Brussel, 8.11.2019

COM(2019) 594 final

ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING NR. 5
BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2019

Aanpassingen van de administratieve kredieten van de instellingen van de EU aan de jongst beschikbare informatie en actualisering van de ontvangsten (eigen middelen)


Gezien:

het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (...) 1 , en met name artikel 44,

de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019, zoals vastgesteld op 12 december 2018 2 ,

gewijzigde begroting nr. 1/2019 3 , vastgesteld op 18 september 2019,

gewijzigde begroting nr. 2/2019 4 , vastgesteld op 18 september 2019,

gewijzigde begroting nr. 3/2019 5 , vastgesteld op 18 september 2019,

ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2019, vastgesteld op 2 juli 2019 6 ,

dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 5 bij de begroting 2019 in.

WIJZIGINGEN IN DE STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING

De wijzigingen in de algemene staat van ontvangsten en in de afzonderlijke afdelingen (I, III, V en X) zijn beschikbaar via EUR-Lex ( https://eur-lex.europa.eu/budget/www/index-nl.htm ).

INHOUD

1.    Inleiding    

2.    Bijstelling van de administratieve uitgaven van de EU-instellingen    

2.1.    Bezoldigingen en pensioenen    

2.1.1    Jaarlijkse salarisaanpassing    

2.1.2    Overzicht    

2.2.    Uitstel van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie: gevolgen voor de EU-instellingen    

2.2.1    Europees Parlement (EP)    

2.2.2    Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS)    

2.2.3    De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)    

2.2.4    Overzicht    

3.    Actualisering van de ontvangsten    

3.1    Gevolgen van OGB 5/2019 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten over de lidstaten    

3.2    Herziening van de ramingen van TEM en de btw- en bni-grondslagen    

3.3    Britse correctie voor 2018 en 2015    

3.3.1    Inleiding    

3.3.2    Berekening van de correcties    

3.3.3    Opneming in het OGB 5/2019 van de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 en van het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015    

4.    Samenvatting per MFK-rubriek    

TOELICHTING

1.Inleiding

Op 2 juli 2019 diende de Commissie het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 4 7 voor het jaar 2019 in, dat ertoe strekte de uitgaven- en de ontvangstenzijde van de begroting te actualiseren in het licht van de laatste ontwikkelingen.

De Raad en het Europees Parlement hebben hun lezing van OGB nr. 4/2019 voltooid op 3 september 2019 8 en 10 oktober 2019 9 respectievelijk. Omdat de amendementen van het Europees Parlement onaanvaardbaar waren voor de Raad, is het bemiddelingscomité bijeengeroepen overeenkomstig artikel 314, lid 4, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Het bemiddelingscomité heeft gedurende een termijn van 21 dagen, in casu van 15 oktober tot 4 november 2019, geprobeerd overeenstemming te bereiken. Gedurende die periode is het echter onmogelijk gebleken de standpunten van het Europees Parlement en de Raad met elkaar te verzoenen.

De niet-betwiste onderdelen van OGB 4/2019 zijn opgenomen in dit ontwerp van gewijzigde begroting nr. 5/2019, waarin terzelfder tijd rekening wordt gehouden met de jongst beschikbare informatie.

OGB nr. 5/2019 strekt er bijgevolg toe,

aan de uitgavenzijde, de administratieve uitgaven van de EU-instellingen bij te stellen ter weerspiegeling van:

de aanpassing van de salarissen met effect vanaf 1 juli 2019, die lager is dan voorzien, en

het jongste uitstel van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, waartoe op 28 oktober 2019 werd besloten;

aan de ontvangstenzijde, de raming van de traditionele eigen middelen (d.w.z. douanerechten en suikerheffingen), de btw- en de bni-grondslagen te herzien, en de relevante Britse correcties en de financiering daarvan in de begroting te verdisconteren, factoren die allemaal gevolgen hebben voor de verdeling van de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting.

2.    Bijstelling van de administratieve uitgaven van de EU-instellingen

2.1.    Bezoldigingen en pensioenen

2.1.1    Jaarlijkse salarisaanpassing

Overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van het Statuut wordt de bezoldiging van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie jaarlijks geactualiseerd op basis van een verslag van de Commissie, opgesteld aan de hand van statistische gegevens van Eurostat met instemming van de nationale diensten voor de statistiek van de lidstaten, dat de situatie in de lidstaten op 1 juli weerspiegelt.

De berekening van de actualisering is gebaseerd op het beginsel van parallellisme tussen de ontwikkeling van de reële (voor inflatie gezuiverde) bezoldiging van EU-ambtenaren en nationale ambtenaren van de lidstaten. Zij weerspiegelt het gecombineerde effect van twee belangrijke variabelen:

¾De jaarlijkse ontwikkeling van de reële lonen van ambtenaren van de centrale overheid van een steekproef van 11 lidstaten die meer dan 75 % van het bbp van de Unie vertegenwoordigen.

¾De jaarlijkse inflatie in Brussel en Luxemburg, berekend door de stijging van de nationale consumentenprijzen zoals gemeten met de Belgische GICP en de Luxemburgse CPI, te wegen met de verdeling van het EU-personeel over beide standplaatsen.

In de begroting 2019 was een aanpassing van 2,3 % opgenomen (voor een periode van zes maanden), toe te passen met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2019. Dit percentage werd door de diensten van de Commissie berekend in november 2017 op basis van de geraamde ontwikkeling van de koopkracht en de kosten van levensonderhoud voor de referentieperiode (1.7.2019 - 30.6.2020) volgens de in het Statuut voorgeschreven methode.

