Brussel, 14.1.2020

COM(2020) 21 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Sustainable Europe Investment Plan



European Green Deal Investment Plan


1.Inleiding

De Europese Green Deal is de respons van de Europese Unie op de uitdagingen op het gebied van klimaat en milieu, die de cruciale opdracht van deze generatie vormt. Het is een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een rechtvaardige en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten, het milieu en de gezondheid van de burgers worden beschermd en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen.

Het investeringsplan voor een duurzaam Europa is de pijler voor investeringen van de Europese Green Deal. Voor een duurzaam Europa zijn aanzienlijke investeringsinspanningen vereist in alle sectoren van de economie. Om de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 1 te bereiken, zullen tegen 2030 bijkomende investeringen van 260 miljard EUR per jaar nodig zijn 2 . De Commissie heeft reeds bekendgemaakt dat zij voornemens is een plan met een effectbeoordeling in te dienen om de klimaatambities van de EU voor 2030 verder aan te scherpen, en er zullen bijkomende investeringen nodig zijn om de ruimere milieu- en sociale doelstellingen te bereiken die de EU zichzelf heeft opgelegd 3 .

Investeerders vertonen steeds meer belangstelling voor duurzame kansen waarvan de effecten meetbaar zijn. De jaarlijkse uitgifte van groene obligaties wereldwijd is sinds 2016 verdrievoudigd en bereikte volgens recente ramingen ongeveer 225 miljard EUR in 2019. Er is een kader nodig om de kloof te overbruggen tussen de beleidsdoelstellingen en de omvangrijke particuliere financiële middelen die beschikbaar zijn.

Het investeringsplan voor een duurzaam Europa zal het komende decennium via de EU-begroting en de bijbehorende instrumenten een bedrag van ten minste 1 biljoen EUR aan duurzame particuliere en publieke investeringen mobiliseren. Hiermee wordt een alomvattend kader voorgesteld voor de transitie naar duurzaamheid vanuit alle hoeken van de EU. Dit kader zal gericht zijn op klimaat- en milieu-investeringen alsook op sociale investeringen voor zover deze verband houden met de duurzame transitie.

Er is echter meer nodig om de toekomstige uitdagingen het hoofd te bieden. De particuliere spelers zullen voor de nodige schaalgrootte moeten zorgen. Door een reeks nieuwe beleidsinitiatieven met versterkte verbintenissen te bundelen met bestaande instrumenten binnen één beleidskader, zal de Commissie op dit gebied een nieuw beleidselan op gang brengen en zorgen voor een grotere impact en samenhang van het EU-kader voor duurzame investeringen. De Commissie zal blijven zoeken naar manieren om verder middelen vrij te maken waarmee de doelstellingen van de Green Deal kunnen wordt verwezenlijkt.

Figuur 1. Het investeringsplan voor een duurzaam Europa binnen de Europese Green Deal

Het investeringsplan voor een duurzaam Europa zal de transitie naar een klimaatneutrale, groene economie mogelijk maken in de volgende drie dimensies:

·In de eerste plaats zal het plan het komende decennium via de EU-begroting ten minste 1 biljoen EUR aan duurzame investeringen mobiliseren. De EU-begroting zal een groter aandeel aan overheidsuitgaven dan ooit tevoren aan het klimaat en het milieu besteden. Daarbij zal particuliere financiering worden betrokken via garanties, hetgeen via het mechanisme voor een rechtvaardige transitie zal bijdragen tot een rechtvaardige transitie door overheidsinvesteringen te bevorderen in de regio’s die het meest door de transitie worden geraakt.

·In de tweede plaats zal een faciliterend kader worden geschapen voor particuliere investeerders en de publieke sector. Het plan beoogt een kosteneffectieve, rechtvaardige alsook maatschappelijk evenwichtige en eerlijke transitie te garanderen. Financiële instellingen en particuliere investeerders moeten beschikken over instrumenten om duurzame investeringen behoorlijk te identificeren. Met name de Europese taxonomie, het “energie-efficiëntie eerst”-beginsel en de duurzaamheidstoetsing zullen cruciaal zijn om hun slagkracht te vergroten. Voor de overheidssector zullen het Europees Semester, de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid (EIR), de nationale energie- en klimaatplannen in het kader van de energie-unie en de plannen die verplicht zijn gesteld in het kader van de sectorale milieuwetgeving (bv. inzake afval, water, biodiversiteit en lucht), de mogelijkheid bieden om de investeringsbehoeften goed in kaart te brengen. 

·In de derde plaats zal met het plan op maat gesneden ondersteuning worden geboden aan overheden en projectpromotoren die duurzame projecten identificeren, structureren en uitvoeren. Er zal een sterkere ondersteuning worden geboden aan overheidsinstanties voor het beoordelen van de financiële behoeften en de planning van de daaropvolgende investeringen, en publieke en particuliere projectpromotoren zullen meer directe steun krijgen.

Figuur 2. Het investeringsplan voor een duurzaam Europa

Het investeringsplan voor een duurzaam Europa draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. Dit stemt overeen met de verbintenis die in de mededeling over de Europese Green Deal is aangegaan om de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling centraal te stellen in de beleidsvorming en het optreden van de EU.

2.De investeringsuitdaging

De transitie naar een klimaatneutrale, klimaatbestendige en ecologisch duurzame economie zal aanzienlijke investeringen vereisen. Om de huidige klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 te halen zal volgens de ramingen jaarlijks 260 miljard EUR extra investeringen vereist zijn 4 . Dit cijfer omvat voornamelijk energiegerelateerde investeringen, gebouwen en een deel van de vervoerssector (voertuigen) 5 . De gemiddelde investeringsbehoeften per sector 6 zijn aanzienlijker voor de renovatie van gebouwen. Deze investeringsstromen moeten volgehouden worden in de loop van de tijd.

Er zullen ook aanzienlijke investeringen nodig zijn in andere sectoren, met name in de landbouw, om bredere milieuproblemen aan te pakken, waaronder biodiversiteitsverlies en verontreiniging, de bescherming van natuurlijk kapitaal en de ondersteuning van de circulaire en blauwe economie, alsook voor menselijk kapitaal en sociale investeringen in verband met de transitie.

Digitalisering is een sleutelfactor voor de Green Deal. Door uitgebreid te investeren in Europese digitale capaciteit alsmede in de ontwikkeling en ruime invoering van geavanceerde digitale technologieën zullen slimme, innovatieve en op maat gesneden oplossingen worden gevonden waarmee klimaatproblemen kunnen worden aangepakt.

Het in de Europese Green Deal aangekondigde plan om de doelstelling van de EU op te trekken voor een verdere reductie van de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 zal tot nog grotere investeringsbehoeften leiden. Uit de diepgaande analyse ter ondersteuning van de strategische langetermijnvisie van de Commissie voor een klimaatneutrale economie in de EU is reeds gebleken dat de transformatie tot een koolstofarme economie tegen 2040 bijkomende investeringen ten belope van 2 % van het bbp kan vereisen. Dit moet mogelijkerwijs worden vervroegd om reeds tegen 2030 een hogere ambitie te verwezenlijken.

3.Financieren: duurzame investeringen mobiliseren uit alle bronnen

Als investeringspijler van de Europese Green Deal zal het investeringsplan voor een duurzaam Europa in de komende tien jaar ten minste 1 biljoen EUR aan duurzame investeringen mobiliseren. Dit bedrag voor de financiering van de groene transitie wordt gerealiseerd door middel van uitgaven in het kader van de langetermijnbegroting van de EU en ten minste een kwart daarvan zal gaan naar klimaatdoeleinden terwijl naar schatting 39 miljard EUR bestemd is voor milieu-uitgaven. Voorts zal met het plan bijkomende particuliere financiering worden aangetrokken door de begrotingsgarantie van de EU in het kader van het InvestEU-programma aan te wenden.

Naast de EU-uitgaven in verband met klimaatactie en milieubeleid omvat het investeringsplan voor een duurzaam Europa ook de bedragen die gebruikt zullen worden in het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, dat de meest getroffen regio’s door de transitie zal loodsen.

De Europese Investeringsbank zal de klimaatbank van de Unie worden. Zij heeft aangekondigd dat zij het aandeel van haar financiering voor klimaatactie en ecologische duurzaamheid geleidelijk zal verhogen tot 50 % van haar verrichtingen in 2025. Ook de samenwerking met andere financiële instellingen zal van cruciaal belang zijn.

