7.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 192/11


Conclusies van de Raad over verbetering van de grensoverschrijdende verspreiding van Europese audiovisuele werken, met nadruk op coproducties

(2019/C 192/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

HERINNEREND AAN:

de in bijlage I (1) bij deze conclusies uiteengezette politieke context, en met name aan het op 27 november 2018 goedgekeurde werkplan voor cultuur 2019-2022;

ONDERKENT HET VOLGENDE:

1.

De diversiteit aan talen en culturen in Europa is een belangrijke troef voor de Europese audiovisuele sector. Wanneer digitale onlinetechnologieën ten volle worden benut, kan audiovisuele inhoud lands- en taalgrenzen overstijgen en aldus culturele diversiteit en gedeelde Europese waarden bevorderen, waardoor het gevoel tot een gemeenschappelijke culturele ruimte te behoren wordt gestimuleerd en het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector wordt bevorderd.

2.

Audiovisuele werken, met name films, series en feuilletons, zowel voor bioscoopvertoning als voor audiovisuele mediadiensten, vormen een weerspiegeling van de rijkdom en diversiteit van de Europese culturen en zijn een erfgoed dat voor en door toekomstige generaties moet worden bevorderd en beschermd.

3.

Dankzij de digitale ontwikkeling kunnen bioscopen en lineaire en niet-lineaire audiovisuele mediadiensten naast elkaar bestaan. Dat heeft gevolgen voor de gewoonten en voorkeuren van het publiek (2), maar de bioscoop blijft desondanks het belangrijkste platform voor de exploitatie van speelfilms (3).

4.

Er zijn op Europees niveau belangrijke stappen gezet ter bestrijding van audio- en videopiraterij, maar er moet nog meer gedaan worden om de creatieve economie in het digitale tijdperk te versterken, de culturele diversiteit ervan te beschermen en ervoor te zorgen dat mensen in heel Europa en daarbuiten meer werken tot hun beschikking hebben.

5.

In de regel wordt de verspreiding van audiovisuele werken gestimuleerd via nationale en internationale financieringsmaatregelen voor promotie en marketing, ook tijdens de ontwikkelingsfase, met uiteenlopende digitale middelen, alsmede via vertoning op festivals en soortgelijke. De Europese audiovisuele wetgeving, met name de richtlijn audiovisuele mediadiensten, is een belangrijke pijler voor de inspanningen ten behoeve van de zichtbaarheid van Europese audiovisuele producties in EU-landen.

6.

Uit studies (4) van het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector komt naar voren dat een groot deel van de in de EU geproduceerde films een coproductie is en dat coproductie belangrijke voordelen biedt, te weten mogelijke toegang tot een groter publiek en grotere markten dan bij nationale films (5), alsmede bredere beschikbaarheid van financiering, waaronder overheidsfinanciering (6). Daarnaast zijn coproducties de vrucht van op uitwisseling van expertise gestoelde creatieve, financiële en praktische samenwerking, en slaan deze bruggen tussen uiteenlopende geografische gebieden, taalgebieden en contexten, met alle positieve effecten voor zowel minoritaire als majoritaire coproductiepartners en voor de hele audiovisuele sector van dien.

7.

Voor verbetering van de grensoverschrijdende verspreiding van audiovisuele werken via uiteenlopende platforms en catalogi is een coherente aanpak nodig voor het beleid op dit vlak, onder meer wat betreft het gebruik van nieuwe technologieën als kunstmatige intelligentie.

8.

