolle kinderopvang in plattelandsgebieden en aan het dichten van de genderkloof, met name inzake arbeidsparticipatie.

De lidstaten moeten de bescherming van werknemers in de landbouw waarborgen, en dan vooral de werknemers met een onzekere baan, de seizoenarbeiders en de niet-aangegeven werknemers. Dat zal een belangrijke rol spelen met het oog op de eerbiediging van de in de wetgeving verankerde rechten, hetgeen een essentieel element is van het eerlijke EU-voedselsysteem dat wordt beoogd in de “van boer tot bord”-strategie.

De generatievernieuwing in de landbouw zal steun voor investeringen in basisinfrastructuur en -diensten en in economische diversificatie (bv. binnen landbouwbedrijven of binnen de bio-economie) vergen, met als doel de toegang tot financiering en tot specifieke kennis/adviezen voor het opstarten van landbouwbedrijven te vergemakkelijken, erfproblemen aan te pakken en ondersteuning te bieden bij de samenwerking tussen generaties landbouwers, onder meer bij bedrijfsopvolging. De betrokken lidstaten zullen ook bijzondere aandacht moeten besteden aan gebieden met specifieke behoeften en kwetsbaarheden, zoals de in artikel 349 VWEU bedoelde ultraperifere gebieden.

Ook uit een betere afstemming van de landbouwproductie op de veranderende consumentenverwachtingen kunnen economische kansen voortvloeien. Met betrekking tot het streefdoel van de Europese Green Deal inzake de inperking van de verkoop van antimicrobiële stoffen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie zijn gezamenlijke inspanningen nodig om het gebruik van dergelijke stoffen in een aantal lidstaten verder terug te dringen door middel van instrumenten ter bevordering van beste praktijken inzake een verminderd en verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen, opleiding en adviesdiensten, samen met beter beheer van de veestapel, biobeveiliging en infectiepreventie en -bestrijding.

Deze maatregelen zullen op hun beurt ook bijdragen tot een verbetering van de diergezondheid en de biobeveiliging. Om de doelstelling van het terugdringen van het gebruik en de risico’s van chemische pesticiden te bereiken, moet de meerderheid van de lidstaten een bijdrage leveren door bevordering van de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming, precisielandbouw en overschakeling op minder gevaarlijke gewasbeschermingsmiddelen.

De lidstaten moeten ook een belangrijke inspanning leveren om over te schakelen op gezondere, milieuvriendelijkere eetgewoonten, in overeenstemming met hun nationale voedingsadviezen, en nadenken over de manier waarop hun strategisch GLB-plan kan bijdragen aan een gezondere voedselomgeving. Voorts moeten ze ook bijzondere aandacht hebben voor voedselverlies en -verspilling.

2.4.Stimuleren en delen van kennis, innovatie en digitalisering in de landbouw en in plattelandsgebieden 

Kerncijfers voor de landbouw en de plattelandsgebieden in de EU

- 60 % van de gezinnen op het platteland heeft toegang tot snel breedbandinternet (2019)

- 32 % van de bedrijfsleiders in de landbouw genoot een basis- of volledige landbouwopleiding (2016)

Kennis en innovatie moeten landbouwers en plattelandsgemeenschappen helpen om de uitdagingen van vandaag en morgen het hoofd te bieden. Onderzoek en innovatie, digitalisering en nieuwe technologieën behoren tot de belangrijkste elementen die de transitie naar duurzamere en gezondere voedselsystemen mogelijk zullen maken.

Het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon Europa zal worden uitgerold als aanvulling op de aanzienlijke hoeveelheid kennis en lopend landbouwonderzoek. Deze kennis blijft echter vaak versnipperd en wordt niet in de praktijk toegepast, terwijl de landbouwsector over aanzienlijke en onderbenutte innovatiecapaciteit beschikt.

De lidstaten moeten gebruikmaken van de toekomstige strategische GLB-plannen ter ondersteuning van het programma Horizon Europa en de bijbehorende partnerschappen en missies, die een aanzienlijke bijdrage zullen leveren aan de verwezenlijking van de Europese Green Deal. Met name de missie “Zorgen voor de bodem is zorgen voor leven” en de missie “Een klimaatbestendig Europa” zijn van groot belang voor de landbouw en de plattelandsgebieden.

Het agrarisch kennis- en innovatiesysteem (AKIS), dat zorgt voor effectieve kennisstromen tussen de verschillende betrokken actoren, zal essentieel zijn om de specifieke GLB-doelstellingen en de streefdoelen van de Green Deal te halen. Om in te spelen op de groeiende vraag naar informatie van landbouwers zal de integratie van alle adviseurs in het AKIS en de innovatieondersteunende diensten ervoor zorgen dat toepasselijke onderzoeks- en innovatieoplossingen ingang vinden.