Deze bijdrage toont aan dat de EU zich ertoe heeft verbonden de Green Deal te financieren, maar dat dit op zich niet zal volstaan om de nodige investeringen op gang te brengen. Er zullen aanzienlijke bijdragen nodig zijn uit de nationale begrotingen en van de particuliere sector.

Figuur 3: Financieringsonderdelen die het bedrag van minstens 1 biljoen EUR over het komende decennium vormen 7 in het investeringsplan voor een duurzaam Europa



Hoe zal de EU-begroting minstens 1 biljoen EUR mobiliseren in het komende decennium?

Om in het komende decennium minstens 1 biljoen EUR te mobiliseren, moeten middelen uit de EU-begroting, zoals voorgesteld door de Commissie, worden gecombineerd met verdere publieke en particuliere investeringen die daardoor worden aangetrokken.

De klimaat- en milieu-uitgaven in het kader van de EU-begroting zullen 503 miljard EUR opleveren van 2021 tot en met 2030, in overeenstemming met het streefcijfer voor klimaatmainstreaming van 25 % dat voorgesteld is voor het meerjarig financieel kader (MFF) van 2021 tot en met 2027, en met inbegrip van de milieu-uitgaven in alle programma’s 8 . Dit zal voor dat tijdvak extra nationale medefinanciering ten belope van 114 miljard EUR meebrengen voor het klimaat en het milieu.

Het InvestEU-fonds zal voor de periode 2021-2030 een hefboomeffect genereren van ongeveer 279 miljard EUR aan particuliere en publieke klimaat- en milieu-investeringen, door het verstrekken van een EU-begrotingsgarantie ter vermindering van het risico in financierings- en investeringsverrichtingen.

Om niemand aan zijn lot over te laten, zal het mechanisme voor een rechtvaardige transitie financiering uit de EU-begroting, medefinanciering van de lidstaten en bijdragen van InvestEU en de EIB omvatten zodat in de periode 2021-2027 een bedrag van 100 miljard EUR aan investeringen zal worden gemobiliseerd, hetgeen, geëxtrapoleerd over 10 jaar, zal uitkomen op 143 miljard EUR om een rechtvaardige transitie te verzekeren.

Het Innovatiefonds en het Moderniseringsfonds, die geen deel uitmaken van de EU-begroting maar worden gefinancierd uit een gedeelte van de inkomsten uit de veiling van emissierechten in het kader van de regeling voor de emissiehandel, zullen ten minste 25 miljard EUR opleveren voor de transitie van de EU naar klimaatneutraliteit.

3.1.Hogere ambities voor de EU-begroting en aanverwante programma’s

In haar voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader van de EU heeft de Commissie voorgesteld de ambities in verband met het klimaat te verhogen tot 25 %. De Commissie roept het Europees Parlement en de Raad op in de lopende onderhandelingen deze ambitie minstens op dit niveau te handhaven.

De verschillende programma’s zullen, zoals door de Commissie voorgesteld voor het komende meerjarig financieel kader, specifieke maatregelen omvatten om de band tussen de uitvoering van de EU-begroting en de doelstelling van een groener, koolstofvrij Europa te versterken, bijvoorbeeld:

·Het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling zullen in de komende zeven jaar (2021-2027) naar verwachting minstens 108 miljard EUR, meer dan 30 % van de totale middelen, investeren in projecten die verband houden met klimaat en milieu.

·Het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid zal 40 % van zijn totale budget bestemmen voor klimaatdoelstellingen. Alle rechtstreekse betalingen zullen afhankelijk worden gesteld van de nakoming van strengere milieu- en klimaatvereisten.

·Ten minste 35 % van de begroting van Horizon Europa (naar verwachting 35 miljard EUR) zal klimaatdoelstellingen ondersteunen. Voorts is de Commissie in het laatste jaar van Horizon 2020 bezig met de voorbereiding van een bijkomende oproep van ongeveer 1 miljard EUR, toegewezen aan de prioriteiten van de Green Deal; boven op de bestaande toewijzing van 1,35 miljard EUR in 2020.

·Het budget van het LIFE-programma zal ten opzichte van 2014-2020 met 72 % worden verhoogd tot 5,4 miljard EUR. Meer dan 60 % van zijn middelen zijn bestemd voor klimaatdoelstellingen, waaronder 0,95 miljard EUR voor klimaatactie, 1 miljard EUR voor de transitie naar schone energie en 2,15 miljard EUR voor natuur en biodiversiteit.

·Minstens 60 % van de begroting van de Connecting Europe Facility (ter ondersteuning van vervoer, energie en digitale infrastructuur) zal afgestemd zijn op de klimaatdoelstellingen.

·Het Europees Sociaal Fonds + zal de bij- en omscholing van naar schatting 5 miljoen mensen voor groene banen en de groene economie ondersteunen.

De EU-begroting zal ook aan de ontvangstenzijde bijdragen tot de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen. In mei 2018 heeft de Commissie een voorstel voor een besluit inzake eigen middelen ingediend, dat onder meer voorziet in een pakket voor nieuwe eigen middelen. Een van de belangrijkste onderdelen is de eigenmiddelenbron uit niet-gerecycled plastic verpakkingsafval, waarmee een bijdrage zal worden geleverd tot de in de afvalstrategie voor de EU vastgestelde streefcijfers. Voorts zou volgens het voorstel van de Commissie 20 % van de inkomsten uit de veiling van het EU-emissiehandelssysteem (ETS) als eigen middelen worden toegewezen aan de EU-begroting.

Daarnaast zullen het Fonds voor de modernisering van het EU-emissiehandelssysteem en het Innovatiefonds, die beide buiten de langetermijnbegroting van de EU worden gefinancierd, extra geld vrijmaken voor de groene transitie. Het Innovatiefonds ondersteunt investeringen in het opschalen van baanbrekende koolstofarme technologieën en processen in hernieuwbare energie en energie-intensieve industrieën, waaronder afvang, gebruik en opslag van koolstof en energieopslag. Het is de bedoeling het innovatierisico met projectpromotoren te delen om baanbrekende, sterke innoverende projecten te ondersteunen en van Europa een wereldleider in deze schone technologieën te maken. De Commissie is op dit ogenblik bezig met de voorbereiding van de eerste oproep voor het Innovatiefonds, met een volume van 1 miljard EUR, die medio 2020 zou moeten worden gelanceerd. Er zullen de komende maanden verschillende workshops plaatsvinden om projectpromotoren en andere particuliere en publieke investeerders aan te spreken met het oog op de ontwikkeling van een reeks doeltreffende selectiecriteria. Het Moderniseringsfonds zal investeringen ondersteunen om de elektriciteitssector en de ruimere energievoorziening te moderniseren, waardoor de energie-efficiëntie in tien lidstaten met lagere inkomens zal worden gestimuleerd. Hiermee kan ook de omscholing en bijscholing van de getroffen werknemers worden ondersteund. De Commissie zal binnenkort een raadpleging houden over de uitvoeringsregels van het Moderniseringsfonds. De Commissie zal bij de herziening van het EU-emissiehandelssysteem beide instrumenten evalueren en zal met het oog op een versterkte financiering van de rechtvaardige transitie overwegen om extra middelen aan de EU-begroting toe te wijzen.

Overeenkomstig de mededeling over de Europese Green Deal zal de Commissie tegen de zomer van 2020 een plan met een effectbeoordeling indienen om de EU-doelstellingen inzake reductie van de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 te verhogen. Het zal ook een analyse van de investeringsbehoeften bevatten. Afhankelijk van het resultaat daarvan kan het nodig zijn in het volgende meerjarig financieel kader rekening te houden met mogelijke wijzigingen van de klimaatdoelstellingen.

De Commissie zal:

-in de interinstitutionele onderhandelingen een hoge klimaatambitie van ten minste 25 % van het meerjarig financieel kader verdedigen;

-het traceersysteem versterken om de vooruitgang in de richting van deze doelstelling te monitoren.