Volgens het op 31 oktober overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut uitgebrachte verslag van Eurostat voor de lopende exercitie bedraagt de aanpassing van de nominale nettobezoldiging van de EU-ambtenaren in Brussel en Luxemburg met ingang van juli 2019 2,00 %. De aanpassing is nodig om een parallelle ontwikkeling van de koopkracht met die van de ambtenaren in de lidstaten te bewaren. Zij is lager dan geraamd, met name omdat de kosten van levensonderhoud in België en Luxemburg minder zijn gestegen dan was voorzien.

Niettegenstaande het verslag van de Commissie 10 aan de Raad en het Europees Parlement pas later in november zal worden vastgesteld, is een voorstel om de begrotingskredieten te verlagen gerechtvaardigd in het licht van de beginselen van goed financieel beheer en realistische budgettering.

Het voorstel is om de niet-gesplitste uitgaven van rubriek 5 Administratie te verminderen met 9,9 miljoen EUR voor 2019, waarvan 3,8 miljoen EUR voor de Commissie, 3,0 miljoen EUR voor de pensioenen van alle instellingen en 3,1 miljoen EUR voor alle andere deelnemende instellingen.

2.1.2    Overzicht

(in EUR)

Begrotings-onderdeel

Omschrijving

Kredieten

Afdeling I — Europees Parlement

 

1 0 0 0

Salarissen

-113 000

1 2 0 0

Salaris en vergoedingen

-990 000

1 4 0 0

Andere personeelsleden — Secretariaat-generaal en fracties

-78 000

1 4 0 1

Andere personeelsleden — Beveiliging

-39 000

1 4 0 2

Andere personeelsleden — Chauffeurs in het secretariaat-generaal

-9 000

1 4 0 5

Uitgaven voor tolkendiensten

-24 000

4 2 2

Assistentie aan de leden

-170 000

Subtotaal afdeling I

-1 423 000

Afdeling II — Europese Raad en Raad

 

1 1 0 0

Basissalarissen

-481 000

Subtotaal afdeling II

-481 000

Afdeling III - Commissie

 

XX 01 01 01 01

Salaris en vergoedingen

-1 000

XX 01 01 01 03

Aanpassing van de salarissen

-3 165 000

XX 01 01 02 03

Kredieten ter dekking van een aanpassing van de salarissen

-167 000

A2 01 01

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen

-86 000

A3 01 01

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen

-60 000

A4 01 01

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen

-16 000

A4 01 02 01

Extern personeel

-2 000

A5 01 01

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen

-24 000

A5 01 02 01

Extern personeel

-26 000

A6 01 01

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen

-55 000

A6 01 02 01

Extern personeel

-55 000

A7 01 01

Uitgaven in verband met ambtenaren en tijdelijke functionarissen

-19 000

A7 01 02 01

Extern personeel

-1 000

16 01 02 03

Extern personeel — Vertegenwoordigingen van de Commissie

-27 000

25 01 01 03

Bezoldigingen, toelagen en betalingen voor de leden van de instelling

-14 000

27 01 02 09

Extern personeel — Niet-gedecentraliseerd beheer

-109 000

30 01 15 03

Wegingen en aanpassingen van de pensioenen en de verschillende vergoedingen

-2 932 000

30 01 16 01

Pensioenen van voormalige leden van het Europees Parlement

-7 000

30 01 16 03

Pensioenen van voormalige leden van de Commissie

-10 000

30 01 16 04

Pensioenen van voormalige leden van het Hof van Justitie van de Europese Unie

-15 000

30 01 16 05

Pensioenen van voormalige leden van de Rekenkamer

-7 000

30 01 16 06

Pensioenen van voormalige Europese ombudsmannen

-1 000

30 01 16 07

Pensioenen van voormalige Europese Toezichthouders voor gegevensbescherming

-1 000

Subtotaal afdeling III

-6 800 000

Afdeling IV — Hof van Justitie van de Europese Unie

 

1 0 0 0

Salarissen en vergoedingen

-47 000

1 0 0 2

Rechten bij indiensttreding, overplaatsing en beëindiging van de dienst

-2 000

1 0 2

Overbruggingstoelagen

-5 000

1 2 0 0

Salarissen en vergoedingen

-378 000

1 2 0 2

Betaalde overuren

-1 000

1 4 0 0

Andere personeelsleden

-11 000

1 4 0 4

Stages en uitwisseling van personeel

-1 000

Subtotaal afdeling IV

-445 000

Afdeling V — Rekenkamer

 

1 0 0 0

Bezoldiging, vergoedingen en pensioenen

-13 000

1 0 2

Overbruggingstoelagen

-3 000

1 2 0 0

Salaris en vergoedingen

-155 000

1 2 0 2

Betaalde overuren

-1 000

1 2 0 4

Rechten bij indiensttreding, overplaatsing en beëindiging van de dienst

-1 000

1 4 0 0

Andere personeelsleden

-6 000

Subtotaal afdeling V

-179 000

Afdeling VI — Europees Economisch en Sociaal Comité

 

1 2 0 0

Salaris en vergoedingen

-104 703

1 2 0 2

Betaalde overuren

-44

1 2 0 4

Rechten bij indiensttreding, overplaatsing en beëindiging van de dienst

-444

1 2 2 0

Vergoedingen bij ontheffing van het ambt en verlof om redenen van dienstbelang

-485

1 4 0 0

Andere personeelsleden

-3 404

1 4 0 4

Stages, subsidies en uitwisseling van ambtenaren

-1 221

1 4 0 8

Rechten bij indiensttreding, overplaatsing en beëindiging van de dienst

-89

Subtotaal afdeling VI

-110 390

Afdeling VIII — Europese Ombudsman

 