Het voornaamste instrument om innovatie op het terrein te versnellen is het Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP-AGRI), en met name de operationele groepen, d.w.z. innovatieve projecten op het gebied van landbouw en andere activiteiten in verband met landbouw en plattelandsgebieden (milieu, klimaat, biodiversiteit, voedsel- en non-foodsystemen enz.).

De lidstaten moeten zich inzetten voor de digitale transitie in de landbouwsector door benutting van de technologische capaciteit van de EU op het gebied van digitale en datatechnologieën en digitale en data-infrastructuur, evenals satellietobservatie, precisielandbouw, diensten voor geolocatie, autonome landbouwwerktuigen, drones enz., zodat de landbouwproductieprocessen en de uitvoering van het GLB beter kunnen worden gemonitord en geoptimaliseerd. De beschikbaarheid van een snelle en betrouwbare internetverbinding in plattelandsgebieden, in combinatie met de ontwikkeling van digitale vaardigheden, is onontbeerlijk voor de uitwerking van alle toekomstige slimme oplossingen voor onze landbouw- en plattelandsbedrijven en -gemeenschappen. Snel internet zal leiden tot betere informatie, beter onderwijs en betere gezondheidsdiensten. Bovendien zal het bijdragen tot de generatievernieuwing in de landbouw en de ontwikkeling van een moderne plattelandseconomie. Op dit gebied moeten in een aantal lidstaten nog aanzienlijke inspanningen worden geleverd. Ook strategieën voor een slimme specialisatie vormen een belangrijke factor om het innovatiepotentieel van plattelandsgebieden te ontsluiten.

Tegelijkertijd moeten de administratieve systemen van de lidstaten worden gemoderniseerd met het oog op de integratie van een omvangrijke hoeveelheid digitale informatie en de benutting van digitale informatie (door middel van artificiële intelligentie of gegevensanalyse en modelleringsbenaderingen). Zo kunnen kosten worden verlaagd, kan een beter inzicht worden verkregen in de doeltreffendheid van het beleid en kunnen de diensten en prestaties voor de plattelandsbevolking worden verbeterd. De ontwikkeling van het potentieel van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) op basis van de huidige componenten ervan zou de inspanningen van de overheid op dit gebied kunnen ondersteunen. Deze verbeteringen moeten de lidstaten helpen ervoor te zorgen dat landbouwers toegang hebben tot een kadaster dat hen zekerheid biedt betreffende het aanvragen van steun voor grond waarvoor zij een wettelijk recht hebben en dat waarborgt dat ze het land waarvoor ze een aanvraag indienen, ter beschikking hebben.

Het gebruik van digitale technologieën is van essentieel belang om de economische en ecologische prestaties van de sector en van plattelandsgebieden te verbeteren, alsook voor de modernisering en vereenvoudiging van GLB-administraties en -controles en van de verslaglegging over de prestaties in het kader van het GLB.

Figuur 7. Toegang tot snelle breedband in de EU – gezinnen op het platteland / gezinnen in het hele land

Bron: Individuele indicatoren DESI [ desi_1b1_fbbc ] 17



3.Naar doelmatige strategische GLB-plannen

3.1.Integratie van de Green Deal in de strategische GLB-plannen 

De aanbevelingen zijn een eerste stap in het proces van integratie van de Europese Green Deal in de toekomstige strategische GLB-plannen. De beoordeling die is vervat in de verschillende werkdocumenten van de diensten van de Commissie en de bij die beoordeling gebruikte gegevens 18 bieden de lidstaten een goede basis om hun potentiële bijdrage aan de gemeenschappelijke ambitie zelf in cijfers te gieten.

Het voorstel voor een verordening inzake de strategische GLB-plannen bepaalt dat de lidstaten een interventiestrategie moeten opstellen voor elk van de negen specifieke doelstellingen, met vermelding van de streefcijfers (op het niveau van resultaatindicatoren) en de meest geschikte maatregelen. De waarde van deze streefdoelen en de selectie en opzet van de maatregelen zal berusten op een beoordeling van de behoeften.

De aanbevelingen (en de analyse waarop ze berusten) zullen helpen bij de beoordeling van de behoeften voor elke specifieke doelstelling. Tegelijkertijd wordt de lidstaten verzocht expliciete nationale waarden vast te stellen voor de verschillende streefdoelen van de Green Deal.

De nationale waarden zullen de gemeenschappelijke ambitie van elk van de Green Deal-streefdoelen omzetten in specifieke ambities op nationaal niveau. Aan de hand van deze streefcijfers zullen de lidstaten duidelijk kunnen maken hoe zij van plan zijn bij te dragen aan de verwezenlijking van de EU-ambitie in het kader van de Green Deal en zo een duidelijke richting geven aan de inspanningen die op nationaal niveau moeten worden geleverd. Bij de vaststelling van deze expliciete nationale waarden moeten rekening worden gehouden met de inspanningen die de afgelopen jaren zijn gedaan, met de huidige situatie en met het potentieel voor verbetering, daarbij de specifieke situatie van elke lidstaat in acht nemend. Waar van toepassing moeten de lidstaten zorgen voor samenhang met reeds bestaande nationale strategieën of streefdoelen die voortvloeien uit andere planningsinstrumenten en wettelijke verplichtingen. De bepaling van de nationale waarden zal de lidstaten helpen bij de beoordeling van de behoeften en bij het vaststellen van de streefdoelen in de strategisch GLB-plannen op het niveau van resultaatindicatoren.