3.2.Particuliere investeringen aantrekken via InvestEU

Sommige investeringen die voor de transitie noodzakelijk zijn, houden meer risico in dan de particuliere sector alleen kan dragen. Daar kunnen publieke middelen op doelgerichte wijze worden ingezet om het risicokarakter van investeringen te verkleinen en particuliere financiering aan te trekken. Door een EU-begrotingsgarantie te verlenen waarmee de financierings- en investeringsrisico’s gedeeltelijk kunnen worden gedekt, zullen het InvestEU-programma, de opvolger van het Europees Fonds voor strategische investeringen, en 13 andere financiële instrumenten van de EU 650 miljard EUR mobiliseren over een periode van 7 jaar. InvestEU moet in zijn volle potentieel worden benut ter ondersteuning van de doelstellingen van de Europese Green Deal. Het is dan ook belangrijk dat aan InvestEU een ambitieuze klimaatdoelstelling wordt toebedeeld in het kader van de lopende interinstitutionele onderhandelingen. De Commissie heeft een streefcijfer van ten minste 30 % voorgesteld, waarmee tussen 2021 en 2027 ongeveer 195 miljard EUR aan klimaatinvesteringen zou worden aangetrokken, hetgeen zou neerkomen op nagenoeg 28 miljard EUR per jaar en 280 miljard EUR over het gehele decennium.

InvestEU zal duurzame investeringen ondersteunen in alle sectoren van de economie. Het zal ook duurzame praktijken verspreiden onder particuliere en publieke investeerders. De Commissie zal een methode voor het traceren van klimaatuitgaven voorstellen waarmee de bijdrage van specifieke financierings- en investeringsverrichtingen aan de klimaat- en milieudoelstellingen van het programma kan worden gemeten. Daarnaast zal een methode voor “duurzaamheidstoetsing” worden ingevoerd op basis waarvan initiatiefnemers van projecten van een bepaalde omvang de milieu-, klimaat- en sociale effecten van deze projecten zullen moeten onderzoeken. Aangezien deze methoden zullen worden toegepast door alle uitvoerende partners van InvestEU (de groep van de Europese Investeringsbank, nationale stimuleringsbanken en -instellingen en internationale financiële instellingen) en ook zullen dienen als referentiepunt voor particuliere investeerders en financiële intermediairs, kan worden verwacht dat de impact ervan verder reikt dan het InvestEU-programma. Deze methoden zullen een passend gebruik maken van het EU-brede classificatiesysteem voor ecologisch duurzame economische activiteiten (“EU-taxonomie”),

De Commissie zal:

-in de tweede helft van 2020 de handvatten voor de tracering van klimaat- en milieu-uitgaven en voor duurzaamheidstoetsing verbeteren. Deze handvatten zullen op passende wijze gebruikmaken van de criteria die in de taxonomie van de EU zijn vastgesteld, nadat deze in werking is getreden;

-in samenwerking met de uitvoerende partners van InvestEU financiële producten ontwikkelen die in het kader van InvestEU zullen worden ingezet met het oog op de verwezenlijking van doelstellingen inzake milieu-, klimaat- en sociale duurzaamheid.

3.3.De bijdrage van de Europese Investeringsbank en de deelname van andere financiële instellingen

De Europese Investeringsbank (EIB) speelt ook een sleutelrol bij het financieren van de omschakeling naar een koolstofneutrale, duurzame economie. Zij gebruikt haar eigen middelen en wordt door de EU-begroting gesteund in het kader van een aantal programma’s en faciliteiten voor de financiering van klimaatactie en milieu-investeringen zowel binnen als buiten de EU. In 2018 leverde bijna 30 % van de door de EIB ondertekende verrichtingen een bijdrage aan klimaatacties en werden investeringen ondersteund in klimaatmitigatie en klimaatadaptatie, met het oog op een koolstofarme en klimaatbestendige groei. Voor 2019 zou deze bijdrage volgens de EIB tussen 28 en 31 % hebben gelegen. Voor de looptijd van het investeringsplan voor een duurzaam Europa gedurende een decennium wordt verwacht dat de EIB buiten haar EU-mandaten ongeveer 600 miljard EUR aan klimaatinvesteringen zal financieren in alle lidstaten.

Aangezien zij de klimaatbank van de EU wordt, zal de EIB zal een groeiende rol spelen in de financiering van de duurzame transitie. De EIB zal haar aandeel in de specifieke financiering van klimaatactie en milieuduurzaamheid geleidelijk verhogen om vanaf 2025 uit te komen op 50 %. Een aanzienlijk deel hiervan zal worden gerealiseerd in het kader van het InvestEU-programma, hetgeen de EIB de mogelijkheid biedt meer innovatieve projecten op te zetten met een hogere beleidsmatige meerwaarde, door een deel van het risico bij financierings- en investeringsverrichtingen te dekken. Voorts zal de EIB-groep tegen einde 2020 al haar financieringsactiviteiten afstemmen op de beginselen en doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Een eerste stap in die richting was de goedkeuring van het nieuwe beleid inzake kredietverstrekking voor energie op 14 november 2019, waarin prioriteit wordt gegeven aan kredieten voor energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, nieuwe groene technologieën en nieuwe soorten energie-infrastructuur die vereist zijn voor het koolstofarme energiesysteem van de toekomst. Het herziene beleid inzake kredietverstrekking voor energie voorziet eveneens in de geleidelijke afschaffing vanaf eind 2021 van de steun voor op fossiele brandstoffen gebaseerde energieprojecten, waaronder met name alle projecten inzake aardgasinfrastructuur.

Andere internationale en nationale financiële instellingen zullen overeenkomstig de beleidsdoelstellingen van de EU een steeds grotere rol spelen bij de financiering op het gebied van duurzaamheid. De Commissie zal daarom nauw met hen samenwerken om na te gaan hoe hun activiteiten beter kunnen worden afgestemd op de doelstellingen van de Europese Green Deal.

De Commissie zal:

-ervoor zorgen dat in het kader van EU-mandaten gefinancierde EIB-verrichtingen hoge additionaliteit bieden, zowel qua bestreken sectoren als qua risicoprofiel van de gefinancierde projecten. Dit zal met name geschieden door het rapportage- en monitoringsysteem, met inbegrip van de methode voor klimaattracering, te versterken;

-samenwerken met andere internationale en nationale financiële instellingen om na te gaan hoe hun activiteiten beter kunnen worden afgestemd op de doelstellingen van de Europese Green Deal.

4.Faciliteren: een kader scheppen waarin publieke en private investeringen tot stand kunnen komen

De Europese Green Deal geeft een duidelijke richting aan voor een alomvattend beleidskader voor de transformatie van de EU-economie. De doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 wordt vastgelegd in wetgeving en het ambitieniveau inzake vermindering van broeikasgasemissies tegen 2030 wordt opgeschroefd. Het beleid in het kader van de Europese Green Deal zal een combinatie zijn van regelgeving en stimulansen om externe effecten aan te pakken en het beginsel dat “de vervuiler betaalt” ten uitvoer te leggen, zodat de kosten voor de samenleving worden weerspiegeld in investeringsbesluiten. Het EU-emissiehandelssysteem wordt herzien en zal blijven bijdragen tot doeltreffende koolstofbeprijzing. Specifieke initiatieven zullen gericht zijn op sectorspecifieke belemmeringen in de regelgeving zoals belemmeringen voor de financiering en tenuitvoerlegging van investeringen in energie-efficiëntie in de bouwsector. Concurrerende en geïntegreerde markten zijn ook nodig om de kosten laag te houden en innovatie te stimuleren. In dezelfde zin zal de Europese Innovatieraad in het kader van Horizon Europa bijdragen aan publiek-private investeringen in baanbrekende innovatie ter ondersteuning van de Europese Green Deal.

Binnen deze bredere context zal het investeringsplan voor een duurzaam Europa bijdragen tot de transitie door middel van gerichte acties op gebieden die rechtstreeks raken aan investeringsbesluiten van particuliere investeerders en publieke entiteiten.

4.1.Duurzame financiering centraal stellen in het financiële stelsel

Aangezien particuliere ondernemingen en huishoudens het komende decennium het grootste deel van de duurzame investeringen voor hun rekening zullen moeten nemen, zijn absoluut duidelijke, op de lange termijn gerichte signalen nodig om investeerders de weg te wijzen naar duurzame investeringen.

