25.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 386/1


ACTIVITEITENVERSLAG VAN HET COMITÉ VAN TOEZICHT VAN OLAF — 2016

(2018/C 386/01)

Leden van het Comité van Toezicht van OLAF

Tuomas PÖYSTI, lid van het Comité en voorzitter tot 12 juli 2016

 

Auditeur-generaal van Finland tot 1 oktober 2015, daarna staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van Finland

Johan DENOLF, lid van het Comité tot 22 januari 2016, voorzitter ad interim van 13 juli 2016 tot 6 september 2016

 

Hoofdcommissaris van de Belgische federale politie

 

Lid van de financiële-inlichtingeneenheid (FIU), België

Colette DRINAN, lid van het Comité sinds 13 juli 2016, voorzitter sinds 7 september 2016

 

Directeur van de afdeling Audit, generale thesaurie, Ierland

Herbert BÖSCH, lid van het Comité tot 12 juli 2016

 

Voormalig lid van het Europees Parlement

 

Voormalig voorzitter van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement, thesaurier van de gemeente Bregenz, Oostenrijk

Catherine PIGNON, lid van het Comité tot 22 januari 2017

 

Hoofdofficier van Justitie achtereenvolgens aan het hof van beroep te Angers en het hof van beroep te Bordeaux Voorzitter van het college van procureurs-generaal, Frankrijk

Dimitrios ZIMIANITIS, lid van het Comité tot 22 januari 2017

 

Openbaar aanklager bij het hof van beroep te Athene, Griekenland

 

Plaatsvervangend hoofd van het parket bij het gerecht van eerste aanleg te Athene

Grażyna STRONIKOWSKA, lid van het Comité sinds 13 juli 2016

 

Openbaar aanklager bij het landelijk parket, Warschau, Polen

VOORWOORD VAN DE VOORZITTER

Ik heb het genoegen u hierbij als voorzitter van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig artikel 15, lid 9, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 het jaarlijks activiteitenverslag van ons comité te doen toekomen. Ik heb het voorzitterschap overgenomen van de heer Pöysti, die samen met de heer Bösch werd vervangen door mevrouw Stronikowska en mij ter uitvoering van de gespreide vervanging als voorzien in de verordening.

Als onafhankelijk toezichthoudend orgaan op hoog niveau draagt het Comité van toezicht bij aan bescherming van de rechtsstatelijkheid en aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van de bestrijding van fraude, ernstige onregelmatigheden en andere illegale activiteiten in de Europese Unie. Op basis van een analyse van door de directeur-generaal van OLAF verstrekte informatie brengt het Comité adviezen en verslagen uit. De adviezen kunnen aanbevelingen aan de directeur-generaal van OLAF bevatten. De verordening bepaalt dat het Comité „geregeld toezicht [houdt] op de wijze waarop het Bureau zich van zijn onderzoekstaak kwijt, ter versterking van de onafhankelijkheid die het Bureau bij de uitoefening van de bij deze verordening toegekende bevoegdheden in acht neemt”.

Dit is het vijfde en laatste activiteitenverslag van het Comité van toezicht in zijn huidige samenstelling. Het verslag heeft betrekking op de periode tot 22 januari 2017 en biedt een overzicht van de toezichthoudende activiteiten die het Comité in die periode heeft uitgevoerd, waarvan sommige hebben geleid tot de publicatie van adviezen of verslagen in 2016. Aangezien dit het eindverslag is van het in januari 2012 benoemde Comité, bevat het uitvoerige hoofdstukken over de standpunten van het Comité ten aanzien van de duur van OLAF-onderzoeken en de toepassing van procedurewaarborgen bij die onderzoeken.

In 2016 lag het zwaartepunt van de werkzaamheden van het Comité bij de beoordeling van de onderzoeksonafhankelijkheid en immuniteit van de directeur-generaal van OLAF, bij de prestatie-indicatoren voor OLAF zoals beschreven in het Activiteitenverslag 2015, bij de kwalitatieve en kwantitatieve controle op de duur van onderzoeken, bij de opvolging van tuchtrechtelijke aanbevelingen, bij de opvolging van andere aanbevelingen van OLAF en bij de beoordeling van de uitvoering van de aanbevelingen van het Comité door de directeur-generaal van OLAF.

Het Comité werd ondersteund door de EU-instellingen, die Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 zodanig hebben gewijzigd dat deze nu de budgettaire onafhankelijkheid van het Comité en de functionele onafhankelijkheid van zijn secretariaat waarborgt. Ze verstrekten ook het gezamenlijk advies van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie over drie aspecten van de relatie tussen OLAF en het Comité („Joint Opinion of the Legal Services of the European Parliament, the Council and the European Commission on three aspects of the relationship between OLAF and its Supervisory Committee”). Dit advies heeft bijgedragen aan meer duidelijkheid over het wettelijk kader en heeft de onafhankelijkheid van het Comité versterkt.

Het Comité zet zich ervoor in dat OLAF meer verantwoording aflegt en transparanter wordt. Het Comité spreekt zijn grote waardering uit voor het werk dat het personeel van OLAF bij de uitoefening van zijn belangrijke missie heeft verricht.

Brussel, 20 januari 2017

Colette DRINAN

Voorzitter van het Comité van toezicht van OLAF

INHOUD

TAAKOMSCHRIJVING 4
TOEGANG TOT INFORMATIE VOOR HET UITVOEREN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE TAAK 5
BEOORDELING VAN DE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL 6
EERBIEDIGING VAN PROCEDUREWAARBORGEN EN GRONDRECHTEN BIJ OLAF-ONDERZOEK 7
Wettigheidstoetsing 7
Klachten betreffende OLAF-onderzoeken 7
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten 7
DUUR VAN OLAF-ONDERZOEKEN 8
Onderzoeken die langer dan twaalf maanden duren 8
Duur van de informatieverwerking voordat een onderzoek wordt ingeleid 9
Kwalitatieve analyse van 477 verslagen betreffende onderzoeken die langer dan twaalf maanden duren 9
PRIORITEITEN VOOR HET ONDERZOEKSBELEID VOOR 2017 10
UITVOERING VAN DE AANBEVELINGEN VAN OLAF 10
Tuchtrechtelijke aanbevelingen 10
Justitiële aanbevelingen 11
Financiële aanbevelingen 13
Administratieve aanbevelingen 13
VOORONTWERP VAN BEGROTING 2017 13
JAARLIJKS ACTIVITEITENVERSLAG VAN OLAF VOOR 2015 14
UITVOERING VAN DE AANBEVELINGEN VAN HET COMITÉ 15
BESTUUR VAN HET COMITÉ VAN TOEZICHT 15
Vergaderingen met instellingen, organen en andere instanties van de EU 15
Werkmethoden en transparantie 15
Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 betreffende het secretariaat van het Comité van toezicht 16
Budgettaire aangelegenheden 16
WETTELIJK KADER 16
Evaluatie van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 16
Voorstel voor de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EPPO) 17
BIJLAGE 18

TAAKOMSCHRIJVING

Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Het Comité van toezicht houdt geregeld toezicht op de wijze waarop het Bureau zich van zijn onderzoekstaak kwijt, ter versterking van de onafhankelijkheid die het Bureau bij de uitoefening van de bij deze verordening toegekende bevoegdheden in acht neemt.

Het Comité van toezicht monitort in het bijzonder de ontwikkelingen betreffende de toepassing van de procedurewaarborgen en de duur van onderzoeken, in het licht van de overeenkomstig artikel 7, lid 8, door de directeur-generaal verstrekte informatie.”

De taak van het Comité van toezicht, zoals vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1), bestaat uit het versterken van de onafhankelijkheid van OLAF bij de uitoefening van de aan het Bureau verleende bevoegdheden (2). Daartoe heeft de Europese wetgever het Comité een drievoudige rol gegeven:

Het Comité van toezicht vervult ten aanzien van OLAF de rol van toezichthoudend orgaan en hoeder van zijn onafhankelijkheid. Het houdt geregeld toezicht op de wijze waarop het Bureau zich van zijn onderzoekstaak kwijt en in het bijzonder op ontwikkelingen betreffende de toepassing van de procedurewaarborgen en de duur van onderzoeken.

Het Comité adviseert de directeur-generaal van OLAF en staat hem bij de uitoefening van zijn taken bij:

door hem in kennis te stellen van de resultaten van het toezicht op de wijze waarop het Bureau zijn onderzoekstaak uitvoert, de toepassing van procedurewaarborgen en de duur van onderzoeken, en door passende aanbevelingen te doen;

door hem adviezen te verstrekken, eventueel vergezeld van aanbevelingen, betreffende onder meer de middelen die nodig zijn om de onderzoekstaak van het Bureau uit te voeren, de onderzoeksprioriteiten en de duur van onderzoeken;

door opmerkingen te maken over, en eventueel aanbevelingen te doen voor, de richtsnoeren betreffende onderzoeksprocedures, en eventuele wijzigingen daarvan, die de directeur-generaal vaststelt op grond van artikel 17, lid 8, van de verordening.