De Europese Commissie zal de lidstaten in dat proces ondersteunen in het kader van de gestructureerde dialoog, voordat de strategische GLB-plannen formeel worden goedgekeurd.

Door alle nationale waarden samen te bekijken, kan dan worden beoordeeld of de EU op collectief niveau op koers ligt om de Green Deal-streefdoelen te halen. Op het moment van de goedkeuring en wijziging van de strategische GLB-plannen zal de Commissie nagaan of de waarden van de lidstaten in overeenstemming zijn met de Green Deal-streefdoelen. De vooruitgang bij de verwezenlijking van deze Green Deal-streefdoelen op het niveau van de lidstaten zal worden gemonitord via het evaluatiekader dat is voorgesteld voor het toekomstige GLB 19 .

3.2.Opstellen van doeltreffende strategische GLB-plannen

De toekomstige strategische GLB-plannen zijn niet alleen planningsinstrumenten. Ze vormen de basis voor nieuwe governance, met nauwere samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus en meer openheid en transparantie ten aanzien van de Europese samenleving. Op basis van de aanbevelingen in de 27 werkdocumenten van de diensten van de Commissie zal de Europese Commissie de gestructureerde dialoog met de lidstaten versterken door verdere richtsnoeren te verstrekken en meer steun te bieden bij de voorbereiding van de 27 strategische GLB-plannen. De Commissie zal deze steun ook opvoeren door de nodige documenten openbaar te maken over de wijze waarop zij voornemens is de strategische GLB-plannen te beoordelen 20 .

Zoals bepaald in artikel 94 van het voorstel voor een verordening inzake de strategische GLB-plannen, moeten de voor milieu en klimaat bevoegde autoriteiten daadwerkelijk worden betrokken bij de voorbereiding van de milieu- en klimaatgerelateerde aspecten van het plan.

Bij de opstelling en uitvoering van de strategische GLB-plannen moeten de lidstaten instaan voor transparantie. Zij moeten ervoor zorgen dat de maatregelen gebaseerd zijn op objectieve en niet-discriminerende criteria, verenigbaar zijn met de interne markt en de mededinging niet verstoren. Tegelijkertijd streven de lidstaten bij de vaststelling van de selectiecriteria naar afstemming van de steun op het doel van de maatregel, gelijke behandeling van de aanvragers, beter gebruik van financiële middelen en het vermijden van belangenconflicten.

De transitie zal ook extra inspanningen vragen om te garanderen dat alle verschillende beleidsmaatregelen die op hetzelfde grondgebied worden uitgevoerd, op een consistente en geïntegreerde wijze bijdragen aan duurzame voedselsystemen. Dat betekent ook dat de verbindingen tussen stad en platteland en de benadering van functionele gebieden zullen moeten worden versterkt. Met het oog op de bescherming van de biodiversiteit op landbouwgrond zullen de lidstaten bijvoorbeeld geen financiering verstrekken aan investeringen en landbouwpraktijken die een negatieve impact hebben op het milieu.

Voorts moeten de strategische GLB-plannen consistent en complementair zijn met andere EU-fondsen (in het bijzonder het cohesiebeleid) om dubbele financiering te voorkomen en om de algemene doeltreffendheid van de investeringen te verbeteren. Alle EU-fondsen moeten in volledige synergie werken en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal. Territoriale instrumenten (zoals vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling) en grensoverschrijdende samenwerking moeten verder worden versterkt. Ook moet aandacht worden besteed aan de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester en aan de belangrijke strategische ontwikkelingen, zoals de langetermijnvisie voor plattelandsgebieden die in 2021 zal worden uitgebracht als alomvattend kader voor de ontwikkeling van de plattelandsgebieden in de EU in de komende decennia.

3.3.Versterking van het partnerschapsbeginsel

Om de beschikbare kennis, deskundigheid en standpunten bij het ontwerp en de uitvoering van het toekomstige GLB te verruimen, is het ook belangrijk dat de nieuwe strategische GLB-plannen worden opgesteld volgens het partnerschapsbeginsel. Zoals bepaald in artikel 94 van het voorstel voor een verordening inzake de strategische GLB-plannen, moeten de lidstaten de strategische GLB-plannen opstellen op basis van transparante procedures en moeten de belanghebbenden daarbij worden betrokken. Alle betreffende overheidsinstanties (waaronder de bevoegde regionale en lokale autoriteiten), economische en sociale partners en instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, moeten worden betrokken bij de voorbereidende stadia van het toekomstige strategische GLB-plan.

