Brussel, 20.5.2020

COM(2020) 537 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Portugal

Verslag opgesteld in overeenstemming met artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie


VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Portugal

Verslag opgesteld in overeenstemming met artikel 126, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

1.    Inleiding

Op 20 maart  2020 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact. De clausule, die in artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 3, artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 en artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 is neergelegd, vergemakkelijkt de coördinatie van het begrotingsbeleid in tijden van ernstige economische neergang. In haar mededeling heeft de Commissie de Raad haar standpunt meegedeeld dat, gezien de verwachte ernstige economische neergang ten gevolge van de COVID-19-uitbraak, de huidige omstandigheden de activering van de clausule toelaten. Op 23 maart 2020 hebben de ministers van Financiën van de lidstaten ingestemd met de beoordeling van de Commissie. De activering van de algemene ontsnappingsclausule maakt het mogelijk tijdelijk af te wijken van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. Voor het corrigerende deel kan de Raad ook, op grond van een aanbeveling van de Commissie, een herzien begrotingstraject vaststellen. De algemene ontsnappingsclausule schorst de procedures van het stabiliteits- en groeipact niet. De clausule maakt het voor de lidstaten mogelijk af te wijken van de budgettaire vereisten die normaal gesproken van toepassing zouden zijn, terwijl de Commissie en de Raad in staat worden gesteld om de nodige beleidsmaatregelen op het gebied van beleidscoördinatie binnen het kader van het pact te nemen.

Uit gegevens waarvan de Portugese autoriteiten op 31 maart 2020 kennisgeving hebben gedaan en die vervolgens door Eurostat zijn gevalideerd 1 , blijkt dat het overheidssaldo in Portugal in 2019 +0,2 % van het bbp bedroeg, terwijl de bruto-overheidsschuldquote 117,7 % van het bbp beliep. Volgens de meegedeelde gegevens ging Portugal toen uit van een overheidsoverschot van 0,2 % van het bbp voor 2020, op basis van de overheidsbegroting 2020 die vóór de uitbraak van de COVID-19-pandemie was goedgekeurd, en van een daling van de overheidsschuldquote tot 114,9 % van het bbp. Het stabiliteitsprogramma 2020 van Portugal, dat niet binnen de termijn van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) 1466/97 werd ingediend, bevatte geen prognose voor het overheidssaldo in 2020.

In tegenstelling tot de meegedeelde gegevens voorziet de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie, waarin onder andere rekening is gehouden met de te verwachten economische en budgettaire impact van de COVID-19-pandemie, een overheidstekort van 6,5 % van het bbp voor 2020, terwijl de overheidsschuldquote zou toenemen tot 131,6 % van het bbp. Alle beschikbare gegevens, waaronder verklaringen van de Portugese autoriteiten over de omvang van de budgettaire beleidsrespons op de ernstige economische neergang als gevolg van de COVID-19-pandemie, wijzen in de richting van een overheidstekort dat aanzienlijk meer bedraagt dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp in 2020. In haar brief van 7 mei 2020 nodigde de Commissie de Portugese autoriteiten uit om de omvang van het voorziene overheidstekort in 2020 toe te lichten. In hun brief van 13 mei 2020 hebben de Portugese autoriteiten de gevraagde toelichting niet verstrekt, maar verwezen zij naar uitzonderlijke omstandigheden in verband met de COVID-19-pandemie. Rekening houdende met deze factoren acht de Commissie haar huidige prognose van een overheidstekort van 6,5 % van het bbp in 2020 op het eerste gezicht afdoende bewijs dat er sprake is van een buitensporig tekort als omschreven in artikel 126, lid 2, onder a), van het Verdrag.

Tegen deze achtergrond heeft de Commissie daarom dit verslag opgesteld, waarin wordt geanalyseerd of Portugal de tekort- en schuldcriteria van het Verdrag naleeft. In dit verslag is met alle relevante factoren rekening gehouden, en is terdege rekening gehouden met de grote economische schok als gevolg van de COVID-19-pandemie.