Het Comité fungeert als gesprekspartner voor de EU-instellingen, waaraan het verslag uitbrengt over zijn werkzaamheden, op wier verzoek het adviezen uitbrengt en waarmee het op politiek niveau van gedachten wisselt, waardoor het de instellingen unieke, op zijn ervaringen als toezichthouder gebaseerde, deskundigheid verschaft.

TOEGANG TOT INFORMATIE VOOR HET UITVOEREN VAN DE TOEZICHTHOUDENDE TAAK

Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Het Comité van toezicht houdt geregeld toezicht op de wijze waarop het Bureau zich van zijn onderzoekstaak kwijt […]”

Artikel 4 van het besluit van de Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF):

„[…] [Het Comité van toezicht] oefent regelmatige controle op de vervulling van de onderzoekstaak van het Bureau uit.”

1.

In het Activiteitenverslag 2015 vestigde het Comité de aandacht op de beperkte toegang tot informatie van OLAF en benadrukte het dat dit probleem dringend moest worden opgelost. Dit probleem bleef gedurende 2016 echter onverminderd bestaan en verzwakte zodoende de rol van het Comité als toezichthouder.

2.

De kern van het probleem is dat het Comité en de directeur-generaal een fundamenteel verschillende opvatting hebben van de taak van het Comité. De directeur-generaal lijkt te geloven dat de hoofdtaak van het Comité is om zijn onafhankelijkheid te ondersteunen en statistische gegevens aan een algemene controle te onderwerpen. Het Comité, daarentegen, legt de nadruk op de toezichthoudende rol die het vervult als de enige entiteit die kan waarborgen dat OLAF verantwoording aflegt over zijn onderzoekswerkzaamheden. Het standpunt van de directeur-generaal impliceert dat het Comité uitsluitend kan handelen op basis van informatie die hij aan het Comité verstrekt, waarbij het aan hem is om te bepalen welke informatie hij verstrekt. Het standpunt van het Comité veronderstelt dat het onafhankelijke toegang tot informatie heeft, teneinde objectief toezicht te garanderen.

3.

In 2016 kreeg het Comité ondanks daartoe strekkende verzoeken geen toegang tot individuele dossiers. In plaats daarvan ontving het een steekproef van door OLAF geselecteerde dossiers. Verder was ook de informatie op andere terreinen moeilijk toegankelijk, zoals informatie over klachten in verband met de onderzoeksactiviteiten van het Bureau, informatie over verzoeken van derden om toegang tot documenten en bijzonderheden over de acties die naar aanleiding van de aanbevelingen van het Comité waren ondernomen. Het Comité merkte ook op dat de door OLAF ingediende verslagen over zaken met een looptijd van meer dan twaalf maanden niet gedetailleerd genoeg waren voor een effectieve controle.

4.

Gezien deze moeilijkheden richtte zowel het Comité als de directeur-generaal zich tot de vicevoorzitter van de Commissie met het verzoek om de juridische diensten van de Commissie, het Parlement en de Raad te vragen een gezamenlijk advies uit te brengen over drie aspecten van de relatie tussen OLAF en het Comité. Dit advies werd op 5 september 2016 uitgebracht.

5.

Het Comité merkt op dat de drie juridische diensten het eens waren met het standpunt van het Comité betreffende de rapportageverplichtingen van de directeur-generaal en de toegang van het Comité tot de dossiers van OLAF, inclusief de dossiers over afgewezen en lopende zaken.

6.

Doordat het gezamenlijk advies de rapportageverplichtingen van OLAF jegens het Comité verduidelijkt en bevestigt, zou het Comité zijn controlefunctie beter moeten kunnen uitvoeren. Het advies zal ook als leidraad worden gebruikt voor het nieuwe reglement van orde van het Comité en voor het besluit betreffende de noodzaak van werkafspraken tussen het Comité en OLAF.

BEOORDELING VAN DE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE DIRECTEUR-GENERAAL

Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Het Comité van toezicht houdt geregeld toezicht op de wijze waarop het Bureau zich van zijn onderzoekstaak kwijt, ter versterking van de onafhankelijkheid die het Bureau bij de uitoefening van de bij deze verordening toegekende bevoegdheden in acht neemt.”

Artikel 15, lid 9, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Het Comité van toezicht stelt minstens één activiteitenverslag per jaar op, dat met name betrekking heeft op de beoordeling van de onafhankelijkheid van het Bureau, de toepassing van de procedurewaarborgen en de duur van de onderzoeken. Die verslagen worden toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.”

Artikel 17, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„De directeur-generaal vraagt noch aanvaardt van welke regering, instelling, orgaan of instantie dan ook instructies voor de vervulling van zijn taken met betrekking tot het openen en uitvoeren van externe en interne onderzoeken of met betrekking tot het opstellen van de verslagen naar aanleiding van die onderzoeken. Indien de directeur-generaal van oordeel is dat een maatregel van de Commissie zijn onafhankelijkheid aantast, stelt hij het Comité van toezicht onmiddellijk daarvan in kennis en beslist hij of hij bij het Hof van Justitie beroep tegen de Commissie instelt.”

Artikel 17, lid 9, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Voordat de Commissie een tuchtmaatregel tegen de directeur-generaal neemt, raadpleegt zij het Comité van toezicht.”

7.

Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van de Belgische gerechtelijke autoriteiten nam de Commissie op 2 maart 2016 een besluit (3) tot gedeeltelijke opheffing van de immuniteit van rechtsvervolging van de directeur-generaal van OLAF. Op 14 maart 2016 stelde de directeur-generaal het Comité ervan in kennis (4), op grond van artikel 17, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013, dat hij van mening was dat voornoemd besluit een maatregel was die zijn onafhankelijkheid aantastte.

8.

Ondanks herhaalde verzoeken aan zowel de Commissie als de directeur-generaal heeft het Comité geen exemplaar van het besluit van de Commissie ontvangen. Ook heeft het Comité van geen van de partijen de gedetailleerde schriftelijke verklaring gezien die is ingediend bij het Gerecht van het Europees Hof van Justitie, waar de directeur-generaal een verzoek aanhangig heeft gemaakt tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie.

9.

Het Comité nam kennis van de (openbare) beschikking van de president van het Gerecht van 20 juli 2016 betreffende een verzoek in kort geding in deze zaak (5). De beschikking strekt tot afwijzing van een tweede verzoek van de directeur-generaal, waarin de president van het Gerecht wordt gevraagd om opschorting van de tenuitvoerlegging van het besluit van de Commissie op grond van spoedeisendheid teneinde een ernstige en onherstelbare aantasting van zowel zijn eigen onafhankelijkheid als de onafhankelijkheid en het functioneren van OLAF te voorkomen.

10.

Het hoofdverzoek dat de directeur-generaal bij het Gerecht heeft ingediend, waarin om nietigverklaring van het besluit van de Commissie wordt gevraagd, is nog hangende. Vandaar dat het Comité op dit moment nog geen definitief standpunt kan innemen over de mogelijke gevolgen van opheffing van de immuniteit van de directeur-generaal voor de onafhankelijkheid van OLAF. Het Comité zal de verdere ontwikkelingen in deze zaak nauwgezet volgen, aangezien het vermoeden van onschuld, onpartijdigheid, onafhankelijkheid en goed bestuur, en kwesties als straffeloosheid en verantwoordingsplicht, cruciale kwesties zijn in deze niet eerder voorgekomen situatie.

11.

Het Comité merkt op dat artikel 17, lid 9, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 voorschrijft dat de Commissie eerst het Comité moet raadplegen voordat ze tegen de directeur-generaal tuchtmaatregelen kan nemen. Dit vereiste geldt echter niet voor een situatie waarin de Commissie besluit om de immuniteit van de directeur-generaal op te heffen.

12.

Het Comité adviseerde de directeur-generaal om operationele maatregelen te nemen ter voorkoming van belangenconflicten, of de schijn daarvan, die in interacties met de Belgische gerechtelijke autoriteiten kunnen ontstaan (6). In het bijzonder artikel 17, lid 6, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 biedt mogelijkheden voor dergelijke maatregelen. Voor zover het Comité bekend zijn nog geen maatregelen van die aard genomen.

EERBIEDIGING VAN PROCEDUREWAARBORGEN EN GRONDRECHTEN BIJ OLAF-ONDERZOEK

Artikel 15, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Het Comité van toezicht monitort in het bijzonder de ontwikkelingen betreffende de toepassing van de procedurewaarborgen […].”

