Brussel, 22.3.2018

COM(2018) 144 final

2018/0070(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad 1 ("de POP-verordening") worden de verplichtingen van de Unie uit hoofde van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen ("het Verdrag van Stockholm"), dat is goedgekeurd bij Besluit 2006/507/EG van de Raad 2 , en uit hoofde van het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand ("het POP-protocol"), dat is goedgekeurd bij Besluit 2004/259/EG van de Raad 3 , ten uitvoer gelegd.

De volgende redenen leiden tot het voorstel om de POP-verordening te herschikken:

In artikel 16 van de POP-verordening is bepaald dat het comitologiecomité voor algemene zaken die onder de verordening vallen, zijn rechtsgrondslag vindt in artikel 29 van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad 4 . Deze richtlijn is echter ingetrokken bij artikel 60 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 5 met als gevolg dat het comitologiecomité voor de verordening op 1 juni 2015 ophield te bestaan.

Als gevolg hiervan en in het licht van de door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("het Verdrag van Lissabon") ingevoerde procedurele wijzigingen, moeten de bepalingen van de POP-verordening inzake de comitéprocedure worden aangepast. Met name moet worden gespecificeerd welke voorschriften onder uitvoeringshandelingen vallen en verduidelijkt welke voorwaarden op de vaststelling van gedelegeerde handelingen van toepassing zijn.

Om de Commissie bij te staan in haar taken uit hoofde van de POP-verordening, wordt voorgesteld het Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het Agentschap") te betrekken bij bepaalde administratieve, technische en wetenschappelijke taken die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening. Ook wordt voorgesteld de handhaving van de POP-verordening door de lidstaten te ondersteunen door een coördinerende rol toe te wijzen aan het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 6 ("de REACH-verordening") ingestelde Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie.

In het licht van de ervaring met de werking van de procedures krachtens de POP-verordening is het passend in de uitvoeringsbepalingen bepaalde technische wijzigingen op te nemen zoals de verduidelijking van bestaande definities en de toevoeging van de definities van "vervaardiging", "gebruik" en "tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem". Gezien de conclusies van het recent aangenomen verslag "Maatregelen om milieuverslaglegging te stroomlijnen" 7 is het tevens passend de bepalingen inzake de verslagleggingsvereisten te actualiseren.

Als gevolg van de wijzigingen van de bijlagen bij het Verdrag van Stockholm die in 2015 op de conferentie van de partijen bij het verdrag zijn goedgekeurd, moeten de bijlagen bij de POP-verordening worden geactualiseerd om aan de verplichtingen van de Unie uit hoofde van dat verdrag te voldoen.

Het voorstel draagt bij tot de verwezenlijking van prioritaire doelstelling 3 van het Zevende Milieuactieprogramma voor de periode tot en met 2020: "beschermen van de burgers van de Unie tegen milieugerelateerde problemen en risico’s voor de volksgezondheid en het welzijn" en strookt ook met prioritaire doelstelling 4, punt 63, waarin is vastgesteld dat het publiek op nationaal niveau toegang moet hebben tot heldere milieu-informatie. Daartoe bevat het voorstel kruisverwijzingen naar en waarborgt het samenhang met de vereisten van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad 8 en van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees parlement en de Raad 9 ("de Inspire-richtlijn").

Voorts wordt gestreefd naar vereenvoudiging van de verslagleggings- en toezichtsvereisten, waarbij de nadruk wordt gelegd op automatisering, lagere frequentie, en relevantie van gegevens, in overeenstemming met de EU-agenda voor betere regelgeving en de conclusies van de geschiktheidscontrole inzake milieuverslaglegging en -toezicht 10 . Dit voorstel is tevens in overeenstemming met de strategie voor de digitale eengemaakte markt van de Commissie, met bepalingen die gericht zijn op het verbeteren van de toegang van burgers tot informatie en de transparantie.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De huidige voorschriften van de Unie met betrekking tot het beheer van persistente organische verontreinigende stoffen zijn vastgelegd in de POP-verordening, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/460 van de Commissie 11 . De verplichtingen van de Unie met betrekking tot de uitvoer van persistente organische verontreinigende stoffen worden ten uitvoer gelegd bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad 12 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is volledig in overeenstemming met de bestaande beleidsoriëntaties en doelstellingen die gericht zijn op de wereldwijde bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De materiële rechtsgrondslag is artikel 192, lid 1 (over milieubescherming), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de maatregelen die in het kader van het Verdrag van Stockholm zijn overeengekomen hoofdzakelijk een milieudoelstelling nastreven (namelijk de uitbanning van persistente organische stoffen).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet door de lidstaten worden verwezenlijkt omdat een geharmoniseerde aanpak nodig is om ervoor te zorgen dat de Unie als partij bij het Verdrag van Stockholm aan haar internationale verplichtingen voldoet.

Evenredigheid

Het voorstel beantwoordt aan het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het is enkel op wijzigingen gericht wanneer deze noodzakelijk en passend worden geacht voor de behoorlijke werking van de verordening of wanneer deze noodzakelijk zijn wegens wijzigingen in andere wetgeving.

Keuze van het instrument

Aangezien de bestaande wetgeving die moet worden vervangen de vorm van een verordening heeft, is een verordening het meest geschikte instrument.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Vanwege de noodzaak de herschikking uit te voeren en de beperkte reikwijdte van de aangebrachte wijzigingen werd het niet nodig geacht een ex-postevaluatie van de bestaande wetgeving uit te voeren. De Commissie heeft echter recent een geschiktheidscontrole van de verslaglegging over en het toezicht op milieuwetgeving voltooid en het verslag 13 van deze geschiktheidscontrole is onderzocht om de doeltreffendheid van de in de POP-verordening vastgestelde verslagleggingsverplichtingen te beoordelen. In de herschikking worden een aantal noodzakelijk geachte aanpassingen gedaan die in overeenstemming zijn met de in het verslag vastgestelde maatregelen, waaronder het stroomlijnen, vereenvoudigen en automatiseren van het verslagleggings-/toezichtsproces en het verbeteren van de verstrekking van openbare informatie.

Raadpleging van belanghebbenden

Vanwege de aard van de herschikking, die enkel technische wijzigingen van de uitvoeringsbepalingen inhoudt, werd het niet nodig geacht een formele raadpleging van de belanghebbenden te houden.

De betrokkenen zijn in het kader van de vergaderingen van de voor de POP-verordening bevoegde instanties ingelicht over de voorgenomen wijzigingen. Onder de deelnemers bevonden zich belanghebbenden zoals vertegenwoordigers van de sector en ngo's en ook van de lidstaten, die allen de gelegenheid hebben gehad hun opvattingen en op- en aanmerkingen kenbaar te maken.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Gezien de beperkte reikwijdte van de veranderingen die in het kader van deze herziening zijn voorgesteld, werd het niet nodig geacht uitgebreid gebruik te maken van externe deskundigheid. Het Agentschap is evenwel geraadpleegd over bepaalde technische kwesties.

Effectbeoordeling

De bestaande regels die in de verordening zijn opgenomen, werken doorgaans goed en er zijn enkel kleine technische wijzigingen nodig om de uitvoering te vergemakkelijken. De belangrijkste wijzigingen zijn gericht op het aanpassen van de POP-verordening aan het Verdrag van Lissabon en aan de algemene wetgeving inzake chemische stoffen en op het betrekken van het Agentschap bij in de verordening vastgestelde taken. Aangezien wordt verwacht dat het totale effect van de herziening beperkt zal blijven, werd het niet noodzakelijk geacht een effectbeoordeling uit te voeren. De belangrijkste effecten van de wijzigingen kunnen als volgt worden samengevat:

dankzij de voorgestelde wijzigingen komt er meer duidelijkheid, transparantie en rechtszekerheid voor alle partijen die bij de uitvoering van de verordening betrokken zijn;

sommige taken worden van de Commissie naar het Agentschap overgeheveld, wat naar verwachting de totale kosten zal doen afnemen en de voor de uitvoering beschikbare wetenschappelijke kennis zal doen toenemen;

het huidige hoge niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu wordt gehandhaafd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel verleent geen vrijstelling aan micro-ondernemingen en voorziet niet in specifieke regels voor kleine en middelgrote ondernemingen aangezien het van toepassing is op persistente organische verontreinigende stoffen, die een wereldwijd probleem vormen en bijgevolg door alle bedrijven wereldwijd moeten worden uitgefaseerd. Het voorstel heeft geen gevolgen voor het concurrentievermogen van de sector in de EU of de internationale handel, aangezien het juridisch bindende verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Stockholm ten uitvoer legt, die in beginsel op alle partijen bij het verdrag van toepassing zijn.