Meer inspanningen zijn nog nodig om te zorgen voor een passende betrokkenheid en daadwerkelijke participatie van belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld bij het opstellen van de strategische GLB-plannen. De Commissie dringt er bij alle lidstaten op aan in dit verband actie te ondernemen, en met name de lidstaten die nog geen open en transparante dialoog met alle partners zijn aangegaan. De Commissie zal dit proces nauwlettend volgen voordat de strategische GLB-plannen worden ingediend.

Op basis van de ervaring die is opgedaan met de plattelandsontwikkelingsprogramma’s 2014-2020 beveelt de Commissie alle lidstaten aan gebruik te maken van de beginselen die zijn vastgelegd in de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de ESIF 21 .

De betrokkenheid van alle actoren zal ook van cruciaal belang zijn in de uitvoeringsfase en zij zullen ook een belangrijke rol spelen in de toekomstige monitoringcomités. Deze comités, die vooraf worden opgericht, moeten reeds worden betrokken bij de afronding van het ontwerp van het strategisch GLB-plan voordat het bij de Commissie wordt ingediend. Een goed functionerend nationaal GLB-netwerk kan ervoor zorgen dat de strategische GLB-plannen meer bijdragen aan de verwezenlijking van de streefdoelen en ambities van de Green Deal. Het GLB-netwerk moet onder meer fungeren als facilitator en ondersteuning bieden aan bijvoorbeeld de verbinding tussen onderzoeks- en innovatiegemeenschappen enerzijds en landbouwers anderzijds in het kader van het AKIS. Voorts moet het synergieën tussen het GLB en de Europese Onderzoeksruimte bevorderen en regionale samenwerking binnen het platform voor slimme specialisatie op het gebied van agrovoedingsmiddelen stimuleren.

(1)      COM(2020) 381.
(2)      COM(2020) 380.
(3)    Zie werkdocument van de diensten van de Commissie (2020) 93 final “Analysis of links between the CAP reform and the Green Deal”.
(4)

     Zie voetnoot 1.

(5)    Conclusies van de Raad over de “van boer tot bord”‑strategie, aangenomen op 19 oktober 2020 (12099/20).
(6)    De voor deze beoordeling gebruikte gegevens zijn opgenomen in de bijlagen bij deze mededeling: bijlage 1 bevat de referentiewaarden voor de streefcijfers van de Green Deal (zoals gedefinieerd in de “van boer tot bord”‑strategie en de biodiversiteitsstrategie); bijlage 2 geeft een overzicht van de ontwikkelingen van de broeikasgasemissies door landbouw, landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in de EU.
(7)    De aanbevelingen zijn ingedeeld volgens de negen specifieke doelstellingen die zijn voorgesteld in artikel 6 van het voorstel voor een verordening inzake de strategische GLB-plannen (COM (2018) 392 final). Deze doelstellingen hebben betrekking op de economische, ecologische en sociale dimensies van duurzaamheid, zoals terug te vinden in de algemene doelstellingen van artikel 5 van het bovengenoemde wetgevingsvoorstel. Voorts wordt bijzondere aandacht besteed aan de horizontale doelstelling inzake kennis, innovatie en digitalisering.
(8)    Voor Luxemburg, Finland en Zweden is het “marktinkomen”, dat wil zeggen het inkomen dat door landbouwactiviteiten wordt gegenereerd zonder rekening te houden met overheidssteun, negatief. Dit betekent dat de verkoopopbrengsten de productiekosten gemiddeld niet dekken. In deze gevallen dekken de exploitatiesubsidies dit negatieve marktinkomen en vormen zij het netto-inkomen van het landbouwbedrijf.
(9)    Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling. GLB-contextindicator C.25 Landbouwfactorinkomen en GLB-contextindicator C.26 Inkomen uit de landbouwbedrijfsuitoefening. Inkomen gebaseerd op EUROSTAT [ aact_eaa04 ], [ aact_ali01 ] en [ aact_eaa06 ], waarbij de vergoeding van de werknemers bij het inkomen uit de bedrijfsuitoefening wordt geteld, en gedeeld door het totale aantal arbeidsjaareenheden. Noot: geraamde gegevens voor 2019. Het gemiddelde loon in de economie op basis van Eurostat-gegevens voor duizend gewerkte uren, berekend aan de hand van het binnenlandse begrip “werknemer” [ nama_10_a10_e ] en Eurostat-gegevens over lonen [ nama_10_a10 ]. Bij het vergelijken van de absolute niveaus van het landbouwfactorinkomen per AJE is voorzichtigheid geboden, aangezien die, naar gelang van de nationale voorschriften, op verschillende wijzen worden berekend en niet specifiek zijn ontworpen om van land tot land te worden vergeleken.
(10)    Zo zijn de ammoniakemissies tussen 1990 en 2018 met 26 % gedaald (bron: EMA) en is de geraamde bodemerosie door water de afgelopen tien jaar in de EU afgenomen met gemiddeld 9,5 % en bij bouwland met 20 % (bron: Panagos et al., 2015,  https://doi.org/10.1016/j.envsci.2015.08.012 ). Op EU-niveau zjin de nitraat- en de fosfaatconcentraties in de rivieren in de periode 2006-2016 met respectievelijk 9 % en 17 % gedaald (driejarig gemiddelde) (bron: EMA). Tegelijk is het gebruik van stikstof- en fosformeststoffen licht gedaald tussen 2008 en 2018 (Eurostat (aei_fm_usefert) ).
(11)      W. de Vries, P.F.A.M. Römkens, J. Kros, J.C. Voogd, G. Louwagie en L. Schulte-Uebbing, 2019. Impacts of nutrients and heavy metals in European agriculture. Current and critical inputs in view of air, soil and water quality (Effecten van nutriënten en zware metalen in de Europese landbouw. Huidige en kritische inputs in het licht van de lucht-, bodem- en waterkwaliteit) ETC/ULS-verslag (ter perse). Het stikstofoverschot in de EU-27 voor het jaar 2010 werd volgens het Integrator-model berekend als de totale stikstofinput door kunstmest, dierlijke mest, biosoliden, stikstofbindende gewassen en stikstofdepositie, verminderd met de stikstofopname. De overschrijdingen van de kritische stikstofinputs in landbouwgrond in de EU-27 voor het jaar 2010 werden berekend als de totale stikstofinput door kunstmest, dierlijke mest, biosoliden, stikstofbindende gewassen en stikstofdepositie, verminderd met de kritische stikstofinput in het licht van de negatieve effecten op de waterkwaliteit. De kritische stikstofinput was gebaseerd op een kritische stikstofconcentratie van 2,5 mg N/l in de afvloei naar het oppervlaktewater.
(12)      Daarnaast zijn er ook de gevolgen van de klimaatverandering, de invasieve soorten, de overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, de vervuiling enz.
(13)    Europese Commissie. GLB-contextindicator C.19 Landbouwareaal met biologische landbouw. Gebaseerd op EUROSTAT [ org_cropar_h1 ] in combinatie met [ apro_cpsh1 ] en [ org_cropar ]. De gegevens voor Kroatië hebben betrekking op het jaar 2019.
(14)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.23 Leeftijdsopbouw van bedrijfsleiders in de landbouw. Op basis van gegevens van EUROSTAT [ ef_m_farmang ]