Om hoogkwalitatieve creatie en productie in de audiovisuele sector te stimuleren, is een doelmatig regelgevingskader nodig en moeten de verschillende financieringsbronnen elkaar aanvullen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van audiovisuele markten en hun capaciteiten, met het bestaande ondersteuningsbeleid en de bestaande steunmaatregelen op nationaal niveau, alsmede met de specifieke kenmerken van de veelal op exclusieve territoriale licentieverlening gebaseerde financierings- en licentieregelingen voor bepaalde audiovisuele werken. In de meeste gevallen voorzien nationale filmfondsen met uiteenlopende steunregelingen en soorten subsidies, leningen, belastingvoordelen en Europese financieringsregelingen voor multilaterale projecten, zoals het subprogramma Media en Eurimages, de audiovisuele sector van cruciale middelen voor zijn projecten. Er worden nieuwe financieringsinstrumenten getest en ontwikkeld, maar voorverkoop aan en investeringen door publieke en particuliere omroepen en distributeurs uit uiteenlopende landen blijven cruciaal voor de financiering van Europese films (7). Van regionaal tot Europees niveau zijn er overheidsfondsen opgezet die het aanbod aan financieringsmogelijkheden verbreden, met onder meer productiepremies en regelingen voor minoritaire coproducties.

9.

De Europese audiovisuele sector wordt gekenmerkt door geografische en/of taalgebonden specificiteiten die tot marktversnippering kunnen leiden. Coproducties kunnen om dit tegen te gaan de internationale verspreiding van audiovisuele werken vergroten, nationale productie- en distributiecapaciteiten mede verbeteren en het concurrentievermogen en de zichtbaarheid van nationale audiovisuele producties versterken.

10.

Door de aanwezigheid van coproducties op filmfestivals wordt het mogelijk de zichtbaarheid van hoogstaande producties te garanderen en de verspreiding ervan te vergroten. Filmfestivals zijn eveneens belangrijk voor het bevorderen van de samenwerking (bijv. delen van middelen en kennis) tussen uiteenlopende partijen in de waardeketen.

BENADRUKT IN DIT VERBAND HET VOLGENDE:

11.

In het kader van het werkplan voor cultuur 2015-2018 is een OCM-deskundigengroep (open coördinatiemethode) inzake de verspreiding van Europese films in het leven geroepen. Deze heeft aanbevolen de investeringen in coproducties te bevorderen door in de nationale rechtskaders en steunregelingen voor de audiovisuele sector coproducties te stimuleren, onder meer door bilaterale coproductie- of cocreatiefondsen te steunen. Een andere aanbeveling was coproducties tussen diverse partners uit een groot aantal lidstaten te stimuleren.

12.

Een nieuwe OCM-deskundigengroep zal zich tegen de achtergrond van het werkplan voor cultuur 2019-2022 toespitsen op coproducties in de audiovisuele sector. De groep moet voortbouwen op de werkzaamheden van de OCM-deskundigengroep inzake de verspreiding van Europese films en zal zich naar verwachting meer specifiek buigen over het vraagstuk coproducties (met eveneens landen van buiten de EU), en bij de Raad verslag uitbrengen met concrete aanbevelingen.

13.

Gezien voormelde ontwikkelingen moeten de werkzaamheden, binnen de grenzen van de bestaande middelen, toegespitst worden op twee actielijnen:

A.   DIRECTE MAATREGELEN OM COPRODUCTIES TE STIMULEREN

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

BENADRUKT HET VOLGENDE:

14.

Zowel de majoritaire als de minoritaire coproductiepartners, hebben baat bij de mogelijkheden die samenwerking biedt in termen van financiering, technische faciliteiten, expertise en kennis, hoge productiewaarden en de verbeterde verspreiding als gevolg van het coproduceren.

15.

Nationale filmfondsen, -instituten en -agentschappen — vaak in het kader van coproductieovereenkomsten — leveren een aanzienlijke bijdrage aan de ontwikkeling en de marketing van coproducties in Europa door deze in alle fasen (ontwikkeling, productie en distributie) te ondersteunen.

16.

Het subprogramma Media 2014-2020 omvat tal van verschillende financieringsregelingen en -acties die Europese coproducties stimuleren en ondersteunen. De directe steun aan coproducties behelst de werking van internationale coproductiefondsen, specifieke acties in het kader van de ontwikkeling (financiering van afzonderlijke projecten en van projectpakketten) en de tv-programmering, en steun voor distributiestrategieën ter verbetering van de verspreiding van gefinancierde producties.

17.

Hoewel bilaterale coproductieverdragen of -overeenkomsten de toegang tot nationale financierings- en ondersteuningssystemen vergemakkelijken, voorziet het Verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (1992, herzien in 2017) in een alomvattend juridisch kader en normen voor multilaterale coproducties en voor bilaterale coproducties tussen partijen die geen bilateraal verdrag hebben gesloten.