1 2 0 0

Salaris en vergoedingen

-13 000

Subtotaal afdeling VIII

-13 000

Afdeling IX — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

 

1 0 0 0

Salaris en vergoedingen

-1 000

1 1 0 0

Salaris en vergoedingen

-5 000

1 1 1 0

Arbeidscontractanten

-1 000

3 0 1 0

Salaris en vergoedingen

-1 000

Subtotaal afdeling IX

-8 000

Afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden

 

1 1 0 0

Basissalarissen

-152 000

1 1 0 2

Uit het Statuut voortvloeiende rechten in verband met de persoonlijke situatie van het personeelslid

-39 000

1 1 0 3

Sociale zekerheid

-5 000

1 2 0 0

Arbeidscontractanten

-20 000

3 0 0 0

Salaris en andere rechten voor statutaire personeelsleden

-190 000

3 0 0 1

Extern personeel en externe dienstverlening

-32 000

3 0 0 2

Overige personeelsuitgaven

-18 000

Subtotaal afdeling X

-456 000

Totaal

 

-9 915 390

2.2.    Uitstel van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie: gevolgen voor de EU-instellingen

Bij de opstelling van de begroting voor 2019 is de instellingen gevraagd om in hun respectieve ramingen rekening te houden met de gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de Europese Unie - die oorspronkelijk voor 29 maart 2019 gepland was - op gebieden met voor de hand liggende wijzigingen (bv. één lid van de Commissie minder, één lid van de Rekenkamer minder, aanpassing van het aantal rechters bij het Hof van Justitie, sluiting van de vertegenwoordiging en de regionale kantoren in het VK enz.).

Dienovereenkomstig hebben het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité hun vraag om kredieten verlaagd met in totaal ongeveer 11,7 miljoen EUR (waarvan 10,2 miljoen EUR voor het Europees Parlement). Hierbij werd uitgegaan van de veronderstelling dat het VK in 2019 nog drie maanden lid van de EU zou zijn.

In tegenstelling daarmee heeft de Europese Dienst voor extern optreden om een kredietverhoging gevraagd voor de extra uitgaven in verband met de oprichting van een afdeling Verenigd Koninkrijk op het hoofdkantoor en een EU-delegatie in Londen.

Door het meest recente uitstel van de terugtrekking van het VK 11 zullen de instellingen nog negen maanden langer in 2019 uitgaven voor het VK als EU-lidstaat moeten dekken.

De Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité zullen trachten de extra behoeften te dekken door bestaande middelen te herschikken.

Het Europees Parlement verzoekt om aanvullende kredieten om de redenen die hierna worden uiteengezet, terwijl de Europese Dienst voor extern optreden en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming voorstellen om kredieten terug te geven die niet kunnen worden gebruikt.

2.2.1    Europees Parlement (EP)

Naar aanleiding van het besluit van de Europese Raad over de samenstelling van het Europees Parlement vanaf de negende zittingsperiode 12 waren in de afdeling Parlement van de begroting kredieten opgenomen voor 678 leden vanaf 30 maart en voor 705 leden vanaf 2 juli 2019. De kredieten werden verlaagd voor een aantal onderdelen die betrekking hebben op de leden, de assistenten en institutionele vertegenwoordiging; er waren geen begrotingsmiddelen opgenomen voor een voorlichtingscampagne in het VK.

Het uitstel van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk heeft niet alleen gevolgen voor de samenstelling van het Europees Parlement en de kosten voor assistentie aan de leden, maar betekent ook dat het voorlichtingsbureau in het VK moet worden behouden en dat er in het land Europese verkiezingen moesten worden georganiseerd, waardoor er een volwaardige voorlichtingscampagne moest worden opgezet.

Al deze factoren, die te wijten zijn aan onvermijdbare, uitzonderlijke en onvoorziene omstandigheden, vereisen extra kredieten ten belope van 15,1 miljoen EUR.

2.2.2    Europees Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS)

In verband met het nieuwe rechtskader voor gegevensbescherming in de Europese Unie heeft de EDPS een planning opgemaakt van de behoeften voor 2019 en 2020, zowel financiële als personele, voor de EDPS en het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB). Om in de nodige kantoorruimte voor de extra personeelsleden zoals opgenomen in de vraag om begrotingsmiddelen van de EDPS (15 voltijdequivalenten (VTE) voor 2019 en 20 VTE voor 2020) te voorzien, werd eveneens een verhoging van de uitgaven voor gebouwen gevraagd.

Deze extra kredieten waren bedoeld om de uitgaven van de EDPS te bekostigen voor het volledig bezetten van het gebouw dat momenteel met de Europese Ombudsman wordt gedeeld. Alle betrokken partijen hadden deze regeling aanvaard en de verwachting was dat de Europese Ombudsman naar een ander gebouw zou verhuizen in het derde kwartaal van 2019, zodat de EDPS de vrijgekomen ruimte zou kunnen benutten.

De kantoorruimte waarin de Europese Ombudsman zijn intrek zou nemen, blijft wegens het uitstellen van de terugtrekking van het VK echter in gebruik door de medewerkers van een Britse politieke partij.

Hierdoor diende de verhuizing te worden uitgesteld en de EDPS stelt voor om een bedrag van 100 000 EUR in totaal terug te geven.