(15)    Overeenkomstig artikel 174 VWEU.
(16)    COM(2020)152 final.
(17)    Europese Commissie. Index van de digitale economie en samenleving. Individuele indicatoren DESI – 1b1 Dekking snel breedband (NGA) [ desi_1b1_fbbc ].
(18)    Zie de bijlagen bij deze mededeling.
(19)       Werkdocument van de diensten van de Commissie (2020) 93 final “Analysis of links between the CAP reform and the Green Deal”.
(20)    Zie voetnoot 19.
(21)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 betreffende de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen.

Brussel, 18.12.2020

COM(2020) 846 final

BIJLAGEN

bij

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Aanbevelingen aan de lidstaten betreffende hun strategisch plan voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid







{SWD(2020) 367 final} - {SWD(2020) 368 final} - {SWD(2020) 369 final} - {SWD(2020) 370 final} - {SWD(2020) 371 final} - {SWD(2020) 372 final} - {SWD(2020) 373 final} - {SWD(2020) 374 final} - {SWD(2020) 375 final} - {SWD(2020) 376 final} - {SWD(2020) 377 final} - {SWD(2020) 379 final} - {SWD(2020) 384 final} - {SWD(2020) 385 final} - {SWD(2020) 386 final} - {SWD(2020) 387 final} - {SWD(2020) 388 final} - {SWD(2020) 389 final} - {SWD(2020) 390 final} - {SWD(2020) 391 final} - {SWD(2020) 392 final} - {SWD(2020) 393 final} - {SWD(2020) 394 final} - {SWD(2020) 395 final} - {SWD(2020) 396 final} - {SWD(2020) 397 final} - {SWD(2020) 398 final}


Ambitie van de Green Deal

Pesticiden

Antimicrobiële stoffen

Breedband in plattelandsgebieden

Biologische landbouw

Diversiteitsrijke landschapselementen

Nutriënten

EU-streefcijfer(s) 2030

50 % vermindering van het totale gebruik en risico van chemische pesticiden en van het gebruik van nog gevaarlijker pesticiden

50 % vermindering van de verkoop van antimicrobiële stoffen voor landbouwhuisdieren en de aquacultuur

100 % toegang tot snel breedbandinternet in plattelandsgebieden tegen 2025

25 % van de landbouwgrond van de EU voor biologische landbouw

10 % van het landbouwareaal met diversiteitsrijke landschapselementen

50% vermindering van het nutriëntenverlies zonder verslechtering van de vruchtbaarheid van de bodem. Het gebruik van meststoffen zal hierdoor tegen 2030 met ten minste 20 % verminderd zijn.