Het voorstel wijst het Agentschap een rol toe met betrekking tot de ontvangst van, het toezicht op en de uitwisseling van de informatie die overeenkomstig de bepalingen van het voorstel bij het Agentschap wordt ingediend. Aangezien het Agentschap momenteel andere informatieactiviteiten in het kader van de EU-wetgeving inzake chemische stoffen, waaronder de REACH-verordening, de CLP-verordening en de PIC-verordening, beheert, wordt het passend geacht in dit voorstel voor het Agentschap een vergelijkbare rol te vast te stellen om de consistentie in de uitvoering van regelgeving te vergroten.

Grondrechten

Het onbehoorlijk beheer van gevaarlijke stoffen draagt bij tot algemene verontreiniging van het milieu, wat ernstige gevolgen kan hebben voor het recht op leven, het recht op menselijke integriteit, het recht op rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden, evenals voor het recht op milieubescherming.

Het Verdrag van Stockholm, gestoeld op het voorzorgsbeginsel, is in 2004 in werking getreden met als doel de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen chemische stoffen die lange tijd in het milieu aanwezig blijven, zich over zeer grote afstanden verspreiden, zich ophopen in het lichaamsweefsel van mensen en in het wild levende soorten en schadelijke effecten hebben op de gezondheid van de mens of het milieu.

In de Unie worden de bepalingen van het verdrag en het protocol momenteel ten uitvoer gelegd middels de POP-verordening. Met inachtneming van de beginselen 14 en 15 van de Verklaring van Rio de Janeiro inzake milieu en ontwikkeling zijn in die verordening maatregelen vastgesteld om, met het oog op een waar mogelijk zo spoedig mogelijke beëindiging, vrijkomingen van POP's te reduceren, evenals bepalingen met betrekking tot afval dat geheel of gedeeltelijk uit een van die stoffen bestaat of ermee verontreinigd is.

Het voorstel vervangt de huidige POP-verordening, met inachtneming van de door de Unie aangegane verplichtingen uit hoofde van het verdrag en het protocol.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Verwacht wordt dat het voorstel geen aanzienlijke gevolgen voor de begroting zal hebben, aangezien er ten opzichte van de huidige POP-verordening geen nieuwe taken worden toegevoegd. Er wordt verwacht dat de overdracht van bepaalde taken van de Commissie aan het Agentschap geen significante invloed op de totale kosten van de uitvoering zal hebben. Gezien de potentiële synergieën met andere bestaande taken van het Agentschap zullen er naar verwachting op de middellange termijn verlagingen worden bereikt.

De financiering van de door het Agentschap verrichte taken wordt verstrekt in de vorm van een subsidie uit de begroting van de Unie.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en verslaglegging

Het voorstel bevat bepalingen inzake het toezicht op persistente organische verontreinigende stoffen en de verslaglegging over hun vervaardiging, gebruik en vrijkoming. Daarnaast voorziet het in verplichtingen betreffende het toezicht op de toepassing van de POP-verordening. In het voorstel is tevens voorzien in de verplichte opstelling en regelmatige beoordeling van een plan voor de uitvoering van het Verdrag van Stockholm. Aangezien dit voorstel een herschikking betreft van een bestaande verordening die die elementen reeds bevat, ligt de nadruk op het in aanmerking nemen van de resultaten van de bovengenoemde geschiktheidscontrole, zonder dat er echter nieuwe uitvoerings-, toezichts- of verslagleggingsvereisten in worden opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

De voorgestelde herschikte verordening zou in wezen alle bepalingen van de huidige POP-verordening behouden, met inbegrip van die welke verder gaan dan de vereisten van het Verdrag van Stockholm en het POP-protocol. Bepaalde technische wijzigingen worden evenwel noodzakelijk geacht om de duidelijkheid en werking van de verordening te verbeteren. De voornaamste wijzigingen zijn:

Wijzigingen en verduidelijkingen van bepaalde definities (artikel 2)

Opdat de terminologie in deze verordening helder is en de interpretatie ervan strookt met die van de terminologie die algemeen in wetgeving voor chemische stoffen wordt gebruikt, zijn de definities voor "op de markt brengen", "artikel", "stof", "afvalstof", "verwijdering" en "nuttige toepassing" gewijzigd. De term "preparaat" wordt ter aanpassing aan de wijzigingen in de algemene wetgeving inzake chemische stoffen vervangen door "mengsel". Het werd ook passend geacht definities voor "vervaardiging", "gebruik", en "tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem" toe te voegen.

De betrokkenheid van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (de artikelen 8, 16 en 17)

Er wordt voorgesteld het Agentschap een rol toe te wijzen bij de uitvoering van deze verordening vanwege zijn deskundigheid en ervaring op het gebied van de uitvoering van de algemene wetgeving inzake chemische stoffen en internationale overeenkomsten inzake chemische stoffen, en met name gezien zijn huidige betrokkenheid bij de REACH-verordening en Verordening (EU) nr. 649/2012.

Het voorstel houdt in dat het Agentschap wordt betrokken bij de technische voorbereiding van dossiers over stoffen die de Commissie kan gebruiken in het geval zij van haar beoordelingsbevoegdheid gebruikmaakt om een of meer van deze stoffen voor te stellen voor opneming als POP in het Verdrag van Stockholm. Het Agentschap zal met name optreden indien stoffen worden geacht te voldoen aan de criteria van bijlage D bij het Verdrag van Stockholm.

Stoffen waarvan vormen van gebruik bestaan die onder het toepassingsgebied van de REACH-verordening vallen, die geacht worden aan de criteria van bijlage D bij het Verdrag van Stockholm te voldoen en die overeenkomstig artikel 59 van de REACH-verordening wegens hun persistente en bioaccumulerende eigenschappen zijn geïdentificeerd, moeten in het algemeen aan de beperkingsprocedure uit hoofde van de REACH-verordening worden onderworpen, tenzij andere regelgevende maatregelen passender worden geacht, met duidelijke vermelding dat de stof in een latere fase bij het verdrag kan worden ingediend. Indien zulke stoffen niet overeenkomstig artikel 59 van de REACH-verordening zijn geïdentificeerd, moeten zij eerst aan die identificatieprocedure of aan een beoordeling door het Comité lidstaten in het kader van REACH worden onderworpen. Het Agentschap moet ervoor zorgen dat er met het beperkingsdossier rekening wordt gehouden bij de opstelling van het POP-dossier, dat informatie omvat over alle bekende vormen van gebruik van de stof in de Unie, en niet enkel over het in het kader van REACH beoordeelde gebruik. Dit zal zorgen voor een consistente en doelmatige uitvoering van de wetgeving inzake chemische stoffen in de Unie en voor coherentie tussen het werk dat met betrekking tot een mogelijke POP wordt geleverd in het kader van de REACH-verordening en het werk op internationaal niveau dat wordt geleverd ter ondersteuning van het Verdrag van Stockholm.

Het POP-dossier moet in de normale raadplegingen van belanghebbenden door het Agentschap worden behandeld. Dit uitgebreide proces is bedoeld om in een vroeg stadium informatie van belanghebbenden te verkrijgen en voorziet de Commissie van bewijsmateriaal op basis waarvan zij kan beslissen de stof al dan niet als een POP overeenkomstig het Verdrag van Stockholm voor te stellen middels een ontwerpbesluit krachtens artikel 218, lid 9, van het Verdrag van Lissabon.