2.2.3    De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)

De EDEO heeft in zijn begroting voor 2019 als rechtstreeks gevolg van de terugtrekking van het VK extra kredieten toegewezen gekregen om:

·in Londen een delegatie op te zetten en te beheren;

·de huidige aanwezigheid van de EU in Noord-Ierland te continueren;

·bij het hoofdkantoor een afzonderlijke afdeling op te richten die de betrekkingen met het VK als derde land moet onderhouden, en

·de extra kosten te dekken voor de roulering van personeel, die het gevolg zijn van het feit dat medewerkers met de Britse nationaliteit uit het delegatienetwerk moeten worden teruggeroepen voordat hun detachering normaal zou aflopen.

Deze ramingen gingen uit van de veronderstelling dat het VK de Europese Unie zou verlaten op 29 maart 2019. Aangezien de in artikel 50 bedoelde termijn werd verlengd tot na het einde van het jaar, heeft de EDEO momenteel overschotten opgebouwd in zijn begroting voor 2019.

Deze worden geraamd op 4,0 miljoen EUR, rekening houdende met:

·de extra rouleringskosten voor Britse onderdanen in delegaties;

·de herschikking van kredieten voor de uitvoering van veiligheids- en beveiligingsmaatregelen voor het NEO-gebouw;

·het vervroegd voorzien in extra uitgaven waarmee in de ontwerpbegroting voor 2020 geen rekening was gehouden voor de inrichting van een regionale hub in Costa Rica;

·het vervroegd voorzien in sommige uitgaven betreffende eenmalige bedragen voor het openen van de delegatie in Londen en het handhaven van de aanwezigheid van de EU in Belfast, die is verlengd tot 2020.

2.2.4    Overzicht

(in EUR)

Begrotings-onderdeel

Omschrijving

Kredieten

Afdeling I — Europees Parlement

 

1 0 0 0

Salarissen

2 420 000

1 0 0 4

Normale reiskosten

2 100 000

1 0 0 6

Algemene kostenvergoeding

1 200 000

1 0 2

Overbruggingstoelagen

-1 800 000

3 2 2

Documentatie

80 000

3 2 4 2

Kosten van publicatie, voorlichting en deelneming aan openbare evenementen

3 000 000

3 2 4 4

Organisatie en ontvangst van bezoekersgroepen, Euroscola en uitnodigingen aan opiniemakers uit derde landen

300 000

3 2 5

Uitgaven in verband met de voorlichtingsbureaus

320 000

4 2 2

Assistentie aan de leden

7 490 000

Subtotaal afdeling I

15 110 000

Afdeling IX — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

 

2 0 0

Huur, lasten en uitgaven voor gebouwen

-100 000

Subtotaal afdeling IX

-100 000

Afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden

 

1 1 0 0

Basissalarissen

-724 000

1 1 0 2

Uit het Statuut voortvloeiende rechten in verband met de persoonlijke situatie van het personeelslid

-184 000

1 1 0 3

Sociale zekerheid

-28 000

1 2 0 0

Arbeidscontractanten

-38 000

3 0 0 0

Salaris en andere rechten voor statutaire personeelsleden

-1 121 000

3 0 0 1

Extern personeel en externe dienstverlening

-851 000

3 0 0 2

Overige personeelsuitgaven

-145 000

3 0 0 3

Gebouwen en daarmee samenhangende kosten

-854 000

3 0 0 4

Andere administratieve uitgaven

-57 000

Subtotaal afdeling X

-4 002 000

Totaal

 

11 008 000

3.    Actualisering van de ontvangsten

3.1    Gevolgen van OGB 5/2019 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten over de lidstaten

Naar aanleiding van de 175e vergadering van het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (RCEM) op 24 mei 2019 moet de ontvangstenzijde van de begroting op twee punten worden aangepast: ten eerste, een actualisering van de ramingen van de traditionele eigen middelen (TEM) en de eigen btw- en bni-middelen om rekening te houden met recentere economische prognoses, en ten tweede, een bijstelling van de Britse correctie. Deze twee aanpassingen worden in de punten 3.2 en 3.3 toegelicht.

Onderstaande overzichtstabel geeft het totale effect weer van de aanpassingen van zowel de ontvangsten als de uitgaven in dit OGB. In deze tabel wordt ook de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten over de lidstaten weergegeven zoals opgenomen in de begroting voor 2019, zoals gewijzigd bij het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3 (OGB 3/2019) 13 en tot slot bij dit OGB.



Verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten over de lidstaten (in miljoen EUR)

Begroting 2019

GB 3/2019

OGB 5/2019

(1)

(2)

(3)

BE

6 151,1

6 108,2

6 098,1

BG

565.3

560.2

605.2

CZ

2 012,3

1 993,3

2 029,0

DK

2 811,0

2 782,1

2 802,6

DE

30 494,7

30 164,5

29 805,1

EE

253,3

250,9

263,2

IE

2 478,4

2 453,9

2 486,5

EL

1 746,1

1 728,6

1 759,8

ES

12 172,1

12 056,6

12 166,2

FR

22 592,6

22 364,4

22 600,9

HR

496,6

491,8

494,8

IT

17 008,2

16 840,7

16 778,2

CY

202,2

200,3

206,8

LV

288,5

285,7

301,4

LT

459,3

455,2

481,7

LU

376,9

373,1

382,8

HU

1 285,1

1 272,7

1 349,8

MT

116,7

115,6

119,3

NL

7 707,0

7 633,3

7 671,7

AT

3 437,6

3 400,7

3 399,6

PL

4 934,2

4 888,0

5 074,4

PT

1 914,7

1 896,0

1 932,7

RO

1 916,6

1 897,1

1 949,5

SI

480,2

475,8

488,3

SK

868,0

859,3

873,5

FI

2 186,3

2 163,9

2 167,5

SE

3 859,3

3 815,1

3 885,2

UK

17 490,2

17 268,1

16 622,4

EU

146 304,5

144 795,1

144 796,2



3.2    Herziening van de ramingen van TEM en de btw- en bni-grondslagen

Volgens vaste praktijk stelt de Commissie voor om de financiering van de begroting te herzien op basis van recentere economische prognoses 14 , door de lidstaten goedgekeurd op de RCEM-vergadering.