Indicator

I Geharmoniseerde risico-indicator 1 (HRI 1) 

II Hoeveelheden verkochte pesticiden die in aanmerking komen om te worden vervangen

III Actief ingrediënt van antimicrobiële stoffen voor diergeneeskundig gebruik die voornamelijk voor voedselproducerende dieren in de handel worden gebracht, in milligram per populatiecorrectie-eenheid

IV Percentage gezinnen op het platteland met breedband van de nieuwe generatie (NGA)

V Percentage oppervlakte cultuurgrond met biologische landbouw

VI Percentage van het landbouwareaal met diversiteitsrijke landschapselementen

VII Brutostikstofsaldo in kilogram per hectare cultuurgrond 

VIII Percentage meetstations voor grondwater met een nitraatconcentratie van meer dan 50 mg/l

IX Brutofosforsaldo in kilogram per hectare cultuurgrond 

Referentiejaar/-jaren

Δ 2011-2013/2018

Gemiddelde 2015-2017

Gemiddelde 2015-2017

2018

2019

2018

1 2018/2015* 

2 Gemiddelde 2012-2014** 

Gemiddelde 2012-2015

Gemiddelde 2012-2014***

EU-27 referentiewaarde

-17 %

X 100

XI 118,3

56,4 %

8 %

4,6 %

46

13,3 %

1

Referentiewaarden per lidstaat

BE

-28 %

100

113,1

97,5 %

6,6 %

1,4 %

138

15,9 %

6

BG

-17 %

100

119,6

28,4 %

2,6 %

4 %

23

18,7 %

-6

CZ

-39 %

100

57,0

64,2 %

14,8 %

0,8 %

76

11,6 %

-3

DK

-48 %

100

38,2

76,7 %

9,8 %

1,3 %

83

16,6 %

7

DE

-18 %

100

88,4

74,6 %

7,3 %

2,2 %

73

28,0 %

-2

EE

31 %

100

53,3

62,4 %

21 %

4,4 %

24

4,2 %

-7

IE

-31 %

100

46,0

89,8 %

2,6 %

1 %

38

0,0 %

20

EL

-41 %

100

90,9

40,1 %

9,3 %

3 %

55

15,5 %

0

ES

-22 %

100

219,2

58,7 %

9,3 %

13,2 %

34

21,5 %

4

FR

1 %

100

64,2

47,6 %

7,0 %

2 %

43

12,4 %

1

HR

-38 %

100

66,8

34,5 %

6,9 %

1,6 %

60

2,4 %

6

IT

-9 %

100

244

68,4 %

15,2 %

3,7 %

72

11,1 %

-2

CY

34 %

100

466,3

100 %

4,6 %

11,1 %

186

17,4 %

30

LV

40 %

100

36,1

81,7 %

14,5 %

16,8 %

27

2,0 %

2

LT

-14 %

100

33,1

28,7 %

8,1 %

3,3 %

28

1,5 %

3

LU

-38 %

100

33,6

92 %

4,4 %

0,2 %

127

15,0 %

4

HU

-16 %

100

180,6

77,7 %

3,9 %

3,3 %

35

7,1 %

-1

MT

-19 %

100

150,9

100 %

0,4 %

9,3 %

145

70,7 %

29

NL

-23 %

100

57,5

96,1 %

3,5 %

3,8 %

167

11,8 %

3

AT

29 %

100

50,1

68,4 %

24,1 %

2,1 %

38

8,1 %

1

PL

-22 %

100

167,4

32,6 %

3,3 %

2,3 %

48

5,6 %

2

PT

-34 %

100

186,6

69,4 %

5,9 %

7,6 %

42

17,9 %

4

RO

-52 %

100

82,7

53,4 %

2,4 %

3,4 %

7

15,6 %

-1

SI

9 %

100

43,2

62,2 %

10,0 %

0,2 %

56

11,6 %

4

SK

-16 %

100

49,3

45,3 %

9,9 %

1,9 %

33

12,8 %

-5

FI

44 %

100

18,7

9,1 %

13,1 %

16,5 %

47

0,5 %

4

SE

-44 %

100

12,5

40,9 %

20,3 %

7,1 %

32

0,9 %

-1

Doelstelling van de Green Deal

Broeikasgasemissies

EU-streefcijfer

Bijdrage aan het streefdoel om de broeikasgasemissies met 55 % te verminderen tegen 2030 en aan klimaatneutraliteit tegen 2050

Indicator

Ontwikkelingen van broeikasgasemissies door landbouw sinds 1990 en 2005

XII Emissies van de landbouw in miljoen ton CO2-equivalent

waarvan

XIII Emissies uit darmgisting per eenheid herkauwers in ton CO2-equivalent per grootvee-eenheid

XIV Emissies uit de landbouw per eenheid landbouwgrond in tonnen  CO2-equivalent per hectare cultuurgrond

