Brussel, 2.7.2019

COM(2019) 610 final

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING NR. 4
VOOR DE ALGEMENE BEGROTING 2019

Vermindering van vastleggings- en betalingskredieten volgens bijgewerkte uitgavenbehoeften en een actualisering van de ontvangsten (eigen middelen)


Gezien:

het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (...) 1 , en met name artikel 44,

de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, zoals vastgesteld op 12 december 2018 2 ,

ontwerp van gewijzigde begroting nr. 1/2019 3 , vastgesteld op 15 april 2019,

ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2019 4 , vastgesteld op 15 mei 2019,

ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2019 5 , vastgesteld op 22 mei 2019,

dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4 bij de begroting 2019 in.

WIJZIGINGEN IN DE STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING

De wijzigingen in de algemene staat van ontvangsten en in de afzonderlijke afdelingen (I, III, V en X) zijn beschikbaar via EUR-Lex ( http://eur-lex.europa.eu/budget/www/index-nl.htm ).

INHOUDSOPGAVE

1.    Inleiding    

2.    Actualisering van de uitgaven    

2.1.    Vermindering van vastleggings- en betalingskredieten    

2.1.1    Autoriteiten voor financieel toezicht (EBA, EIOPA en ESMA)    

2.1.2    Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)    

2.1.3    Herschikking van de Dublin III-verordening    

2.1.4    Europees Openbaar Ministerie (EOM)    

2.1.5    Europees Sociaal Fonds — Operationele technische bijstand    

2.1.6    Instrument voor noodhulp (ESI)    

2.1.7    Uniemechanisme voor civiele bescherming    

2.1.8    Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)    

2.1.9    Aanpassing van de beschikbaarstelling van middelen uit de speciale instrumenten    

2.2.    Uitstel van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie: gevolgen voor de EU-instellingen    

2.2.1    Europees Parlement    

2.2.1    Europese Rekenkamer    

2.2.3    Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)    

2.2.4     Overzicht    

3.    Actualisering van de ontvangsten    

3.1    Algemene gevolgen van OGB 4/2019 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten    

3.2    Herziening van de ramingen van de TEM en de btw- en bni-grondslagen    

3.3    Britse correctie voor 2018 en 2015    

3.3.1    Inleiding    

3.3.2    Berekening van de correcties    

3.3.3    Opneming in het OGB 4/2019 van de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 en van het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015    

4.    Samenvatting per MFK-rubriek    

TOELICHTING

1.Inleiding

Het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 4 voor het jaar 2019 strekt ertoe de uitgaven- en de ontvangstenzijde van de begroting te actualiseren in het licht van de laatste ontwikkelingen:

aan de uitgavenzijde:

om vastleggings- en betalingskredieten van begrotingsonderdelen vrij te maken voor de rubrieken 1a Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid, 1b Economische, sociale en territoriale samenhang, 3 Veiligheid en burgerschap, 4 Europa als wereldspeler en voor het solidariteitsfonds van de Europese Unie;

om de begroting van sommige instellingen voor het jaar 2019 aan te passen naar aanleiding van het uitstel van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie tot 31 oktober 2019;

aan de ontvangstenzijde, om de raming van de traditionele eigen middelen (dat wil zeggen douanerechten en suikerheffingen) en de grondslagen van de eigen btw- en bni-middelen te herzien, en om de relevante Britse correcties en de financiering daarvan in de begroting te verdisconteren; al deze factoren hebben gevolgen voor de verdeling van de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting.

2.    Actualisering van de uitgaven

2.1.    Vermindering van vastleggings- en betalingskredieten

2.1.1    Autoriteiten voor financieel toezicht (EBA, EIOPA en ESMA)

In september 2017 6 heeft de Commissie een ingrijpende herziening van de mandaten van de Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) voorgesteld, die een forse verhoging van de personele en financiële middelen, met name voor de ESMA, vereiste. Centraal in dit voorstel stond een verschuiving naar een nieuw financieringsmodel waarbij de geldende verdeelsleutel tussen de bijdrage uit de EU-begroting (40 %) en de bijdrage van de nationale toezichthoudende autoriteiten (60 %) zou worden vervangen door een financieringsmechanisme op basis van vergoedingen en een compensatiebijdrage uit de EU-begroting. Tegelijkertijd 7 heeft de Commissie ook een nieuw mandaat voor de ESMA voorgesteld met betrekking tot het toezicht op centrale tegenpartijen (CTP’s), hetgeen een verhoging van de personele middelen vereiste alsook een voorfinanciering van de activiteiten die uit vergoedingen worden gefinancierd om rekening te houden met de tijd die nodig is om het desbetreffende systeem op te zetten.

In maart 2019 is een politiek akkoord over deze voorstellen bereikt. Wat de herziening van de mandaten van de EBA, EIOPA en ESMA betreft, voorziet het compromis in wezen in een minder ruime uitbreiding van de reikwijdte van de mandaten, met een overeenkomstig effect op de benodigde middelen, en in het behoud van het huidige financieringsmodel (40/60-verhouding tussen de EU-begroting en de nationale autoriteiten). Het mandaat van de ESMA met betrekking tot de CTP’s wordt iets minder breed dan wat de Commissie had voorgesteld. Beide voorstellen zullen met een vertraging van een jaar effect sorteren op de begroting. In de ramingen voor het jaar 2020 8 zijn de budgettaire gevolgen voor 2020 al opgenomen. Er wordt voorgesteld om in dit OGB de begroting voor 2019 te actualiseren voor de personele en financiële middelen.

De voorgestelde verlaging van de EU-bijdrage aan de EBA, EIOPA en ESMA is weergegeven in de onderstaande tabel.



EUR

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

12 02 04

Europese Bankautoriteit (EBA)

-2 490 000

-2 490 000

12 02 05

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA)

-2 360 000

-2 360 000

12 02 06

Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)

-13 670 000

-13 670 000

Totaal    

-18 520 000

-18 520 000

De geactualiseerde personeelsformaties van de EBA (-10 posten), EIOPA (-9 posten) en ESMA (-27 posten) zijn opgenomen in de budgettaire bijlage.