De herziening heeft betrekking op de raming van de TEM die in 2019 moeten worden afgedragen aan de begroting, en op de geraamde btw- en bni-grondslagen voor 2019. De raming voor de begroting voor 2019 werd vastgesteld tijdens de 172e RCEM-vergadering op 18 mei 2018. In de herziening in het onderhavige OGB wordt uitgegaan van de ramingen die op de 175e RCEM-vergadering op 24 mei 2019 zijn goedgekeurd. Het gebruik van een bijgewerkte raming van de eigen middelen verhoogt de nauwkeurigheid van de ontvangstenprognoses en bijgevolg van de afdrachten aan de EU-begroting die tijdens het begrotingsjaar aan de lidstaten worden gevraagd.

Ten opzichte van de in mei 2018 goedgekeurde raming is de voor 2019 goedgekeurde raming op de volgende punten herzien:

De totale nettodouanerechten voor 2019 worden thans geraamd op 21 206,0 miljoen EUR (na aftrek van 20 % inningskosten), hetgeen neerkomt op een afname van 1,23 % ten opzichte van de raming van 21 471,2 miljoen EUR die in de begroting voor 2019 was opgenomen. De Commissie heeft de resultaten van de traditionele RCEM-ramingsmethode (gebaseerd op de macro-economische prognose van voorjaar 2019) vergeleken met de resultaten van de extrapolatiemethode van de meest recente feitelijke gegevens voor de geïnde douanerechten (januari-april 2019). Zoals in de voorgaande jaren is overeengekomen om met de nodige omzichtigheid te werk te gaan en de laagste TEM-raming te gebruiken om een gezond begrotingsbeheer te waarborgen in een context van grote economische onzekerheden en potentiële verstoringen in de handelspatronen.

De totale niet-afgetopte btw-grondslag voor de EU in 2019 wordt thans geraamd op 7 085 193,6 miljoen EUR, wat neerkomt op 2,30 % meer dan de in mei 2018 geraamde 6 925 637,5 miljoen EUR. De totale afgetopte btw-grondslag 15 voor de EU in 2019 wordt geraamd op 7 057 535,1 miljoen EUR, wat neerkomt op 2,20 % meer dan de in mei 2018 geraamde 6 905 892,6 miljoen EUR.

De totale bni-grondslag voor de EU in 2019 wordt geraamd op 16 347 197,8 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling (-0,60 %) in vergelijking met de in mei 2018 geraamde 16 446 111,0 miljoen EUR.

Om de in nationale valuta luidende ramingen van btw- en bni-grondslagen om te rekenen naar euro (voor de negen lidstaten die geen lid zijn van de eurozone), is de wisselkoers van 31 december 2018 gebruikt. Distorsies worden voorkomen doordat dezelfde koers wordt gebruikt wanneer de in de begroting opgenomen eigen middelen van euro worden omgerekend naar nationale valuta bij de afroeping van de bedragen (overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad).

De herziene ramingen van TEM, niet-afgetopte btw-grondslagen en bni-grondslagen voor 2019, zoals vastgesteld op de 175e RCEM-vergadering van 24 mei 2019, zijn in onderstaande tabel opgenomen:

Herziene ramingen van TEM, btw- en bni-grondslagen voor 2019 (in miljoen EUR)

Douane-rechten

(80%)

Niet-afgetopte btw-grondslagen

Bni-grondslagen

Afgetopte

Btw-grondslagen 16

BE

2 173,3

200 164,5

469 186,6

200 164,5

BG

104.7

27 671,8

58 500,4

27 671,8

CZ

293.2

90 821,9

205 917,4

90 821,9

DK

357.7

119 452,0

313 973,3

119 452,0

DE

4 133,0

1 453 699,2

3 551 074,7

1 453 699,2

EE

34.9

13 074,3

26 649,8

13 074,3

IE

308.7

91 474,4

265 877,4

91 474,4

EL

185.6

75 007,5

190 421,6

75 007,5

ES

1 573,9

572 646,4

1 252 795,0

572 646,4

FR

1 746,2

1 112 113,9

2 472 604,4

1 112 113,9

HR

39.0

33 740,9

52 961,9

26 481,0

IT

1 901,2

718 519,6

1 793 427,3

718 519,6

CY

25.3

14 284,0

21 070,6

10 535,3

LV

44.8

12 079,5

31 194,7

12 079,5

LT

99.5

19 008,6

45 938,8

19 008,6

LU

17.6

30 710,0

42 445,3

21 222,7

HU

210.4

57 991,8

135 913,0

57 991,8

MT

13.8

8 893,3

12 257,9

6 129,0

NL

2 607,3

331 589,2

806 725,1

331 589,2

AT

217.5

180 376,1

399 095,3

180 376,1

PL

781.4

248 536,4

502 207,3

248 536,4

PT

188.2

105 998,5

203 200,7

101 600,4

RO

194.6

76 044,3

215 341,6

76 044,3

SI

81.0

22 413,4

47 995,2

22 413,4

SK

100.5

34 473,4

94 317,1

34 473,4

FI

150.6

102 046,6

240 879,6

102 046,6

SE

520.7

211 575,9

491 990,2

211 575,9

UK

3 101,4

1 120 786,2

2 403 235,6

1 120 786,2

EU28

21 206,0

7 085 193,6

16 347 197,8

7 057 535,1

3.3    Britse correctie voor 2018 en 2015

3.3.1    Inleiding

De correctie voor begrotingsonevenwichtigheden ten voordele van het Verenigd Koninkrijk (de "Britse correctie") die in dit OGB moet worden opgenomen, heeft betrekking op twee jaren: 2015 en 2018.