18.

Eurimages, het fonds voor culturele steun van de Raad van Europa, is een zeer belangrijk instrument voor de financiering van coproducties en is relevant voor de distributie en exploitatie van bioscoopfilms, animatiefilms en documentaires.

19.

Coproducties tussen landen die geografisch en/of cultureel nauw met elkaar verbonden zijn, hebben in bepaalde gevallen de praktijk van gestructureerde samenwerking over de gehele waardeketen versterkt.

20.

Zowel Europese als internationale coproducties, die doorgaans door de bovengenoemde regionale, nationale en Europese fondsen worden gesteund, hebben aangetoond dat zij een groter verspreidingspotentieel hebben en hebben zeer vaak de meest prestigieuze wereldwijde filmprijzen en -onderscheidingen gekregen.

21.

Producenten maken bij de structuur en het proces van internationale coproductie in toenemende mate gebruik van door de digitale omgeving geboden nieuwe mogelijkheden.

22.

Verschillende administratieve voorschriften bij openbare financieringsinstanties en diverse regelingen op regionaal, nationaal en Europees niveau kunnen vanuit technisch, artistiek en financieel oogpunt soms een uitdaging vormen voor coproducerende partners.

23.

Hoewel het toepassingsgebied van deze conclusies beperkt is tot coproducties tussen Europese landen, is het belangrijk te wijzen op de toenemende belangstelling van de audiovisuele sector in Europa voor coproducties met belangrijke niet-Europese landen. Naast het betrekken van talent van over de hele wereld, heeft dit een groot potentieel om de internationale verspreiding van Europese coproducties te vergroten.

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OM BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEIDSGEBIEDEN:

24.

Europese coproducties tussen landen met verschillende audiovisuele capaciteiten en/of tussen landen met een beperkt taalgebied of geografisch gebied te blijven stimuleren, alsmede de verspreiding en zichtbaarheid van deze producties;

25.

hun inspanningen voor het delen van goede praktijken en het in kaart brengen van oplossingen voor de administratieve vereenvoudiging, de coherentie en de transparantie van de regels van de verschillende overheidsmiddelen op te voeren, onder meer door middel van digitale technologieën, teneinde Europese coproducties te verder faciliteren;

26.

rekening te houden met de mogelijkheid om bij het ontwerpen van steunregelingen de verspreiding, de promotie en de exploitatie van films te verbeteren, en te overwegen hun overheidsfinancieringsregelingen te beoordelen in het licht van duidelijke doelstellingen met betrekking tot de kwaliteit van gecofinancierde producties en hun verspreidingspotentieel in de EU;

27.

alle spelers, met inbegrip van aanbieders van onlinediensten, aan te moedigen publieksgegevens te delen met de overheid en de rechthebbenden, en van deze gegevens gebruik te maken om hun kijkers te leren kennen en beter te begrijpen, teneinde de steunregelingen dienovereenkomstig aan te passen,

VERZOEKT DE LIDSTATEN:

28.

te overwegen steunregelingen, met inbegrip van regelingen voor minoritaire coproducties, in te voeren ter aanvulling van particuliere financiering en Europese financiële instrumenten, teneinde de productie en promotie van Europese producties op alle platforms te stimuleren;

29.

regionale en nationale fondsen verder te steunen in hun belangrijke rol als facilitatoren van coproducties, waarbij waar mogelijk wordt gezorgd voor complementariteit met steunmaatregelen;

30.

gebruik te maken van nieuwe technologieën bij de digitalisering van het contractuele en het financieringsproces, teneinde de toegang tot financiering te vereenvoudigen, een efficiënter en transparanter gebruik van overheidsgeld te waarborgen en het aantal juridische problemen in verband met de coproductie te verminderen;

31.

de rol van onafhankelijke producenten in het coproductieproces te benadrukken.