2.1.2    Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

In september 2018 9 heeft de Commissie voorgesteld om het mandaat van het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) uit te breiden met de oprichting van een permanent korps van 10 000 grenswachten tegen 2020. In afwachting van de goedkeuring van het wetgevingsvoorstel was een bedrag van 19,3 miljoen EUR opgenomen als reserve in de begroting voor 2019 ter dekking van de geplande indienstnemingskosten voor de eerste golf van grenswachten (375 posten en 375 arbeidscontractanten) in het laatste kwartaal van 2019.

In maart 2019 is een politiek akkoord bereikt over de geleidelijke oprichting van een permanent korps van 10 000 grenswachten tegen 2027. Rekening houdende met de vermoedelijke datum van inwerkingtreding van de verordening (omstreeks 1 november 2019) als formeel startpunt voor de daadwerkelijke indienstneming van grenswachten voor het permanente korps acht de Commissie het verstandig om een bedrag van 7,2 miljoen EUR in de reserve te houden ter dekking van de uitgaven voor de salarissen van de eerst in dienst genomen grenswachten in 2019. In dit OGB kan het resterende bedrag in de reserve derhalve worden geannuleerd.

EUR

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

40 02 41

Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingsartikel 18 02 03 — Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex))

-12 121 000

-12 121 000

Totaal    

-12 121 000

-12 121 000

2.1.3    Herschikking van de Dublin III-verordening

De goedgekeurde begroting voor 2019 omvatte 460 miljoen EUR aan vastleggingskredieten bestemd als reserve voor het voorstel van de Commissie tot herschikking van de Dublin III-verordening, in afwachting van de vaststelling van de rechtsgrondslag. Ingeval de rechtshandeling op 1 februari 2019 niet is aangenomen, kan de Commissie in overeenstemming met artikel 31 van het Financieel Reglement één of meer voorstellen tot overschrijving presenteren.

In april 2019 werd de eerste tranche van 370 miljoen EUR vrijgegeven. Samen met dit ontwerp van gewijzigde begroting presenteert de Commissie een tweede en laatste overschrijvingsverzoek (DEC 15/2019) voor een bedrag van 82,8 miljoen EUR, waarvan 62,8 miljoen EUR ten behoeve van extra financieringsbehoeften voor Griekenland in 2019 en 20 miljoen EUR ten behoeve van de volgende oproep tot toezeggingen voor hervestiging. Uitgaande van de door de Commissie ingeschatte behoeften op dit gebied tot het einde van het jaar kan in dit OGB het resterende bedrag in de reserve worden geannuleerd. De Commissie zal de ontwikkelingen ter plaatse evenwel op de voet volgen en zo nodig kan zij verdere corrigerende maatregelen voorstellen.

EUR

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

40 02 41

Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingsartikel 18 03 01 01 - Versterking en ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en bevordering van solidariteit en eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten)

-7 200 000

-7 200 000

Totaal    

-7 200 000

-7 200 000

2.1.4    Europees Openbaar Ministerie (EOM)

In oktober 2017 is overeenstemming bereikt over de oprichting van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) 10 . Waar het opzetten van de bestuurlijke structuur van het ministerie goed is opgeschoten, heeft de benoeming van de hoofdaanklager van het EOM meer tijd gevergd; deze zal nu naar verwachting in de tweede helft van 2019 plaatsvinden. Hierdoor verschuift ook een aantal andere indienstnemingen naar een later tijdstip en sommige uitgaven die oorspronkelijk voor 2019 waren gepland, zullen nu pas in 2020 plaatsvinden. De in de begroting voor 2019 opgenomen kredieten kunnen derhalve worden verlaagd met 1 miljoen EUR in 2019. In de ramingen voor het jaar 2020 11 zijn de budgettaire gevolgen voor 2020 al opgenomen.

EUR

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

33 03 05

Europees Openbaar Ministerie (EOM)

-1 000 000

-1 000 000

Totaal    

-1 000 000

-1 000 000

2.1.5    Europees Sociaal Fonds — Operationele technische bijstand

Rekening houdende met de laatste beoordeling van de werkelijke behoeften aan vastleggingskredieten voor begrotingspost 04 02 63 01 kan een bedrag van 8,3 miljoen EUR worden geannuleerd zonder afbreuk te doen aan de vlotte uitvoering van technische bijstand in het kader van het Europees Sociaal Fonds.

EUR

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

04 02 63 01

Europees Sociaal Fonds — Operationele technische bijstand

-8 300 000

-

Totaal    

-8 300 000

-

2.1.6    Instrument voor noodhulp (ESI)

Het instrument voor noodhulp voorziet in noodmaatregelen die afgestemd zijn op de behoeften en een aanvulling vormen op de reactie van de getroffen lidstaten; deze hulp is gericht op het redden van levens, het voorkomen en verlichten van menselijk lijden en het bewaren van de menselijke waardigheid. De eerste hulpactie in het kader van het ESI is in 2016 van start gegaan en wordt momenteel afgebouwd.

De huidige toewijzing voor de ondersteunende uitgaven van het ESI beloopt 250 000 EUR. In overeenstemming met de gewijzigde raming van de benodigde kredieten mag 120 000 EUR worden geannuleerd.

EUR

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

18 01 04 05

Ondersteunende uitgaven voor noodhulp binnen de Unie

-120 000

-120 000

Totaal    

-120 000

-120 000

2.1.7    Uniemechanisme voor civiele bescherming

Het Uniemechanisme voor civiele bescherming heeft tot doel de samenwerking tussen de deelnemende landen op het terrein van civiele bescherming te versterken om zo de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van rampen te verbeteren.