Op de Britse correctie voor 2015 en 2018 zijn de bepalingen van Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 17 en het bijbehorende werkdocument, de Berekeningsmethode 2014 18 , van toepassing. Overeenkomstig dit besluit worden de netto “meevallers” die het Verenigd Koninkrijk geniet als gevolg van het in 2001 verhoogde percentage van de traditionele eigen middelen dat de lidstaten mogen inhouden als compensatie voor hun inningskosten, geneutraliseerd en worden de toegewezen uitgaven gecorrigeerd voor de totale toegewezen uitgaven in de lidstaten die na 30 april 2004 tot de EU zijn toegetreden, behalve voor de rechtstreekse landbouwbetalingen en marktgerelateerde uitgaven, alsmede voor het gedeelte van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling dat afkomstig is uit het EOGFL, afdeling Garantie.

Bovendien wordt het respectieve aandeel van Oostenrijk, Duitsland, Nederland en Zweden in de financiering van de Britse correctie beperkt tot een vierde van wat normaal hun aandeel zou zijn. De verlaging wordt gefinancierd door de overige lidstaten, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk.

In dit OGB worden de berekening en de financiering van de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 en van het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 opgenomen.

Het verschil tussen het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 en het bedrag dat eerder in de begroting werd opgenomen (eerste bijstelling in GB 5/2016) wordt in hoofdstuk 35 (Resultaat van de definitieve berekening van de financiering van de correctie van de begrotingsonevenwichtigheden ten gunste van het Verenigd Koninkrijk) van dit OGB opgevoerd.

Het bedrag van de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 is opgevoerd in hoofdstuk 15 (Correctie van begrotingsonevenwichtigheden) van dit OGB en vervangt het eerder in de begroting opgenomen voorlopige bedrag.

3.3.2    Berekening van de correcties

De bijstellingen van de correcties voor 2015 en 2018 zijn voornamelijk het gevolg van de actualisering van de btw- en bni-grondslagen zoals in het najaar van 2018 door de lidstaten meegedeeld. Voorts wordt in de bijstelling van de correctie voor 2018 rekening gehouden met de toegewezen uitgaven van 2018.

3.3.2.1    Britse correctie voor 2018

In de onderstaande tabel worden de verschillen samengevat tussen het in de begroting voor 2019 opgenomen voorlopige bedrag van de Britse correctie voor 2018 en de in dit OGB op te nemen eerste bijstelling van de correctie voor 2018.

Britse correctie voor 2018

Britse correctie voor 2018

VOORLOPIG

Begroting 2019

Britse correctie voor 2018

1e BIJSTELLING

OGB 5/2019

Verschil

(1)

(2)

(2)-(1)

(1)

Aandeel van het VK in niet-afgetopte btw-grondslag

16,1945 %

15,9617 %

-0,2329 %

(2)

Aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de voor de uitbreiding gecorrigeerde totale toegerekende uitgaven

7,3577 %

6,7300 %

-0,6277 %

(3)

= (1) - (2)

8,8368 %

9,2317 %

+0,3948 %

(4)

Totale toegewezen uitgaven

127 599 039 596

129 786 633 964

+ 2 187 594 368

(5)

Uitbreidingsuitgaven
= (5a) + (5b)

27 076 886 462

31 101 300 166

+ 4 024 413 704

(5a)

Pretoetredingsuitgaven

0

0

0

(5b)

Uitgaven in verband met artikel 4, lid 1, onder g)

27 076 886 462

31 101 300 166

+ 4 024 413 704

(6)

Voor uitbreiding gecorrigeerde totale toegewezen uitgaven = (4) – (5)

100 522 153 134

98 685 333 798

- 1 836 819 336

(7)

Oorspronkelijk bedrag korting voor VK = (3) x (6) x 0,66

5 862 761 188

6 012 789 482

+ 150 028 294

(8)

Voordeel voor het Verenigd Koninkrijk

854 326 562

616 616 471

- 237 710 091

(9)

Kernkorting voor VK = (7) - (8)

5 008 434 626

5 396 173 012

+ 387 738 385

(10)

Meevallers TEM

- 15 094 049

- 35 957 064

- 20 863 015

(11)

Korting voor VK = (9) - (10)

5 023 528 676

5 432 130 075

+ 408 601 399

De eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 ligt ongeveer 409 miljoen EUR hoger dan het voorlopige bedrag van de Britse correctie voor 2018 dat in de begroting 2019 was opgenomen.

3.3.2.2    Britse correctie voor 2015

In de onderstaande tabel worden de verschillen samengevat tussen de in gewijzigde begroting 5/2016 opgenomen eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2015 en het in dit OGB op te nemen definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015.