XV Broeikasgasemissies ten gevolge van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in miljoen ton CO2-equivalent

XVI uit darmgisting in miljoen ton CO2-equivalent

XVII uit beheerde landbouwgronden in miljoen ton CO2-equivalent

XVIII uit mestbeheer in miljoen ton CO2-equivalent

Jaren/periode

Δ 1990 / 2016-2018

Δ 2005 / 2016-2018

Gemiddelde 2016-2018

Gemiddelde 2016-2018

EU-27

-20,1 %

-0,1 %

396,8

173,1

153,1

56,3

2,7

2,5

-266,9

Toestand per lidstaat

BE

-18,2 %

-3,3 %

10,0

4,6

3,3

1,9

2,6

7,4

-1,0

BG

-47,7 %

26,1 %

6,5

1,5

4,2

0,6

2,3

1,3

-8,5

CZ

-44,4 %

6,9 %

8,8

3,0

4,5

1,0

2,8

2,5

-0,4

DK

-15,7 %

-1,6 %

11,1

3,7

4,2

2,9

3,3

4,2

5,7

DE

-17,6 %

1,8 %

65,4

25,5

26,0

9,5

2,8

3,9

-27,0

EE

-47,2 %

19,6 %

1,4

0,5

0,7

0,2

2,7

1,4

-2,1

IE

-0,2 %

4,4 %

19,6

11,4

5,7

2,0

2,0

4,4

4,3

EL

-22,7 %

-12,5 %

7,8

3,6

3,1

0,9

2,2

1,5

-3,2

ES

6,5 %

-3,7 %

39,5

17,5

12,3

8,6

2,8

1,6

-38,3

FR

-8,2 %

-2,3 %

75,6

34,7

32,5

6,3

2,4

2,6

-27,2

HR

-38,2 %

-17,1 %

2,7

1,0

1,1

0,6

2,6

1,8

-4,9

IT

-12,0 %

-4,7 %

30,5

14,2

8,5

5,7

2,6

2,4

-32,6

CY

4,3 %

-7,7 %

0,5

0,3

0,1

0,1

3,0

4,0

-0,3

LV

-52,4 %

14,5 %

2,7

0,9

1,6

0,2

2,5

1,4

0,0

LT

-50,6 %

5,4 %

4,4

1,5

2,4

0,4

2,6

1,5

-4,0

LU

-0,5 %

10,0 %

0,7

0,4

0,2

0,1

2,7

5,3

-0,4

HU

-28,7 %

16,0 %

7,1

2,0

3,7

1,1

2,7

1,3

-4,8

MT

-14,3 %

-13,6 %

0,1

0,0

0,0

0,0

2,5

5,7

0,0

NL

-25,6 %

1,7 %

18,7

8,6

5,4

4,6

2,7

10,3

5,0

AT

-9,8 %

4,3 %

7,3

4,1

2,1

1,0

2,9

2,7

-4,8

PL

-33,2 %

5,5 %

32,4

12,7

15,1

3,6

2,9

2,2

-34,7

PT

-5,8 %

0,6 %

6,7

3,4

2,2

0,9

2,5

1,9

-0,4

RO

-45,5 %

-8,1 %

19,4

10,9

5,8

2,1

4,1

1,4

-23,1

SI

-6,6 %

0,0 %

1,7

0,9

0,4

0,3

2,6

3,6

0,1

SK

-54,7 %

3,7 %

2,7

1,0

1,4

0,3

2,7

1,4

-6,3

FI

-11,6 %

1,3 %

6,6

2,1

3,6

0,7

3,2

2,9

-14,7

SE

-9,7 %

-2,1 %

6,9

3,0

3,2

0,6

2,7

2,3

-43,3

(1) *     De gegevens over de diversiteitsrijke landschapselementen die nu beschikbaar zijn, zijn het percentage OCG dat braak ligt, gebaseerd op gegevens van EUROSTAT 2018, en het percentage landschapselementen, gebaseerd op het LUCAS-onderzoek van 2015 van Eurostat, gegevensvoorbereiding DG AGRI, zie eindnoot 6.
(2) **     De meest recente volledige gegevensverzameling die bij Eurostat beschikbaar is, is die voor het jaar 2014.
(I)

     Europese Commissie. Harmonised Risk Indicator for pesticides (HRI 1), by groups of active substances (Geharmoniseerde risico-indicator voor pesticiden (HRI 1), per groep werkzame stoffen). Zoals in EUROSTAT [ AEI_HRI ]. Met het oog op het streefcijfer van de Green Deal zal de indicator worden geherindexeerd om 2015-2017 als referentieperiode te nemen.

(II)

     Door de vertrouwelijkheidsregels voor statistische gegevens kan de Commissie de hoeveelheden gevaarlijke pesticiden die in elke lidstaat in de handel worden gebracht, niet bekendmaken. Daarom is deze kolom van de tabel in bijlage I leeg. Zoals vermeld in de “van boer tot bord” -strategie is de Commissie vastbesloten een initiatief te nemen om dergelijke problemen op te lossen via de komende herziening van de verordening betreffende statistieken over pesticiden.