Met Besluit 2019/420 12 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2019 zijn de financiële middelen voor het Uniemechanisme voor civiele bescherming voor de periode 2014-2020 verhoogd tot 574 miljoen EUR. Naar aanleiding van het politieke akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement en rekening houdende met de later dan geplande vaststelling van voornoemd wijzigingsbesluit dienen de toewijzingen voor het Uniemechanisme voor civiele bescherming voor het jaar 2019 dienovereenkomstig te worden verlaagd. De bedragen in de reserve die de overeengekomen toewijzingen voor 2019 te boven gaan, mogen worden geannuleerd.

EUR

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

40 02 41

Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingspost 23 03 01 01 - Rampenpreventie en rampenparaatheid binnen de Unie)

-35 000 000

-26 390 000

40 02 41

Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingspost 23 03 02 01 - Snelle en doeltreffende respons in noodsituaties, bij grote rampen binnen de Unie)

-

-170 514

40 02 41

Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingspost 23 03 02 02 - Snelle en doeltreffende respons in noodsituaties, bij grote rampen in derde landen)

-

-2 000 000

Totaal    

-35 000 000

-28 560 514

2.1.8    Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU)

Overeenkomstig artikel 4 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) is het totale bedrag van de voorschotten voor elk jaar beperkt tot 50 miljoen EUR, zowel wat vastleggings- als betalingskredieten betreft.

Overeenkomstig artikel 12, lid 4, onder a), van het Financieel Reglement - een nieuwe bepaling die van kracht is sinds 1 augustus 2018 - worden niet-gebruikte vastleggingskredieten voor het SFEU automatisch overgedragen. Eind 2018 was er 29,7 miljoen EUR aan vastleggingskredieten voor het SFEU beschikbaar en dit bedrag is automatisch overgedragen naar 2019. In de begroting voor 2019 13 is een bedrag van 50 miljoen EUR beschikbaar gesteld.

Bijgevolg is er momenteel 79,7 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 50 miljoen EUR aan betalingskredieten beschikbaar in 2019 voor de voorschotten van het SFEU. Daarom wordt voorgesteld de in de begroting voor 2019 opgenomen vastleggingskredieten met 29,7 miljoen EUR te verlagen om het bedrag aan vastleggingskredieten terug te brengen tot de 50 miljoen EUR waarin de basishandeling voorziet, en tot het bedrag van de betalingskredieten.

EUR

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling III – Commissie

13 06 01

Bijstand aan lidstaten in het geval van een grote natuurramp die ernstige gevolgen heeft voor de levensomstandigheden van de burgers, het natuurlijke milieu of de economie

-29 748 635

-

Totaal    

-29 748 635

-

2.1.9    Aanpassing van de beschikbaarstelling van middelen uit de speciale instrumenten

Gezien de verlaging van het niveau van de vastleggingskredieten voor de rubrieken 1a en 3 in dit OGB wordt voorgesteld de beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument als volgt aan te passen:

voor rubriek 1a worden de voor het flexibiliteitsinstrument beschikbaar gestelde middelen verlaagd met 18,5 miljoen EUR;

voor rubriek 3 worden de voor het flexibiliteitsinstrument beschikbaar gestelde middelen verlaagd met 55,4 miljoen EUR.

Bij dit OGB gaat het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument 14 waarbij Besluit (EU) 2019/276 15 van 12 december 2018 wordt ingetrokken en vervangen.

Gezien de verlaging van het niveau van de vastleggingskredieten voor rubriek 1b in dit OGB wordt het gebruik van de overkoepelende marge voor vastleggingen met 8,3 miljoen EUR verlaagd.

2.2.    Uitstel van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie: gevolgen voor de EU-instellingen

Bij de opstelling van de begroting voor 2019 is de instellingen gevraagd om in hun respectieve ramingen rekening te houden met de gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie - die oorspronkelijk voor 29 maart 2019 gepland was - op gebieden met voor de hand liggende wijzigingen (bv. één lid van de Commissie minder, één lid van de Rekenkamer minder, aanpassing van het aantal rechters bij het Hof van Justitie, sluiting van de vertegenwoordiging en de regionale kantoren in het VK enz.).

Dienovereenkomstig hebben het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Europese Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité hun vraag om kredieten verlaagd met in totaal ongeveer 11,7 miljoen EUR (waarvan 10,2 miljoen EUR voor het Europees Parlement). Hierbij werd uitgegaan van de veronderstelling dat het VK in 2019 nog drie maanden lid van de EU zou zijn.

De Europese Dienst voor extern optreden heeft om een kredietverhoging van 12,3 miljoen EUR gevraagd voor de extra uitgaven in verband met de oprichting van een VK-afdeling in het hoofdkantoor en een EU-delegatie in Londen.

Door het uitstel van de terugtrekking van het VK 16 zullen de instellingen nog maximaal zeven maanden langer extra uitgaven voor het VK als EU-lidstaat moeten dekken.

De Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en het Europees Economisch en Sociaal Comité zullen ernaar streven om de extra behoeften te dekken door de bestaande middelen te herschikken. Met name bij het Hof van Justitie is dit mogelijk door de aanhoudende vertraging bij de benoeming van een rechter door een van de lidstaten, waardoor er voldoende is bespaard om de extra kosten voor de betaling van de Britse leden tot en met 31 oktober 2019 te dekken.

Het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer daarentegen vragen extra kredieten om de hieronder uiteengezette redenen.

2.2.1    Europees Parlement

Naar aanleiding van het besluit van de Europese Raad over de samenstelling van het Europees Parlement vanaf de negende zittingsperiode 17 heeft de Afdeling begroting van het Parlement kredieten opgenomen voor 678 leden vanaf 30 maart en voor 705 leden vanaf 2 juli 2019. De kredieten werden verlaagd voor een aantal onderdelen die betrekking hebben op de leden, de assistenten en institutionele vertegenwoordiging; er werden geen middelen opgenomen voor een voorlichtingscampagne in het VK.