Britse correctie voor 2015

Britse correctie voor 2015
1e BIJSTELLING

GB 5/2016

Britse correctie voor 2015
DEFINITIEF

OGB 5/2019

Verschil

(1)

(2)

(2)-(1)

(1)

Aandeel van het VK in niet-afgetopte btw-grondslag

19,2145 %

19,1419 %

- 0,0726%

(2)

Aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de voor de uitbreiding gecorrigeerde totale toegerekende uitgaven

7,5910 %

7,5894 %

- 0,0016 %

(3)

= (1) - (2)

11,6235 %

11,5525 %

- 0,0710 %

(4)

Totale toegewezen uitgaven

129 194 773 448

129 135 893 336

- 58 880 112

(5)

Uitbreidingsuitgaven
= (5a) + (5b)

31 733 179 803

31 639 878 296

- 93 301 507

(5a)

Pretoetredingsuitgaven

0

0

0

(5b)

Uitgaven in verband met artikel 4, lid 1, onder g)

31 733 179 803

31 639 878 296

- 93 301 507

(6)

Voor uitbreiding gecorrigeerde totale toegewezen uitgaven = (4) – (5)

97 461 593 645

97 496 015 040

+ 34 421 395

(7)

Oorspronkelijk bedrag korting voor VK = (3) x (6) x 0,66

7 476 753 663

7 433 724 758

- 43 028 905

(8)

Voordeel voor het Verenigd Koninkrijk

1 496 521 393

1 381 345 015

- 115 176 378

(9)

Kernkorting voor VK = (7) - (8)

5 980 232 270

6 052 379 743

+ 72 147 473

(10)

Meevallers TEM

-76 109 576

-74 320 246

+ 1 789 330

(11)

Korting voor VK = (9) - (10)

6 056 341 847

6 126 699 989

+70 358 142

Het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 valt 70 miljoen EUR hoger uit dan de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2015, die is opgenomen in GB 5/2016, voornamelijk wegens de actualiseringen van de btw- en bni-grondslagen zoals in het najaar van 2018 door de lidstaten meegedeeld.

3.3.3    Opneming in het OGB 5/2019 van de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 en van het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 

3.3.3.1    Britse correctie voor 2015 (hoofdstuk 35)

Het bedrag van de Britse correctie dat in hoofdstuk 35 van dit OGB moet worden opgenomen, is het verschil tussen het definitieve bedrag van de Britse correctie voor 2015 (d.w.z. 6 126 699 989 EUR) en de eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2015 (d.w.z. de in GB 5/2016 opgenomen 6 056 341 847 EUR), dat 70 358 142 EUR bedraagt.

Voor de financiering van dit bedrag moet worden uitgegaan van de herziene bni-grondslagen 2015, zoals eind 2018 bekend. In de onderstaande tabel is weergegeven hoe dit bedrag in hoofdstuk 35 wordt opgenomen:

Britse correctie 2015 — Hoofdstuk 35

BE

1 267 154

LU

866 089

BG

3 148 896

HU

2 764 651

CZ

4 903 895

MT

310 080

DK

6 556 672

NL

-260 138

DE

4 385 985

AT

1 362 429

EE

303 635

PL

-9 542 201

IE

20 284 145

PT

476 355

EL

504 408

RO

1 609 226

ES

1 272 857

SI

123 083

FR

5 838 257

SK

1 555 233

HR

1 207 446

FI

4 733 265

IT

19 287 491

SE

-2 400 255

CY

627 536

LV

-619 579

UK

- 70 358 142

LT

-208 473

Totaal

0

3.3.3.2    Britse correctie voor 2018 (hoofdstuk 15)

De eerste bijstelling van de Britse correctie voor 2018 bedraagt 5 432 130 075 EUR en valt 408 601 399 EUR hoger uit dan het in de begroting 2019 opgenomen bedrag (5 023 528 676 EUR).

Voor de financiering van dit bedrag moet worden uitgegaan van de bij dit OGB herziene bni-grondslagen voor 2019. In de onderstaande tabel is weergegeven hoe dit bedrag in hoofdstuk 15 wordt opgenomen:

Britse correctie 2018 – Hoofdstuk 15

BE

265 533 515

LU

24 021 679

BG

33 107 972

HU

76 919 197

CZ

116 537 793

MT

6 937 290

DK

177 691 422

NL

78 568 695

DE

345 846 816

AT

38 868 751

EE

15 082 304

PL

284 221 395

IE

150 471 818

PT

115 000 292

EL

107 768 033

RO

121 871 366

ES

709 012 279

SI

27 162 613

FR

1 399 356 542

SK

53 378 232

HR

29 973 489

FI

136 324 454

IT

1 014 980 086

SE

47 915 985

CY

11 924 787

UK

- 5 432 130 075

LV

17 654 465

LT

25 998 805

Totaal

0

4.Samenvatting per MFK-rubriek

Rubriek

Begroting 2019

Ontwerp van gewijzigde begroting 5/2019

Begroting 2019

(incl. OGB 1-3/2019)

(incl. GB 1-3 en OGB 5/2019)

VK

BK

VK

BK

VK

BK

1.