Toewijzing van een rol voor het bij artikel 8, lid 2, van de REACH-verordening ingestelde Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie ("het Forum")

Het Forum is een netwerk van instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de REACH-verordening, Verordening (EG) nr. 1272/2008 (de CLP-verordening) en Verordening (EU) nr. 649/2012 (de PIC-verordening) in de EU. Wegens de ervaring die het Forum heeft opgedaan met betrekking tot die verordeningen inzake chemische stoffen, wordt het passend geacht een rol voor het Forum in de coördinatie van de in deze verordening vermelde handhavingstaken voor te stellen.

Aanpassing in de huidige POP-verordening van bepalingen inzake de comitéprocedures aan de procedures van het Verdrag van Lissabon (artikel 4, lid 3, artikel 7, lid 5, en de artikelen 15 en 18)

De bepalingen waarbij bepaalde bevoegdheden aan de Europese Commissie worden verleend, zijn herzien om rekening te houden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

Aanpassing van de bepalingen inzake verslaglegging en toezicht

De artikelen 11 en 13 worden geactualiseerd met doeltreffender bepalingen ter vereenvoudiging van het toezicht. Het is de bedoeling dat de lidstaten overeenkomstig deze verordening, en met name bijlage III, verzamelingen met relevante gegevens aanleggen. De verzamelingen ruimtelijke gegevens moeten in overeenstemming zijn met de Inspire-richtlijn. Daartoe is voorzien in de ondersteuning door het ECHA, die ook als taak zal hebben om regelmatig gegevens te verzamelen en te beoordelen, en de Commissie overzichten te verstrekken van de uitvoering van de verordening op het niveau van de lidstaten en op Unieniveau.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

2018/0070 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap Ö het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie Õ ,


en met name artikel 175 Ö 192 Õ , lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

ò nieuw

(1)Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad 14 is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

1)    Deze verordening heeft hoofdzakelijk betrekking op de bescherming van het milieu en van de gezondheid van de mens. Artikel 175, lid 1, van het Verdrag is derhalve de rechtsgrond.

(2)De Gemeenschap Ö Unie Õ maakt zich ernstig zorgen over het voortdurende vrijkomen van persistente organische verontreinigende stoffen Ö ("POP's") Õ in het milieu. Deze Die chemische stoffen verplaatsen zich over internationale grenzen heen naar gebieden die ver van de bron liggen, blijven in het milieu aanwezig, bioaccumuleren via de voedselketen en leveren risico's op voor de gezondheid van de mens en het milieu. Er moeten derhalve verdergaande maatregelen worden genomen om de gezondheid van de mens en het milieu tegen deze die verontreinigende stoffen te beschermen.

(3)Gelet op haar verantwoordelijkheid voor de bescherming van het milieu heeft de Gemeenschap Ö Unie Õ op 24 juni 1998 Ö 19 februari 2004 Õ het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand 15 , hierna ("het protocol") genoemd, getekend Ö goedgekeurd Õ en op 22 mei 2001 Ö 14 oktober 2004 Õ het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen 16 , hierna ("het verdrag") genoemd.

(4)    Hoewel er communautaire wetgeving inzake persistente organische verontreinigende stoffen is ingevoerd, zijn de belangrijkste tekortkomingen ervan dat er geen of onvolledige wettelijke voorschriften bestaan om de productie en het gebruik van enige momenteel op de lijst opgenomen chemische stof te verbieden, te beperken of te elimineren, noch enig kader om de productie en het gebruik van nieuwe stoffen die kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen vertonen, te verbieden. Er zijn op communautair niveau geen doelen gesteld voor beperking van de emissie en de huidige inventarisaties van vrijgekomen stoffen betreffen niet alle bronnen van persistente organische verontreinigende stoffen.

(4)Teneinde een samenhangende en effectieve uitvoering van de verplichtingen van de Gemeenschap Ö Unie Õ uit hoofde van het protocol en het verdrag te waarborgen moet een gemeenschappelijk rechtskader worden vastgesteld, waarbinnen maatregelen kunnen worden genomen die bedoeld zijn om met name een eind te maken aan de productie ð vervaardiging ï , het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van opzettelijk voortgebrachte ð vervaardigde ï persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ . Bovendien moet in het kader van de toe te passen communautaire beoordelings- en vergunningsregelingen Ö van de Unie Õ rekening worden gehouden met de kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ .

(5)Er moet worden gezorgd voor coördinatie en samenhang bBij de communautaire uitvoering Ö op Unieniveau Õ van Ö de bepalingen van het verdrag moet worden gezorgd voor coördinatie en samenhang met Õ de bepalingen van de verdragen Ö het Verdrag Õ van Rotterdam Ö inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel Õ  17 , Stockholm Ö dat op 19 december 2002 door de Unie is goedgekeurd Õ en Ö het Verdrag van Õ Bazel Ö inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan Õ  18  Ö , dat op 1 februari 1993 door de Unie is goedgekeurd Õ .en de Ö Deze coördinatie en samenhang moet tevens worden behouden bij de deelname aan de uitvoering en verdere Õ ontwikkeling van de SAICM (Strategic Approach to International Chemicals Management, strategische aanpak van het internationale beheer van chemicaliën) Ö , die op 6 februari 2006 is goedgekeurd tijdens de eerste Internationale Conferentie inzake het beheer van chemische stoffen in Dubai Õ in het kader van de Verenigde Naties.

(6)Overwegende dat de bepalingen van deze verordening worden ondersteund door het voorzorgsbeginsel zoals vastgelegd in het Verdrag, indachtig Ö de voorzorgsbenadering met betrekking tot milieubescherming zoals vastgelegd in Õ beginsel 15 van de Verklaring van Rio Ö de Janeiro inzake Õ over milieu en ontwikkeling en gelet op de doelstelling om, waar mogelijk, een eind te maken Ö aan Õ de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ in het milieu, moeten bovendien in bepaalde gevallen strengere regulerende maatregelen worden vastgesteld dan krachtens het protocol en het verdrag vereist zijn.

(8)    In de toekomst zou de voorgestelde REACH-verordening een passend instrument kunnen zijn voor de uitvoering van de nodige regulerende maatregelen voor de productie, het op de markt brengen en het gebruik van de opgenomen stoffen, alsook voor de regulerende maatregelen voor bestaande en nieuwe chemische stoffen en pesticiden die kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen vertonen. Ongeacht de toekomstige REACH-verordening en omdat het belangrijk is deze regulerende maatregelen zo spoedig mogelijk toe te passen op de vermelde stoffen van het verdrag en het protocol, dienen deze maatregelen echter nu door middel van de onderhavige verordening te worden ingevoerd.

(7)In de Gemeenschap Ö Unie Õ is Ö zijn Õ het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van de meeste in het protocol of het verdrag opgenomen persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ al beëindigd krachtens de verbodsbepalingen in ð onder andere ï Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen 19 en in Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten 20  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 21 , Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad 22 en Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad 23 . Teneinde aan de verplichtingen van de Gemeenschap Ö Unie Õ uit hoofde van het protocol en het verdrag te voldoen en het vrijkomen van persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ tot een minimum te beperken is het echter nodig en dienstig ook de productie ð vervaardiging ï van deze stoffen te verbieden en vrijstellingen tot een minimum te beperken, zodat vrijstellingen alleen mogelijk zijn wanneer een stof een essentiële functie heeft in een specifieke toepassing.

ò nieuw

(8)Ter wille van de duidelijkheid en de samenhang met andere ter zake geldende wetgeving van de Unie moeten bepaalde definities worden vastgesteld en moet de terminologie worden aangepast aan die van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 24 .

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

(9)Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen 25  is van toepassing op dDe uitvoer van onder het verdrag vallende stoffen en op de uitvoer van lindaan Ö stoffen waarop het verdrag van toepassing is, valt onder Õ Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad 26  ð en hoeft derhalve in deze verordening niet nader te worden behandeld ï .

(11)    De productie en het gebruik van hexachloorcyclohexaan (HCH), met inbegrip van lindaan, vallen onder de beperkingen krachtens het protocol maar zijn niet volledig verboden. Deze stof wordt in sommige lidstaten nog gebruikt en het is derhalve niet mogelijk alle bestaande toepassingen onmiddellijk te verbieden. Met het oog op de schadelijke eigenschappen van HCH en de mogelijke risico's bij het vrijkomen daarvan in het milieu dienen de productie en de toepassingen van deze stof echter tot een minimum te worden beperkt en uiteindelijk uiterlijk eind 2007 te zijn gestaakt.