Het uitstel tot en met 31 oktober 2019 heeft niet alleen gevolgen voor de samenstelling van het Europees Parlement en de kosten voor assistentie aan de leden, maar betekent ook dat het voorlichtingsbureau in het VK moet worden behouden en dat er in het land Europese verkiezingen moesten worden georganiseerd, waardoor er een uitgebreide voorlichtingscampagne moest worden opgezet.

Al deze factoren, die te wijten zijn aan onvermijdbare, uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden, vereisen extra kredieten ten belope van 15,1 miljoen EUR.

2.2.2    Europese Rekenkamer

Het besluit inzake het uitstel van de terugtrekking van het VK met maximaal zeven maanden heeft gevolgen voor de bezoldigingen en andere uitgaven voor het college van de Rekenkamer, dat daardoor vooralsnog 28 in plaats van 27 leden telt.

Gezien de krappe begroting die voor 2019 was gevraagd, zal de Rekenkamer de extra middelen niet kunnen vinden door een herschikking, maar verzoekt zij om een extra toewijzing van 107 000 EUR om de salarissen en andere vergoedingen alsook de kosten van dienstreizen en representatie te dekken. Hierbij is geen rekening gehouden met het ongebruikte bedrag van de overbruggingstoelagen, dat zal worden overgeschreven naar het onderdeel voor de bezoldiging van het Britse lid.

2.2.3    Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)

De EDEO heeft in zijn begroting voor 2019 als rechtstreeks gevolg van de terugtrekking van het VK extra kredieten toegewezen gekregen om:

in Londen een delegatie op te zetten en te beheren;

de huidige aanwezigheid van de EU in Noord-Ierland te continueren;

in het hoofdkantoor een afzonderlijke afdeling op te richten die de betrekkingen met het VK als derde land moet onderhouden, en

de extra kosten te dekken voor de roulering van personeel, die het gevolg zijn van het feit dat medewerkers met de Britse nationaliteit uit het delegatienetwerk moeten worden teruggeroepen voordat hun detachering normaal zou aflopen.

Deze ramingen gingen uit van de veronderstelling dat het VK de Europese Unie zou verlaten op 29 maart 2019. Aangezien de in artikel 50 bedoelde termijn werd verlengd, heeft de EDEO momenteel overschotten opgebouwd in zijn begroting voor 2019.

Rekening houdende met de grote onzekerheid die er momenteel heerst rond het proces van artikel 50, zal de EDEO in zijn begroting voor 2019 de bedragen voor de eenmalige openingskosten van de delegatie en de bovengenoemde extra rouleringen moeten handhaven. De dienst zal ook een voldoende grote buffer moeten aanhouden voor het geval dat beide partijen het terugtrekkingsakkoord vóór 31 oktober 2019 zouden ratificeren.

De EDEO zal zijn begroting voor 2019 derhalve verlagen met de exploitatiekosten die waren opgenomen voor de afdeling in de hoofdzetel en de plaatsen waar de dienst in het VK aanwezig is, voor de periode vanaf het jaarbegin tot en met 1 augustus (3 276 000 EUR).

Aangezien de situatie later in het jaar zeer sterk kan verschillen van het huidige scenario, wil de EDEO later dit jaar opnieuw met de begrotingsautoriteit samenkomen en verdere aanpassingen aan zijn begroting voor 2019 voorstellen zoals de situatie het op dat moment vereist.

2.2.4     Overzicht

(in EUR)

Begrotingsonderdeel

Benaming

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Afdeling I – Europees Parlement

1 0 0 0

Bezoldigingen

2 420 000

2 420 000

1 0 0 4

Normale reiskosten

2 100 000

2 100 000

1 0 0 6

Algemene kostenvergoeding

1 200 000

1 200 000

1 0 2 0

Overbruggingstoelagen

-1 800 000

-1 800 000

3 2 2

Documentatie

80 000

80 000

3 2 4 2

Kosten van publicatie, voorlichting en deelneming aan openbare evenementen

3 000 000

3 000 000

3 2 4 4

Organisatie en ontvangst van bezoekersgroepen, Euroscola en uitnodigingen aan opiniemakers uit derde landen

300 000

300 000

3 2 5

Uitgaven in verband met de voorlichtingsbureaus

320 000

320 000

4 2 2

Assistentie aan de leden

7 490 000

7 490 000

Subtotaal afdeling I

15 110 000

15 110 000

Afdeling V — Europese Rekenkamer

1 0 0 0

Bezoldiging, vergoedingen en pensioenen

96 000

96 000

1 0 4

Dienstreizen

6 000

6 000

2 5 2

Representatiekosten

5 000

5 000

Subtotaal afdeling V

107 000

107 000

Afdeling X – Europese Dienst voor extern optreden

1 1 0 0

Basissalarissen

-564 000

-564 000

1 1 0 2

Uit het Statuut voortvloeiende rechten in verband met de persoonlijke situatie van het personeelslid

-143 000

-143 000

1 1 0 3

Sociale zekerheid

-22 000

-22 000

1 4 0

Dienstreizen

-27 000

-27 000

3 0 0 0

Salaris en andere rechten voor statutaire personeelsleden

-747 000

-747 000

3 0 0 1

Extern personeel en externe dienstverlening

-568 000

-568 000

3 0 0 2

Overige personeelsuitgaven

-97 000

-97 000

3 0 0 3

Gebouwen en daarmee samenhangende kosten

-1 070 000

-1 070 000

3 0 0 4

Overige administratieve uitgaven

-38 000

-38 000

Subtotaal afdeling X

-3 276 000

-3 276 000

Totaal

11 941 000

11 941 000

3.    Actualisering van de ontvangsten

3.1    Algemene gevolgen van OGB 4/2019 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten

Naar aanleiding van de 175e vergadering van het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (RCEM) op 24 mei 2019 moet de ontvangstenzijde van de begroting op twee punten worden aangepast: ten eerste, een actualisering van de ramingen van de traditionele eigen middelen (TEM) en de eigen btw- en bni-middelen om rekening te houden met recentere economische prognoses, en ten tweede, een bijstelling van de Britse correctie. Deze twee aanpassingen worden in de punten 3.2 en 3.3 toegelicht.