Gezien de aanzienlijke investeringen die nodig zijn wil de EU haar klimaat- en ruimere duurzaamheidsdoelstellingen halen, heeft de Commissie in maart 2018 het actieplan voor de financiering van duurzame groei gepresenteerd 9 . Aan de hand van dit actieplan, dat bijdraagt tot de opbouw van een kapitaalmarktenunie, werd een belangrijke basis gelegd voor kaders die helpen financiële middelen voor duurzame investeringen vrij te maken. Dat is met name het geval voor de EU-taxonomie, voor informatieverschaffing over duurzaamheid door de financiële sector en voor klimaatbenchmarks. Via internationale samenwerking, bijvoorbeeld via het internationaal platform inzake duurzame financiering, stimuleert de EU een coherente benadering en een grotere impact van duurzame financiering wereldwijd.

De Commissie is met name ingenomen met het recente politieke akkoord van de medewetgevers over de verordening betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen (de EU-taxonomie), dat nader moet worden uitgewerkt in gedelegeerde handelingen van de Commissie. De EU-taxonomie bepaalt, op basis van prestatiecriteria voor de bijdrage van die activiteit aan ten minste één van de zes milieudoelstellingen, of een economische activiteit ecologisch duurzaam is.

De Commissie zal ook nagaan hoe de EU-taxonomie in het kader van de Europese Green Deal door de overheidssector kan worden gebruikt, boven op InvestEU. Hoewel de taxonomie in eerste instantie is ontworpen voor particuliere investeerders, kan zij — zodra zij voldoende ontwikkeld is — ook worden gebruikt door entiteiten uit de publieke sector. Het is belangrijk dat er sprake is van convergentie van normen tussen de particuliere sector en de overheidsbanken/publieke entiteiten zoals de Europese Investeringsbank.

Voortbouwend op het actieplan 2018 en in het licht van de Europese Green Deal zal de Commissie in het derde kwartaal van 2020 een vernieuwde strategie voor duurzame financiering indienen, bedoeld om duurzame financiering nog verder op te schalen. Bedrijven zullen hun rapportage van klimaat- en milieugegevens moeten verruimen zodat investeerders volledig worden geïnformeerd over duurzame investeringskansen en hun investeringen beter kunnen sturen ter ondersteuning van de Green Deal. De Commissie zal daartoe de richtlijn met betrekking tot de rapportage van niet-financiële informatie herzien. Daarnaast zullen dankzij de vernieuwde strategie de investeringskansen verder toenemen doordat duurzame investeringen gemakkelijker te herkennen zijn via duidelijke labels voor een verscheidenheid aan duurzame beleggingsproducten en door de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een EU-norm voor groene obligaties. 

De Commissie zal:

-in 2020 de gedelegeerde handelingen voorbereiden inzake de klimaatverandering van de EU-taxonomie en de gedelegeerde handelingen inzake de andere milieudoelstellingen van de EU-taxonomie tegen eind 2021;

-nagaan hoe de EU-taxonomie in het kader van de Europese Green Deal door de overheidssector kan worden gebruikt, boven op InvestEU;

-in het eerste kwartaal van 2020 een openbare raadpleging over een vernieuwde strategie voor duurzame financiering starten om in het derde kwartaal van 2020 een vernieuwde strategie in te dienen;

-een EU-norm voor groene obligaties in het leven roepen in 2020 en nagaan hoe deze norm, net als andere ondersteunende kaders, de publieke en private financiering voor duurzame investeringen kan verhogen.

4.2.De publieke sector handvatten en passende middelen verstrekken om duurzaam te investeren

In bepaalde sectoren zijn overheidsactoren de belangrijkste investeerders, met name in de sectoren infrastructuur en openbare diensten. In heel wat gevallen moeten overheidsinstanties een sturende en coördinerende rol spelen voor duurzame investeringen. Soms moeten overheidsinstanties ook investeren als marktspelers dat niet kunnen doen, met name wanneer de sociale en milieubaten niet tot uiting komen in het rendement voor private partijen, of wanneer projecten als te riskant worden beschouwd. Deze investeringen zijn vaak grensoverschrijdend van aard en hebben overloopeffecten tussen de lidstaten, zodat de Commissie op EU-niveau een coördinerende rol moet spelen.

Het Europees Semester biedt een stevig kader voor de coördinatie van het economisch en het werkgelegenheidsbeleid dat de nodige investeringen voor de groene transformatie van de EU en haar lidstaten zal vergemakkelijken. Het Semester draagt bij tot de vaststelling van de investeringsprioriteiten en -belemmeringen in elke lidstaat. De landverslagen zullen de via EU-fondsen beschikbare financieringsbronnen afzetten tegen de in de verslagen geconstateerde landspecifieke uitdagingen, onder meer met het oog op de doelstellingen van het klimaat-, milieu- en sociaal beleid. Gezamenlijke inspanningen van de EU en haar lidstaten moeten ervoor zorgen dat de investeringen worden toegespitst op de meest duurzame projecten.

De Commissie zal met de lidstaten werken aan het screenen en benchmarken van groene begrotingspraktijken. Dit zal het gemakkelijker maken om te beoordelen in welke mate er in jaarlijkse begrotingen en begrotingsplannen op middellange termijn rekening wordt gehouden met milieuoverwegingen en -risico’s en om van goede praktijken te leren. De herziening van het EU-kader voor Europese economische governance zal een verwijzing bevatten naar duurzame overheidsinvesteringen in de context van de kwaliteit van de overheidsfinanciën. Een en ander kan dan worden meegenomen in een debat over de verbetering van de budgettaire governance van de EU. De resultaten van dat debat zullen de basis vormen voor eventuele toekomstige stappen, onder meer over de vraag hoe om te gaan met duurzame investeringen binnen de EU-begrotingsregels, zonder dat dit ten koste gaat van de waarborgen tegen risico’s voor de houdbaarheid van de schuld.

De Commissie zal bindende groene minimumcriteria of -doelstellingen bepalen voor overheidsopdrachten in sectorale initiatieven, EU-financiering of productspecifieke wetgeving. Met dergelijke minimumcriteria zal “de facto” een gemeenschappelijke definitie van een “groene aankoop” worden bepaald, zodat vergelijkbare gegevens van overheidsinkopers kunnen worden verzameld en de basis kan worden gelegd voor de beoordeling van het effect van groene overheidsopdrachten. Overheidsinstanties in heel Europa zullen worden aangemoedigd om groene criteria op te nemen in en labels te gebruiken bij hun aanbestedingen. De Commissie zal deze inspanningen ondersteunen met handvatten, opleidingsactiviteiten en de verspreiding van goede praktijken. Tegelijkertijd zouden overheidsinkopers zoveel mogelijk life-cycle-costing (LCC) methodes moeten toepassen. De Commissie roept alle actoren, ook de industrie, op om dergelijke betrouwbare methodes te ontwikkelen.

Het beginsel “energie-efficiëntie eerst” moet worden toegepast om ervoor te zorgen dat waar nodig steeds rekening wordt gehouden met de energie-efficiëntie. Zo kan ook worden voorkomen dat middelen worden verspild in verband met de opwekking, de transmissie, de distributie en het gebruik van energie die eigenlijk niet nodig is. De Commissie zal handvatten verstrekken over de wijze waarop dit beginsel moet worden toegepast.

De Commissie zal:

-milieuduurzaamheid vanaf dit jaar als integrerend deel in de landverslagen in het kader van het Europees Semester opnemen;

-de lidstaten helpen bij het bepalen van hun behoeften inzake duurzame investeringen en de mogelijkheden om deze elk jaar vanaf 2020 te financieren;

-samen met de lidstaten groene begrotingspraktijken screenen en benchmarken;

-nieuwe wetgeving en handvatten op het gebied van groene overheidsopdrachten voorstellen;

-handvatten verstrekken over de toepassing van het beginsel “energie-efficiëntie eerst” als onderdeel van investeringsbeslissingen.

4.3.Duurzame investeringen door middel van een ondersteunend kader voor staatssteun faciliteren

De desbetreffende staatssteunregels zullen tegen 2021 worden herzien in het licht van de beleidsdoelstellingen van de Europese Green Deal, om zo een kosteneffectieve en sociaal inclusieve transitie naar klimaatneutraliteit tegen 2050 te ondersteunen. De staatssteunregels zullen worden herzien om overheidsinstanties een duidelijk, actueel en bruikbaar ondersteunend kader te bieden om deze doelstellingen te bereiken en de beperkte overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. De staatssteunregels zullen de transitie ondersteunen door de juiste types investeringen en steunbedragen te bevorderen. Zij zullen innovatie aanmoedigen en de invoering van nieuwe, klimaatvriendelijke technologie die rijp is voor markttoepassingen. In dit verband zal de Commissie ook nagaan hoe de procedures kunnen worden vereenvoudigd om staatssteun goed te keuren die regio’s een rechtvaardige transitie kan helpen maken. Zij zullen ook de geleidelijke eliminatie van fossiele brandstoffen vergemakkelijken, met name de meest vervuilende, zodat er een gelijk speelveld op de interne markt komt. Met name de richtsnoeren milieu- en energiesteun zullen hier deel van uitmaken.

In afwachting van deze herziening kunnen de lidstaten gebruik blijven maken van de flexibiliteit waarin de bestaande regels voorzien om hun doelstellingen voor 2030 te halen en de elektriciteitssector en de economie tegen 2050 verder koolstofarm te maken. Zij kunnen bijvoorbeeld kiezen voor een verhoging van de overheidsinvesteringen in regelingen voor hernieuwbare stroom om goedkopere en meer geïntegreerde groene energie te verkrijgen, voor de uitrol van goedkopere en publiek toegankelijke oplaadinfrastructuur of regelingen betreffende circulaire economie zoals hergebruik van restwarmte of recycling van afval.

De lidstaten kunnen de bestaande regels inzake staatssteun ook blijven gebruiken om de sociale en regionale gevolgen te verzachten van de maatregelen voor het koolstofarm maken van de economie. Zij kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om werknemers die worden getroffen door de sluiting van koolmijnen, te ondersteunen en om te investeren in kleine en middelgrote ondernemingen en startende ondernemingen of in het bij- of omscholen van werknemers. Voor sleuteltechnologieën en baanbrekende innovatie kunnen de lidstaten hun middelen bundelen om aanzienlijke particuliere investeringen aan te trekken voor de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, ook in de regio’s die het zwaarst worden getroffen door de groene transitie.

Tegelijkertijd blijven de regels de integriteit van de interne markt beschermen en kunnen de in het EU-Verdrag verankerde cohesiedoelstellingen, die de kern van de Europese integratie vormen, toch worden nageleefd. De bedoeling is de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de verschillende regio’s te verkleinen door de minst begunstigde regio’s te ondersteunen in hun inhaalbeweging. Dat betekent in het bijzonder dat publieke productieve investeringssteun voor grote ondernemingen nog steeds uitsluitend ten goede mag komen aan de armste regio’s die worden getroffen door de groene transitie (artikel 107, lid 3, onder a) en c), VWEU).

In deze context zullen de huidige staatssteunregels flexibel worden toegepast, waarbij de nadruk zal liggen op een aantal gebieden dat van cruciaal belang lijkt voor de transformatie naar een klimaatneutrale economie.

4.3.1.Meer flexibiliteit voor staatssteun om tot klimaatneutrale productieprocessen te transformeren

De Commissie zal haar goedkeuring hechten aan de steun van lidstaten aan ondernemingen om productieprocessen koolstofarmer of elektrisch te maken, op voorwaarde dat economische stimulansen de betrokken investeringen niet al rechtvaardigen en de bedrijven bij het verminderen van hun impact op het milieu verder gaan dan de normen of benchmarks van de Unie.

Om de kosten voor de overheid tot een minimum te beperken, moet de overheidssteun beperkt blijven tot wat noodzakelijk is. In de huidige richtsnoeren is het maximale steunbedrag doorgaans gebaseerd op de extra kosten van de betrokken investering in vergelijking met een theoretische alternatieve investering die minder milieuvriendelijk is. De Commissie zal nagaan of zij in de toekomst voor investeringen die verenigbaar zijn met de transitie naar klimaatneutraliteit, in plaats daarvan de in aanmerking komende kosten kan bepalen aan de hand van de financieringskloof, met name in gevallen waarin er geen hypothetische alternatieve investering is. Dit valt te rechtvaardigen in het licht van de doelstellingen van de Green Deal en van het feit dat dergelijke investeringen een belangrijke manier zijn om de koolstofvoetafdruk van de betrokken installaties te verkleinen en te helpen de klimaatneutraliteit te bereiken.

4.3.2.Steun voor de verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen

De lidstaten krijgen meer ruimte om te investeren in de energie-efficiëntie van gebouwen in het kader van de richtsnoeren voor milieubescherming en energie. Zij krijgen met name meer flexibiliteit om financieringsregelingen te ondersteunen die voordelig zijn voor verbruikers van elektriciteit, zoals energieprestatiecontracten. In een dergelijke regeling investeren de energiedienstenbedrijven in het opwaarderen van gebouwen om ze energie-efficiënter te maken en worden zij vergoed via de energiebesparingen op de elektriciteitsrekening van de consument.

De lidstaten zullen ook meer flexibiliteit krijgen om steun te verlenen aan opwaarderingen waarbij gebouwen energie-efficiënter worden gemaakt en tegelijk wordt geïnvesteerd in het opwekken van hernieuwbare energie voor zelfconsumptie.

Voor de vaststelling van de in aanmerking komende kosten voor dergelijke projecten kan de Commissie rekening houden met het feit dat er in veel gevallen geen nulscenario voor de investering is.

4.3.3.Steun voor stadsverwarming

Steun die beperkt is tot stadsverwarmingsdistributienetten kan onder bepaalde omstandigheden worden geacht buiten het staatssteuntoezicht te vallen als een infrastructuurmaatregel die de mededinging en het handelsverkeer niet ongunstig beïnvloedt. Dit kan met name het geval zijn als de stadverwarmingsnetten op dezelfde manier worden geëxploiteerd als andere energie-infrastructuur: afgescheiden warmteopwekking, toegang voor derden en gereguleerde tarieven.

In alle andere gevallen waarin staatssteun aanwezig is wordt in de richtsnoeren voor milieubescherming en energie een aantal voorwaarden vastgesteld waaronder steun voor stadsverwarmingsprojecten kan worden goedgekeurd. Zo wordt met name vereist dat de investering leidt tot een energie-efficiënt stadsverwarmingssysteem, zoals gedefinieerd in de energie-efficiëntierichtlijn. Met betrekking tot de bedragen die kunnen worden toegekend, wordt in de richtsnoeren een onderscheid gemaakt tussen steunintensiteiten voor de investeringskosten voor stadsverwarmingsinstallaties en de zogeheten financieringskloofmethode voor de financiering van de aanleg of verbetering van het distributienetwerk.

Om het potentieel van stadsverwarming te ontsluiten en bij te dragen tot de transitie naar een klimaatneutrale economie, kunnen lidstaten in de toekomst voor het opwekken van stadswarmte de financieringskloofaanpak hanteren als alternatief voor de maximale steunintensiteiten die in de richtsnoeren voor milieubescherming en energie worden bepaald.

De lidstaten kan ook worden toegestaan staatssteun te verlenen voor stadsverwarmingsnetwerken die geen deel uitmaken van energie-efficiënte systemen voor stadsverwarming als investeringen om de warmteopwekking energie-efficiënt te maken, van start gaan binnen drie jaar na de modernisering van het netwerk.

4.3.4.Steun voor de sluiting van kolengestookte elektriciteitscentrales

De verbranding van bruinkool is een van de meest vervuilende en CO2-intensieve vormen van elektriciteitsopwekking. Terwijl het EU-emissiehandelssysteem zal leiden tot een vermindering van de koolstofintensieve elektriciteitsproductie, is een aantal lidstaten voornemens steen- en bruinkoolcentrales sneller af te bouwen. Lidstaten die in dit verband ervoor kiezen steun te verlenen voor het sluiten van steenkoolcentrales, door bijvoorbeeld exploitanten te compenseren voor gederfde winsten omdat zij niet langer elektriciteit op de markt kunnen verkopen, moeten dergelijke plannen bij de Commissie aanmelden. De Commissie zal de staatssteun die met dergelijke projecten gemoeid is, rechtstreeks aan het Verdrag toetsen.

In dit verband zal de Commissie met name de evenredigheid van dergelijke steun nagaan om overcompensatie te voorkomen. Dit betekent dat de lidstaten moeten aantonen dat de compensatie niet hoger is dan de winstderving waarmee de installatie wordt geconfronteerd als gevolg van de vervroegde sluiting. Er moet ook voor worden gezorgd dat de maatregel zodanig is gestructureerd dat de verstoring van de mededinging op de markt tot een minimum wordt beperkt.

Staatssteun die geen verband houdt met economische activiteiten, met name ten gunste van personen (bv. sociale bijstand of omscholing) of de financiering van een publiek toegankelijke infrastructuur, valt niet onder de staatssteunregels zolang daarmee geen indirect voordeel aan een onderneming wordt verleend.

4.3.5.Steun voor de circulaire economie

De lidstaten zullen meer ruimte krijgen om maatregelen te ondersteunen die nodig zijn voor de overgang van een lineaire naar een circulaire economie: recyclen van afval, hergebruik van restwarmte, hergebruik van CO2 of de gescheiden inzameling van afvalstromen. Deze flexibiliteit zou gelden op voorwaarde dat bij de bepaling van het steunbedrag rekening wordt gehouden met alle aanvullende inkomsten die de investeringen in de circulaire economie kunnen opleveren.

De Commissie zal:

-doorgaan met de effectieve implementatie van staatssteunregels die voor de transitie essentieel zijn, en zal de huidige regels flexibel toepassen op gebieden die van cruciaal belang zijn voor de transitie naar een klimaatneutrale economie;

-tegen 2021 de staatssteunregels herzien zodat deze de beleidsdoelstellingen van de Europese Green Deal weerspiegelen en een kosteneffectieve transitie naar klimaatneutraliteit tegen 2050 ondersteunen.

5.Uitvoeren: een pijplijn van duurzame projecten tot stand brengen

In de huidige context van hoge marktliquiditeit is het een uitdaging om een robuuste pijplijn van investeringsprojecten tot stand te brengen die aansluit bij de Green Deal. De beschikbaarheid van investeringsprojecten die verenigbaar zijn met de verwachtingen en vereisten van investeerders is nog niet afgestemd op de vraag. De beschikbare financieringsmiddelen zijn niet uitgeput. Adviserende ondersteuning van projectpromotoren is erg doeltreffend gebleken voor het overbruggen van de kloof tussen een concept en een economisch verantwoord project.

Op basis van de vastgestelde prioriteiten zullen technische en adviserende ondersteuning bijdragen tot het identificeren en voorbereiden van duurzame projecten en tot capaciteitsopbouw bij projectpromotoren om de toegang tot financiering te vergemakkelijken. Dit wordt op verschillende niveaus georganiseerd, van ondersteuning van overheden bij de vaststelling van hun investeringsplannen tot ondersteuning van individuele publieke en particuliere projectpromotoren bij de ontwikkeling en uitvoering van hun specifieke projecten.

5.3.1.Ondersteunen van overheden

Het steunprogramma voor structurele hervormingen (en de opvolger ervan, het steunprogramma voor hervormingen) zal de lidstaten technische ondersteuning bieden bij het vormgeven en uitvoeren van hervormingen om zowel de klimaat- als de digitale transitie te bewerkstelligen. Beperkte administratieve capaciteit, beperkt bewustzijn en beperkte duurzaamheidsexpertise van overheidsdiensten op nationaal, regionaal en lokaal niveau in de lidstaten zijn de belangrijkste belemmeringen voor investeringen in duurzame infrastructuur en milieubescherming. Het programma zal helpen om het potentieel van investeringen in schone energie te identificeren, of acties om het tempo van de investeringen in energie-efficiëntie van gebouwen te verhogen. Via het steunprogramma voor hervormingen ondersteunt de Commissie de lidstaten ook bij het opstellen van actieplannen voor circulaire economie, groene budgettering of duurzame financiering en investeringen.

5.3.2.Steun aan projectpromotoren

Op het niveau van de projectpromotoren zullen de InvestEU-advieshub en de in het kader van het InvestEU-programma ontwikkelde adviesinitiatieven met een totale begroting van 500 miljoen EUR zoals voorgesteld door de Commissie, ondersteuning verlenen aan het identificeren, voorbereiden, ontwikkelen, structureren, aanbesteden en uitvoeren van investeringsprojecten. Waar nodig kunnen zij ook de capaciteit van promotoren en financiële intermediairs om financierings- en investeringsactiviteiten uit te voeren, versterken. Dit uitgebreide dienstenaanbod zal rekening houden met duurzaamheidsaspecten.

De InvestEU-advieshub zal één enkel toegangspunt bieden voor zowel publieke als particuliere projectpromotoren, en voor financiële intermediairs om financierings- en investeringsactiviteiten uit te voeren ten behoeve van entiteiten die moeilijkheden ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot financiering. Jaspers, het gezamenlijke initiatief van de Commissie en de Europese Investeringsbank voor de ontwikkeling van projecten voor de structuurfondsen, zal deel gaan uitmaken van de hub. Adviesinitiatieven in het kader van de InvestEU-advieshub zijn bijvoorbeeld de voortzetting van het programma voor Europese plaatselijke bijstand op energiegebied (Elena) in het kader van de InvestEU-advieshub ter ondersteuning van lokale projecten voor duurzame energie en schoon vervoer. Het kan ook gaan om andere adviesinitiatieven in het kader van het onderdeel duurzame infrastructuur ter ondersteuning van het vormgeven van financierings- en investeringsactiviteiten van duurzame projecten in belangrijke infrastructuursectoren (vervoer, energie, milieu, breedband en digitale connectiviteit). Bijzondere aandacht wordt ook besteed aan technische bijstand voor projecten ter bevordering van natuurlijk kapitaal en op de natuur gebaseerde oplossingen.

Publieke investeerders zullen profiteren van ondersteuning op maat over de wijze waarop hun projecten in de praktijk kunnen worden uitgevoerd. Een nieuw ingevoerd “instrument voor de screening van duurzame overheidsopdrachten” — op basis van het bestaande mechanisme van vrijwillige voorafgaande beoordeling voor grote infrastructuurprojecten — zal hen helpen om gebruik te maken van alle mogelijkheden om hun overheidsopdrachten te vergroenen en de duurzaamheid van het project en de naleving van de hoogste milieunormen doorheen de toeleveringsketen te waarborgen.

5.3.3.Samenhang en zichtbaarheid waarborgen

De Commissie zorgt ervoor dat de steun aan overheidsdiensten en voor elk project waar nodig op gecoördineerde wijze wordt verstrekt. De activiteiten voor capaciteitsopbouw en strategische planning van de Commissie laten positieve resultaten zien die kunnen worden herhaald en uitgebreid in het kader van de Green Deal. De bestaande nauwe samenwerking tussen de diensten van de Commissie en de ondersteuning van de Europese investeringsadvieshub voor nationale stimuleringsbanken en investeringsprojecten wordt uitgebreid in het kader van de relevante vervolgprogramma’s van het volgende meerjarig financieel kader om de creatie en verwezenlijking van de pijplijn van duurzame investeringsprojecten te versterken.

Het InvestEU-portaal bouwt voort op het huidige Europees investeringsprojectenportaal en blijft een gratis en gebruiksvriendelijk online-instrument om EU-ondernemingen en projectpromotoren die financiering zoeken, bij investeerders wereldwijd de zichtbaarheid en netwerkmogelijkheden te bieden die zij nodig hebben. Bij dit portaal zal de klemtoon verder ook liggen op het aanbieden van een pijplijn van investeringsprojecten in de EU aan de uitvoerende partners van InvestEU, die de onder hun geografische reikwijdte en activiteiten vallende projecten zullen onderzoeken.



De Commissie zal:

-via het steunprogramma voor hervormingen de lidstaten technische ondersteuning bieden bij het vormgeven en uitvoeren van groeibevorderende hervormingen, waaronder de ontwikkeling van duurzame investeringsstrategieën;

-via de InvestEU-advieshub aan particuliere en publieke promotoren van duurzame projecten adviesdiensten op maat verlenen;

-een instrument voor de screening van duurzame overheidsopdrachten voorstellen voor openbare infrastructuurprojecten.

6.A Just Transition Mechanism

The transition to a sustainable and climate-neutral economy will require substantial investment all over Europe and a strong policy response at all levels. While all regions will require funding for the green transition, the transformation will pose a significant challenge to some territories. Climate neutrality will require a fundamental restructuring of their economies, structural changes in business models, and new skill requirements. This must be acknowledged and addressed in a transition that leaves no one behind.

Fossil fuel mining and exploration will face a significant decline and highly-greenhouse gas intensive activities will undergo a deep transformation. Regions and territories highly dependent on these activities will need to restructure their industries, ensure that new economic activities can keep the economic and social texture together and, provide the necessary training to the workers concerned to find new jobs. Without the necessary accompanying measures, the transition will not happen, since it will be neither just nor socially sustainable.

To address the specific challenges encountered by some regions, the Commission is proposing a Just Transition Mechanism that provides targeted support to generate the necessary investments in these territories. The Just Transition Mechanism will consist of three pillars:

·a Just Transition Fund,

·a dedicated just transition scheme under InvestEU, and

·a new public sector loan facility for additional investments to be leveraged by the European Investment Bank.



Figure 4. Financing the Just Transition Mechanism

Each pillar will assist with different grant and financing instruments in order to offer a full range of support options in line with the needs to mobilise investments benefiting the most impacted regions. To ensure coherence between the three pillars, the Just Transition Fund will be used to provide primarily grants; the dedicated transition scheme under InvestEU will crowd in private investments, and the new just transition public sector loan facility will leverage public financing. These measures will be accompanied by dedicated advisory and technical assistance for the regions and projects concerned. The Just Transition Mechanism will include a strong governance framework centred on territorial just transition plans.

Taken together, the components of the Just Transition Mechanism could help mobilize investment in the regions most exposed to transition challenges in the order of EUR 100 billion over the period 2021-2027. All investments financed will be coherent with the Green Deal objectives.

Additionally, the Commission will propose a revision of the Regulations on the Research Fund for Coal and Steel in order to enable the use a portion of the European Steel and Coal Community assets in liquidation. This will help with maintaining the annual research programme of at least EUR 40 million as well as to enable the funding of large clean steelmaking R&I breakthrough projects. Research activities in the coal sector will focus on regions in transition in line with the principles of the Just Transition Mechanism.

Further, the EU ETS Modernisation Fund will complement the Just Transition Mechanism. Additional EUR 14 billion (subject to eventual carbon price levels) in 2021-2030 will address the low-carbon investments in its ten beneficiary Member States (Romania, Bulgaria, Hungary, Latvia, Lithuania, Estonia, Czech Republic, Poland, Slovakia, Croatia).

6.1.Pillar 1: The Just Transition Fund

The Just Transition Fund (JTF) will be equipped with its own envelope of EUR 7.5 billion within the EU budget, which comes on top of the proposal for the next Multiannual Financial Framework made by the Commission in May 2018 10 The Fund will aim to alleviate the social and economic costs of the transition to climate neutrality.

The Commission is adopting today a proposal for a regulation establishing the Just Transition Fund, as well as a proposal for targeted amendments to the Common Provisions Regulation. To unlock one euro from the Just Transition Fund, each Member State will be required to allocate a minimum of 1.5 and a maximum of 3 euro from the European Regional Development Fund and the European Social Fund Plus. This spending from the EU budget will be supplemented by national co-financing according to cohesion policy rules. This could bring the total amount of public funds mobilised through the Just Transition Fund to between EUR 30 and 50 billion.

The Just Transition Fund will benefit territories with high employment in coal, lignite, oil shale and peat production, as well as territories with greenhouse gas-intensive industries, which will be either discontinued or severely impacted by the transition. The level of support will reflect the magnitude of the challenges in these territories, in terms of the need for both economic diversification and transition towards zero and low-carbon activities with growth potential, and the reskilling of workers in view of equipping them with the necessary skills to take on new jobs.

The Just Transition Fund will help transform these regions, which will be essential to reaching carbon neutrality by 2050. It will bring together spending on climate action and support for bridging differences between and inside of Member States. The Just Transition Fund will therefore be implemented under cohesion policy, which is the main EU policy to reduce regional disparities and to address structural changes in Europe’s regions. It will be implemented through shared management in close cooperation with national, regional and local authorities and stakeholders. This will ensure ownership and provide the tools and structures for an efficient management framework.

The Just Transition Fund will provide support to all Member States, with focus on those that will shoulder the biggest transition challenges. Resources will be allocated among Member States based on the scale of the decarbonisation challenge of the highest greenhouse gas-intensive regions (through the corresponding industrial emissions), the social challenges in light of potential job losses in industry, coal and lignite mining and production of peat and extraction of oil shale, and the need for subsequent reskilling of workers. To ensure that the transition is fair and acceptable to all, the allocation will reflect the ability of Member States to address this challenge according to their level of economic development.

Member States will need to identify the eligible territories through dedicated territorial just transition plans, in dialogue with the Commission and consistently with their National Energy and Climate Plans. This dialogue will be based on an assessment on the territories most affected by the transition to climate neutrality and the employment and economic challenges they will face, as identified in the European Semester. Member States will take into account that assessment for the elaboration of the just territorial transition plans, outlining the transition process and the types of operations envisaged. These plans will be annexed to the Cohesion Policy programmes entailing support for the Just Transition Fund, and will be adopted by the Commission together with these programmes.

To ensure the most effective use of the resources, the Just Transition Fund will be able to support investments in the transformation of existing installations, also in EU Emissions Trading System sectors, only when these investments lead to substantial emission reduction, and also bring a positive long-term contribution to the job situation in the territories concerned, in line with the territorial transition plans.

Territorial just transition plans – the centrepiece of the Just Transition Mechanism

Territorial just transition plans will be at the centre of the Just Transition Mechanism, and a reference for all of its pillars. These plans will set out the social, economic, and environmental challenges stemming from the phasing out of fossil fuel-related activities, or decarbonising greenhouse gas-intensive processes or products. They will also give an outline of the transition process until 2030, including development, reskilling and environmental rehabilitation needs and the approach to tackle them in an integrated manner, the transition timeline, the types of operations envisaged and governance mechanisms. This means that the measures to be supported by the Just Transition Fund might differ among Member States and territories with regard to the priorities and challenges identified. The programming process will be based on the assessment provided in the context of the European Semester. Taking into account this assessment, Member States will prepare territorial just transition plans, which will be part of the programmes under the Just Transition Fund. The approval of the plans by the Commission will open the doors to dedicated financing not only from the Just Transition Fund (pillar 1 of the Just Transition Mechanism), but also from the dedicated just transition scheme under InvestEU (pillar 2) and the public sector loan facility by the EIB (pillar 3).

 

6.2.Pillar 2: A dedicated scheme for just transition regions under the InvestEU Fund

The Just Transition Mechanism will also comprise a dedicated just transition scheme under InvestEU, to generate additional investment to benefit the most affected regions. This will allow new economic activities to replace those that need to be phased out because of their effect on the climate and environment. Compared to the Just Transition Fund, it will also enable investments in a wider range of projects, in line with the broader eligibility of investments under InvestEU. InvestEU will support financing, among others, to projects for energy and transport infrastructure, including gas infrastructure and district heating, but also decarbonisation projects, economic diversification of the regions, social infrastructure and skills. It will also allow the affected sectors to adapt quicker to climate-friendly production modes. Financing under InvestEU can support economically viable investments in these areas, providing complementarity and synergies with the Just Transition Fund.

The InvestEU Fund as it stands is expected to trigger EUR 650 billion of additional private and public investment to support EU policy objectives in the next MFF through an EU guarantee of EUR 38 billion. This guarantee is supported by a combination of an EU budget of EUR 15.2 billion (i.e. 40% provisioning rate) and contingent liabilities for the remaining amount.

The InvestEU Fund can be an efficient tool for generating significant additional investments in just transition projects in the regions concerned. To this effect, a portion of the financing under the InvestEU Fund will be focused on the just transition objectives. This could generate up to  EUR 45 billion of investments over the period 2021-2027 to support the transition in the regions concerned, aiming at reflecting the national allocation key under the Just Transition Fund. However, the final use of InvestEU will remain demand-driven and will depend on the project pipeline. The absorption capacity of the regions concerned will be key in achieving the objectives. The overall target of EUR 45 billion correspond to a provisioning of around EUR 1.8 billion from the EU budget for the InvestEU Programme. Moreover, Member States will be able to contribute part of their Just Transition Fund allocation to support investment through guaranteed loans or equity via their Member State compartment. Tailored advisory support to develop the pipeline of projects will be needed. In order to achieve this, it is essential to ensure an adequate level of InvestEU guarantee in the on-going MFF negotiations.

Projects in the regions having an approved transition plan under the Just Transition Fund Regulation, or projects that benefit those regions (even if they are not located in the regions themselves), can benefit from the scheme, but only when funding outside the just transition territories is key to the transition in those territories. This is relevant in particular for transport or energy infrastructure projects that improve the connectivity of the just transition territories. Investments pursuing the just transition objectives can count toward climate objectives and contribute to the achievement of the 30% climate objectives set out for the InvestEU Programme.

Such targeting of the InvestEU guarantee to the just transition objectives will unlock eligible investment under all four policy windows and will be reflected in the underlying financial products. Dedicated incentives for Implementing Partners may be offered via fees or more advantageous risk coverage for projects to be implemented in transition regions. The just transition objective target will be included in the InvestEU Investment Guidelines and guarantee agreements with the Implementing Partners. Moreover, the call(s) for proposals addressed to Implementing Partners under the InvestEU Fund will prioritise those Implementing Partners offering financial products that contribute to the just transition objectives. Dedicated technical assistance will be provided to make projects investable through the InvestEU Advisory Hub, for which an additional envelope will be made available.

6.3.Pillar 3: A public sector loan facility with the European Investment Bank Group

A public sector loan facility with the European Investment Bank will support increased public sector investment in the regions undergoing climate transition. This support will offer concessional loans to the public sector. These loans would provide public sector entities with resources to implement measures to facilitate the transition to climate neutrality. Supported investments will range from energy and transport infrastructure, district heating networks, energy efficiency measures including renovation of buildings, as well as social infrastructure, and can include other sectors as well. The EU support could take the form of inter alia an interest rate subsidy or an investment grant, financed from the EU budget, which will be blended together with loans extended by the EIB to municipal, regional and other public authorities.

The geographical coverage will be the same as under the InvestEU just transition scheme (pillar 2 of Just Transition Mechanism), i.e. projects in the regions with an approved transition plans but also in projects benefiting those regions, but only when funding outside the just transition territories is key to the transition in those territories. The just transition public sector loan facility is meant to offer such preferential funding conditions in order to support public sector investment to the benefit of the most affected regions. It will also include advisory support in order to help generate project pipeline.

The support under the public loan facility will be complementary to the products offered by the InvestEU dedicated just transition scheme. It will apply to projects, which do not sufficiently generate market streams of revenue and that otherwise would not get financed without a subsidy element. 

With the contribution from the EU budget of EUR 1.5 billion and the EIB lending of EUR 10 billion at its own risk, the public sector loan facility could mobilise between EUR 25 and 30 billion public investments over the period 2021-2027. This reflects the national allocation key under the Just Transition Fund, to support the transition in the regions concerned. The Commission will table a legislative proposal to set up this new public sector loan facility in March 2020. Over time, the Commission may explore co-operation with additional implementing partners as public sector needs evolve.

6.4.Technical assistance and advisory support

The just transition will not only depend on the money available to support investment, but also on channelling this money to the right projects. Assistance will be provided to Member States and regions through a Just Transition Platform, which will be managed by the Commission. The Platform will be building on and expanding the work of the existing Platform for Coal Regions in Transition, which already supports fossil fuel producing regions across the EU in achieving a just transition. It will provide technical and advisory support for the elaboration of the territorial transition plans through an expert network facilitating the sharing of information between Member States, regions, agencies and stakeholders. The Commission will launch already in the first quarter of 2020 a call for requests under the Structural Reform Support Programme to assist Member States with the preparation of their territorial transition plans where needed. The Just Transition Mechanism will also provide advisory support and technical assistance through the same means as described in section 5.1.2. 



The Commission will:

- Engage with the co-legislators in order to work towards the quick adoption of the Just Transition Fund regulation and corresponding amendments of the Common Provisions Regulation.

-Work with the EIB Group and other implementing partners to implement the just transition scheme under InvestEU once adopted.

- Table a new legislative proposal for a public sector loan facility with the EIB in March 2020.

- Assist Member States and regions in the preparation of territorial transition plans.

- Provide technical assistance and advisory support in order to generate robust project pipeline to the benefit of just transition regions.

7.Conclusion and next steps

The Sustainable Europe Investment Plan is instrumental in mobilising the investments necessary to reach the ambitious objectives set by the European Green Deal. By committing to mobilise at least EUR 1 trillion of sustainable investments over the next decade through the EU budget, the Commission sets a very concrete objective of its own, against which progress will be monitored. The plan also includes a commitment to use all relevant policy levers to provide private and public investors with a framework that enables sustainable investments to the maximum extent possible. It also entails a renewed commitment to provide the necessary project planning and execution support to authorities and project promoters. Given the magnitude of the financing needs, the Commission is committed to further explore how to mobilise additional funding to achieve the European Green Deal objectives.

The Just Transition Mechanism included in the Plan will help ensure that the shift towards a sustainable future leaves no one behind. Regions most exposed to transition challenges will be assisted, both financially and administratively, in this endeavour.

The success of the Sustainable Europe Investment Plan will depend on the engagement of all relevant stakeholders in its implementation. It will be vital that Member States and the European Parliament maintain the high ambition of the Commission proposal during the negotiations on the upcoming financial framework. The investment community, including institutional investors, banks, promotional institutions and private equity funds, are invited to make full use of the emerging framework for sustainable investments. Member State authorities in turn will have to take up an active role in identifying, promoting and, where needed, co-financing such investments.



Every year the Commission will hold a Sustainable Investment Summit, involving all relevant stakeholders. The summit will be an opportunity to take stock of progress across the different work streams included in the Sustainable Europe Investment Plan, and identify new avenues for action. The Commission will continue exploring with relevant partners additional sources that could be mobilised to meet the long-term financing needs of the transition, and innovative ways to do so. Moreover, in line with the Council conclusions of December 2019, the Commission will develop and provide regular assessments of the environmental and socio-economic impacts of the transition to climate neutrality and related investment needs to address those impacts, where needed.

(1)      De belangrijkste doelstellingen voor 2030 zijn: minstens 40% minder uitstoot van broeikasgassen (t.o.v. het niveau van 1990), minstens 32% hernieuwbare energie en minstens 32,5% meer energie-efficiëntie.
(2)      Ten opzichte van een basisscenario – Samen een succes maken van de energie-unie en van klimaatactie – De grondslag voor een geslaagde energietransitie (COM(2019) 285).
(3)      Volgens de ramingen van de Commissie bedraagt de investeringskloof voor ecologische duurzaamheid in ruimere zin, naast klimaatmaatregelen, tussen 100 en 150 miljard EUR per jaar, met inbegrip van milieubescherming en hulpbronnenbeheer. Met betrekking tot sociale investeringen zou volgens ramingen van de taskforce op hoog niveau inzake investeringen in sociale infrastructuur 142 miljard EUR extra per jaar nodig zijn voor betaalbare huisvesting, gezondheid en langdurige zorg, onderwijs en een leven lang leren. Dit bedrag heeft geen betrekking op de kosten die uitsluitend de groene transitie ondersteunen.
(4)      Ten opzichte van een basisscenario — COM (2019) 285.
(5)      Voor vervoer omvatten de gegevens de totale uitgaven voor investeringen in mobiele activa maar niet de investeringen in infrastructuur en in systemen ter bevordering van het autodelen enz. De cijfers omvatten niet de geactualiseerde aannames voor technologiekosten die gebruikt worden voor de langetermijnstrategie.
(6)      Aangenomen mag worden dat het gaat om conservatieve ramingen. Aanzienlijke investeringsbehoeften in landbouw of klimaatadaptatie of instandhouding en herstel van ecosystemen en biodiversiteit zijn niet opgenomen wegens het huidige gebrek aan gegevens.
(7)

     De geraamde cijfers zijn een gewone extrapolatie over 10 jaar van het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027, zonder vooruit te lopen op het toekomstige MFK na 2027, ervan uitgaande dat de klimaatambitie ten minste zal worden gehandhaafd.

(8)      Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, Europees Landbouwgarantiefonds, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, Cohesiefonds, Horizon Europa en LIFE.
(9)    COM(2018) 97 final.
(10)      COM(2019) 456 final.