(10)Verouderde of onzorgvuldig beheerde voorraden persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ kunnen ernstige gevaren voor het milieu en de gezondheid van de mens opleveren, bijvoorbeeld door verontreiniging van de bodem en het grondwater. Daarom dienen bepalingen te Ö moeten regels betreffende het beheer van dergelijke voorraden Õ worden vastgesteld die verder gaan Ö strenger zijn Õ dan de in het verdrag vastgestelde bepalingen Ö regels Õ . Voorraden van verboden stoffen moeten als afval worden behandeld, terwijl voorraden van stoffen waarvan de productie ð vervaardiging ï of het gebruik nog wordt toegelaten, bij de instanties moeten worden aangemeld en onder afdoende toezicht moeten staan. Met name aanwezige voorraden van verboden persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ of voorraden die dergelijke stoffen bevatten, moeten zo spoedig mogelijk als afval worden behandeld. Indien in de toekomst andere stoffen worden verboden, dienen voorraden daarvan eveneens onmiddellijk te worden vernietigd en mogen geen voorraden daarvan worden opgebouwd. Met het oog op de specifieke problemen in bepaalde nieuwe lidstaten dient er met behulp van de bestaande communautaire instrumenten, zoals de structuurfondsen en het Cohesiefonds, toereikende financiële en technische bijstand te worden verleend.

(11)Overeenkomstig de Mededeling van de Commissie over een communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloor-bifenylen (PCB's) 27 , het protocol en het verdrag moet de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ die als onopzettelijk bijproduct van industriële processen ontstaan, zo spoedig mogelijk worden vastgesteld en beperkt met als uiteindelijk doel beëindiging daarvan, waar dit mogelijk is. Er moeten zo spoedig mogelijk afdoende nationale actieplannen worden opgesteld en uitgevoerd Ö en ontwikkeld Õ voor alle bronnen en maatregelen, ook degene waarvoor al bepalingen in de bestaande communautaire wetgeving Ö van de Unie Õ zijn opgenomen, om de Ö die Õ vrijkoming continu en op een kosteneffectieve manier terug te dringen. Hiertoe moeten in het kader van het verdrag toereikende instrumenten worden ontwikkeld.

(12)Overeenkomstig die mededeling dienen eEr Ö moeten Õ toereikende programma's en mechanismen te worden vastgesteld Ö of in stand gehouden, naargelang het geval, Õ om adequate toezichtsgegevens over de aanwezigheid van dioxinen, furanen, en Ö polychloorbifenylen Õ (pcb's) ð en andere relevante POP's ï in het milieu te verkrijgen. Het is evenwel noodzakelijk dat ervoor wordt gezorgd dat toereikende instrumenten beschikbaar zijn en onder economisch en technisch haalbare voorwaarden kunnen worden gebruikt.

(13)Krachtens het verdrag moeten de persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ in afval worden vernietigd of onomkeerbaar worden omgezet in stoffen die geen vergelijkbare kenmerken vertonen, tenzij andere bewerkingen om milieuredenen de voorkeur verdienen. Daar de huidige communautaire afvalwetgeving geen Ö Opdat de Unie voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van het verdrag, is het noodzakelijk om Õ specifieke voorschriften aangaande deze stoffen bevat, dienen deze in de onderhavige verordening te worden vastgesteld Ö vast te stellen Õ. Om een hoog beschermingsniveau te waarborgen, moeten er vóór 31 december 2005 gemeenschappelijke grenswaarden te worden vastgesteld voor de concentratie van deze stoffen in afval worden vastgesteld ð , aan toezicht onderworpen en gehandhaafd ï .

(14)Erkend wordt dat hHet Ö is Õ van belang is om geheel of gedeeltelijk uit persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ bestaand of daarmee verontreinigd afval aan de bron te identificeren en te scheiden, teneinde verspreiding van deze stoffen in ander afval te minimaliseren. In Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijk afval 28  Richtlijn 2008/98/EG zijn communautaire voorschriften Ö op Unieniveau Õ voor het beheer van gevaarlijk afval vastgelegd die de lidstaten ertoe verplichten de nodige maatregelen te nemen om te eisen dat bedrijven en ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen verwijderen, nuttig toepassen, inzamelen of vervoeren, de verschillende categorieën gevaarlijke afvalstoffen van elkaar gescheiden houden en gevaarlijke afvalstoffen gescheiden houden van niet-gevaarlijke afvalstoffen.

ò nieuw

(15)De technische en administratieve aspecten van deze verordening moeten op Unieniveau doeltreffend worden gecoördineerd en beheerd. Het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het Agentschap") heeft de bekwaamheid en ervaring voor het uitvoeren van wetgeving van de Unie inzake chemische stoffen en internationale overeenkomsten inzake chemische stoffen. De lidstaten en het Agentschap moeten daarom taken verrichten met betrekking tot de administratieve, technische en wetenschappelijke aspecten van de uitvoering van deze verordening en de uitwisseling van informatie. De rol van het Agentschap moet onder meer bestaan uit het voorbereiden en onderzoeken van technische dossiers, met inbegrip van de raadpleging van belanghebbenden, evenals uit het opstellen van adviezen die de Commissie kan gebruiken bij de overweging al dan niet een voorstel in te dienen om een stof als een POP in het verdrag of het protocol op te nemen. Daarnaast moeten de Commissie, de lidstaten en het Agentschap samenwerken om de internationale verplichtingen van de Unie uit hoofde van het verdrag effectief uit te voeren.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

(16)In het verdrag wordt Ö is Õ bepaald dat elke partij een plan voor de uitvoering van haar verplichtingen uit hoofde van het verdrag moet opstellen ð en de uitvoering ervan moet nastreven, naargelang het geval ï . De lidstaten moeten het publiek de gelegenheid bieden deel te nemen aan het opstellen ð , uitvoeren en actualiseren ï van hun uitvoeringsplannen. Aangezien de bevoegdheid dienaangaande door de Gemeenschap Ö Unie Õ en de lidstaten wordt gedeeld, moeten zowel op nationaal als op communautair niveau Ö Unieniveau Õ uitvoeringsplannen worden opgesteld. Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de Commissie ð , het Agentschap ï en de instanties van de lidstaten moeten worden bevorderd.

ò nieuw

(17)De in deel A van bijlage I of deel A van bijlage II bij deze verordening opgenomen stoffen mogen alleen toelating krijgen om als tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem te worden vervaardigd en gebruikt indien daartoe uitdrukkelijk in die bijlage een aantekening is opgenomen en de fabrikant de betrokken lidstaat bevestigt dat de stof alleen onder strikt gecontroleerde voorwaarden wordt vervaardigd en gebruikt.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

(18)Overeenkomstig het verdrag en het protocol moet informatie over persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ aan de andere partijen Ö bij die overeenkomsten Õ worden verstrekt. Ook de informatie-uitwisseling met derde landen die geen partij bij deze overeenkomsten zijn, moet worden bevorderd.

(19)Vaak is Ö Aangezien Õ het publiek zich Ö vaak Õ niet bewust Ö is Õ van het gevaar dat persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ inhouden voor de gezondheid van deze en komende generaties en voor het milieu, met name in ontwikkelingslanden, en Ö is Õ voorlichting op grote schaal is dan ook nodig om de Ö meer Õ voorzichtigheid Ö aan de dag te leggen Õ ð en het publiek meer inzicht te verschaffen in de redenering achter ï Ö beperkingen en verboden Õ te vergroten en steun te winnen voor beperkingen en verboden. In overeenstemming met het verdrag moeten bewustmakingsprogramma's over persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ voor het publiek, met name voor de meest kwetsbare groepen, alsmede scholing voor arbeiders, wetenschappers, onderwijzend, technisch en leidinggevend personeel waar mogelijk worden bevorderd en vergemakkelijkt.

