Samenvatting

Effectbeoordeling van een verordening tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor externe stroomvoorzieningen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 278/2009 van de Commissie 1

A. Noodzaak tot actie

Waarom? Wat is het probleem?

Externe stroomvoorzieningen worden gebruikt om uiteenlopende elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparaten (primaire stroomverbruikende producten) van elektriciteit te voorzien en/of de in dergelijke producten ingebouwde batterijen op te laden. Een externe stroomvoorziening verbruikt op zich niet veel energie, maar alle externe stroomvoorzieningen samen verbruiken veel omdat ze massaal worden gekocht en gebruikt (er worden jaarlijks ongeveer 500 miljoen exemplaren van verkocht en er zijn naar schatting 2 miljard stuks van in gebruik in de EU).

Verordening (EG) nr. 278/2009 is momenteel van kracht en heeft het energieverbruik van externe stroomvoorzieningen doeltreffend verminderd, met een geschatte energiebesparing van ongeveer 10 TWh/jaar tot gevolg. Die verordening zou nu evenwel minder doeltreffend kunnen worden door i) de achterhaalde eisen inzake ecologisch ontwerp en energie-efficiëntie, en ii) het achterhaalde toepassingsgebied ervan. Eindgebruikers zouden tegen 2030 nog eens 4,3 TWh per jaar kunnen besparen indien de regelgeving zou worden geactualiseerd in het licht van de technologische vooruitgang en de veranderende regelgeving in andere landen en op andere markten. Op die manier zouden de broeikasgasemissies verder kunnen worden verlaagd en zou een gelijk speelveld worden gewaarborgd voor fabrikanten van externe stroomvoorzieningen van een specifiek type (met meerdere uitgangsspanningen).

Ook zou ervoor worden gezorgd dat informatie over externe stroomvoorzieningen en hun prestaties vrij toegankelijk zou zijn voor consumenten en instanties voor markttoezicht in de lidstaten.

Wat moet met dit initiatief worden bereikt?

Met een herziene verordening:

- worden de eisen inzake ecologisch ontwerp wat betreft energie-efficiëntie bij de tijd gebracht en aangepast aan de technologische vooruitgang en de meest recente internationale initiatieven;

- wordt het toepassingsgebied vergroot om eventuele achterpoortjes te sluiten en gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen voor fabrikanten van externe stroomvoorzieningen;

- wordt er gezorgd voor meer transparantie met betrekking tot de energie-efficiëntie van externe stroomvoorzieningen en voor betere samenhang met andere verordeningen inzake ecologisch ontwerp, wat betreft de verstrekking van informatie aan gebruikers, overheden, ngo’s en andere belanghebbenden.

Wat is de meerwaarde van maatregelen op EU-niveau? 

Het op EU-niveau opleggen van minimale energie-efficiëntieniveaus biedt een duidelijke toegevoegde waarde.

Zonder geharmoniseerde eisen op EU-niveau worden de lidstaten aangemoedigd nationale productspecifieke minimumeisen inzake energie-efficiëntie vast te stellen in het kader van hun energie- en milieubeleid. Dit zou een belemmering vormen voor het vrije verkeer van goederen. Vóór de uitvoering van de maatregelen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering was dit voor veel producten de facto het geval.

B. Oplossingen

Welke wetgevende en niet-wetgevende beleidsmaatregelen zijn overwogen? Heeft een bepaalde optie de voorkeur? Waarom? 

Er is naar vier beleidsopties (BO) gekeken:

- Beleidsoptie 1 - Ongewijzigd beleid: Basisscenario, waarbij de huidige regelgeving ongewijzigd blijft;

- Beleidsoptie 2 - Mondiale afstemming: Strengere eisen inzake ecologisch ontwerp in overeenstemming met de bestaande eisen van het Amerikaanse ministerie voor energie (in één enkele fase). Deze optie geniet de voorkeur omdat deze de meeste voordelen oplevert (wat betreft energie- en kostenbesparingen voor eindgebruikers), terwijl de laagste levenscycluskosten (LLCC - least life cycle costs) behouden blijven;

- Beleidsoptie 3 - Ambitieuze EU-maatregel: Strengere eisen inzake ecologisch ontwerp in overeenstemming met de huidige eisen van het Amerikaanse ministerie voor energie (in een eerste fase), vervolgens op één lijn gebracht met een EU-gedragscode voor externe stroomvoorzieningen (in een tweede fase);

- Beleidsoptie 4 - Zeer ambitieuze EU-maatregel: Strengere eisen inzake ecologisch ontwerp in overeenstemming met de huidige eisen van het Amerikaanse ministerie voor energie (in een eerste fase), gevolgd door een meer ambitieuze tweede fase op een niveau tussen de EU-gedragscode en de beste in de handel beschikbare technologie.

- Algemene eisen die van toepassing zijn op beleidsopties 2 t/m 4, bovenop de eis inzake energie-efficiëntie: i) uitbreiding van het toepassingsgebied zodat het ook externe stroomvoorzieningen met meerdere uitgangsspanningen bestrijkt (bijv. externe stroomvoorzieningen met zowel een uitgang met 5 V als een uitgang met 20 V), ii) verstrekking van informatie over de energie-efficiëntie van externe stroomvoorzieningen bij een belasting van 10 %, en iii) verstrekking van informatie over de prestaties van externe stroomvoorzieningen op voor het publiek toegankelijke websites en in handleidingen.



Wie steunt welke optie? 