Artikel 17, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„De directeur-generaal stelt een mechanisme in voor interne advisering en controle, mede omvattende een wettigheidstoetsing, onder meer met betrekking tot de eerbiediging van de procedurewaarborgen en de grondrechten van de betrokken personen […].”

13.

Ingevolge artikel 15, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 heeft het Comité een uitdrukkelijk mandaat voor het monitoren van met name de toepassing van procedurewaarborgen in het licht van de door de directeur-generaal verstrekte informatie. Het Comité heeft de procedurewaarborgen en grondrechten herhaaldelijk in haar adviezen, speciale verslagen en activiteitenverslagen aan de orde gesteld. Er is een niet-limitatief overzicht samengesteld van het werk dat het vertrekkende Comité tussen 2012 en 2016 op het terrein van bedoelde waarborgen en rechten heeft verricht (7). Dit werk heeft met name betrekking op drie hoofdterreinen, die hieronder nader worden beschreven.

Wettigheidstoetsing

14.

In Advies nr. 2/2015 analyseert het Comité de wettigheidstoetsing die in de loop van de onderzoeksactiviteiten van OLAF werd verricht, waarbij met name is gekeken naar de eerbiediging van procedurewaarborgen en grondrechten.

15.

Het Comité deed met name de aanbeveling om een overzicht samen te stellen van beste praktijken met betrekking tot controle op de eerbiediging van procedurewaarborgen en de redelijke duur van onderzoeken.

16.

Het Comité deed ook de aanbeveling dat de directeur-generaal een plan vaststelt met specifieke maatregelen voor het daadwerkelijk versterken van het mechanisme voor interne controle en advisering zoals voorzien in de verordening. Een dergelijk plan is nog steeds niet vastgesteld.

Klachten betreffende OLAF-onderzoeken

17.

Voor Advies nr. 2/2013 werd onderzoek gedaan naar de rechtsmiddelen die ingeval van schendingen van rechten en procedurewaarborgen open staan voor bij OLAF-onderzoeken betrokken personen. Het Comité concludeerde dat bedoelde personen onvoldoende directe mogelijkheden hadden om ingeval van een schending via een externe of interne procedure beroep in te stellen.

18.

Het Comité deed bijgevolg de aanbeveling dat de directeur-generaal een dergelijke interne procedure vaststelt en bekendmaakt, na raadpleging van het Comité over de precieze inhoud van de procedure, en vervolgens regelmatig verslag doet aan het Comité over de ontvangen klachten en het daaraan gegeven gevolg.

19.

Ondanks voornoemde aanbeveling heeft het Comité geen gedetailleerd verslag ontvangen over de klachten die in verband met OLAF-activiteiten zijn ingediend (inclusief bij OLAF bekende klachten die bij andere instanties of organen zijn ingediend) en de vermeendelijk geschonden grondrechten en procedurewaarborgen van de betrokken personen.

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

20.

In 2016 initieerde het Comité een gedachtewisseling met het in Wenen gevestigde Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), dat bevoegd is om aan de lidstaten en instellingen en organen van de EU expertise en advies te verstrekken.

21.

Het Comité stelde een aantal terreinen vast — zoals het wetgevingsvoorstel betreffende het Europees Openbaar Ministerie — waarop overleg tussen OLAF en het FRA kan bijdragen aan een betere bescherming van de grondrechten van bij onderzoeken betrokken personen (waarbij „betrokken personen” ruimer moet worden geïnterpreteerd dan in de verordening).

22.

Bijgevolg acht het Comité het zinvol dat OLAF contact legt met het FRA, teneinde een geformaliseerde samenwerking tot stand te brengen, in het bijzonder voor de toetsing van de onderzoeksprocedures van OLAF aan de grondrechten.

DUUR VAN OLAF-ONDERZOEKEN

Artikel 7, lid 8, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Indien een onderzoek niet kan worden afgesloten binnen twaalf maanden nadat het is geopend, brengt de directeur-generaal, na het verstrijken van die twaalf maanden, en vervolgens om de zes maanden, verslag uit aan het Comité van toezicht, onder vermelding van de redenen die het oponthoud veroorzaken en de overwogen maatregelen om het onderzoek sneller te doen verlopen.”

Onderzoeken die langer dan twaalf maanden duren

23.

In 2016 analyseerde het Comité 477 verslagen betreffende 377 onderzoeken met een looptijd van meer dan twaalf maanden die door de directeur-generaal waren gemeld. Van die onderzoeken waren er 274 afgesloten, terwijl 103 onderzoeken nog liepen. In juli 2016 verstrekte de directeur-generaal het Comité op een daartoe strekkend verzoek aanvullende statistische gegevens betreffende die verslagen, teneinde het Comité beter in staat te stellen om algemene trends en patronen vast te stellen.

Duur van onderzoeken vanaf het tijdstip van de vaststelling van het besluit tot inleiding: steekproef van 377 zaken, juli 2016

Image

24.

De directeur-generaal hanteert in zijn jaarlijks beheersplan („Annual Management Plan”) 20 maanden als referentie voor de duur van een onderzoek (de verordening stelt 12 maanden als referentie). De steekproef bevat 42 zaken (11 %) met een looptijd van minder dan 20 maanden en 335 zaken (89 %) met een looptijd van meer dan 20 maanden. Van laatstgenoemde groep duurden 157 zaken (47 %) langer dan 30 maanden.

25.

Uit een analyse van de verstrekte gegevens kwam naar voren dat een aanzienlijke groep zaken (28) afkomstig is van een gecombineerde actie op 2 februari 2012, waarbij op dezelfde dag 423 zaken werden geopend (8). Het Comité is van mening dat die 28 zaken in het bijzonder door OLAF moeten worden gemonitord, teneinde een negatief effect op de prestaties te voorkomen doordat men voortdurend te maken heeft met de erfenis van vroegere systemen.

Duur van de informatieverwerking voordat een onderzoek wordt ingeleid

26.

De duur van een onderzoek wordt door OLAF gerekend vanaf het tijdstip dat het besluit tot inleiding wordt vastgesteld. Aangezien dergelijke besluiten worden voorafgegaan door een periode waarin de gerapporteerde informatie wordt geëvalueerd, achtte het Comité het van belang om ook onderzoek te doen naar de duur van die voorafgaande evaluatie, gerekend vanaf de datum dat de informatie door OLAF wordt ontvangen tot de datum waarop het onderzoek in de zaak wordt ingeleid, dan wel de zaak wordt afgewezen.

27.

De directeur-generaal heeft voor de evaluatie een indicatieve maximumtermijn van twee maanden vastgesteld. Het is het Comité niet duidelijk of deze termijn wordt gerekend vanaf de dag van ontvangst van de informatie, de dag waarop het zaaknummer is aangemaakt, de dag waarop de informatie aan een selecteur is toebedeeld of de dag waarop de selecteur de eerste actie in de betreffende zaak heeft verricht. OLAF heeft het Comité meegedeeld dat monitoringinstrumenten zijn geïmplementeerd die dode punten in de informatieverwerking moeten voorkomen.

28.

Het Comité overweegt om deze monitoringinstrumenten en de gegevens over de duur van de verwerking van binnenkomende informatie aan een nader onderzoek te onderwerpen.

Kwalitatieve analyse van 477 verslagen betreffende onderzoeken die langer dan twaalf maanden duren

29.

Het Comité voerde een diepgaande analyse uit van 477 verslagen betreffende onderzoeken met een looptijd van meer dan twaalf maanden (9). Het doel van deze analyse was met name om het volgende vast te stellen:

het aantal lopende zaken waarvan het OLAF-verslag op feiten gebaseerde redenen bevat voor het feit dat het onderzoek nog niet is afgerond en maatregelen om het onderzoek te versnellen;

het aantal zaken waarin vooruitgang is geboekt ten opzichte van de situatie als beschreven in Advies nr. 4/2014 van het Comité (10);

het aantal zaken waarvoor passende maatregelen zijn getroffen om het onderzoek te versnellen, gezien de redenen die worden genoemd voor het feit dat het onderzoek nog niet is afgerond en/of omdat de maatregelen in overeenstemming zijn met genoemd advies.

30.

In iets meer dan de helft van de verslagen was het feit dat het onderzoek nog niet was afgerond, niet of onvoldoende gemotiveerd. Het ontbreken van gegevens ter onderbouwing van de in de verslagen opgenomen informatie betreffende de redenen waarom onderzoeken nog niet waren afgerond, maakte het onmogelijk om die informatie te controleren.

31.

Het Comité kwam voor een groot aantal verslagen tot de conclusie dat ze geen of ontoereikende maatregelen bevatten om het onderzoek te versnellen.

32.

Het Comité kwam voor een groot aantal verslagen tot de conclusie dat de maatregelen die de directeur-generaal had vastgesteld om het onderzoek te versnellen, of die in de tekst werden genoemd, niet in overeenstemming waren met de aanbevelingen in Advies nr. 4/2014.

33.

Het Comité kwam tot de slotsom dat de werkwijze van OLAF niet significant was geëvolueerd. Hoewel de rol van het Comité bij het controleren van de duur van de OLAF-onderzoeken bij Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 is versterkt, kan het niet garanderen dat onderzoeken zonder onderbreking en zonder onnodige vertraging worden uitgevoerd wanneer de omstandigheden en complexiteit van de zaak dit toelaten. Dit is met name voor de langstdurende onderzoeken reden tot zorg.

PRIORITEITEN VOOR HET ONDERZOEKSBELEID VOOR 2017

Artikel 17, lid 5, eerste alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„De directeur-generaal bepaalt elk jaar in het kader van het jaarlijkse beheersplan de prioriteiten van het beleid van het Bureau inzake onderzoeken, en legt die prioriteiten aan het Comité van toezicht voor alvorens ze bekend te maken.”

Artikel 5, lid 1: „Bij het besluit van de directeur-generaal om al dan niet een onderzoek te openen, wordt rekening gehouden met de prioriteiten van het beleid inzake onderzoeken en het […] beheersplan van het Bureau.”

34.

Het Comité ontving de prioriteiten voor het onderzoeksbeleid van OLAF voor 2017 („Investigative Policy Priorities for 2017”) op 22 december 2016 en werd gevraagd om zijn opmerkingen vóór 13 januari 2017 te maken. De onderzoeksprioriteiten voor 2017 verschillen niet wezenlijk van die voor 2014, 2015 en 2016.

35.

Het Comité is nog in afwachting van nadere gegevens over de effectbeoordeling van de prioriteiten voor 2016.

UITVOERING VAN DE AANBEVELINGEN VAN OLAF

Artikel 17, lid 5, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„De directeur-generaal brengt het Comité van toezicht periodiek op de hoogte van:

a)

de gevallen waarin geen gehoor is gegeven aan de aanbevelingen van de directeur-generaal;

b)

de gevallen waarin informatie is doorgegeven aan de gerechtelijke autoriteiten van de lidstaten; […]”

36.

Zodra een OLAF-onderzoek is afgesloten, dienen het eindverslag waarin de feiten van de zaak zijn neergelegd (met bewijsstukken en een volledige lijst van de in het CMS geregistreerde stukken betreffende de zaak) en eventuele aanbevelingen die door de directeur-generaal zijn gedaan, te worden toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of EU-instellingen en -organen, die verantwoordelijk zijn voor eventuele acties die vervolgens worden genomen.

37.

Er zijn vier typen aanbevelingen: administratieve (fraudebestendig maken van contracten, subsidieovereenkomsten, wetgeving en administratieve praktijk), financiële (invordering van ten onrechte betaalde bedragen), justitiële (strafrechtelijke procedure door de nationale autoriteiten) en tuchtrechtelijke (tuchtrechtelijke procedure door instellingen, organen en agentschappen van de EU).

38.

Ingevolge artikel 17, lid 5, van de verordening moet de directeur-generaal het Comité periodiek op de hoogte brengen van de gevallen waarin geen gehoor is gegeven aan zijn aanbevelingen.

39.

In mei en juni 2016 stuurde de directeur-generaal het Comité een update (11). Daarin wordt een overzicht gegeven van de antwoorden die het Bureau tussen 1 oktober 2013 en 29 februari 2016 van de betrokken autoriteiten had ontvangen naar aanleiding van aanbevelingen die sinds eerstgenoemde datum waren gedaan en waaraan geen gehoor was gegeven.

Tuchtrechtelijke aanbevelingen

40.

OLAF meldt (12) sinds 1 januari 2013 in totaal 55 tuchtrechtelijke aanbevelingen te hebben gedaan (24 in 2013, 15 in 2014 en 16 in 2015).

41.

OLAF meldt verder dat het sinds 1 oktober 2013 acht keer is voorgekomen dat een autoriteit die bevoegd is om tuchtrechtelijke maatregelen op te leggen, geen gehoor heeft gegeven aan een aanbeveling daartoe. Het betreffende verslag bevat geen nadere gegevens, zodat de volgende opmerkingen zijn gebaseerd op de beknopte informatie in de update van de directeur-generaal.

42.

In twee gevallen waren de autoriteiten van mening dat de aangevoerde feiten onvoldoende uit het onderzoek naar voren kwamen. In één geval achtten de autoriteiten de door OLAF vastgestelde feiten niet ernstig genoeg voor het inleiden van een tuchtrechtelijke procedure. In twee gevallen werden de door OLAF vastgestelde feiten opnieuw beoordeeld en besloten de autoriteiten geen tuchtrechtelijke maatregelen te nemen. Een van de autoriteiten verklaarde dat de vastgestelde feiten niet van dien aard waren dat sprake kon zijn van tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid.

43.

Het Comité startte een analyse van de uitvoering van tuchtrechtelijke aanbevelingen. Gedurende de verslagperiode voerde de rapporteur die verantwoordelijk was voor de analyse van de financiële, administratieve en tuchtrechtelijke aanbevelingen van OLAF verkennend werk uit naar de reikwijdte van een mogelijk advies of verslag hierover. De initiële analyse van de aanbevelingen werd uitgevoerd op basis van een door OLAF verstrekte steekproef. Deze analyse werd aangevuld met bilaterale contacten met het Comité voor interne disciplinaire zaken van de Commissie en een enquête onder belanghebbenden van OLAF. De enquête werd beantwoord door verscheidene regelgevende agentschappen en EU-instellingen en -organen, die zeer waardevolle informatie verschaften. De secretaris-generaal (13) van de Commissie weigerde echter om de enquête te beantwoorden en informatie openbaar te maken en vroeg het Comité bij twee gelegenheden om uitsluitend te werken op basis van informatie van de directeur-generaal van OLAF.

44.

Bijgevolg heeft het Comité niet genoeg kwalitatieve informatie om het nut van de tuchtrechtelijke aanbevelingen van OLAF te kunnen beoordelen. Ook beschikt het Comité over onvoldoende kwantitatieve informatie om de verhouding tussen uitgevoerde aanbevelingen en het totale aantal aanbevelingen te kunnen vaststellen, omdat de beschikbare informatie niet op dezelfde periode betrekking heeft.

Justitiële aanbevelingen

45.

Het Comité ging door met zijn werkzaamheden betreffende de uitvoering van justitiële aanbevelingen en de wijze waarop de uitvoering van deze aanbevelingen door OLAF wordt gemonitord. Er werden verscheidene werkbijeenkomsten gehouden en OLAF verstrekte documentatie over de maatregelen die waren genomen om de monitoring van de uitvoering alsook de kwaliteit van de justitiële aanbevelingen te verbeteren.

46.

In 2012 creëerde OLAF een systeem voor het verzamelen van informatie van de lidstaten en stelde het monitoringrichtsnoeren vast, waardoor het Bureau beter kan volgen welke besluiten de nationale justitiële autoriteiten naar aanleiding van zijn aanbevelingen nemen, meer in het bijzonder of aanbevelingen worden afgewezen dan wel tot strafvervolging wordt overgegaan. Het Comité spreekt zijn erkentelijkheid uit voor de significante inspanningen die OLAF heeft verricht voor het verzamelen van deze informatie.

47.

OLAF meldt (14) sinds 1 januari 2013 in totaal 284 aanbevelingen aan justitiële autoriteiten te hebben gedaan (85 in 2013, 101 in 2014 en 98 in 2015).

48.

Volgens informatie van de directeur-generaal zijn 18 van de aanbevelingen die tussen oktober 2013 en februari 2016 naar nationale justitiële autoriteiten zijn gestuurd, niet uitgevoerd (15).

49.

Voor het niet uitvoeren van de aanbevelingen werden de volgende redenen gegeven:

a)

13 aanbevelingen werden niet in aanmerking genomen of uitgevoerd door gebrek aan bewijs of, in één geval, onvoldoende bewijs;

b)

3 aanbevelingen werden niet in aanmerking genomen of uitgevoerd omdat de zaak was verjaard;

c)

2 aanbevelingen werden niet in aanmerking genomen of uitgevoerd omdat de vermeende feiten geen misdrijf betroffen.

50.

OLAF meldt echter dat van de 317 aanbevelingen die sinds 2008 naar justitiële autoriteiten zijn gestuurd, er 168 werden afgewezen of zonder gevolg bleven.

51.

Aangezien het Comité geen gegevens voor de door OLAF genoemde verslagperioden heeft, kan het geen conclusies trekken.

52.

Het Comité heeft niet genoeg substantiële gegevens om de verhouding tussen uitgevoerde aanbevelingen en het totale aantal aanbevelingen te kunnen vaststellen, wat zou helpen om de effectiviteit van de OLAF-onderzoeken te beoordelen. Het Comité heeft minimaal het volgende nodig:

a)

het definitieve onderzoeksverslag dat naar de nationale justitiële autoriteiten is gestuurd;

b)

het antwoord dat OLAF van de nationale justitiële autoriteiten heeft ontvangen.

53.

Het Comité is bijgevolg van mening dat OLAF onvoldoende informatie heeft verstrekt om te voldoen aan de rapportageverplichtingen van de directeur-generaal van OLAF zoals vastgelegd in artikel 17, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.

54.

Uit een analyse van de door OLAF meegedeelde gronden van de afwijzingsbesluiten van de nationale autoriteiten (16) komen twee hoofdgronden naar voren:

a)

gebrek aan of onvoldoende bewijs — 50 % van de afwijzingen;

b)

aangevoerde feiten betroffen geen misdrijf — 33 % van de afwijzingen.

55.

OLAF toonde zich bezorgd dat „bepaalde nationale openbare aanklagers zaken waarbij de belangen van de EU in geding zijn, niet dezelfde prioriteit toekennen als zaken waarbij nationale belangen in het geding zijn” (17). Uit een analyse van OLAF kwam naar voren dat bewijs afkomstig uit administratieve onderzoeken van het Bureau niet rechtstreeks door de lidstaten wordt erkend, vooral niet wanneer het grootschalige, transnationale onderzoeken betreft.

56.

Het Comité is aan het einde van de huidige verslagperiode nog steeds niet geïnformeerd over een analyse van OLAF die deze bevindingen ondersteunt en evenmin over de inhoud van het werk dat in de werkgroepen met vertegenwoordigers van de lidstaten met betrekking tot deze kwestie is verricht. Het Comité merkt op dat de hervorming van de verordening van 2013 duidelijkheid heeft verschaft over de onderzoeksbevoegdheden van OLAF bij de verzameling van fysiek bewijs en deze bevoegdheden heeft vergroot.

57.

Na de werkbijeenkomsten en inhoudelijke discussies met OLAF heeft het Comité een aantal kwesties vastgesteld die vragen om een diepgaande analyse:

versterking van de expertise van OLAF met betrekking tot de procedurele rechten in de afzonderlijke lidstaten (18);

versterking van de bijstand die door OLAF aan de lidstaten wordt verleend nadat de onderzoeksverslagen zijn verstrekt;

eerdere en hechtere samenwerking van OLAF met de wetshandhavingsinstanties in de lidstaten, bijvoorbeeld via gezamenlijke onderzoeksteams;

herziening van de wijze waarop OLAF de bepalingen toepast die het Bureau machtigen tot de doorgifte van informatie aan justitiële autoriteiten wanneer het verzamelen van bewijs vraagt om een snelle toepassing van justitiële bevoegdheden.

58.

In zijn reactie op het verzoek van het Comité om informatie over de uitvoering van de justitiële aanbevelingen van OLAF verklaarde de directeur-generaal dat hij „een werkgroep had ingesteld voor de behandeling van dit verzoek en dat hij verwachtte dat de bevindingen van deze werkgroep in mei 2016 beschikbaar zouden zijn”. Verder deelde hij mee dat „personeel van OLAF contact met het secretariaat van het Comité zou opnemen omdat enkele onderdelen van het verzoek niet helemaal duidelijk waren” (19). Aan het einde van de huidige verslagperiode is het Comité nog steeds in afwachting van de resultaten van het werk van OLAF.

Financiële aanbevelingen

59.

OLAF meldt (20) sinds 1 januari 2013 in totaal 706 financiële aanbevelingen te hebben gedaan (233 in 2013, 253 in 2014 en 220 in 2015).

60.

Volgens informatie die de directeur-generaal in mei en juni 2016 heeft verstrekt, zijn vijf financiële aanbevelingen niet uitgevoerd. Het betreft aanbevelingen aan autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van EU-middelen die zijn uitgevaardigd tussen oktober 2013 en februari 2016. Er is geen duidelijk patroon met betrekking tot de reden waarom de aanbevelingen niet werden uitgevoerd. De opgegeven redenen variëren van onvoldoende gronden en geen recht tot invordering, tot geen bewijs van vermeende onregelmatigheden en geen financiële schade voor de EU.

61.

Een belangrijke indicator voor de effectiviteit van financiële aanbevelingen is het percentage van het in de aanbeveling genoemde in te vorderen bedrag dat feitelijk is ingevorderd. Vóór 2012 werden de ingevorderde bedragen door OLAF gekoppeld aan het jaar waarin de aanbeveling was gedaan, waardoor het invorderingspercentage als prestatie-indicator kon worden gebruikt. Na 2012 is het niet meer mogelijk om het invorderingspercentage te berekenen. Dit zou met name zinvol zijn wanneer de raming van het in te vorderen bedrag van de bevoegde autoriteiten verschilt van die van OLAF. Na afloop van de besprekingen met het Comité deed OLAF de toezegging dat de wijze waarop de financiële aanbevelingen worden opgesteld, aan een interne beoordeling zou worden onderworpen om deze te verbeteren. Het resultaat van deze inspanningen zijn schriftelijke instructies voor het opstellen van financiële aanbevelingen en de daaraan gerelateerde hoofdstukken van het eindverslag van OLAF (Instructions on drafting financial recommendations and the related sections of OLAF Final Report). Deze instructies werden op 7 oktober 2016 door de directeur-generaal uitgevaardigd.

62.

Het Comité stelt verder vast dat OLAF een interne beoordeling van het monitoringproces voor financiële aanbevelingen uitvoert, waarbij onder meer wordt gekeken naar alternatieve methoden voor het meten van de effectiviteit van de financiële aanbevelingen. Het komt er in essentie op neer dat de directeur-generaal voornemens is om de geadresseerden van zijn financiële aanbevelingen te vragen hoeveel van het in de aanbeveling genoemde bedrag is ingevorderd.

Administratieve aanbevelingen

63.

OLAF meldt (21) sinds 1 januari 2013 in totaal 69 administratieve aanbevelingen te hebben gedaan (11 in 2013, 28 in 2014 en 30 in 2015).

64.

De directeur-generaal heeft echter niet gemeld hoeveel aanbevelingen niet zijn uitgevoerd. Hoewel de directeur-generaal niet verplicht is om deze informatie te verstrekken, zou ze zeer nuttig zijn.

VOORONTWERP VAN BEGROTING 2017

Artikel 6, lid 2, van Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, zoals gewijzigd bij Besluit 2013/478/EU van 27 september 2013:

„2.   De directeur-generaal doet de directeur-generaal Begroting, na raadpleging van het Comité van toezicht, tijdig een voorontwerp van begroting toekomen, dat bestemd is om te worden opgenomen in de aan het Bureau gewijde bijlage van de afdeling „Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie.”

Artikel 15, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Het Comité van toezicht voorziet de directeur-generaal van adviezen, die in voorkomend geval vergezeld gaan van aanbevelingen, onder meer betreffende de middelen die nodig zijn om de onderzoekstaak van het Bureau uit te voeren […].”

65.

Het Comité steunt het voorontwerp van begroting van OLAF voor 2017, mits zijn aanbevelingen en opmerkingen volledig in aanmerking worden genomen voor de begroting voor 2018, die het Comité in zijn jaarlijks advies zal evalueren.

66.

Het Comité is van mening dat OLAF de beschikbare middelen op zijn kerntaak moet concentreren: het onderzoeken van illegale activiteiten, ernstige onregelmatigheden, fraude, plichtsverzuim en andere activiteiten die de belangen van de EU schaden. Op basis van de opmerkingen van OLAF meent het Comité echter dat het Bureau gelijk heeft in zijn overweging dat het voor het behoud van zijn onafhankelijkheid nodig is dat enige beperkte en gerechtvaardigde ondersteunende middelen binnen OLAF beschikbaar blijven.

67.

Wat het onderzoekspersoneel betreft, aanvaardt het Comité de motivering die wordt gegeven voor het feit dat 171 personeelsleden zijn toegewezen aan onderzoeksactiviteiten. „Behalve personeel met de functiebeschrijving „onderzoeker” valt hieronder ook ander onderzoekspersoneel, zoals „case-handler-selector” of „intelligence analyst”. Sectorhoofden en plaatsvervangende hoofden van onderzoekseenheden maken eveneens deel uit van het onderzoekspersoneel, hoewel ze een andere functiebenaming hebben.

68.

Interne juridische deskundigen vergroten de capaciteit van OLAF voor de correcte toepassing van nationale wetgeving en dragen bij aan versterking van de EU-brede fraudebestrijdingscapaciteit. OLAF zou derhalve door moeten gaan met het werven van EU-personeel dat beschikt over een erkende juridische kwalificatie in de betreffende taal. Naar de mening van het Comité kan het gebrek aan interne nationale juridische deskundigen niet worden gecompenseerd met interne opleidingen voor niet-juristen of beperkte ondersteunende documentatie, zoals de zeer beknopte landprofielen („Country mini-profiles”) die op het intranet van OLAF zijn te vinden en door het Comité zijn beoordeeld. Vandaar dat het Comité de lopende vergelijkende onderzoeken voor specialisten toejuicht.

JAARLIJKS ACTIVITEITENVERSLAG VAN OLAF VOOR 2015

Artikel 15, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Het Comité van toezicht houdt geregeld toezicht op de wijze waarop het Bureau zich van zijn onderzoekstaak kwijt, ter versterking van de onafhankelijkheid die het Bureau bij de uitoefening van de bij deze verordening toegekende bevoegdheden in acht neemt.”

69.

Het Comité constateert dat bij het opstellen van het „OLAF report” en het jaarlijks activiteitenverslag van het Bureau de aanbevelingen van het Comité in aanmerking zijn genomen en dat de presentatie van deze stukken is verbeterd, met name wat de leesbaarheid, duidelijkheid van de verslaglegging en de grafieken en tabellen betreft. Meer in het bijzonder juicht het Comité het toe dat in het „OLAF report” voor 2015 is vermeld dat de genoemde gemiddelde onderzoeksduur uitsluitend betrekking heeft op afgesloten onderzoeken, waarmee dezelfde aanpak wordt gevolgd als het jaar daarvoor.

70.

Het Comité heeft verschillende manieren vastgesteld waarop de verslaglegging over de onderzoeksduur kan worden verbeterd. Het ontbreken van gegevens over de beoordeling en controle van de duur van onderzoeken is reden tot bezorgdheid. Ook zou het Comité het toejuichen wanneer een met redenen omklede motivering zou worden gegeven voor de referentieperiode van twintig maanden.

71.

De verslaglegging van OLAF over klachten in verband met de bescherming van grondrechten is niet uitputtend. OLAF doet het Comité alleen verslag van klachten die volgens een op een website gepubliceerde procedure zijn ingediend. Het Comité stelde echter vast dat nog andere klachten bestaan die mogelijk verband houden met de bescherming van grondrechten en procedurewaarborgen. Het Comité acht het gezien zijn rol op dit terrein van belang dat de verslaglegging over klachten volledig is.

72.

De verslaglegging van de directeur-generaal over de uitvoering van de aanbevelingen van het Comité sluit niet aan bij de evaluatie van het Comité. Het Comité is bezorgd over het feit dat de directeur-generaal op dit terrein onvoldoende informatie deelt.

UITVOERING VAN DE AANBEVELINGEN VAN HET COMITÉ

Artikel 15, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013:

„Het Comité van toezicht voorziet de directeur-generaal van adviezen, die in voorkomend geval vergezeld gaan van aanbevelingen, onder meer betreffende de middelen die nodig zijn om de onderzoekstaak van het Bureau uit te voeren, alsook betreffende onderzoeksprioriteiten van het Bureau en betreffende de duur van de onderzoeken. Die adviezen kunnen worden uitgebracht op eigen initiatief, op verzoek van de directeur-generaal of op verzoek van een instelling, orgaan of instantie, maar mogen geen inmenging in de verrichting van lopende onderzoeken vormen.”

73.

Gedurende de verslagperiode heeft het Comité voor 26 van zijn aanbevelingen aan OLAF gemonitord welke vorderingen het Bureau met de uitvoering daarvan maakt. De bijlage bevat details over deze concrete aanbevelingen en een update van de uitvoering van de afzonderlijke aanbevelingen.

74.

Het Comité kent een „hoge prioriteit” toe aan de aanbevelingen die verband houden met de grondrechten van EU-burgers, de wettelijke verplichtingen van OLAF en de waarborgen voor de onafhankelijkheid van het Bureau.

75.

De directeur-generaal ging akkoord met de lijst van aanbevelingen en gaf voor geen enkele van de 26 aanbevelingen formeel blijk van onenigheid over de inhoud. Toch beoordeelde hij slechts voor 15 van de aanbevelingen in hoeverre ze waren uitgevoerd (22). Op basis van de beschikbare informatie beoordeelde het Comité de mate van uitvoering van de aanbevelingen als volgt: 3 uitgevoerd, 1 deels uitgevoerd, 11 niet uitgevoerd, 7 stand van zaken onbekend (23), 4 verouderd.

76.

Wat toekomstige adviezen betreft, zal het Comité proberen om van de directeur-generaal de formele toezegging te krijgen dat hij naar aanleiding van de aanbevelingen actie(s) onderneemt. De uitvoering van aanbevelingen waarvoor een dergelijke toezegging niet wordt gegeven, zal niet meer door het Comité worden gemonitord op grond van het feit dat de directeur-generaal deze niet heeft overgenomen.

77.

De verslaglegging van de directeur-generaal weerspiegelt niet de huidige stand van zaken van de uitvoering van de aanbevelingen van het Comité. Het Comité is bezorgd over het feit dat vijf aanbevelingen die een „hoge prioriteit” hebben, niet zijn uitgevoerd, en dat de directeur-generaal onvoldoende informatie heeft verstrekt.

BESTUUR VAN HET COMITÉ VAN TOEZICHT

Vergaderingen met instellingen, organen en andere instanties van de EU

78.

Het Comité heeft actief bijgedragen aan de gedachtewisseling met de instellingen, zoals voorzien in artikel 16 van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013, en regelmatig een ontmoeting gehad met, en deskundige bijstand verleend aan, de vicevoorzitter van de Commissie die verantwoordelijk is voor OLAF, het Europees Parlement (Commissie begrotingscontrole) en de Groep fraudebestrijding van de Raad.

79.

Het Comité blijft ook in gesprek met andere belanghebbenden, zoals de Europese Rekenkamer, de Europese Ombudsman en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten.

Werkmethoden en transparantie

80.

In 2016 hield het Comité 11 plenaire vergaderingen. Ook de voorzitter, de rapporteurs en het personeel van het secretariaat van het Comité kwamen regelmatig bijeen om aan bepaalde punten te werken. Voor elk belangrijk onderzocht onderwerp werd een rapporteur aangewezen. De rapporteurs werkten samen met het secretariaat om de ontwerpverslagen, -adviezen en -documenten op te stellen die tijdens de plenaire vergaderingen werden besproken. In het kader van de voorbereiding van de adviezen en verslagen van het Comité spraken de rapporteurs ook met het management en personeel van OLAF.

81.

Voordat de adviezen werden afgerond, werden ze steeds uitgebreid met OLAF besproken. In 2016 ontwikkelde het Comité na raadpleging van OLAF een procedure voor het vaststellen van zijn adviezen en verslagen. Ten behoeve van maximale transparantie van zijn werkzaamheden besloot het Comité om niet-vertrouwelijke documenten van algemeen belang op een eigen website te publiceren (http://europa.eu/supervisory-committee-olaf/).

Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 betreffende het secretariaat van het Comité van toezicht

82.

Het secretariaat van het Comité bestaat uit juristen, onderzoekers en assistenten die instaan voor de dagelijkse monitoring van de onderzoeksactiviteiten van OLAF en de leden van het Comité bijstaan bij de uitoefening van hun taken. Het secretariaat ontvangt de voor het Comité bestemde informatie en voert het eerste onderzoek daarvan uit. Het secretariaat geeft ook juridisch advies aan de leden van het Comité. In 2016 had het secretariaat in totaal acht posten.

83.

Het secretariaat van het Comité speelt een cruciale rol, omdat het het Comité op een loyale en efficiënte manier bijstaat bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taken. Gedurende de verslagperiode was het personeel van het secretariaat echter nog steeds administratief ondergeschikt aan de directeur-generaal van OLAF (met name wat opleiding, evaluatie, loopbaanontwikkeling en promotie betreft).

84.

Overeenkomstig de wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 (24) wordt het secretariaat van het Comité vanaf 1 januari 2017 rechtstreeks verzorgd door de Commissie, onafhankelijk van OLAF en in nauwe samenwerking met het Comité.

Budgettaire aangelegenheden

85.

In 2016 werd de begroting van 200 000 EUR van het Comité overgeheveld van OLAF naar de Europese Commissie om de onafhankelijkheid van het Comité ten opzichte van OLAF te waarborgen.

86.

Op verzoek van het Comité stelde de dienst Interne Audit van de Commissie een verslag op over de governance, planning, bewaking en uitvoering van het begrotingsonderdeel van het Comité. Het Comité juicht dit auditverslag toe en meent dat het een waardevol hulpmiddel is om te komen tot een beter begrotingsbeheer dat meer in overeenstemming is met de werkwijzen van de diensten van de Commissie. Verscheidene aanbevelingen van de dienst Interne Audit zijn al uitgevoerd en geïntegreerd in het dagelijks beheer van de begroting.

WETTELIJK KADER

Evaluatie van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013

Artikel 19 van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.

„Uiterlijk op 2 oktober 2017 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag in over de toepassing van deze verordening. Dat verslag gaat vergezeld van een advies van het Comité van toezicht en vermeldt of deze verordening wijziging behoeft.”

87.

Overeenkomstig het stappenplan voor de evaluatie van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 (25) heeft het Comité de belangrijkste vragen met betrekking tot doeltreffendheid, doelmatigheid, relevantie en samenhang in kaart gebracht. Tot de governanceaspecten die bij de evaluatie worden meegenomen, behoren onder meer de toezichthoudende taken van het Comité. De evaluatie zal de periode vanaf 1 oktober 2013 bestrijken, toen de verordening in werking trad.

88.

Het Comité is een eigen proces gestart voor de evaluatie van de toepassing van de verordening. Deze evaluatie zal worden gebaseerd op de resultaten van de analyse, monitoring en evaluatie van de onderzoeksactiviteiten van OLAF.

89.

In de verslagperiode werden enkele leden van het Comité door consultants van de Commissie benaderd voor individuele gesprekken over de werking van de verordening, als bijdrage aan de evaluatie ervan. Ze stemden in, maar onder de voorwaarde dat de gesprekken pas zouden plaatsvinden na afloop van hun ambtstermijn bij het Comité, om eventuele belangenconflicten te voorkomen.

Voorstel voor de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EPPO)

90.

Vaststelling van de verordening tot instelling van het EPPO stond in het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2017 op de lijst van prioriteiten voor de medewetgevers.

91.

De instelling van het EPPO zal waarschijnlijk gevolgen hebben voor het werk en de middelen van OLAF en bijgevolg voor de toezichthoudende taak van het Comité. Verdere herziening van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 is mogelijk noodzakelijk. Het Comité heeft vanaf de start van het project alle relevante ontwikkelingen gevolgd en zal dat blijven doen.

(1)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(2)  Artikel 15.

(3)  Besluit van de Commissie C(2016) 1449 final.

(4)  Ares(2016)1280862.

(5)  Beschikking van de president van het Gerecht van 20 juli 2016 in zaak T-251/16R, directeur-generaal van het OLAF/Commissie.

(6)  Ares(2016)6451016 van 16 november 2016.

(7)  Zie het „Compendium” op de website van het Comité van toezicht van OLAF.

(8)  Vgl. „Supervisory Report No3/2014 on Opening of Cases in OLAF in 2012”.

(9)  OLAF verleende het Comité ook toegang tot een steekproef van 62 zaken met een looptijd van meer dan 12 maanden. Het Comité stelde een analyseschema vast. De analyse van deze zaken loopt nog.

(10)  Advies nr. 4/2014 betreffende de controle van de duur van door OLAF verrichte onderzoeken bevat onder meer de volgende aanbevelingen voor OLAF: 1) uitbreiding van verslagen over onderzoeken die langer dan twaalf maanden duren met terugkerende feitelijke, zaakgerelateerde informatie die het Comité in staat stelt de achtergrond en voortgang van die onderzoeken te begrijpen; 2) betere onderbouwing van feitelijke informatie betreffende de redenen waarom onderzoeken langer dan twaalf maanden duren, en 3) betere onderbouwing van informatie over maatregelen voor het versnellen van onderzoeken.

(11)  Ares(2016)2867755 van 20 juni 2016 en Ares(2016)2336179 van 19 mei 2016.

(12)  „OLAF Operational Report 2015”, zie table 12 („recommendations issued”), op bladzijde 20, en table 24 („actions taken by the appointing authorities following OLAF's disciplinary recommendations issued between 1 January 2013 and 31 December 2015”), op bladzijde 30.

(13)  Ares(2016)2996187 van 28 juni 2016 en Ares(2016)6032504 van 20 oktober 2016, die door de secretaris-generaal van de Europese Commissie zijn ondertekend.

(14)  „OLAF Operational Report 2015”, zie tabel 12 („recommendations issued”), op bladzijde 20, en table 24 („actions taken by the appointing authorities following OLAF's disciplinary recommendations issued between 1 January 2013 and 31 December 2015”), op bladzijde 30.

(15)  De rapportage van de directeur-generaal bevat 14 zaken met justitiële aanbevelingen waaraan geen gehoor werd gegeven, 9 daarvan wegens onvoldoende bewijs.

(16)  Deze analyse werd uitgevoerd voor de jaren 2012 en 2013.

(17)  Jaarverslag van 2015.

(18)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 onderstreept expliciet het belang voor OLAF van het hebben van volledige kennis van de nationale wetten van de lidstaten waaraan onderzoeksverslagen worden verstrekt. Artikel 11, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013: „Bij de opstelling van deze rapporten en aanbevelingen wordt het nationale recht van de betrokken lidstaat in aanmerking genomen.”

(19)  Ares(2016)980350 van 25 februari 2016.

(20)  „OLAF Operational Report 2015”, zie table 12 („recommendations issued”), op bladzijde 20, en table 24 („actions taken by the appointing authorities following OLAF's disciplinary recommendations issued between 1 January 2013 and 31 December 2015”), op bladzijde 30.

(21)  „OLAF Operational Report 2015”, zie tabel 12 („recommendations issued”), op bladzijde 20.

(22)  Zie ARES(2016)222388 van 15 januari 2016, waarin de directeur-generaal het volgende verklaart: „OLAF beschouwt 11 van de 15 aanbevelingen als uitgevoerd en één als niet van toepassing. De uitvoering van 3 aanbevelingen, die verband houden met de discussie over de werkafspraken tussen OLAF en het Comité van toezicht, is momenteel gaande.”

(23)  De directeur-generaal verstrekte het Comité geen informatie over de uitvoering van 11 van de 26 aanbevelingen die waren gedaan in Advies nr. 2/2015 betreffende wettigheidstoetsing binnen OLAF en Advies nr. 3/2015 betreffende de prioriteiten voor het onderzoeksbeleid 2016 (ontwerpversie).

(24)  Verordening (EU, Euratom) 2016/2030 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 wat betreft het secretariaat van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Deze verordening is van toepassing sinds 1 januari 2017.

(25)  Zie http://ec.europa.eu/smart-regulation/roadmaps/docs/2017_olaf_001_evaluation_of_regulation_883_2013_en.pdf


BIJLAGE

UITVOERING VAN DE AANBEVELINGEN VAN HET COMITÉ VAN TOEZICHT DOOR OLAF

PRIORITEIT

AANBEVELINGEN VAN HET COMITÉ VAN TOEZICHT

ZELFEVALUA TIE VAN OLAF

DEFINITIEVE EVALUATIE VAN HET COMITÉ VAN TOEZICHT

 

Advies nr. 3/2014 betreffende het voorontwerp van begroting van OLAF voor 2015:

(I)

OLAF dient gedetailleerdere informatie over de toewijzing van middelen aan prioritaire gebieden te verschaffen.

Uitgevoerd

NIET UITGEVOERD

 

(II)

OLAF dient zijn werkzaamheden voor de ontwikkeling van een voorbeeldige human-resourcesstrategie voort te zetten en het Comité regelmatig te informeren over de voortgang hiervan.

Uitgevoerd

UITGEVOERD

 

(III)

De directeur-generaal van OLAF dient de bevoegdheden van de tot aanstelling bevoegde functionarissen en de ordonnateur ten aanzien van het personeel en de begroting van het secretariaat van het Comité zoveel mogelijk te delegeren aan het hoofd van het secretariaat.

Uitgevoerd

VEROUDERD

 

(IV)

Wijzigingen in het personeel en de begroting van het secretariaat van het Comité zijn onderworpen aan toestemming van het Comité.

Uitgevoerd

VEROUDERD

 

(V)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van het Besluit van de Commissie van 28 april 1999 moet dit advies worden toegezonden aan de begrotingsautoriteit.

Niet van toepassing

NIET UITGEVOERD

HOOG

Advies nr. 4/2014 betreffende de controle van de duur van door OLAF verrichte onderzoeken:

OLAF dient de informatie die aan het Comité wordt verstrekt ten behoeve van de monitoring van de duur van onderzoeken, te verbeteren, teneinde het Comité in staat te stellen zijn monitoringfunctie op een doeltreffende en doelmatige wijze uit te voeren en zodoende zijn rapportageverplichting jegens de EU-instellingen te vervullen. Ook dient OLAF het gebruik van hulpmiddelen die voor het beheersen van de duur van onderzoeken zijn geïmplementeerd, te optimaliseren. OLAF dient zodoende het volgende te bewerkstelligen:

1)

Uitbreiding van verslagen over onderzoeken die langer dan twaalf maanden duren met terugkerende feitelijke, zaakgerelateerde informatie die het Comité in staat stelt de achtergrond en voortgang van die onderzoeken te begrijpen.

Voor de uitvoering van deze aanbeveling wordt voorgesteld om in de verslagen onder meer de volgende informatie op te nemen: rechtsgrond voor de inleiding van het onderzoek, korte beschrijving van het onderzoek (beschuldiging, soort informatiebron, soort fraude of onregelmatigheid, betrokken gebied, betrokken instelling, orgaan, bureau of agentschap van de EU of betrokken lidstaat, wettelijke bepaling die vermeendelijk is geschonden, raming van de financiële schade, voor zover mogelijk), belangrijkste verrichtte/te verrichten onderzoeksactiviteiten en de chronologie ervan, kwesties in verband met verjaring.

Aan de gang

NIET UITGEVOERD

 

2)

Betere onderbouwing van feitelijke informatie over de redenen waarom onderzoeken langer dan twaalf maanden duren.

Voor de uitvoering van deze aanbeveling wordt voorgesteld om in de verslagen over onderzoeken met een looptijd van meer dan twaalf maanden, een niet-limitatieve opsomming te geven van categorieën en subcategorieën van vooraf gedefinieerde redenen voor het feit dat een onderzoek niet binnen twaalf maanden kon worden voltooid, aangevuld met specifieke, zaakgerelateerde informatie. OLAF zou onderzoekers ook richtsnoeren kunnen verstrekken en/of opleidingen kunnen laten volgen.

Aan de gang

DEELS UITGEVOERD

 

3)

Betere onderbouwing van informatie over maatregelen voor het versnellen van onderzoeken.

Aan de gang

NIET UITGEVOERD

 

4)

Verder nadenken over maatregelen voor het versnellen van onderzoeken die langer dan twaalf maanden duren en, in het bijzonder, ontwikkelen van instrumenten die het mogelijk maken om te controleren of onderzoeksmiddelen op basis van geschatte werkbelasting zijn toegewezen.

Uitgevoerd

NIET MEEGEDEELD

HOOG

5)

Evaluatie en versterking van de door de eenheid Selectie en evaluatie van onderzoeken (ISRU) gevolgde procedure voor het controleren van de voortgang van onderzoeken.

Uitgevoerd

NIET MEEGEDEELD

 

Advies nr. 5/2014 betreffende externe verslaglegging van OLAF over de duur van onderzoeken:

1)

Ten behoeve van de transparantie en vergelijkbaarheid van statistische gegevens betreffende de gemiddelde duur van onderzoeken dient OLAF verslag te doen van de gemiddelde duur van onderzoeken die binnen de verslagperiode zijn afgesloten.

Uitgevoerd

UITGEVOERD

 

2)

Eventuele eenmalige administratieve handelingen die invloed hebben op de berekening van de gemiddelde onderzoeksduur dienen in de verslaglegging van OLAF duidelijk onder de aandacht te worden gebracht, om redenen van transparantie.

Uitgevoerd

NIET UITGEVOERD

HOOG

3)

In het licht van de grondrechten van de betrokken personen en de beginselen van een goede administratie dient OLAF in zijn jaarverslag op een transparantere wijze verslag te doen van de duur van de langstdurende onderzoeken.

Uitgevoerd

NIET UITGEVOERD

 

Advies nr. 1/2015 betreffende het voorontwerp van begroting van OLAF voor 2016:

1)

De directeur-generaal van OLAF dient door te gaan met het zo veel mogelijk delegeren van de bevoegdheden van de tot aanstelling bevoegde functionarissen en de ordonnateur ten aanzien van het personeel en de begroting van het secretariaat van het Comité aan het hoofd van het secretariaat.

Uitgevoerd

VEROUDERD

 

2)

Wijzigingen in het personeel en de begroting van het secretariaat van het Comité dienen aan de toestemming van het Comité te worden onderworpen.

Uitgevoerd

VEROUDERD

HOOG

Advies nr. 2/2015 betreffende wettigheidstoetsing binnen OLAF:

1)

Ervoor zorgen dat binnen de ISRU voldoende expertise beschikbaar is met betrekking tot de nationale wetgeving van alle lidstaten.

Niet

meegedeeld

NIET MEEGEDEELD

 

2)

Overwegen om een aantal van de vragen in de door de ISRU gebruikte werkformulieren zo te herformuleren dat uitgebreidere en meer onderbouwde antwoorden worden gegeven, zodat onder meer, waar nodig, zaakgerelateerde omstandigheden en juridische argumenten worden vermeld.

Niet

meegedeeld

NIET MEEGEDEELD

 

3)

Nauwkeurig de suggesties en opmerkingen van de beoordelaars vermelden die tot veranderingen in de OLAF-verslagen hebben geleid.

Niet

meegedeeld

NIET MEEGEDEELD

 

4)

Zorgen voor een systematische follow-up van de opmerkingen van beoordelaars en beoordelaars passende feedback geven over de uitvoering van hun opmerkingen.

Niet

meegedeeld

NIET MEEGEDEELD

HOOG

5)

Een overzicht maken van beste praktijken met betrekking tot controle op de eerbiediging van procedurewaarborgen en de redelijke duur van onderzoeken.

ervoor zorgen dat beoordelaars systematisch controleren of de toepasselijke voorschriften en procedurewaarborgen daadwerkelijk in acht zijn genomen en dat ze hun adviezen voldoende onderbouwen;

overwegen of het noodzakelijk is om voor de ISRU termijnen vast te stellen waarbinnen ze haar adviezen moet verstrekken, op basis van een grondige analyse van de tijd die gemiddeld nodig is voor het opstellen van een advies;

zorgen dat een degelijke controle op de naleving van voorschriften plaatsvindt en dat de adviezen van de ISRU meer aansluiten bij de beoordeelde dossiers, zodat de ISRU zoveel mogelijk gevallen van mogelijke niet-naleving van wettelijke voorschriften, inclusief procedurewaarborgen, opspoort;

een analyse maken van de terreinen waarvoor de ISRU de noodzaak van verbeteringen heeft vastgesteld en van de maatregelen die op basis van haar beoordelingen zijn genomen.

Doorgaan met het ontwikkelen en onderhouden van constructieve relaties tussen de onderzoekseenheden en de ISRU.

Niet

meegedeeld

NIET MEEGEDEELD

 

6)

Het Comité verzoekt de directeur-generaal te overwegen om tijdig een actieplan vast te stellen betreffende in de toekomst uit te voeren aanbevelingen voor daadwerkelijke versterking van het mechanisme voor interne controle en advisering zoals voorzien in de Verordening.

Niet vastgesteld

NIET UITGEVOERD

 

Advies nr. 3/2015 betreffende de prioriteiten voor het onderzoeksbeleid (Investigation Policy Priorities, of „IPP's”) van OLAF voor 2016 (ontwerpversie):

I)

OLAF dient IPP's vast te stellen op basis van een effectbeoordeling, de evaluatie van de uitvoering van eerdere IPP's, specifieke prestatie-indicatoren en een systematische koppeling met de uitgaven- en beleidsprioriteiten van de EU bij de bestrijding van financiële misdrijven.

Niet

meegedeeld

NIET UITGEVOERD

 

II)

OLAF dient de instructies en richtsnoeren voor selectiefunctionarissen zodanig aan te passen dat het belang van de IPP's voor de selectie van zaken daarin volledig tot uitdrukking komt. Voordat de herziene richtsnoeren worden vastgesteld, dienen ze ter beoordeling aan het Comité te worden overgelegd, overeenkomstig artikel 17, lid 8, van de Verordening.

Niet

meegedeeld

NIET UITGEVOERD

 

III)

OLAF dient, met het oog op de vaststelling van IPP's voor 2017, de IPP's voor voorgaande jaren aan een volledige effectbeoordeling te onderwerpen, in overleg met alle belanghebbenden in de Commissie, andere EU-instellingen, de autoriteiten van de betrokken lidstaten en betrokken externe partijen.

Niet

meegedeeld

NIET UITGEVOERD

 

IV)

OLAF dient voorafgaande aan het vaststellen van de IPP's een interdienstelijke consultatie te organiseren, overeenkomstig procedures van de Commissie.

Niet

meegedeeld

NIET UITGEVOERD

 

V)

OLAF dient te verduidelijken wat de IPP's voor 2016 in verband met de illegale productie „van tabak” zijn, in het licht van de bijdrage van DG TAXUD.

Niet

meegedeeld

UITGEVOERD