ò nieuw

(20)Om de ontwikkeling van een uitgebreid kennisbestand over blootstelling aan chemische stoffen en giftigheid te bevorderen, in overeenstemming met het algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet" (het 7e MAP) 29 , heeft de Commissie het informatieplatform voor chemische monitoring 30 opgericht. De lidstaten moeten ertoe worden aangemoedigd dit platform te gebruiken als een middel om te voldoen aan hun verplichtingen met betrekking tot de verslaglegging over het vóórkomen van chemische stoffen en om hun verslagleggingsverplichtingen te vereenvoudigen en te verminderen.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

(21)Op verzoek en binnen de grenzen van de beschikbare middelen moeten de Commissie ð , het Agentschap ï en de lidstaten samenwerken bij het verlenen van passende en tijdige technische bijstand die specifiek toegesneden is op versterking van het vermogen van ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie om het verdrag uit te voeren. Onder t Technische bijstand valt Ö moet Õ ook het ontwikkelen en uitvoeren Ö omvatten Õ van geschikte alternatieve producten, methodes en strategieën , onder andere voor het gebruik van DDT bij de beheersing van ziektedragers, hetgeen krachtens het verdrag alleen mogelijk is in overeenstemming met de aanbevelingen en richtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie en ð om ervoor te zorgen dat POP's alleen gebruikt blijven worden ï wanneer ter plaatse veilige, effectieve en betaalbare alternatieven voor het land in kwestie niet beschikbaar zijn.

(22)De effectiviteit van de maatregelen om de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ terug te dringen, moet periodiek worden geëvalueerd. Daartoe moeten de lidstaten de Commissie periodiek ð en in gestandaardiseerde vorm ï verslag uitbrengen ð aan het Agentschap ï , met name over de inventarisaties van de vrijgekomen stoffen, de aangemelde voorraden en de productie ð vervaardiging ï en het op de markt Ö in de handel Õ brengen van de aan beperkingen onderworpen stoffen. De Commissie ontwikkelt in samenwerking met de lidstaten een gemeenschappelijke vorm voor deze verslagen van de lidstaten.

ò nieuw

(23)Om te voorzien in de behoefte aan informatie over uitvoering en naleving moet een alternatief systeem voor de verzameling en het beschikbaar maken van informatie worden ingevoerd, rekening houdend met de resultaten van het verslag van de Commissie "Maatregelen om milieuverslaglegging te stroomlijnen" 31 en de bijbehorende geschiktheidscontrole. Meer bepaald moeten de lidstaten alle relevante gegevens beschikbaar maken. Dat moet ervoor zorgen dat de administratieve lasten op alle entiteiten zo beperkt mogelijk blijven. Het vereist actieve verspreiding op nationaal niveau in overeenstemming met Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad 32 en Richtlijn 2007/2/EG van het Europees parlement en de Raad ("de Inspire-richtlijn") 33 om de geschikte infrastructuur voor openbare toegang, verslaglegging en het delen van gegevens tussen overheden te waarborgen. In die context moeten de lidstaten en het Agentschap de specificaties voor ruimtelijke gegevens baseren op de overeenkomstig Richtlijn 2007/2/EG vastgestelde uitvoeringshandelingen.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

(24)In het verdrag en het protocol is bepaald dat de partijen andere Ö nieuwe Õ stoffen voor internationale maatregelen kunnen voorstellen en derhalve kunnen aanvullende Ö nieuwe Õ stoffen in de overeenkomsten worden opgenomen,. iIn welk Ö zulk Õ geval Ö moet Õ deze verordening dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd. Bovendien dient het mogelijk te zijn de bestaande vermeldingen in de bijlagen bij deze verordening te wijzigen, onder meer teneinde deze aan de vooruitgang van wetenschap en techniek aan te passen.

ò nieuw

(25)De bevoegdheid overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen om, waar nodig, de vervaardiging en het gebruik als tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem van een in deel A van bijlage I of deel A van bijlage II bij deze verordening opgenomen stof toe te staan, om voor de toepassing van de bijlagen IV en V voor een stof concentratiegrenswaarden vast te stellen en om de bijlagen bij deze verordening te wijzigen teneinde deze aan eventuele veranderingen van de in de bijlagen bij het verdrag of het protocol opgenomen lijst met stoffen aan te passen alsmede om bestaande vermeldingen of bepalingen in de bijlagen bij deze verordening te wijzigen teneinde deze aan de vooruitgang van wetenschap en techniek aan te passen.

(26)Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen moeten het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten ontvangen, en moeten hun deskundigen systematisch toegang hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

(27)Wanneer de bijlagen bij deze verordening worden gewijzigd in verband met de opneming van enige andere met opzet geproduceerde persistente organische verontreinigende stof Ö POP Õ in het protocol of in het verdrag, moet deze stof uitsluitend in uitzonderingsgevallen en op basis van een passende rechtvaardiging worden opgenomen in bijlage II in plaats van bijlage I.

(24)    De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden 34 .

ò nieuw

(28)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om aanvullende maatregelen met betrekking tot het beheer van afvalstoffen vast te stellen en om te bepalen welke informatie lidstaten bij het toezicht op de uitvoering van deze verordening minimaal moeten verstrekken. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 35 .

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

(29)Teneinde te zorgen voor transparantie, onpartijdigheid en consistentie op het niveau van de handhavingsactiviteiten moeten de lidstaten voorschriften voor sancties bij het overtreden van de bepalingen van deze verordening vaststellen en ervoor zorgen dat deze in acht worden genomen. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, aangezien niet-naleving ervan schadelijk kan zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu. ð Teneinde te zorgen voor een consistente en doeltreffende handhaving van deze verordening moeten de lidstaten relevante activiteiten coördineren en informatie uitwisselen in het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie. ï Informatie over overtredingen van de bepalingen van deze verordening moet door de lidstaten, waar zulks passend is, openbaar worden gemaakt.

(30)Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens tegen persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ, vanwege de grensoverschrijdende effecten van deze verontreinigende stoffen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap Ö Unie Õ kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap Ö Unie Õ , overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag Ö betreffende de Europese Unie Õ neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.,

In het licht van het voorgaande dient Richtlijn 79/117/EEG te worden gewijzigd, 

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel en werkingssfeer Ö Onderwerp Õ

1. In het bijzonder rekening houdend met het voorzorgbeginsel heeft Ö Bij Õ deze verordening Ö worden op het voorzorgsbeginsel gestoelde regels vastgesteld met als Õ heeft tot doel de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen persistente organische verontreinigende stoffen Ö (POP's) Õ door middel van het verbieden, zo spoedig mogelijk geleidelijk afschaffen of beperken van de productie ð vervaardiging ï, het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van stoffen die vallen onder het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen, hierna "het verdrag" genoemd, of het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, hierna "het protocol" genoemd, en door middel van het reduceren met het oog op het waar mogelijk zo spoedig mogelijk beëindigen van vrijkomingen van dergelijke stoffen, en door middel van het vaststellen van bepalingen betreffende afval dat geheel of gedeeltelijk uit deze die stoffen bestaat of daarmee verontreinigd is.

2. De artikelen 3 en 4 zijn niet van toepassing op afval dat uit een in bijlage I of bijlage II opgenomen stof bestaat, deze stof bevat of daarmee verontreinigd is.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)"op de markt Ö in de handel Õ brengen ": het Ö aan een derde Õ leveren of Ö beschikbaar Õ stellen aan derden, Ö ongeacht of dit Õ al dan niet tegen betaling Ö dan wel om niet geschiedt Õ . Ook iInvoer in het douanegebied van de Gemeenschap Ö Unie Õ wordt beschouwd als op de markt Ö in de handel Õ brengen;

b)"artikel Ö voorwerp Õ ": een voorwerp Ö object Õ dat bestaat uit een of meer stoffen en/of een of meer preparaten Ö mengsels Õ en waaraan tijdens de productie een specifieke Ö speciale Õ vorm, een specifiek Ö speciaal Õ oppervlak of een specifieke uitvoering Ö speciaal patroon Õ wordt gegeven waardoor de Ö zijn Õ functie bij het eindgebruik in hogere mate wordt bepaald dan door de chemische samenstelling;

c)"stof": als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 67/548/EEG 36  Ö een chemisch element en de verbindingen ervan, zoals zij voorkomen in natuurlijke toestand of bij de vervaardiging ontstaan, met inbegrip van alle additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit ervan en alle onzuiverheden ten gevolge van het toegepaste procedé, doch met uitzondering van elk oplosmiddel dat kan worden afgescheiden zonder dat de stabiliteit van de stof wordt aangetast of de samenstelling ervan wordt gewijzigd Õ ;

d)"preparaat": als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 67/548/EEG Ö "mengsel": een mengsel of oplossing bestaande uit twee of meer stoffen Õ ;