VERZOEKT DE COMMISSIE:

32.

manieren te verkennen om de financieringsmogelijkheden voor coproducties in het kader van het subprogramma Media verder te ontwikkelen, te bevorderen en te vereenvoudigen;

33.

maatregelen met het oog op een betere zichtbaarheid en verspreiding van Europese audiovisuele werken te bevorderen, waarbij een gelijk speelveld wordt gewaarborgd dat rekening houdt met de geografische en taalgebonden specifieke kenmerken van de lidstaten op het gebied van productie, distributie en kijkerscapaciteit;

34.

mogelijkheden te overwegen voor het vergroten van de zichtbaarheid van alle coproductiepartners — zowel majoritaire als minoritaire partners — voor door het subprogramma Media ondersteunde producties;

35.

in samenwerking met het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector een beoordeling van coproducties in Europa voor te leggen, met inbegrip van een inventarisatie van de mogelijkheden inzake markttoegang voor coproducties, en voorstellen voor manieren om hun samenwerking te verbeteren;

36.

te werken aan een betere samenwerking, een gestructureerde beleidsdialoog en de uitwisseling van beste praktijken met relevante regionale en nationale instanties, Europese filmagentschappen, de directeuren van de Europese filmagentschappen (EFAD’s), alsmede met de Raad van Europa, met name Eurimages en het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, waarbij mogelijke synergieën en samenwerkingsmogelijkheden worden verkend en de lidstaten op de hoogte worden gebracht van de resultaten van deze uitwisselingen;

37.

mogelijkheden te verkennen voor het ondersteunen van initiatieven zoals creatieve laboratoria of schrijfruimten („writing rooms”), waar producenten, schrijvers en regisseurs kunnen samenwerken aan de ontwikkeling van coproducties.

B.   ONDERSTEUNING VAN EEN DUURZAAM ECOSYSTEEM VOOR COPRODUCTIES

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

BENADRUKT HET VOLGENDE:

38.

Het potentieel van Europese coproducties kan verder worden benut door het cultiveren van een ecosysteem dat coproducties stimuleert en bevordert over de gehele waardeketen. Dit omvat het uitvoeren van maatregelen om coproducties op indirecte wijze te ondersteunen, maar ook het bevorderen van samenwerking bij het schrijven van scenario’s en in de ontwikkelingsfase, evenals de distributie van en toegang tot coproducties nadat zij zijn uitgebracht.

39.

Zoals in het algemeen door de OCM-deskundigengroep inzake de verspreiding van Europese films werd aanbevolen, is voor de wijdere verspreiding actie nodig op het gebied van onder meer promotie, bioscopen, festivals, video-op-aanvraag (VOD), publieksgegevens, steunregelingen, beleidssamenwerking, toegang tot financiering en monitoring van de resultaten van overheidsfinanciering;

40.

De transparantie van de financiële steun aan coproducties moet worden verzekerd. Met name moet informatie over directe en indirecte overheidsfinanciering die coproductieprojecten uit verschillende bronnen hebben ontvangen, zij het (sub)nationaal of Europees, toegankelijk zijn voor de publieke financieringsinstanties.

41.

In het kader van het subprogramma Media hebben indirecte maatregelen ter bevordering van coproducties betrekking op onder meer opleiding, toegang tot markten en internationale netwerkactiviteiten die de capaciteit voor grensoverschrijdende samenwerking stimuleren en vergroten.

42.

Distributie en exploitatie zijn sleutelfasen in de opbouw van een publiek voor coproducties. Het Europa Cinemas Network, dat door het subprogramma Media wordt gefinancierd, biedt aanzienlijke steun voor de screening van niet-nationale Europese films. Er zijn echter meer inspanningen nodig om ervoor te zorgen dat coproducties op grote schaal verspreid, geëxploiteerd en internationaal gepromoot worden op alle distributiekanalen en -platforms. Samenwerking bij de promotie van coproducties is met name van essentieel belang om hun internationale succes te verzekeren.

43.

Audiovisueel beleid is over het algemeen gericht op het aanbod van kwalitatief hoogwaardige en cultureel en taalkundig diverse inhoud. Het is van essentieel belang een publiek te ontwikkelen voor hoogwaardige, originele en innovatieve Europese audiovisuele werken en de zichtbaarheid van en de toegang tot dit soort inhoud te ondersteunen. Volgens het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector is er een significant onevenwicht tussen het aantal uitgebrachte Europese films en het aandeel daarvan in het totale aantal bezoekers, en is het dus van essentieel belang het verband tussen films en hun beoogde doelgroep te versterken.

44.

Wat de distributie van audiovisuele werken via digitale platforms betreft, moet er, ter ondersteuning van de creativiteit, een evenwichtig ecosysteem worden verzekerd en moet het auteursrecht worden geëerbiedigd.

45.

Talent vormt de kern van de Europese audiovisuele sector. Investeren in Europese audiovisuele vakmensen — ook in hun opleiding — blijft derhalve een voorwaarde voor een concurrerend ecosysteem.

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE OM BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEIDSGEBIEDEN EN BINNEN DE GRENZEN VAN DE BESTAANDE MIDDELEN:

46.

de audiovisuele sector verder te steunen en het gebruik van sectorale programma’s te overwegen om deze doelstelling te verwezenlijken;

47.

indirecte steunmaatregelen voor coproducties, waaronder internationale netwerken, opleidingen voor vakmensen in de filmwereld, de ontwikkeling van talent, coproductieworkshops, de uitwisseling van goede praktijken en samenwerkingsactiviteiten, verder te bevorderen, aangezien creatieve samenwerkingsprocessen het potentieel hebben hoogwaardige en succesvolle projecten te genereren;

48.

te beoordelen of het opportuun zou zijn specifieke maatregelen vast te stellen om jonge vakmensen aan te moedigen hun eerste projecten te ontwikkelen en op te starten, en zo bij te dragen tot de ontwikkeling van de Europese film;

49.

de toegang van het publiek tot audiovisuele werken en inhoud te faciliteren aan de hand van maatregelen die een bredere grensoverschrijdende promotie en distributie stimuleren, met inbegrip van de ontwikkeling van digitale technologieën voor nasynchronisatie en ondertiteling in zo veel mogelijk Europese talen. Dit omvat audiovisuele coproducties door landen of regio’s waarvan de talen minder worden gesproken, teneinde de taalverscheidenheid te bevorderen en tegelijkertijd door de taal of bijzondere behoeften opgeworpen belemmeringen te overwinnen;

50.

de inspanningen op te voeren om ervoor te zorgen dat coproducties over de gehele waardeketen worden ondersteund en bevorderd, ook op grensoverschrijdend niveau, en dat zij een zo groot mogelijk internationaal publiek bereiken;

51.

verder samen te werken aan de ontwikkeling van een bestand van Europese films, dat zal zorgen voor meer zichtbaarheid en transparantie voor Europese coproducties die online beschikbaar zijn;

52.

een gestructureerde en brede dialoog met een zo breed mogelijk scala aan particuliere belanghebbenden te stimuleren om ervoor te zorgen dat zij het ecosysteem van coproducties verder willen ondersteunen en om de complementariteit van de financieringsbronnen te verzekeren;

53.

initiatieven inzake filmeducatie in het formeel, informeel en niet-formeel onderwijs verder te stimuleren en te ondersteunen, en zodoende jonge Europeanen creatieve vaardigheden mee te geven en hun innovatieve potentieel te bevorderen, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Filmeducatie speelt een fundamentele rol bij het aantrekken van de jonge generaties en het in staat stellen van deze generaties om het cinematografisch erfgoed en de culturele diversiteit van Europa te ontdekken en naar waarde te schatten.

(1)  Bijlage I bevat een overzicht van de desbetreffende documenten (wetgevingshandelingen, conclusies van de Raad, mededelingen van de Europese Commissie enz.).

(2)  In 2017 lag volgens het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector het aandeel EU-films in 37 landencatalogi voor abonneediensten voor video-op-aanvraag op gemiddeld 20 %.

Gemiddeld was 22 % van de jaarlijks in de EU geproduceerde films een coproductie, variërend van 24 % in de catalogus van Flimmit tot 53 % in de catalogi van Horizon/UPC Prime. In de 27 Netflix-catalogi was gemiddeld 36 % van de films een coproductie.

Wat betreft films die tussen 2005 en 2014 werden geproduceerd en in bioscopen in de EU werden uitgebracht, was 64 % afkomstig uit de EU, 16 % uit de VS, 15 % van internationale oorsprong en 4 % uit overige Europese landen. Het merendeel van de in de catalogi opgenomen niet-nationale films uit de EU was een niet-nationale EU-coproductie.

(3)  Slechts 47 % van de in genoemde periode in bioscopen uitgebrachte Europese films was beschikbaar via ten minste één video-op-aanvraagdienst, waarbij Europese films goed waren voor ongeveer 25 % van alle op video-op-aanvraagplatforms vertoonde films.

Zie de in bijlage II opgenomen studies 1 en 4 van het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector.

(4)  Zie de studies 1 tot en met 3 in bijlage II.

(5)  Coproducties waren tussen 2005 en 2014 goed voor 24 % van Europa’s totale productie, maar wereldwijd bedroeg het aantal bezoekers van coproducties 50,3 % van alle bezoekers van Europese films (56,9 % voor EU-films), iets meer dan voor puur nationale films. Gemiddeld trekken Europese coproducties meer dan drie keer zoveel bezoekers als puur nationale films.

(6)  Zie studie 4 in bijlage II.

(7)  Voorverkoop aan omroepen en distributeurs in uiteenlopende gebieden was in een steekproef van 445 Europese speelfilms goed voor 41 % van de totale beschikbare financiering. Zie studie 5 in bijlage II.


BIJLAGE I

Wetgevingshandelingen

1.

Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014-2020) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221).

2.

Verordening (EU) 2017/1128 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 betreffende grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten in de interne markt (PB L 168 van 30.6.2017, blz. 1).

3.

Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69).

Conclusies van de Raad

4.

Conclusies van de Raad over het Europees cinematografisch erfgoed, met inbegrip van de uitdagingen van het digitale tijdperk (PB C 324 van 1.12.2010, blz. 1).

5.

Conclusies van de Raad over het versterken van Europese inhoud in de digitale economie (PB C 457 van 19.12.2018, blz. 2).

6.

Conclusies van de Raad over het werkplan voor cultuur 2019-2022 (PB C 460 van 21.12.2018, blz. 12).

7.

Conclusies van de Europese Raad van 14 december 2017, EUCO 19/1/17.

Aanbevelingen van de Raad

8.

Aanbeveling van de Raad met betrekking tot belangrijke vaardigheden voor levenslang leren (PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1).

Mededelingen van de Commissie

9.

Mededeling van de Commissie: kansen en uitdagingen voor de Europese film in het digitale tijdperk, 24 september 2010, COM(2010) 487 definitief.

10.

Mededeling van de Commissie: een nieuwe Europese agenda voor cultuur, 22 mei 2018, COM(2018) 267 final.

Internationale verdragen

11.

Unesco-verdrag van 20 oktober 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.

12.

Verdrag van de Raad van Europa inzake cinematografische coproductie (herzien), 30 januari 2017.

BIJLAGE II

Studies van het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector

13.

„How do films circulate on VOD services and in cinemas in the European Union? A comparative analysis”, Christian Grece, 2016.

14.

„Film production in Europe. Production volume, co-production and worldwide circulation”, Julio Talavera Milla, 2017.

15.

„YearBook 2017/2018. Key trends. Television, cinema, video-on-demand audiovisual services — the pan-European picture”, Francisco Cabrera, Gilles Fontaine, Christian Grece, Marta Jimenez Pumares, Martin Kanzler, Ismail Rabie, Agnes Schneeberger, Patrizia Simone, Julio Talavera, Sophie Valais, 2018.

16.

„The legal framework for international co-productions”, Francisco Javier Cabrera Blázquez, Maja Cappello, Enric Enrich, Julio Talavera Milla, Sophie Valais, 2018, IRIS Plus.

17.

„Fiction film financing in Europe: A sample analysis of films released in 2016”, Martin Kanzler, 2018.