- De algemene eisen worden ondersteund door de lidstaten en de ngo’s. De uitbreiding van het toepassingsgebied krijgt ook algemene steun van de industrie;

- Beleidsoptie 2 is grotendeels aangedragen en ondersteund door de industriële belanghebbenden;

- Beleidsoptie 3 geniet brede steun van de lidstaten en de ngo’s. Een aantal lidstaten hebben echter gevraagd om een grondige kosten-batenanalyse van de tweede fase (om na te gaan of beleidsoptie 3 te verkiezen is boven beleidsoptie 2). De industriële belanghebbenden zijn sterk gekant tegen een aanpak in twee fasen;

- Beleidsoptie 4 is onderzocht op verzoek van ngo’s met het oog op mogelijk ambitieuzere eisen.

C. Effecten van de voorkeursoptie

Wat zijn de voordelen van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders van de belangrijkste opties)?

Beleidsoptie 2 (mondiale afstemming) zal tegen 2030 resulteren in het volgende:

- een minimalisering van de levenscycluskosten voor doorsneehuishoudens (die elk naar schatting tien externe stroomvoorzieningen gebruiken);

- een energiebesparing van 4,26 TWh/jaar en een vermindering van de broeikasgasemissies met 1,45 miljoen ton CO2-equivalent per jaar;

- een besparing van 787 miljoen EUR op de jaarlijkse uitgaven van de eindgebruikers en 73 miljoen EUR extra bedrijfsinkomsten per jaar, wat overeenkomt met een indicatief aantal van 255 extra banen voor fabrikanten en groothandelaars (waarvan naar schatting 35 in de EU);

- een passende actualisering van de eisen inzake ecologisch ontwerp om gelijke tred te houden met de technologische vooruitgang;

- een betere afstemming op de eisen in andere economieën (zoals de VS) en op de strengste eisen van het "International Efficiency Marking Protocol" (een van de bekendste internationale referenties voor regelgevers). Een dergelijke afstemming laat toe om ten volle van schaalvoordelen te profiteren, maar is ook ambitieus;

- een beperkte impact op kleine en middelgrote ondernemingen die primaire producten vervaardigen met behulp van externe stroomvoorzieningen.

Wat zijn de kosten van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders die van de belangrijkste opties)? 

De compliancekosten en administratieve kosten zijn directe kosten en worden als volgt geraamd:

- fabrikanten van externe stroomvoorzieningen: eenmalige nalevingskosten van 20 miljoen EUR als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied; eenmalige nalevingskosten van 40 miljoen EUR als gevolg van de strengere eisen inzake ecologisch ontwerp; verwaarloosbare terugkerende kosten met het oog op de verstrekking van informatie (over de efficiëntie bij 10 % belasting, en algemene informatie over externe stroomvoorzieningen op websites en handleidingen);

- fabrikanten van externe stroomvoorzieningen en fabrikanten van primaire stroomverbruikende producten: terugkerende administratieve kosten (tests en documentatie) van 10,5 miljoen EUR/jaar voor het documenteren van de naleving;

- consumenten: eenmalige toename van de productkosten met 98 miljoen EUR als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied en de strengere eisen inzake ecologisch ontwerp. Deze kosten zullen echter worden gecompenseerd door lagere elektriciteitsrekeningen en besparingen die zullen worden gewaarborgd gedurende de hele levenscyclus van de externe stroomvoorzieningen.

Wat zijn de gevolgen voor bedrijven, kleine, middelgrote en micro-ondernemingen?

De voorgestelde verordening is volledig van toepassing op kleine, middelgrote en micro-ondernemingen die betrokken zijn bij de productie en het gebruik van externe stroomvoorzieningen.

Geschat wordt dat het midden- en kleinbedrijf een marginaal aandeel heeft in de markt van externe stroomvoorzieningen (minder dan 1 %). Aangezien in de markt van externe stroomvoorzieningen grote hoeveelheden worden verhandeld, zijn bijna alle betrokken fabrikanten wereldwijd actief. Er zijn in dit verband geen Europese kleine en middelgrote bedrijven gevonden die externe stroomvoorzieningen vervaardigen.

Kleine en middelgrote ondernemingen die primaire stroomverbruikende producten vervaardigen waarvoor gebruik wordt gemaakt van externe stroomvoorzieningen, zouden echter gevolgen kunnen ondervinden (meer dan 30 bedrijven in de EU). Het is evenwel onwaarschijnlijk dat hun kosten onevenredig zullen stijgen, omdat externe stroomvoorzieningen massaproducten zijn en ze voordeel zullen hebben bij de schaalvoordelen van de grote fabrikanten die externe stroomvoorzieningen met verhoogde efficiëntie leveren.

Voor kleine en middelgrote ondernemingen zullen de administratieve kosten en nalevingskosten de grootste kosten zijn. Het effect van deze kosten is opgenomen in de algemene cijfers hierboven. De nalevingskosten voor kleine en middelgrote bedrijven in de EU zullen in totaal naar schatting 0,65 miljoen EUR bedragen.

Zijn er significante gevolgen voor de nationale begrotingen en overheden?

Er worden geen extra gevolgen verwacht voor de nationale begrotingen en overheden. De lidstaten zouden veeleer baat hebben bij het kostenefficiëntere markttoezicht (mede dankzij de verbeterde toegang tot informatie over de prestaties van externe stroomvoorzieningen).

Zijn er nog andere significante gevolgen? 

Er worden geen andere significante of negatieve gevolgen verwacht.

D. Evaluatie

Wanneer wordt dit beleid geëvalueerd?

Er wordt een clausule voorgesteld voor een evaluatie binnen vier jaar na de vaststelling van de verordening.

(1)

    Verordening (EG) nr. 278/2009 van de Commissie van 6 april 2009 houdende tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektrisch opgenomen vermogen van externe stroomvoorzieningen in niet-belaste toestand en de gemiddelde actieve efficiëntie van externe stroomvoorzieningen (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 3).