ò nieuw

e)"vervaardiging": productie of extractie van stoffen in natuurlijke toestand;

f)"gebruik": elke vorm van verwerking, formulering, verbruik, opslag, bewaring, behandeling, overbrenging in recipiënten, overbrenging van de ene recipiënt naar de andere, vermenging, productie van een voorwerp of elke andere gebruikmaking;

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

eg)"afvalstof": als gedefinieerd in artikel 1, a), van Richtlijn 75/442/EEG 37  Ö elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen Õ ;

fh)"verwijdering": als gedefinieerd in artikel 1, e), van Richtlijn 75/442/EEG Ö iedere handeling die geen nuttige toepassing is, zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen Õ ;

gi)"nuttige toepassing": als gedefinieerd in artikel 1, f), van Richtlijn 75/442/EEG Ö elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt Õ .;

ò nieuw

j)"tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem": een stof die wordt vervaardigd in en verbruikt bij of gebruikt voor chemische verwerking om in een of meer stoffen te worden omgezet, waarbij de vervaardiging van het tussenproduct en de omzetting ervan in een of meer andere stoffen op dezelfde locatie plaatsvinden onder strikt gecontroleerde voorwaarden wat inhoudt dat zij gedurende haar hele levenscyclus met technische middelen strikt wordt ingeperkt.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 3

Regulering van de productie Ö vervaardiging Õ , het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik

1. De productie ð vervaardiging ï , het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van in bijlage I opgenomen stoffen als zodanig, in preparaten Ö mengsels Õ of als bestanddeel van artikelen Ö voorwerpen Õ worden verboden.

2. De productie ð vervaardiging ï , het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van in bijlage II opgenomen stoffen als zodanig, in preparaten Ö mengsels Õ of als bestanddeel van artikelen Ö voorwerpen Õ worden overeenkomstig de in die bijlage vermelde voorwaarden beperkt.

3. De lidstaten en de Commissie houden, binnen de beoordelings- en vergunningsregelingen voor bestaande en nieuwe chemische stoffen en bestrijdingsmiddelen Ö stoffen Õ krachtens de van toepassing zijnde communautaire wetgeving Ö van de Unie Õ , rekening met de criteria in punt 1 van bijlage D bij het verdrag en nemen passende maatregelen om controle uit te oefenen op bestaande chemische stoffen en bestrijdingsmiddelen en om de productie ð vervaardiging ï , het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van nieuwe chemische stoffen en bestrijdingsmiddelen die kenmerken vertonen van Ö POP's Õ , te voorkomen.

Artikel 4

Vrijstelling van regulerende maatregelen

1. Artikel 3 is niet van toepassing op:

a) een stof die voor laboratoriumonderzoek of als referentiestandaard wordt gebruikt;

b) een stof die als onopzettelijke sporenverontreiniging in stoffen, preparaten Ö mengsels Õ of artikelen Ö voorwerpen Õ voorkomt.;

ò nieuw

c) afval dat geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage I of II opgenomen stof bestaat of daarmee verontreinigd is.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

ð new

2. Artikel 3 is ð gedurende een periode van zes maanden ï niet eerder dan zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing op stoffen die ð na [datum van inwerkingtreding van deze verordening] in bijlage I of II zijn opgenomen en ï voorkomen als bestanddeel van artikelen Ö voorwerpen Õ die vóór of op de datum van inwerkingtreding van deze verordening ð waarop deze verordening op die stoffen van toepassing wordt, ï zijn geproduceerd.

Artikel 3 is niet van toepassing op een stof die voorkomt als bestanddeel van artikelen Ö voorwerpen Õ die al in gebruik waren vóór of op de datum van inwerkingtreding van deze verordening ð waarop deze verordening of Verordening (EG) nr. 850/2004, indien die laatste datum eerder was, op die stoffen van toepassing werd ï .

Zodra een lidstaat echter op de hoogte is van in de eerste en de tweede alinea bedoelde artikelen Ö voorwerpen Õ , stelt hij de Commissie ð en het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het Agentschap") ï daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer de Commissie op deze of een andere wijze in kennis wordt gesteld van dergelijke artikelen Ö voorwerpen Õ, stelt zij indien van toepassing het secretariaat van het verdrag daarvan onmiddellijk in kennis.

3. Wanneer een stof in deel A van bijlage I of in deel A van bijlage II is opgenomen, stelt een lidstaat die de productie ð vervaardiging ï en het gebruik van die stof als tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem tot de in de desbetreffende bijlage gespecificeerde termijn wil toestaan, het secretariaat van het verdrag daarvan in kennis.

Een dergelijke kennisgeving kan echter alleen worden gedaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)in de desbetreffende bijlage is ð middels een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 18 ï een aantekening opgenomen waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat de productie ð vervaardiging ï en het gebruik van die stof kunnen worden toegestaan;

b)ð de fabrikant toont aan dat ï de stof tijdens het fabricageproces zal de stof worden omgezet in een of meer andere stoffen die niet de kenmerken van een persistente organische verontreinigende stof Ö POP Õ vertonen;

c)het is niet te verwachten dat mensen of het milieu gedurende de productie en het gebruik van die stof aan significante hoeveelheden van de stof zullen worden blootgesteld, zoals aangetoond door middel van een beoordeling van het gesloten systeem in overeenstemming met Richtlijn 2001/59/EG 38 .

ò nieuw

c)de fabrikant bevestigt dat de stof een tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem is in de zin van artikel 2, onder j).

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

De kennisgeving wordt tevens aan de andere lidstaten en, de Commissie ð en het Agentschap ï meegedeeld en bevat gegevens over de feitelijke of geraamde in totaal geproduceerde ð vervaardigde ï en gebruikte hoeveelheid van de betrokken stof en de aard van het proces in het tot de locatie beperkte gesloten systeem, waarbij wordt vermeld welke hoeveelheid niet wordt omgezet en als onopzettelijke sporenverontreiniging met persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ in het eindproduct achterblijft.

ð De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om ï Dde Ö termijn in een Õ in de eerste tweede alinea bedoelde termijn Ö aantekening Õ kan worden gewijzigd Ö te wijzigen Õ wanneer na een herhaalde kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het secretariaat van het verdrag krachtens het verdrag uitdrukkelijk of stilzwijgend toestemming wordt verleend voor de voortzetting van de productie ð vervaardiging ï en het gebruik van de stof gedurende een volgende periode.

ò nieuw

4. De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op afval dat geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage I of II opgenomen stof bestaat of daarmee verontreinigd is.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

ð new

Artikel 5

Voorraden

1. De houder van een voorraad die geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage I of II vermelde stof bestaat en waarvoor geen gebruik is toegestaan, beheert deze voorraad overeenkomstig artikel 7 als afvalstof.

2. De houder van een voorraad die groter is dan 50 kg en geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage I of II vermelde stof bestaat en waarvoor het gebruik is toegestaan, verstrekt de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de voorraad zich bevindt, inlichtingen over de aard en de omvang van de voorraad. Deze inlichtingen worden binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van ð datum waarop deze verordening of ï Ö Verordening (EG) nr. 850/2004 Õ ð , indien die laatste datum voor de houder eerder viel, op die stof van toepassing werd, ï en van de Ö na relevante Õ wijzigingen van de bijlagen I en II verstrekt en vervolgens jaarlijks tot de in bijlage I of II voor beperkt gebruik vermelde termijn.

De houder beheert de voorraad op een veilige, doeltreffende en milieuverantwoorde wijze.

3. De lidstaten houden toezicht op het gebruik en het beheer van de aangemelde voorraden.

Artikel 6

Beperking van de vrijkoming, minimalisering en eliminatie

1. Binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van ð deze verordening of ï deze v Verordening Ö (EG) nr. 850/2004, Õ ð indien die datum eerder was, ï zorgen Ö stellen Õ de lidstaten Ö , in overeenstemming met hun verplichtingen krachtens het verdrag en het protocol,Õ voor het opstellen en bijhouden van overzichten Ö op Õ van de vrijkoming van in bijlage III vermelde stoffen Ö die Õ in lucht, water en bodem Ö zijn vrijgekomen Õ, in overeenstemming met hun verplichtingen krachtens het verdrag en het protocol Ö en houden die overzichten vervolgens bij Õ .

2. Een lidstaat legt het actieplan Ö Lidstaten leggen hun actieplannen Õ met maatregelen voor het identificeren, karakteriseren en het, met het oog op een waar mogelijk zo spoedig mogelijke beëindiging, minimaliseren van de totale vrijkoming Ö van de in bijlage III opgenomen stoffen Õ dat hij heeft opgesteld Ö zoals geregistreerd Õ in Ö de overzichten die zij Õ overeenstemming met zijn Ö overeenkomstig hun Õ verplichtingen krachtens het verdrag Ö hebben opgesteld Õ , voor aan de Commissie ð , het Agentschap ï en de andere lidstaten als onderdeel van het Ö hun Õ nationale uitvoeringsplan Ö uitvoeringsplannen Õ krachtens artikel 89.

Het actieplan omvat Ö De actieplannen omvatten Õ maatregelen om het gebruik Ö de ontwikkeling Õ van vervangende of gewijzigde materialen, producten ð stoffen, mengsels, voorwerpen ï en processen te bevorderen en, wanneer zulks dienstig wordt geacht, Ö het gebruik ervan Õ verplicht te stellen, teneinde de vorming en de vrijkoming van de in bijlage III vermelde chemische stoffen te voorkomen.

3. Bij het bestuderen van voorstellen voor de bouw van nieuwe installaties of ingrijpende wijziging van bestaande installaties waarbij processen worden gebruikt waarbij in bijlage III vermelde chemische stoffen vrijkomen, schenken de lidstaten, onverminderd de bepalingen van Richtlijn 96/61/EG 39  Ö 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad 40  Õ , bij voorrang aandacht aan alternatieve processen, technieken of methodes die even nuttig zijn, maar waarbij de in bijlage III vermelde chemische stoffen niet worden gevormd en vrijkomen.

Artikel 7

Afvalbeheer

1. Producenten en houders van afval verrichten alle redelijke inspanningen om, waar mogelijk, verontreiniging van dit afval met in bijlage IV vermelde stoffen te voorkomen.

2. Onverminderd Richtlijn 96/59/EG van de Raad 41  wordt afval dat Ö wordt afval dat Õ geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage IV vermelde stof bestaat of daarmee verontreinigd is, zo spoedig mogelijk en in overeenstemming met deel 1 van bijlage V, deel I, zodanig verwijderd of nuttig toegepast dat ervoor wordt gezorgd dat de persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ daarin worden vernietigd of onomkeerbaar worden omgezet, zodat het resterende afval en de vrijkomende stoffen geen kenmerken van persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ vertonen.

Bij de uitvoering van een dergelijke verwijdering of nuttige toepassing kan elke in bijlage IV vermelde stof uit het afval worden geïsoleerd mits deze stof vervolgens in overeenstemming met de vorige alinea wordt verwijderd.

3. Handelingen van verwijdering of nuttige toepassing die kunnen leiden tot nuttige toepassing, recycling, terugwinning of hergebruik van in bijlage IV vermelde stoffen, worden verboden.

4. In afwijking van lid 2:

ê 219/2009 art. 1 en bijlage, punt 3.7 (aangepast)

a)Ö kan afval dat Õ een in bijlage IV vermelde stof bevat of daarmee verontreinigd is, op een andere manier in overeenstemming met de toepasselijke communautaire regelgeving Ö van de Unie Õ worden verwijderd of nuttig worden toegepast, mits het gehalte van de vermelde stoffen in het afval onder de in bijlage IV vast te leggen Ö vastgelegde Õ concentratiegrenswaarden ligt. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Voordat deze concentratiegrenswaarden zijn vastgesteld volgens de hierboven genoemde procedure kan de bevoegde instantie van een lidstaat krachtens dit punt concentratiegrenswaarden of specifieke technische eisen met betrekking tot verwijdering of nuttige toepassing van afval vaststellen en toepassen.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

è1 219/2009 art. 1 en bijlage, punt 3.7

ð nieuw

b) Ö kan Õ een lidstaat of de bevoegde instantie van een lidstaat kan in uitzonderlijke gevallen toestaan dat in deel 2 van bijlage V, deel 2, vermeld afval dat een in bijlage IV vermelde stof bevat of daarmee verontreinigd is tot in deel 2 van bijlage V, deel 2, vast te leggen Ö vastgelegde Õ concentratiegrenswaarden volgens een in deel 2 van bijlage V, deel 2, vermelde methode wordt beheerd, wanneer Ö op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan Õ :

i) de betrokken houder Ö heeft Õ op voor de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat bevredigende wijze heeft aangetoond dat zuivering van het afval van de in bijlage IV vermelde stoffen niet haalbaar is, vernietiging of onomkeerbare omzetting van de persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ in overeenstemming met de beste milieutechnische praktijken of de beste beschikbare technieken niet de uit milieu-oogpunt wenselijke optie is, en de bevoegde instantie Ö heeft Õ vervolgens heeft ingestemd met de alternatieve handeling;

ii) deze Ö de Õ handeling Ö is Õ in overeenstemming is met de van toepassing zijnde Gemeenschapswetgeving Ö wetgeving van de Unie Õ en Ö met Õ de voorwaarden die zijn vastgelegd in de van toepassing zijnde aanvullende maatregelen zoals bedoeld in lid 6;

iii) de betrokken lidstaat Ö heeft Õ de andere lidstatenð , het Agentschap ï en de Commissie op de hoogte heeft gesteld van zijn instemming met en de rechtvaardiging voor toepassing van de alternatieve handeling.

5.è1 ð De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage IV en deel 2 van bijlage V te wijzigen ï Mmet het oog op de Ö vaststelling van concentratiegrenswaarden voor de Õ toepassing van lid 4, onder b) worden de concentratiegrenswaarden in bijlage V, deel 2, vastgesteld door de Commissie. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. ç

Zolang deze die concentratiegrenswaarden niet zijn vastgesteld:,

a) kan de bevoegde instantie Ö van een lidstaat voor de toepassing van lid 4 Õ concentratiegrenswaarden of specifieke technische vereisten vaststellen of toepassen met betrekking tot afval dat overeenkomstig lid 4, onder b) wordt behandeld;.

   b) verschaffen de betrokken houders, iIn gevallen waarin afval overeenkomstig lid 4, onder b), wordt behandeld, Ö verschaffen de betrokken houders Õ de bevoegde instantie informatie over het gehalte van persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ in het afval.

6. De Commissie kan, in voorkomende gevallen en met inachtneming van technische ontwikkelingen en relevante internationale richtlijnen en besluiten en eventuele vergunningen verleend door een lidstaat of Ö door Õ de door die lidstaat overeenkomstig lid 4 en bijlage V aangewezen instantie, ð middels uitvoeringshandelingen ï aanvullende maatregelen vaststellen met betrekking tot de uitvoering van dit artikel. De Commissie ð kan ï Ö met name Õ stelt een formaat vast voor de indiening van de informatie door Ö de Õ lidstaten overeenkomstig lid 4, onder b), iii) Ö , in te dienen informatie specificeren Õ . Dergelijke maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 1720, lid 2, vastgestelde procedure ð raadplegingsprocedure ï.

7. Vóór 31 december 2009 herziet de Commissie de in lid 4 bedoelde afwijkingen in het licht van internationale en technische ontwikkelingen, met name met betrekking tot de vraag wat vanuit milieuoogpunt de voorkeur verdient.