(III)

     Europees Geneesmiddelenbureau, Europees Toezicht op veterinaire antimicrobiële consumptie (ESVAC). Verkoop van antimicrobiële stoffen voor diergeneeskundig gebruik in 31 landen in 2018 — trends van 2010 tot 2018, tiende ESVAC-verslag.  EMA/24309/2020

(IV)

     Europese Commissie. Index van de digitale economie en maatschappij. Individuele DESI-indicatoren — 1b1 Dekking met snelle breedband (NGA) [ desi_1b1_fbbc ].

(V)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.19 Landbouwareaal met biologische landbouw. Gebaseerd op EUROSTAT [ org_cropar_h1 ] gecombineerd met [ apro_cpsh1 ] en [ org_cropar ].

(VI)

   Zoals vermeld in de EU-biodiversiteitsstrategie kan het bij diversiteitsrijke landschapselementen op landbouwareaal onder meer gaan om bufferstroken, roulerend of niet-roulerend braakland, hagen, bomen die niet voor productieve doeleinden bestemd zijn, terrasmuren en vijvers. De gegevens die in de tabel zijn gebruikt voor de vaststelling van de referentiewaarde, bestrijken niet alle diversiteitsrijke landschapselementen. De Commissie en het Europees Milieuagentschap zijn een robuustere indicator aan het ontwikkelen in het kader van het GLB na 2020 om ervoor te zorgen dat alle elementen die in de EU-biodiversiteitsstrategie 2030 zijn vastgesteld, worden bestreken. De in de tabel opgenomen waarden zijn afkomstig van het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling (gebaseerd op EUROSTAT voor braakliggend land [ apro_cpsh1 ] en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek op basis van het LUCAS-onderzoek voor de raming van landschapselementen) en moeten met omzichtigheid worden behandeld vanwege methodologische voorbehouden.

(VII)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.40 Waterkwaliteit. Gebaseerd op EUROSTAT [ aei_pr_gnb ]. De Commissie zal binnenkort initiatieven nemen om de robuustheid en volledigheid van deze gegevens te verbeteren.

(VIII)

     Europese Commissie. Report on the implementation of Council Directive 91/676/EEC concerning the protection of waters against pollution caused from agricultural sources based on Member State reports for the period 2012-2015 (Verslag over de uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging uit agrarische bronnen, op basis van verslagen van de lidstaten over de periode 2012-2015). SWD(2018) 246 final. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52018SC0246&qid=1607348904997

(IX)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.40 Waterkwaliteit. Gebaseerd op EUROSTAT [ aei_pr_gnb ]. De Commissie zal binnenkort initiatieven nemen om de robuustheid en volledigheid van deze gegevens te verbeteren.

(X)

     Het streefdoel van de “van boer tot bord”-strategie om het totale gebruik en risico van chemische pesticiden tegen 2030 met 50 % te verminderen, wordt gemeten met behulp van HRI 1; uitgangswaarde: HRI 1 (2015-2017) = 100 = > streefcijfer voor 2030 = 50.

(XI)

     Het streefdoel van de “van boer tot bord”-strategie om de verkoop van antimicrobiële stoffen voor landbouwhuisdieren en de aquacultuur tegen 2030 met 50 % te verminderen in vergelijking met de EU-referentiewaarde in 2018 (tiende ESVAC-verslag), levert een streefcijfer op van een algemene gemiddelde EU-waarde van 59,2 mg/PCU.

(XII)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.45 Uitstoot door landbouw. Gebaseerd op EUROSTAT [ env_air_gge ], oorspronkelijke bron: Europees Milieuagentschap (UNFCC_v22).

(XIII)

     Europese Commissie. Gebaseerd op EUROSTAT [ env_air_gge ] en [ ef_lsk_main ].

(XIV)

     Europese Commissie. Gebaseerd op EUROSTAT [ env_air_gge ] en [ apro_cpsh1 ].

(XV)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.45 Uitstoot door landbouw. Gebaseerd op EUROSTAT [ env_air_gge ], oorspronkelijke bron: Europees Milieuagentschap (UNFCC_v22).

(XVI)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.45 Uitstoot door landbouw. Gebaseerd op EUROSTAT [ env_air_gge ], oorspronkelijke bron: Europees Milieuagentschap (UNFCC_v22).

(XVII)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.45 Uitstoot door landbouw. Gebaseerd op EUROSTAT [ env_air_gge ], oorspronkelijke bron: Europees Milieuagentschap (UNFCC_v22).

(XVIII)

     Europese Commissie. GLB-contextindicator C.45 Uitstoot door landbouw. Gebaseerd op EUROSTAT [ env_air_gge ], oorspronkelijke bron: Europees Milieuagentschap (UNFCC_v22).