Slimme en inclusieve groei

80 627 449 848

67 556 947 173

80 627 449 848

67 556 947 173

Waarvan flexibiliteitsinstrument

178 715 475

 

 

178 715 475

 

Waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

524 734 373

 

 

524 734 373

 

Maximum

79 924 000 000

 

 

79 924 000 000

 

Marge

 

 

 

 

1a

Concurrentievermogen voor groei en banen

23 435 449 848

20 521 537 455

 

 

23 435 449 848

20 521 537 455

Waarvan flexibiliteitsinstrument

178 715 475

 

 

 

178 715 475

 

Waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

174 734 373

 

 

 

174 734 373

 

Maximum

23 082 000 000

 

 

 

23 082 000 000

 

Marge

 

 

 

 

1b

Economische, sociale en territoriale samenhang

57 192 000 000

47 035 409 718

 

 

57 192 000 000

47 035 409 718

Waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

350 000 000

 

 

 

350 000 000

 

Maximum

56 842 000 000

 

 

 

56 842 000 000

 

Marge

 

 

 

 

2.

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen:

59 642 077 986

57 399 857 331

 

 

59 642 077 986

57 399 857 331

Maximum

60 344 000 000

 

 

 

60 344 000 000

 

Marge

701 922 014

 

 

 

701 922 014

 

Waarvan: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) — marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

43 191 947 000

43 116 399 417

 

 

43 191 947 000

43 116 399 417

Submaximum

43 881 000 000

 

 

 

43 881 000 000

 

Afrondingsverschil uitgesloten voor de berekening van de marge

659 000

 

 

 

659 000

 

ELGF-marge

688 394 000

 

 

 

688 394 000

 

3.

Veiligheid en burgerschap

3 786 629 138

3 527 434 894

 

 

3 786 629 138

3 527 434 894

Waarvan flexibiliteitsinstrument

985 629 138

 

 

 

985 629 138

 

Maximum

2 801 000 000

 

 

 

2 801 000 000

 

Marge

 

 

 

 

4.

Europa als wereldspeler

11 319 265 627

9 358 295 603

 

 

11 319 265 627

9 358 295 603

Waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

1 051 265 627

 

 

 

1 051 265 627

 

Maximum

10 268 000 000

 

 

 

10 268 000 000

 

Marge

 

 

 

 

5.

Administratie

9 942 974 723

9 944 904 743

1 092 610

1 092 610

9 944 067 333

9 945 997 353

Maximum

10 786 000 000

 

 

 

10 786 000 000

 

Waarvan verrekend met de marge voor onvoorziene uitgaven

- 253 882 156

 

 

 

- 253 882 156

 

Marge

589 143 121

 

 

 

588 050 511

 

Waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen

7 747 285 803

7 749 215 823

4 065 610

4 065 610

7 751 351 413

7 753 281 433

Submaximum

8 700 000 000

 

 

 

8 700 000 000

 

Waarvan verrekend met de marge voor onvoorziene uitgaven

- 253 882 156

 

 

 

- 253 882 156

 

Marge

698 832 041

 

 

 

694 766 431

 

Totaal

165 318 397 322

147 787 439 744

1 092 610

1 092 610

165 319 489 932

147 788 532 354

Waarvan flexibiliteitsinstrument

1 164 344 613

961 862 659

 

1 164 344 613

961 862 659

Waarvan in het kader van de overkoepelende marge voor vastleggingen

1 576 000 000

 

 

1 576 000 000

 

Maximum

164 123 000 000

166 709 000 000

 

164 123 000 000

166 709 000 000

Waarvan verrekend met de marge voor onvoorziene uitgaven

- 253 882 156

 

 

- 253 882 156

Marge

1 291 065 135

19 883 422 915

 

 

1 289 972 525

19 882 330 305

 

Andere speciale instrumenten

870 799 794

705 051 794

 

 

870 799 794

705 051 794

Algemeen totaal

166 189 197 116

148 492 491 538

1 092 610

1 092 610

166 190 289 726

148 493 584 148

(1)      PB L 193 van 30.7.2018.
(2)      PB L 67 van 7.3.2019.
(3)      PB L 284 van 5.11.2019.
(4)      PB L 284 van 5.11.2019.
(5)      PB L 288 van 7.11.2019.
(6)      COM(2019) 610 van 2.7.2019.
(7)      COM(2019) 610 van 2.7.2019.
(8)      11733/19.
(9)      2019/2037(BUD).
(10)      Artikel 65, lid 1, van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (SR) bepaalt dat de Commissie gegevens verstrekt met betrekking tot de begrotingsgevolgen van de bezoldiging en pensioenen van de ambtenaren van de Unie in het licht van de actualisering voor 2019 van het bezoldigingspeil en de pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU en van de daarop toegepaste aanpassingscoëfficiënten.
(11)      Besluit van de Europese Raad, vastgesteld in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk, tot verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn - EUCO XT 20024/19 van 28 oktober 2019.
(12)      Besluit (EU) 2018/937 van 28 juni 2018.
(13)      PB L 288 van 7.11.2019.
(14)      Europese Commissie, economische voorjaarsprognoses van 2019, https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-performance-and-forecasts/economic-forecasts/spring-2019-economic-forecast_en  
(15)      Krachtens Besluit nr. 2014/335 van de Raad wordt de btw-grondslag van de lidstaten afgetopt op 50 % indien deze meer dan 50% van hun bni bedraagt. In het kader van OGB 4/2019 wordt voor vijf lidstaten de btw-grondslag afgetopt op 50 % van het bni: Cyprus, Kroatië, Luxemburg, Malta en Portugal.
(16)    De bedragen tegen een grijze achtergrond zijn het resultaat van de aftopping van de btw-grondslagen (zie vorige voetnoot).
(17)    PB L 168 van 7.6.2014, blz. 105-111.
(18)    Werkdocument van de Commissie van 14 mei 2014 inzake de berekening, financiering, betaling en opneming in de begroting van de correctie van begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van Verenigd Koninkrijk (“de Britse korting”) overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie.