Brussel, 27.9.2019

COM(2019) 437 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is toegekend bij Richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie, Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing, Richtlijn 2001/111/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten, Richtlijn 2001/113/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta


Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad

1.1.Inleiding

Bij Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad 1 worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de Unie middelen uit haar begroting kan gebruiken voor de volledige of gedeeltelijke financiering van op de interne markt of in derde landen uitgevoerde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties met betrekking tot landbouwproducten en bepaalde op basis van landbouwproducten geproduceerde levensmiddelen.

Bij artikel 5, lid 2, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van de productenlijst in bijlage I teneinde rekening te houden met marktontwikkelingen.

Bij artikel 7, lid 2, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van specifieke voorwaarden voor de indiening van een programma door elk van de indienende organisaties, groeperingen en instanties. Die voorwaarden waarborgen met name dat die organisaties, groeperingen en instanties representatief zijn en dat het programma voldoende omvangrijk is.

 Bij artikel 11, lid 1, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de specifieke subsidiabiliteitsvoorwaarden met betrekking tot monoprogramma’s.

Bij artikel 13, lid 1, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de voorwaarden voor de vergelijkende procedure voor de selectie van de uitvoeringsinstanties.

Bij artikel 15, lid 8, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de specifieke voorwaarden voor de subsidiabiliteit van de kosten voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties en, zo nodig, de administratie- en personeelskosten, die in aanmerking komen voor financiering door de Unie.

Bij artikel 29, lid 2, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen om een vlotte overgang van Verordening (EG) nr. 3/2008 naar Verordening (EU) nr. 1144/2014 te garanderen.

1.2.Rechtsgrondslag

Dit verslag is vereist krachtens artikel 22, lid 2. De in artikel 5, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 11, lid 1, artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 8, en artikel 29, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 24 november 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn bezwaar tegen deze verlenging aantekent.

1.3.Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

De Commissie heeft één gedelegeerde handeling vastgesteld op grond van artikel 7, lid 2, artikel 11, lid 1, artikel 13, lid 1, en artikel 15, lid 8: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie 2 . Bij deze gedelegeerde handeling worden de voorwaarden vastgesteld voor de voorstellen voor mono- en multiprogramma’s van de indienende organisaties, waaronder de vereiste dat de organisaties in kwestie representatief zijn voor de sector of het product in kwestie. De monoprogramma’s moeten voldoende omvangrijk zijn om voor financiering in aanmerking te komen en moeten verder worden gespecificeerd. Bij deze gedelegeerde handeling worden tevens de criteria vastgesteld voor de selectie van de uitvoeringsinstanties en worden de subsidiabele kosten gedefinieerd.

In overeenstemming met de consensus inzake gedelegeerde handelingen 3 zijn deskundigen van de lidstaten geraadpleegd in het kader van de subgroep vereenvoudiging van de deskundigengroep voor horizontale GLB-kwesties. De Commissie heeft Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 op 13 april 2015 vastgesteld en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis gesteld. Noch het Europees Parlement, noch de Raad heeft bezwaar aangetekend tegen de gedelegeerde verordening. Na het verstrijken van de termijn van twee maanden is Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie, L 266, van 13 oktober 2015 bekendgemaakt, en de gedelegeerde verordening is op 20 oktober 2015 in werking getreden.

De bevoegdheden krachtens artikel 5, lid 2, en artikel 29, lid 2, zijn niet uitgeoefend, omdat de Commissie geen noodzaak ziet om levensmiddelen aan de productenlijst van bijlage I toe te voegen, en evenmin noodzaak ziet voor de vaststelling van voorschriften voor de overgang van de oude naar de nieuwe verordening.

De Commissie is niet voornemens de bevoegdheden in de nabije toekomst uit te oefenen, maar er kan niet worden uitgesloten dat dit in de toekomst noodzakelijk zal zijn.

1.4.Conclusies

De Commissie heeft de aan haar gedelegeerde bevoegdheden correct uitgeoefend. Er kan niet worden uitgesloten dat het in de toekomst noodzakelijk zal zijn de bevoegdheden uit te oefenen.

De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad nota te nemen van dit verslag.

(1)      Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).
(2)      Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie van 23 april 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 3).
(3)      Consensus inzake gedelegeerde handelingen uit 2011 (niet bekendgemaakt).