Onderstaande overzichtstabel geeft de algemene gevolgen weer van de aanpassingen van zowel de ontvangsten als de uitgaven in dit OGB. In deze tabel wordt ook de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten weergegeven zoals opgenomen in de begroting voor 2019, zoals aangepast in ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3 (OGB 3/2019) 18 en ten slotte in dit OGB.

Verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten per lidstaat (in miljoen EUR)

Begroting 2019

OGB 3/2019

OGB 4/2019

(1)

(2)

(3)

BE

6 151,1

6 108,2

6 096,5

BG

565,3

560,2

605,0

CZ

2 012,3

1 993,3

2 028,3

DK

2 811,0

2 782,1

2 801,5

DE

30 494,7

30 164,5

29 792,7

EE

253,3

250,9

263,1

IE

2 478,4

2 453,9

2 485,6

EL

1 746,1

1 728,6

1 759,2

ES

12 172,1

12 056,6

12 161,9

FR

22 592,6

22 364,4

22 592,4

HR

496,6

491,8

494,6

IT

17 008,2

16 840,7

16 772,0

CY

202,2

200,3

206,7

LV

288,5

285,7

301,3

LT

459,3

455,2

481,5

LU

376,9

373,1

382,6

HU

1 285,1

1 272,7

1 349,3

MT

116,7

115,6

119,3

NL

7 707,0

7 633,3

7 668,9

AT

3 437,6

3 400,7

3 398,3

PL

4 934,2

4 888,0

5 072,7

PT

1 914,7

1 896,0

1 932,0

RO

1 916,6

1 897,1

1 948,8

SI

480,2

475,8

488,1

SK

868,0

859,3

873,2

FI

2 186,3

2 163,9

2 166,7

SE

3 859,3

3 815,1

3 883,5

UK

17 490,2

17 268,1

16 614,1

EU

146 304,5

144 795,1

144 739,5



3.2    Herziening van de ramingen van de TEM en de btw- en bni-grondslagen

Volgens vaste praktijk stelt de Commissie voor om de financiering van de begroting te herzien op basis van recentere economische ramingen 19 , door de lidstaten goedgekeurd op de RCEM-vergadering.

De herziening heeft betrekking op de raming van de TEM die in 2019 moeten worden afgedragen aan de begroting, en op de geraamde btw- en bni-grondslagen voor 2019. De raming voor de begroting voor 2019 werd vastgesteld tijdens de 172e RCEM-vergadering op 18 mei 2018. In de herziening in het huidige OGB wordt uitgegaan van de ramingen die op de 175e RCEM-vergadering op 24 mei 2019 zijn goedgekeurd. Het gebruik van een bijgewerkte raming van de eigen middelen verhoogt de nauwkeurigheid van de ontvangstenprognoses en bijgevolg van de afdrachten aan de EU-begroting die tijdens het begrotingsjaar aan de lidstaten worden gevraagd.

Ten opzichte van de in mei 2018 goedgekeurde raming is de voor 2019 goedgekeurde raming op de volgende punten herzien:

De totale nettodouanerechten voor 2019 worden thans geraamd op 21 206,0 miljoen EUR (na aftrek van 20 % inningskosten), hetgeen neerkomt op een afname van 1,23 % ten opzichte van de raming van 21 471,2 miljoen EUR die in de begroting voor 2019 was opgenomen. De Commissie heeft de resultaten van de traditionele RCEM-ramingsmethode (gebaseerd op de macro-economische prognose van voorjaar 2019) vergeleken met de resultaten van de extrapolatiemethode van de meest recente feitelijke gegevens voor de geïnde douanerechten (januari-april 2019). Zoals in de voorgaande jaren is overeengekomen om met de nodige omzichtigheid te werk te gaan en de laagste TEM-raming te gebruiken om een gezond begrotingsbeheer te waarborgen in een context van grote economische onzekerheden en potentiële verstoringen in de handelspatronen.

De totale niet-afgetopte btw-grondslag voor de EU in 2019 wordt thans geraamd op 7 085 193,6 miljoen EUR, wat neerkomt op 2,30 % meer dan de in mei 2018 geraamde 6 925 637,5 miljoen EUR. De totale afgetopte btw-grondslag 20 voor de EU in 2019 wordt geraamd op 7 057 535,1 miljoen EUR, wat neerkomt op 2,20 % meer dan de in mei 2018 geraamde 6 905 892,6 miljoen EUR.

De totale bni-grondslag voor de EU in 2019 wordt geraamd op 16 347 197,8 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling (-0,60 %) in vergelijking met de in mei 2018 geraamde 16 446 111,0 miljoen EUR.

Om de in nationale valuta luidende ramingen van btw- en bni-grondslagen om te rekenen naar euro (voor de negen lidstaten die geen lid zijn van de eurozone), is de wisselkoers van 31 december 2018 gebruikt. Distorsies worden voorkomen doordat dezelfde koers wordt gebruikt wanneer de in de begroting opgenomen eigen middelen van euro worden omgerekend naar nationale valuta bij de afroeping van de bedragen (overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad).

De herziene ramingen van TEM, niet-afgetopte btw-grondslagen en bni-grondslagen voor 2019, zoals vastgesteld op de 175e RCEM-vergadering van 24 mei 2019, zijn in onderstaande tabel opgenomen:

Herziene ramingen van TEM, btw- en bni-grondslagen voor 2019 (in miljoen EUR)

Douanerechten

(80 %)

Niet-afgetopte btw-grondslagen

Bni-grondslagen

Afgetopte

btw-grondslagen 21

BE

2 173,3

200 164,5

469 186,6

200 164,5

BG

104,7

27 671,8

58 500,4

27 671,8

CZ

293,2

90 821,9

205 917,4

90 821,9

DK

357,7

119 452,0

313 973,3

119 452,0

DE

4 133,0

1 453 699,2

3 551 074,7

1 453 699,2

EE

34,9

13 074,3

26 649,8

13 074,3

IE

308,7

91 474,4

265 877,4

91 474,4

EL

185,6

75 007,5

190 421,6

75 007,5

ES

1 573,9

572 646,4

1 252 795,0

572 646,4

FR

1 746,2

1 112 113,9

2 472 604,4

1 112 113,9

HR

39,0

33 740,9

52 961,9

26 481,0

IT

1 901,2

718 519,6

1 793 427,3

718 519,6

CY

25,3

14 284,0

21 070,6

10 535,3

LV

44,8

12 079,5

31 194,7

12 079,5

LT

99,5

19 008,6

45 938,8

19 008,6

LU

17,6

30 710,0

42 445,3

21 222,7

HU

210,4

57 991,8

135 913,0

57 991,8

MT

13,8

8 893,3

12 257,9

6 129,0

NL

2 607,3

331 589,2

806 725,1

331 589,2

AT

217,5

180 376,1

399 095,3

180 376,1

PL

781,4

248 536,4

502 207,3

248 536,4

PT

188,2

105 998,5

203 200,7

101 600,4

RO

194,6

76 044,3

215 341,6

76 044,3

SI

81,0

22 413,4

47 995,2

22 413,4

SK

100,5

34 473,4

94 317,1

34 473,4

FI

150,6

102 046,6

240 879,6

102 046,6

SE

520,7

211 575,9

491 990,2

211 575,9

UK

3 101,4

1 120 786,2

2 403 235,6

1 120 786,2

EU28

21 206,0

7 085 193,6

16 347 197,8

7 057 535,1

3.3    Britse correctie voor 2018 en 2015

3.3.1    Inleiding

De correctie voor begrotingsonevenwichtigheden ten voordele van het Verenigd Koninkrijk (de “Britse correctie”) die in dit OGB moet worden opgenomen, heeft betrekking op twee jaren: 2015 en 2018.

Op de Britse correctie voor 2015 en 2018 zijn de bepalingen van Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 22 en het bijbehorende werkdocument, de Berekeningsmethode 2014 23 , van toepassing. Overeenkomstig dit besluit worden de netto “meevallers” die het Verenigd Koninkrijk geniet als gevolg van het in 2001 verhoogde percentage van de traditionele eigen middelen dat de lidstaten mogen inhouden als compensatie voor hun inningskosten, geneutraliseerd en worden de toegewezen uitgaven gecorrigeerd voor de totale toegewezen uitgaven in de lidstaten die na 30 april 2004 tot de EU zijn toegetreden, behalve voor de rechtstreekse landbouwbetalingen en marktgerelateerde uitgaven, alsmede voor het gedeelte van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling dat afkomstig is uit het EOGFL, afdeling Garantie.

Voorts wordt het respectieve aandeel van Oostenrijk, Duitsland, Nederland en Zweden in de financiering van de Britse correctie beperkt tot een vierde van wat normaal hun aandeel zou zijn. De verlaging wordt gefinancierd door de overige lidstaten, met uitzondering van het VK.

In dit OGB worden de berekening en de financiering van de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 en van het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 opgenomen.



Het verschil tussen het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 en het bedrag dat eerder in de begroting werd opgenomen (eerste bijstelling in GB 5/2016) wordt in hoofdstuk 35 (Resultaat van de definitieve berekening van de financiering van de correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten gunste van het Verenigd Koninkrijk) van dit OGB opgevoerd.

Het bedrag van de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 is opgevoerd in hoofdstuk 15 (Correctie van begrotingsonevenwichtigheden) van dit OGB en vervangt het eerder in de begroting opgenomen voorlopige bedrag.

3.3.2    Berekening van de correcties

De bijstellingen van de correcties voor 2015 en 2018 zijn voornamelijk het gevolg van de actualisering van de btw- en bni-grondslagen zoals in het najaar van 2018 door de lidstaten meegedeeld. Voorts wordt in de bijstelling van de correctie voor 2018 rekening gehouden met de toegewezen uitgaven van 2018.

3.3.2.1    Britse correctie voor 2018

In de onderstaande tabel worden de verschillen samengevat tussen het in de begroting voor 2019 opgenomen voorlopige bedrag van de Britse correctie voor 2018 en de in dit OGB op te nemen eerste bijstelling van de correctie voor 2018.

Britse correctie voor 2018

Britse correctie voor 2018

VOORLOPIG

Begroting 2019

Britse correctie voor 2018

1e BIJSTELLING

OGB 4/2019

Verschil

(1)

(2)

(2)-(1)

(1)

Aandeel VK in niet-afgetopte btw-grondslag

16,1945 %

15,9617 %

-0,2329 %

(2)

Aandeel VK in voor uitbreiding gecorrigeerde totale toegerekende uitgaven

7,3577 %

6,7300 %

-0,6277 %

(3)

= (1) - (2)

8,8368 %

9,2317 %

+0,3948 %

(4)

Totale toegerekende uitgaven

127 599 039 596

129 786 633 964

+ 2 187 594 368

(5)

Uitbreidingsuitgaven
= (5a) + (5b)

27 076 886 462

31 101 300 166

+ 4 024 413 704

(5a)

Pretoetredingsuitgaven

0

0

0

(5b)

Uitgaven i.v.m. artikel 4, lid 1, onder g)

27 076 886 462

31 101 300 166

+ 4 024 413 704

(6)

Voor de uitbreiding gecorrigeerde totale toegerekende uitgaven = (4) - (5)

100 522 153 134

98 685 333 798

- 1 836 819 336

(7)

Oorspronkelijk bedrag van de Britse correctie = (3) x (6) x 0,66

5 862 761 188

6 012 789 482

+ 150 028 294

(8)

Voordeel voor VK

854 326 562

616 616 471

- 237 710 091

(9)

Kerncorrectie voor VK = (7) - (8)

5 008 434 626

5 396 173 012

+ 387 738 385

(10)

Meevallers TEM

- 15 094 049

- 35 957 064

- 20 863 015

(11)

Correctie voor VK = (9) - (10)

5 023 528 676

5 432 130 075

+ 408 601 399

De eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 ligt ongeveer 409 miljoen EUR hoger dan het voorlopige bedrag van de Britse correctie voor 2018 dat in de begroting 2019 was opgenomen.

3.3.2.2    Britse correctie voor 2015

In de onderstaande tabel worden de verschillen samengevat tussen de in gewijzigde begroting 5/2016 opgenomen eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2015 en het in dit OGB op te nemen definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015.

Britse correctie voor 2015

Britse correctie voor 2015
1e BIJSTELLING
GB 5/2016

Britse correctie voor 2015
DEFINITIEF
OGB 4/2019

Verschil

(1)

(2)

(2)-(1)

(1)

Aandeel VK in niet-afgetopte btw-grondslag

19,2145 %

19,1419 %

- 0,0726 %

(2)

Aandeel VK in voor uitbreiding gecorrigeerde totale toegerekende uitgaven

7,5910 %

7,5894 %

- 0,0016 %

(3)

= (1) - (2)

11,6235 %

11,5525 %

- 0,0710 %

(4)

Totale toegerekende uitgaven

129 194 773 448

129 135 893 336

- 58 880 112

(5)

Uitbreidingsuitgaven
= (5a) + (5b)

31 733 179 803

31 639 878 296

- 93 301 507

(5a)

Pretoetredingsuitgaven

0

0

0

(5b)

Uitgaven i.v.m. artikel 4, lid 1, onder g)

31 733 179 803

31 639 878 296

- 93 301 507

(6)

Voor de uitbreiding gecorrigeerde totale toegerekende uitgaven = (4) - (5)

97 461 593 645

97 496 015 040

+ 34 421 395

(7)

Oorspronkelijk bedrag van de Britse correctie = (3) x (6) x 0,66

7 476 753 663

7 433 724 758

- 43 028 905

(8)

Voordeel voor VK

1 496 521 393

1 381 345 015

- 115 176 378

(9)

Kerncorrectie voor VK = (7) - (8)

5 980 232 270

6 052 379 743

+ 72 147 473

(10)

Meevallers TEM

-76 109 576

-74 320 246

+ 1 789 330

(11)

Correctie voor VK = (9) - (10)

6 056 341 847

6 126 699 989

+70 358 142

Het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 valt 70 miljoen EUR hoger uit dan de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2015, die is opgenomen in GB 5/2016, voornamelijk wegens de actualiseringen van de btw- en bni-grondslagen zoals in het najaar van 2018 door de lidstaten meegedeeld.

3.3.3    Opneming in het OGB 4/2019 van de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 en van het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 

3.3.3.1    Britse correctie voor 2015 (hoofdstuk 35)

Het bedrag van de Britse correctie dat in hoofdstuk 35 van dit OGB moet worden opgenomen, is het verschil tussen het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 (d.w.z. 6 126 699 989 EUR) en de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2015 (d.w.z. de in GB 5/2016 opgenomen 6 056 341 847 EUR), dat 70 358 142 EUR bedraagt.

Voor de financiering van dit bedrag moet worden uitgegaan van de herziene bni-grondslagen 2015, zoals eind 2018 bekend. In de onderstaande tabel is weergegeven hoe dit bedrag in hoofdstuk 35 wordt opgenomen:

Britse correctie 2015 — Hoofdstuk 35

BE

1 267 154

LU

866 089

BG

3 148 896

HU

2 764 651

CZ

4 903 895

MT

310 080

DK

6 556 672

NL

-260 138

DE

4 385 985

AT

1 362 429

EE

303 635

PL

-9 542 201

IE

20 284 145

PT

476 355

EL

504 408

RO

1 609 226

ES

1 272 857

SI

123 083

FR

5 838 257

SK

1 555 233

HR

1 207 446

FI

4 733 265

IT

19 287 491

SE

-2 400 255

CY

627 536

LV

-619 579

UK

- 70 358 142

LT

-208 473

Totaal

0

3.3.3.2    Britse correctie voor 2018 (hoofdstuk 15)

De eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 bedraagt 5 432 130 075 EUR en valt 408 601 399 EUR hoger uit dan het in de begroting 2019 opgenomen bedrag (5 023 528 676 EUR).

Voor de financiering van dit bedrag moet worden uitgegaan van de bij dit OGB herziene bni-grondslagen voor 2019. In de onderstaande tabel is weergegeven hoe dit bedrag in hoofdstuk 15 wordt opgenomen:



Britse correctie 2018 – Hoofdstuk 15

BE

265 533 515

LU

24 021 679

BG

33 107 972

HU

76 919 197

CZ

116 537 793

MT

6 937 290

DK

177 691 422

NL

78 568 695

DE

345 846 816

AT

38 868 751

EE

15 082 304

PL

284 221 395

IE

150 471 818

PT

115 000 292

EL

107 768 033

RO

121 871 366

ES

709 012 279

SI

27 162 613

FR

1 399 356 542

SK

53 378 232

HR

29 973 489

FI

136 324 454

IT

1 014 980 086

SE

47 915 985

CY

11 924 787

UK

- 5 432 130 075

LV

17 654 465

LT

25 998 805

Totaal

0

4.Samenvatting per MFK-rubriek

In EUR

Begrotingsonderdeel

Begroting 2019

Ontwerp van gewijzigde begroting 4/2019

Begroting 2019

(incl. OGB 1-3/2019)

(incl. OGB 1-4/2019)

VK

BK

VK

BK

VK

BK

1.

Slimme en inclusieve groei

80 627 449 848

67 556 947 173

- 26 820 000

- 18 520 000

80 600 629 848

67 538 427 173

waarvan flexibiliteitsinstrument

178 715 475

 

- 18 520 000

 

160 195 475

 

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

524 734 373

 

- 8 300 000

 

516 434 373

 

Maximum

79 924 000 000

 

 

79 924 000 000

 

Marge

 

 

 

 

1a

Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

23 435 449 848

20 521 537 455

- 18 520 000

- 18 520 000

23 416 929 848

20 503 017 455

waarvan flexibiliteitsinstrument

178 715 475

 

- 18 520 000

 

160 195 475

 

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

174 734 373

 

 

 

174 734 373

 

Maximum

23 082 000 000

 

 

 

23 082 000 000

 

Marge

 

 

 

 

1b

Economische, sociale en territoriale samenhang

57 192 000 000

47 035 409 718

- 8 300 000

 

57 183 700 000

47 035 409 718

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

350 000 000

 

- 8 300 000

 

341 700 000

 

Maximum

56 842 000 000

 

 

 

56 842 000 000

 

Marge

 

 

 

 

2.

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

59 642 077 986

57 399 857 331

 

 

59 642 077 986

57 399 857 331

Maximum

60 344 000 000

 

 

 

60 344 000 000

 

Marge

701 922 014

 

 

 

701 922 014

 

waarvan Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) - marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

43 191 947 000

43 116 399 417

 

 

43 191 947 000

43 116 399 417

Submaximum

43 881 000 000

 

 

 

43 881 000 000

 

Afrondingsverschil uitgesloten voor de berekening van de marge

659 000

 

 

 

659 000

 

ELGF-marge

688 394 000

 

 

 

688 394 000

 

3.

Veiligheid en burgerschap

3 786 629 138

3 527 434 894

- 55 441 000

- 47 001 514

3 731 188 138

3 480 433 380

waarvan flexibiliteitsinstrument

985 629 138

 

- 55 441 000

 

930 188 138

 

Maximum

2 801 000 000

 

 

 

2 801 000 000

 

Marge

 

 

 

 

4.

Europa als wereldspeler

11 319 265 627

9 358 295 603

 

- 2 000 000

11 319 265 627

9 356 295 603

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

1 051 265 627

 

 

 

1 051 265 627

 

Maximum

10 268 000 000

 

 

 

10 268 000 000

 

Marge

 

 

 

 

5.

Administratie

9 942 974 723

9 944 904 743

11 941 000

11 941 000

9 954 915 723

9 956 845 743

Maximum

10 786 000 000

 

 

 

10 786 000 000

 

waarvan gecompenseerd door de marge voor onvoorziene uitgaven

- 253 882 156

 

 

 

- 253 882 156

 

Marge

589 143 121

 

 

 

577 202 121

 

waarvan administratieve uitgaven van de instellingen

7 747 285 803

7 749 215 823

 

 

7 747 285 803

7 749 215 823

Submaximum

8 700 000 000

 

 

 

8 700 000 000

 

waarvan gecompenseerd door de marge voor onvoorziene uitgaven

- 253 882 156

 

 

 

- 253 882 156

 

Marge

698 832 041

 

 

 

698 832 041

 

Totaal

165 318 397 322

147 787 439 744

- 70 320 000

- 55 580 514

165 248 077 322

147 731 859 230

waarvan flexibiliteitsinstrument

1 164 344 613

961 862 659

- 73 961 000

- 37 271 858

1 090 383 613

924 590 801

waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

1 576 000 000

 

- 8 300 000

 

1 567 700 000

 

Maximum

164 123 000 000

166 709 000 000

 

164 123 000 000

166 709 000 000

waarvan gecompenseerd door de marge voor onvoorziene uitgaven

- 253 882 156

 

 

- 253 882 156

Marge

1 291 065 135

19 883 422 915

 

 

1 279 124 135

19 901 731 571

 

Andere speciale instrumenten

870 799 794

705 051 794

- 29 748 635

 

841 051 159

705 051 794

Totaal-generaal

166 189 197 116

148 492 491 538

- 100 068 635

- 55 580 514

166 089 128 481

148 436 911 024

(1)      PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
(2) .    PB L 67 van 7.3.2019.
(3)      COM(2019) 300 van 15.4.2019.
(4)      COM(2019) 320 van 15.5.2019.
(5)      COM(2019) 205 van 22.5.2019.
(6)      COM(2017) 536 van 20.9.2017.
(7)      COM(2017) 331 van 13.6.2017.
(8)      SEC(2019) 250 van 5.6.2019.
(9)      COM(2018) 631 van 12.9.2018.
(10)      Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017).
(11)      SEC(2019) 250 van 5.6.2019.
(12)      Besluit (EU) 2019/420 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2019 tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 77 van 20.3.2019, blz. 1). De financiële middelen zijn vastgelegd in artikel 1, punt 11.
(13)      COM(2019) 252 van 5.6.2019.
(14)      COM(2019) 600 van 2.7.2019.
(15)      PB L 54 van 22.2.2019, blz. 3.
(16)      Conclusies van de buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad (art. 50) (10 april 2019) — EUCO XT 20015/19.
(17)      Besluit (EU) 2018/937 van 28 juni 2018.
(18)      COM(2019) 205 van 22.5.2019.
(19)      Europese Commissie, economische voorjaarsprognoses van 2019, https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-performance-and-forecasts/economic-forecasts/spring-2019-economic-forecast_en  
(20)      Krachtens Besluit 2014/335 van de Raad wordt de btw-grondslag van de lidstaten afgetopt op 50 % indien deze meer dan 50 % van hun bni bedraagt. In het kader van OGB 4/2019 wordt voor vijf lidstaten de btw-grondslag afgetopt op 50 % van het bni: Kroatië, Cyprus, Luxemburg, Malta en Portugal.
(21)    De bedragen tegen een grijze achtergrond zijn het resultaat van de aftopping van de btw-grondslagen (zie vorige voetnoot).
(22)    PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105.
(23)    Werkdocument van de Commissie van 14 mei 2014 inzake de berekening, financiering, betaling en opneming in de begroting van de correctie van begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van Verenigd Koninkrijk (“de Britse korting”) overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.