9.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 412/12


Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen over onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers

(2019/C 412/03)

DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

ONDERKENNEND HETGEEN VOLGT:

1.

In de resolutie van de Raad over de EU-strategie voor jongeren 2019-2027 wordt de lidstaten en de Europese Commissie verzocht onder meer steun te verlenen aan het ontwikkelen van kwalitatief jeugdwerk op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau, met inbegrip van de opleiding van jeugdwerkers.

2.

De verscheidenheid en de specifieke kenmerken van jeugdwerk in de lidstaten zijn een afspiegeling van de respectieve geschiedenis, sociaaleconomische omstandigheden en culturele context van de lidstaten en van wat zij op nationaal, regionaal en lokaal niveau belangrijk vinden.

3.

Ondanks deze verschillen is er een gemeenschappelijke basis met betrekking tot de onderwijs- en opleidingsbehoeften van jeugdwerkers, die stoelt op reeds lang bestaande samenwerking op het gebied van Europees jeugdwerk, op gedeelde waarden en op een groot aantal studies, verklaringen, programma’s, conclusies en aanbevelingen inzake jeugdwerk (1). Activiteiten die bijvoorbeeld gericht zijn op het opstellen van een Europese classificatie van beroepsnormen, het in kaart brengen van het onderwijstraject en de loopbaan van jeugdwerkers, het verbeteren van de kwaliteit van jeugdwerk, het verstrekken van informatie over jeugdwerk en het ondersteunen van de professionele ontwikkeling van jeugdwerkers via EU-programma’s en de "Youth Work Portfolio" van de Raad van Europa, voegen nuttige elementen toe aan deze gemeenschappelijke basis.

4.

Onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers moeten worden afgestemd op de specifieke behoeften en omstandigheden in de afzonderlijke lidstaten. Dit vereist een aanpak die flexibel is, op de behoeften van de gebruikers is afgestemd, op verschillende niveaus is uitgewerkt en sectoroverschrijdend is.

5.

Onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers kunnen onder meer worden uitgevoerd door jeugdorganisaties, jeugdwerkorganisaties, organisaties voor gemeentelijk of regionaal jeugdwerk en andere maatschappelijke organisaties, alsmede door onderwijs- en opleidingsinstellingen die met jeugdwerk verband houdende studies verstrekken.

6.

Aangezien onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers moeten worden afgestemd op de nationale omstandigheden, kunnen de daaruit voortvloeiende modellen en praktijken niet per se zomaar door andere lidstaten gekopieerd worden.

7.

Uit recente studies en enquêtes (2) blijkt dat er in Europa onvoldoende hoogwaardig onderwijs op het gebied van jeugdwerk is, en onvoldoende aanbod aan opleidingen voor jeugdwerkers. Ook zijn er onvoldoende informatie en gegevens over onderwijs- en opleidingsbehoeften en over het bestaande onderwijs- en opleidingsaanbod in de verschillende lidstaten.

8.

Hoogwaardig, flexibel en praktijkgericht onderwijs en dito opleiding voor jeugdwerkers, ondersteund door regelmatig onderzoek, is een cruciale voorwaarde voor en een aanjager van zowel de kwaliteit als de erkenning van jeugdwerk.

MET NADRUK WIJZEND OP HET VOLGENDE:

9.

De noodzaak om hoogwaardig onderwijs en dito opleiding voor jeugdwerkers te ontwikkelen en dit ook in praktijk te brengen, voortbouwend op de diversiteit van het jeugdwerk in Europa.

10.

De noodzaak om onderwijs- en leertrajecten van betaalde en vrijwillige jeugdwerkers nader te onderzoeken. Momenteel ontbreekt de kennis over hoe formeel onderwijs en niet-formeel leren aansluiten op de praktijk van het jeugdwerk en de jeugdwerkers daarop voorbereiden. Ook moet de loopbaan van jeugdwerkers in kaart worden gebracht en moet een beter inzicht worden verkregen in het beheer van jeugdorganisaties, jeugdwerkorganisaties en gemeentelijk en regionaal jeugdwerk, om leren en opleiding op de werkplek te kunnen ondersteunen. Er is ook meer informatie nodig over hoe verenigingen en netwerken van jeugdwerkers meer en betere mogelijkheden kunnen krijgen voor collegiaal leren ("peer learning"), collegiale advisering ("peer counseling") en collegiale ondersteuning ("peer support").

11.

De belangrijke rol van onderzoek en van op de praktijk gebaseerde en van onderop komende visies op en benaderingen van onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers.

12.

Het belang en het potentieel van collegiaal leren, collegiale coaching ("peer coaching"), mentoring en gesuperviseerde praktijk en reflectieve praktijk in het onderwijs aan en de opleiding van jeugdwerkers.

13.

De erkenning van de diverse competenties (3) die jeugdwerkers moeten hebben om te werken met jongeren naarmate hun levenssituatie verandert.

14.

Het belang van initieel en permanent onderwijs en dito opleiding van jeugdwerkers om nieuwe uitdagingen waar jongeren voor staan — zoals digitalisering, migratie, klimaatverandering, de veranderende arbeidsmarkt, bedreigingen voor de democratie en de mensenrechten, en grotere onzekerheid — aan te pakken en op adequate wijze het hoofd te bieden.

15.

Onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers kunnen zien als een instrument om de doelen van het Europees jeugdbeleid en van jeugdwerkstrategieën uit te voeren, met name de EU‐strategie voor jongeren 2019-2027.

16.

Het belang van het opzetten of het versterken, naargelang het geval, van duurzame structuren en middelen voor het ontwikkelen van onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers in Europa.

VERZOEKEN DE LIDSTATEN EN DE EUROPESE COMMISSIE, OP HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEIDSGEBIEDEN EN OP HET PASSENDE NIVEAU, EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL, HET VOLGENDE TE DOEN:

17.

Voortbouwend op bestaande inventarisaties, verder onderzoek verrichten naar bestaande onderwijs- en opleidingsstelsels voor jeugdwerkers in Europa om zo meer kennis te krijgen over het effect van de op Europees niveau ontwikkelde beleidsmaatregelen, -methoden en -instrumenten op onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers in de lidstaten. Waar mogelijk moet deze informatie worden vergaard met de beschikbare instrumenten, zoals het Europees Kenniscentrum voor jeugdbeleid en de jongerenwiki.

18.

Een gedeelde visie tussen de lidstaten uitwerken over wat hoogwaardig onderwijs en dito opleiding voor jeugdwerkers is en wat de doelstellingen hiervan moeten zijn, waarbij de ontwikkeling wordt bevorderd van flexibele, praktijkgebaseerde en op verschillende niveaus uitgewerkte benaderingen voor onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers die kunnen worden aangepast aan de nationale, regionale en lokale behoeften en verwachtingen in elke lidstaat.

19.

Een op competenties gebaseerd kader creëren voor formeel en niet-formeel onderwijs en dito opleiding voor jeugdwerk waarin aandacht wordt geschonken aan de verschillen in de opleidingsbehoeften van werknemers/betaalde jeugdwerkers, van hen die een loopbaan in het jeugdwerk nastreven en van vrijwillige jeugdwerkers en jeugdleiders; dit kader moet berusten op collegiaal leren en moet gebruik maken van digitale leermiddelen en andere innovatieve methoden. Een dergelijk kader mag geen formele vereisten voor nationale onderwijsprogramma’s opleggen en moet de nationale bevoegdheden op dit gebied ten volle eerbiedigen.

20.

De lidstaten aanmoedigen om, indien dit ontbreekt, een landspecifieke inventarisatie te maken van de competenties die vereist zijn voor jeugdwerk, alsook van de belangrijkste elementen daarvan, en dienovereenkomstig opleidings- en onderwijsprogramma’s voor jeugdwerkers, die beheerd worden door lokale, regionale of nationale onderwijs- of opleidingsinstellingen of door organisaties die opleidingen voor jeugdwerk aanbieden, te evalueren, te actualiseren en verder te ontwikkelen, zowel voor initiële als voor permanente educatie.

21.

De lidstaten, de Commissie en de bevoegde nationale instellingen en belanghebbenden op het gebied van jeugdwerk ertoe aansporen om samen te werken met de Raad van Europa, jongerenorganisaties en andere betrokken organisaties en netwerken, bij het verder ontwikkelen van onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers op Europees niveau.

22.

Bilaterale en multilaterale samenwerking tussen nationale overheidsdiensten, universiteiten, onderwijsinstellingen — inclusief instellingen voor beroepsonderwijs en -organisaties met gevestigde onderwijs- en opleidingsprogramma’s voor jeugdwerkers en degenen die dergelijke programma’s willen ontwikkelen — bevorderen en faciliteren, vooral op interdisciplinair niveau.

23.

Permanente samenwerking bevorderen tussen enerzijds openbare aanbieders van jeugdwerk en anderzijds maatschappelijke organisaties die zich toeleggen op onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers, met het doel in heel Europa ervaringen uit te wisselen en inspiratie te delen. Daartoe moeten de mogelijkheden van relevante EU-programma’s worden gebruikt, zoals Erasmus+, indien van toepassing.

24.

Onderwijs en opleiding voor jeugdwerkers, onderzoek naar jeugdwerk en de erkenning van niet-formeel leren in het jeugdwerk verbeteren door mogelijkheden te bieden voor uitwisseling, samenwerking en netwerkvorming, en daarbij gebruikmaken van de mogelijkheden die worden geboden door EU-programma’s en -fondsen, zoals Erasmus+, het Europees Solidariteitskorps, de Europese structuur- en investeringsfondsen, Horizon 2020 en Creatief Europa.

VERZOEKEN DE COMMISSIE:

25.

Uiterlijk tegen eind 2021 de mogelijkheden na te gaan om onderwijs aan en opleiding van jeugdwerkers verder te ontwikkelen, inclusief de voorbereiding van een Raadsaanbeveling over dit onderwerp.

26.

De digitale vaardigheden te verbeteren door middel van niet-formeel leren en niet-formele opleiding, rekening houdend met de actualisering van het bestaande actieplan voor digitaal onderwijs met het oog op de uitbreiding ervan tot jeugdwerk.

(1)  Zie de verwijzingen in de bijlage.

(2)  Zie verwijzing 4 in de bijlage.

(3)  "Youth work (education) in flux: contemporary challenges in an erratic Europe, Report on the EU youth conference", Helsinki, 1-3 juli 2019, van Tomi Kiilakoski en Marko Kovacic.


BIJLAGE

1.   Verwijzingen

De Raad brengt bij het aannemen van deze conclusies met name het volgende in herinnering:

1.

de Conclusies van de Raad over de toegang van jongeren tot cultuur (2010/C 326/02)

2.

de Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over jeugdwerk (2010/C 327/01)

3.

de Conclusies van de Raad over de oostelijke dimensie van de participatie en mobiliteit van jongeren (2011/C 372/03)

4.

Europese Commissie, "Working with young people: the value of youth work in the European Union", 2014

5.

de Conclusies van de Raad over jeugdwerk voor een hechtere samenleving (2015/C 170/02)

6.

de Resolutie van de Raad betreffende de bevordering van politieke participatie van jongeren aan het democratische debat in Europa, (2015/C 417/02)

7.

de Verklaring van de tweede Europese Jeugdwerkconventie, 27-30 april 2015

8.

de Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de rol van de jeugdsector binnen een integrale sectoroverschrijdende aanpak ter voorkoming en bestrijding van gewelddadige radicalisering van jongeren (2016/C 213/01)

9.

de Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het stimuleren van nieuwe benaderingen in jeugdwerk om het potentieel van jongeren aan het licht te brengen en te ontwikkelen (2016/C 467/03)

10.

de Conclusies van de Raad over de rol van jeugdwerk bij het bevorderen van de ontwikkeling bij jongeren van essentiële levensvaardigheden die hun geslaagde overgang naar volwassenheid, actief burgerschap en beroepsleven versoepelen (2017/C 189/06)

11.

de Conclusies van de Raad over slim jeugdwerk (2017/C 418/02)

12.

Raad van Europa, "Recommendation CM/Rec(2017) 4 of the Committee of Ministers to Member States on youth work"

13.

Resolutie van de Raad van de Europese Unie en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen over een kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken: de EU-strategie voor jongeren 2019-2027 (2018/C 456/01)

14.

de Mededeling van de Commissie over het actieplan voor digitaal onderwijs (COM(2018) 22 final)

15.

het Partnerschap tussen de Europese Commissie en de Raad van Europa over jeugdzaken: "Mapping the educational and career paths of youth workers", deel I. Rapport.

2.   Definitie

In deze conclusies van de Raad geldt de volgende definitie:

"Jeugdwerker" is een professional, vrijwilliger of jeugdleider die het leren en de persoonlijke en sociale ontwikkeling van jongeren faciliteert en hen motiveert en ondersteunt om autonome, actieve en verantwoordelijke personen en burgers te worden. De uitvoering van jeugdwerk berust op de beginselen van de vrijwillige en actieve participatie van jongeren.