Tabel 1. Overheidstekort en -schuld (% van het bbp)

Opmerking:    MLSA staat voor “minimale lineaire structurele aanpassing”, BTP voor “buitensporigtekortprocedure” en n.r. voor “niet relevant”.

Bron:    Eurostat, voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie.

2.Tekortcriterium

Volgens de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie stevent Portugal in 2020 af op een overheidstekort van 6,5 % van het bbp. Terwijl de budgettaire impact van de ter bestrijding van de COVID-19-pandemie door de Portugese overheid genomen maatregelen op 2,5 % van het bbp wordt geraamd, wordt verwacht dat de werking van de automatische stabilisatoren in het bijzonder ruim 4 % van het bbp zullen bijdragen aan het voorziene overheidstekort in 2020. De prognose van de Commissie voor het overheidstekort in 2020 ligt boven en niet dicht bij de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp.

De voorziene overschrijding in 2020 van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp is uitzonderlijk, omdat deze het gevolg is van een ernstige economische neergang. Rekening houdend met de impact van de COVID-19-pandemie wordt in de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie uitgegaan van een krimp van het reële bbp met 6,8 % in 2020.

De voorziene overschrijding van de referentiewaarde van het Verdrag zou volgens de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie tijdelijk zijn: voorspeld wordt dat het tekort in 2021 beneden 3 % van het bbp zal blijven. Deze voorspellingen worden evenwel gekenmerkt door een uitzonderlijk hoge mate van onzekerheid.

De prognose van de Commissie voor het overheidstekort in 2020 ligt kortom boven en niet dicht bij de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp. De voorziene overschrijding wordt als uitzonderlijk in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact en voor het ogenblik als van tijdelijke aard beschouwd. Alle beschikbare gegevens, waaronder verklaringen van de Portugese autoriteiten over de omvang van de budgettaire beleidsrespons op de ernstige economische neergang als gevolg van de COVID-19-pandemie, wijzen in de richting van een overheidstekort dat aanzienlijk meer bedraagt dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp in 2020. In haar brief van 7 mei 2020 nodigde de Commissie de Portugese autoriteiten uit om de omvang van het voorziene overheidstekort in 2020 toe te lichten. In hun brief van 13 mei 2020 hebben de Portugese autoriteiten de gevraagde toelichting niet verstrekt, maar verwezen zij naar uitzonderlijke omstandigheden in verband met de COVID-19-pandemie. Rekening houdende met deze factoren acht de Commissie haar huidige prognose van een overheidstekort van 6,5 % van het bbp in 2020 op het eerste gezicht afdoende bewijs dat er sprake is van een buitensporig tekort als omschreven in artikel 126, lid 2, onder a), van het Verdrag. De analyse wijst er dus op dat op het eerste gezicht niet aan het tekortcriterium in het kader van het Verdrag en Verordening (EG) nr. 1467/97 is voldaan.

3.Schuldcriterium

De overheidsschuldquote daalde van 122,0 % in 2018 tot 117,7 % in 2019. De daling in 2019 weerspiegelde voornamelijk het schuldverlagende effect van een stevig primair overschot (van 3,2 % van het bbp) en een gunstig nominale bbp-groei/rente-ecart, waarbij het gecombineerde effect van reële bbp-groei en inflatie (in totaal 4,6 %) de aanzienlijke doch geleidelijk afnemende rentelasten op de hoge schulden (van 3,0 % van het bbp) compenseerde. De stock-flow adjustment was met 0,5 % van het bbp niettemin positief in 2019.

Na de intrekking van de buitensporigtekortprocedure in juni 2017 was Portugal onderworpen aan een overgangsperiode van drie jaar ter verwezenlijking van voldoende vooruitgang om aan de schuldreductiebenchmark te voldoen. Die overgangsperiode startte in 2017 en eindigde in 2019. Om gedurende de overgangsperiode voor continue en effectieve vooruitgang richting naleving van de benchmark te zorgen, moet tegelijk aan beide volgende voorwaarden worden voldaan:

a.de jaarlijkse structurele aanpassing mag niet meer dan ¼ % van het bbp van de minimale lineaire structurele aanpassing (MLSA) afwijken om ervoor te zorgen dat de schuldregel aan het einde van de overgangsperiode wordt nageleefd;

b.de resterende jaarlijkse structurele aanpassing mag op elk moment tijdens de overgangsperiode niet groter zijn dan ¾ % van het bbp (tenzij de eerste voorwaarde een jaarlijkse inspanning van meer dan ¾ % van het bbp inhoudt.

Uit de meegedeelde gegevens blijkt dat Portugal voldoende vooruitgang heeft geboekt om in 2019 aan de schuldreductiebenchmark te voldoen, aangezien de geraamde verbetering van het structurele saldo vorig jaar 0,4 % bedroeg, vergeleken met de toepasselijke MLSA van -1,8 % van het bbp.

De analyse wijst er dus op dat aan het schuldcriterium is voldaan op basis van de begrotingsresultaten van 2019.

4.    Relevante factoren

In artikel 126, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat indien een lidstaat niet voldoet aan deze of aan een van deze criteria, de Commissie een verslag moet opstellen. In dat verslag moet “er tevens rekening mee [worden] gehouden of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid en worden alle andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn”.

Die factoren worden nader omschreven in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97, dat ook bepaalt dat terdege rekening moet worden gehouden met “alle andere factoren die naar het oordeel van de betrokken lidstaat relevant zijn om de naleving van de tekort- en schuldcriteria uitvoerig te kunnen beoordelen, welke factoren die lidstaat aan de Raad en de Commissie kenbaar heeft gemaakt”.

Wat de naleving van het tekortcriterium in 2020 betreft, kan echter, zoals bepaald in artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97, geen rekening worden gehouden met die relevante factoren in de stappen die leiden naar het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort op basis van het tekortcriterium voor Portugal, aangezien de overheidsschuldquote de referentiewaarde van 60 % van het bbp overschrijdt en niet is voldaan aan de tweeledige voorwaarde van het basisbeginsel – namelijk dat het overheidstekort dicht bij de referentiewaarde van 3 % van het bbp blijft en de overschrijding van de referentiewaarde slechts van tijdelijke aard is.

In de huidige situatie is een belangrijke extra factor waarmee voor 2020 rekening moet worden gehouden, de economische impact van de COVID-19-pandemie, die zeer aanzienlijke gevolgen heeft voor de begrotingssituatie en leidt tot hoogst onzekere vooruitzichten. De pandemie heeft ook geleid tot de activering van de algemene ontsnappingsclausule.

4.1.    De COVID-19-pandemie

De COVID-19-pandemie heeft geleid tot een grote economische schok die in de hele Europese Unie aanzienlijke negatieve gevolgen heeft. De gevolgen voor de bbp-groei zullen afhangen van de duur van de pandemie en de duur van de maatregelen die door de nationale autoriteiten en op Europees en mondiaal niveau worden genomen om de verspreiding ervan te vertragen, de productiecapaciteit te beschermen en de totale vraag te ondersteunen. De lidstaten hebben al begrotingsmaatregelen genomen – of werken daar op dit moment aan – om de capaciteit van hun gezondheidszorgstelsels te versterken en steun te verlenen aan de personen en sectoren die bijzonder hard door de crisis worden getroffen. Ook zijn belangrijke maatregelen ter ondersteuning van de liquiditeit en andere garanties goedgekeurd. Onder voorbehoud van nadere informatie moeten de bevoegde statistische instanties onderzoeken of die maatregelen een onmiddellijk effect op het overheidssaldo hebben of niet. Samen met de afname van de economische activiteit zullen die maatregelen ertoe bijdragen dat het overheidstekort en de schuldpositie van de overheid aanzienlijk hoger uitvallen.

4.2.    Economische situatie op middellange termijn

De Portugese economie bevond zich vóór de uitbraak van de COVID-19-pandemie op een geleidelijk matigend pad, met een vertraging van de reële bbp-groei tot 2,2 % in 2019, komende van 2,6 % in 2018. In de eerste twee maanden van 2020 presteerde de economie sterk.

De voorjaarsprognose 2020 van de Commissie, waarin onder andere rekening is gehouden met de te verwachten economische impact van de COVID-19-pandemie, voorziet nu een forse terugloop in de economische activiteit in 2020 met een krimp van het reële bbp van 6,8%. Wat de binnenlandse vraag betreft, is de voorspelling dat de particuliere consumptie iets minder zal teruglopen dan het bbp omdat het inkomensverlies van de huishoudens gedeeltelijk wordt gecompenseerd door beleidsmaatregelen. De grootste impact wordt daarentegen verwacht op de investeringen vanwege de heersende onzekerheid en ondanks de grotere flexibiliteit die nu is geïntroduceerd in de Europese structuur- en investeringsfondsen. Op het vlak van de buitenlandse vraag wordt zowel voor de uitvoer als voor de invoer een daling van 10 % en meer voorspeld, waarbij met name de eerste wordt getroffen door de verwachte ontregeling van het buitenlandse toerisme. De verwachting is dat de werkloosheidscijfer zal stijgen van 6,5 % in 2019 tot 9,7 % in 2020.

En hoewel voor het reële bbp een herstel van 5,8 % wordt verwacht in 2021, zullen de naschokken waarschijnlijk langer worden gevoeld in sommige sectoren, in het bijzonder het toerisme. Daardoor zal het bbp naar verwachting tot 2021 onder het niveau van 2019 blijven.

De macro-economische vooruitzichten worden gekenmerkt door een uitzonderlijke mate van onzekerheid over de duur van de COVID-19-pandemie en de economische impact daarvan. De landspecifieke risico’s zijn eveneens neerwaarts vanwege de afhankelijkheid van de Portugese economie van het buitenlandse toerisme, dat zware klappen zal krijgen door de COVID-19-pandemie. Dit zijn verzachtende factoren waar het gaat om de beoordeling van de naleving van het tekortcriterium door Portugal in 2020.

4.3.    Budgettaire situatie op middellange termijn

Portugal liet in 2019 een positief overheidssaldo optekenen van 0,2 % van het bbp, gedragen door sterke ontvangsten, met name van socialezekerheidsbijdragen en indirecte belastingen, en gestaag verminderende rentelasten. De openbare investeringen bleven op een niveau van 1,9 % van het bbp in 2019, wat gelet op het overheidssurplus onder de plannen van de regering en het Uniegemiddelde van 3 % van het bbp lag. Het effect van een nieuwe activering van het noodkapitaalmechanisme voor Novo Banco (0,5 % van het bbp vorig jaar) en andere eenmalige maatregelen buiten beschouwing gelaten, kwam het overheidssaldo uit op een overschot van 0,8 % van het bbp in 2019.

Op 13 juli 2018 werd Portugal aanbevolen ervoor te zorgen dat het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven, ongerekend discretionaire ontvangstenmaatregelen en eenmalige maatregelen, in 2019 niet hoger ligt dan 0,7 % (“de uitgavenbenchmark”), hetgeen neerkomt op een structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp 2 . Op basis van de begrotingsresultaten en de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie overschreed de groei van de netto primaire overheidsuitgaven ruimschoots de benchmark, hetgeen wijst op een significante afwijking van het vereiste in 2019 met 1,0 % van het bbp. Terzelfdertijd is het structurele saldo verbeterd met naar schatting 0,4 % van het bbp, hetgeen erop wijst dat er enigszins wordt afgeweken van het aanbevolen structurele aanpassingstraject in de richting van de budgettaire MTD in 2019. Een algehele beoordeling bevestigt de aanzienlijke afwijking van de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact in 2019, en in 2018 en 2019 als geheel.

Volgens de op 25 maart 2020 door de Portugese overheid meegedeelde gegevens ging Portugal uit van een overheidsoverschot van 0,2 % van het bbp voor 2020, op basis van de overheidsbegroting 2020 die vóór de uitbraak van de COVID-19-pandemie was goedgekeurd. Verwacht wordt evenwel dat de economische en sociale gevolgen van de pandemie leiden tot een aanmerkelijke verslechtering van het overheidssaldo in 2020, als gevolg van de werking van de automatische stabilisatoren en de noodzaak van aanzienlijke budgettaire steun.

Het stabiliteitsprogramma bevat informatie over substantiële maatregelen om de reactiecapaciteit van het gezondheidssysteem te versterken, banen te beschermen, maatschappelijke steun te verlenen en de liquiditeit van ondernemingen te waarborgen. De totale directe budgettaire kosten van deze maatregelen werden geraamd op circa 2,5 % van het bbp op de afsluitingsdatum van de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie (23 april 2020). De begrotingspositie op middellange termijn is onderhevig aan een ongewoon hoge mate van onzekerheid en de risico’s zijn neerwaarts, vanwege de forse toename van de voorwaardelijke verplichtingen van de overheid voor sommige overheidsbedrijven en de particuliere sector, onder andere het mogelijke beroep op garantstellingen van de overheid voor ondernemingen en zelfstandigen in de nasleep van de COVID-19-pandemie. Deze risico’s komen bovenop de niet onaanzienlijke eerdere niveaus, die deels verband hielden met de mogelijke budgettaire gevolgen van extra steunmaatregelen voor banken.

4.4.    Schuldpositie van de overheid op middellange termijn

De schuldquote van Portugal verminderde in 2019 tot 117,7 % van het bbp, dankzij een stevig primair overschot en een gunstig nominale bbp-groei/rente-ecart. Volgens de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie zullen een onverwacht primair tekort en de voorspelde ontwikkeling van het reële bbp de overheidsschuldquote bezwaren in 2020 en doen toenemen tot naar verwachting 131,6 %. In 2021 zou ze weer afnemen tot 124,4 % van het bbp en terugkeren op het geleidelijk afnemende pad dankzij het verwachte economisch herstel.

De schuldhoudbaarheidsanalyse is bijgewerkt op basis van de voorjaarsprognose 2020 van de Commissie. Al bij al wijst de schuldhoudbaarheidsanalyse erop dat de schuldpositie, ondanks de risico’s, op de middellange termijn houdbaar blijft, gelet op belangrijke verzachtende factoren die met name te maken hebben met het schuldprofiel en het historisch lage niveau van de rentevoeten. Wat van belang is, hoewel de schuldpositie als gevolg van de COVID-19-crisis verslechtert, is dat de schuldquote in het referentiescenario naar verwachting op een houdbaar (dalend) traject op de middellange termijn blijft liggen 3 .

Grafiek 1. Overheidsschuldquote, Portugal, % van het bbp

Bron: diensten van de Commissie.

4.5.    Andere door de lidstaat naar voren gebrachte factoren

Op 13 mei 2020 hebben de Portugese autoriteiten een brief gezonden met relevante factoren overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97. In de analyse die in de voorgaande punten is gepresenteerd, wordt reeds in grote lijnen ingegaan op de belangrijkste factoren die de autoriteiten naar voren hebben gebracht. In hun brief hebben de Portugese autoriteiten de nadruk gelegd op de positieve ontwikkeling van de begrotingspositie van Portugal in de jaren tot de uitbraak van de COVID-19-pandemie, gekenmerkt door een verbetering van het overheidssaldo tot een overschot in 2019 en een gestaag neerwaarts pad van de overheidsschuldquote. Het stabiliteitsprogramma 2020 bevatte geen macro-economisch scenario of begrotingsplannen voor minstens 2020 en in de brief werd geen toelicht verstrekt bij de omvang van het voorziene overheidstekort in 2020, maar de Portugese autoriteiten hebben toegezegd die informatie te verstrekken in het kader van de Portugese begrotingsprocedure, tegen het einde van het eerste halfjaar van 2020.

5.    Conclusies

Volgens de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie stevent Portugal in 2020 af op een overheidstekort van 6,5 % van het bbp, boven en niet dicht bij de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp. De voorspelde overschrijding van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt als uitzonderlijk beschouwd en momenteel van tijdelijke aard geacht.

Alle beschikbare gegevens, waaronder verklaringen van de Portugese autoriteiten over de omvang van de budgettaire beleidsrespons op de ernstige economische neergang als gevolg van de COVID-19-pandemie, wijzen in de richting van een overheidstekort dat aanzienlijk meer bedraagt dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp in 2020. In haar brief van 7 mei 2020 nodigde de Commissie de Portugese autoriteiten uit om de omvang van het voorziene overheidstekort in 2020 toe te lichten. In hun brief van 13 mei 2020 hebben de Portugese autoriteiten de gevraagde toelichting niet verstrekt, maar verwezen zij naar uitzonderlijke omstandigheden in verband met de COVID-19-pandemie. Onder deze omstandigheden acht de Commissie haar huidige prognose voor het overheidstekort in 2020 op het eerste gezicht afdoende bewijs dat er sprake is van een buitensporig tekort als omschreven in artikel 126, lid 2, onder a), van het Verdrag.

De schuldquote nam af tot 117,7 % in 2019 en lag daarmee boven de referentiewaarde van het Verdrag van 60 % van het bbp. Portugal heeft in 2019 voldoende vooruitgang geboekt in de richting van naleving van de schuldreductiebenchmark.

In overeenstemming met het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact zijn in dit verslag ook de relevante factoren onderzocht. Wat de naleving van het tekortcriterium in 2020 betreft, kan echter, zoals bepaald in artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97, geen rekening worden gehouden met die relevante factoren in de stappen die leiden naar het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort op basis van het tekortcriterium voor Portugal, aangezien de overheidsschuldquote de referentiewaarde van 60 % van het bbp overschrijdt en niet is voldaan aan de tweeledige voorwaarde van het basisbeginsel – namelijk dat het overheidstekort dicht bij de referentiewaarde van 3 % van het bbp blijft en de overschrijding van de referentiewaarde slechts van tijdelijke aard is.

Al bij al wijst de analyse erop dat niet is voldaan aan het tekortcriterium als vastgelegd in het Verdrag en in Verordening (EG) nr. 1467/97.

(1)       https://ec.europa.eu/eurostat/documents/2995521/10294648/2-22042020-AP-EN.pdf/6c8f0ef4-6221-1094-fef7-a07764b0369f
(2)      Aanbeveling van de Raad van 13 juli 2018 over het nationale hervormingsprogramma 2018 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2018 van Portugal (PB C 320 van 10.9.2018, blz. 92).
(3) Het referentiescenario is gebaseerd op de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie. Na 2021 wordt uitgegaan van een geleidelijke aanpassing van het begrotingsbeleid, in overeenstemming met de kaders van de EU voor economische en budgettaire coördinatie en voor toezicht. De reële bbp-groei wordt voorspeld volgens de zogenaamde EPC/OGWG T+10-methodologie. De (reële) werkelijke bbp-groei hangt met name af van de potentiële groei en wordt beïnvloed door alle overwogen aanvullende budgettaire aanpassingen (via de begrotingsmultiplicator). Aangenomen wordt dat de inflatie geleidelijk zal convergeren naar 2 %. De aannamen voor de rentetarieven zijn in overeenstemming met de verwachtingen van de financiële markten. In het ongunstige scenario wordt uitgegaan van hogere rentetarieven (met 500 basispunten) en een lagere bbp-groei (-0,5 procentpunt) ten opzichte van het referentiescenario (gedurende de gehele prognoseperiode).