ò nieuw

Artikel 8

Taken van het Agentschap

1. Het Agentschap voert, naast de taken die het zijn toegewezen krachtens de artikelen 9, 10, 11, 13 en 17, de volgende taken uit:

a)met de goedkeuring van de Commissie, bijstand en technische en wetenschappelijke richtsnoeren verstrekken aan de aangewezen bevoegde instanties van de lidstaten teneinde de doeltreffende toepassing van deze verordening te waarborgen;

b)de Commissie op verzoek technische en wetenschappelijke input verlenen en haar bijstaan teneinde de doeltreffende uitvoering van deze verordening te waarborgen;

c)de Commissie op verzoek technische en wetenschappelijke ondersteuning en input verlenen voor stoffen die mogelijk aan de criteria om te worden opgenomen in het verdrag of het protocol voldoen;

d)de Commissie op verzoek technische en wetenschappelijke ondersteuning verlenen bij de opmaak en herziening van het risicoprofiel en de risicobeheerevaluatie van een stof die in het kader van de Overeenkomst van Stockholm in beschouwing wordt genomen;

e)de Commissie op verzoek technische en wetenschappelijke ondersteuning verlenen bij de uitvoering van de overeenkomst, met name ten aanzien van de POP's-beoordelingscommissie;

f)alle ontvangen of beschikbare informatie overeenkomstig artikel 4, leden 2 en 3, artikel 7, lid 4, onder b), iii), artikel 9, lid 2, en artikel 13, lid 1, verzamelen, registreren en verwerken en beschikbaar stellen aan de Commissie en de bevoegde instanties van de lidstaten. Het Agentschap maakt de niet-vertrouwelijke informatie openbaar op zijn website en bevordert de uitwisseling van die informatie met relevante informatieplatformen zoals die welke bedoeld zijn in artikel 13, lid 2;

g)op zijn website rubrieken aanmaken en bijhouden voor alle aangelegenheden met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

2. Het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie wordt gebruikt om de activiteiten van de autoriteiten van de lidstaten die belast zijn met de handhaving van deze verordening te coördineren.

3. Het secretariaat van het Agentschap voert de taken uit die krachtens deze verordening aan het Agentschap zijn toegewezen.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

ð new

Artikel 8 9

Uitvoeringsplannen

1. Bij de uitwerking ð en actualisering ï van hun nationale uitvoeringsplannen Ö bieden Õ de lidstaten overeenkomstig hun nationale procedures het publiek in een vroegtijdig stadium doeltreffende mogelijkheden om aan dit proces deel te nemen.

2. Zodra een lidstaat overeenkomstig de verplichtingen uit hoofde van het verdrag zijn nationale uitvoeringsplan heeft vastgesteld, ð maakt hij dit openbaar en ï deelt hij dit Ö de bekendmaking ervan Õ zowel aan de Commissie ð , het Agentschap ï als Ö en Õ aan de andere lidstaten mee.

3. Bij de voorbereiding ð en actualisering ï van hun Ö de Õ uitvoeringsplannen Ö door de lidstaten Õ wisselen de Commissie ð , met de ondersteuning van het Agentschap, ï en de lidstaten indien nodig informatie uit over de inhoud ervan.

4. De Commissie ð , met de ondersteuning van het Agentschap, ï stelt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening Ö houdt Õ een plan Ö aan Õ voor de uitvoering van de verplichtingen van de Gemeenschap Ö Unie Õ uit hoofde van het verdrag op.

Zodra de Commissie het communautaire uitvoeringsplan heeft vastgesteld, deelt zij dit aan de lidstaten mee.

De Commissie Ö en Õ ð zorgt voor de bekendmaking, ïherziet en actualiseert het communautaire Ö herziening en actualisering van dat Õ plan indien nodig.

Artikel 9 10

Toezicht

De Commissie ð , met de ondersteuning van het Agentschap, ï en de lidstaten stellen Ö zorgen Õ in nauwe samenwerking Ö voor de opstelling of, naargelang het geval, de instandhouding van Õ geschikte Ö , met de stand van de wetenschap en de techniek verenigbare Õ programma's en mechanismen op, verenigbaar met de stand van de wetenschap en de techniek, voor de regelmatige verstrekking van vergelijkbare toezichtsgegevens over de aanwezigheid van dioxinen, furanen en pcb's in het milieu, als aangegeven in bijlage III. Bij de opstelling Ö of instandhouding Õ van deze programma's en mechanismen wordt naar behoren rekening gehouden met de ontwikkelingen in het kader van het protocol en het verdrag.

Artikel 10 11

Informatie-uitwisseling

1. De Commissie ð , het Agentschap ï en de lidstaten bevorderen en dragen zorg voor de uitwisseling, binnen de Gemeenschap Ö Unie Õ en met derde landen, van informatie op het gebied van, waar mogelijk, de beperking, minimalisering of beëindiging, waar mogelijk, van de productie ð vervaardiging ï , het gebruik en de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ en over de alternatieven voor deze stoffen, waarbij de risico's en de economische en sociale kosten in verband met dergelijke alternatieven worden vermeld.

2. De Commissie ð , het Agentschap ï en de lidstaten bevorderen en vergemakkelijken in voorkomende gevallen met betrekking tot persistente organische verontreinigende stoffen Ö POP's Õ :

a) bewustmakingsprogramma's, ook met betrekking tot de effecten voor gezondheid en milieu en alternatieven, en over de beperking of beëindiging van de productie ð vervaardiging ï , het gebruik en de vrijkoming daarvan, met name voor

i) beleidsmakers en besluitvormers,

ii) bijzonder kwetsbare groepen;

b) het verstrekken van openbare informatie;

c) opleiding, met inbegrip van werknemers, wetenschappers, onderwijsgevenden en technisch en leidinggevend personeel.

3. Onverminderd Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie 42 wordt ð de in de leden 1 en 2 bedoelde ï informatie over de gezondheid en de veiligheid van mens en milieu niet als vertrouwelijk beschouwd. ð Overeenkomstig de wetgeving van de Unie ï Ö beschermen Õ Dde Commissie ð , het Agentschap ï en de lidstaten die andere informatie met een derde land uitwisselen, beschermen op basis van onderlinge afspraken eventuele vertrouwelijke informatie.

Artikel 11 12

Technische bijstand

Overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van het verdrag werken de Commissie en de lidstaten samen om ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie afdoende en tijdige technische en financiële bijstand te verlenen, teneinde hen desgevraagd en binnen het kader van de beschikbare middelen en rekening houdend met hun specifieke behoeften, bij te staan bij de ontwikkeling en verbetering van hun mogelijkheden, te voldoen aan hun verplichtingen krachtens het verdrag. Dergelijke steun kan ook worden verstrekt via niet-gouvernementele organisaties ð of het Agentschap ï .

Artikel 12 13

Verslaguitbrenging Ö Toezicht op de uitvoering Õ

ò nieuw

1. Onverminderd Richtlijn 2003/4/EG en Richtlijn 2007/2/EG zorgen de lidstaten voor het opstellen, de bekendmaking en de actualisering van een verslag met daarin:

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

a)1. De lidstaten verstrekken de Commissie om de drie jaar gegevens over de toepassing van deze verordening, met inbegrip van gegevens over ð handhavingsactiviteiten, ï overtredingen en sancties.;

2. De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar statistische gegevens over de feitelijke of geraamde in totaal geproduceerde en op de markt gebrachte hoeveelheden van de in bijlage I of bijlage II vermelde stoffen.

3. De lidstaten verstrekken de Commissie binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens om de drie jaar:

ab)samenvattende informatie, verzameld uit de krachtens ð artikel 4, leden 2 en 3, ï artikel 5, lid 2, ð en artikel 7, lid 4, onder b), iii), ï ontvangen kennisgevingen over voorraden;

bc)samenvattende informatie, verzameld uit de krachtens artikel 6, lid 1, opgestelde inventarisaties van vrijgekomen stoffen;

ò nieuw

d)informatie over de uitvoering in overeenstemming met de krachtens artikel 9, lid 2, opgestelde nationale uitvoeringsplannen;

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

ce)samenvattende informatie over de aanwezigheid in het milieu van dioxinen, furanen en pcb's als aangegeven in bijlage III, zoals die krachtens artikel 9 10 is verzameld.; 

f)2. De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar Ö jaarlijkse Õ ð toezichts- en ï statistische gegevens over de feitelijke of geraamde in totaal geproduceerde ð vervaardigde ï en op de markt Ö in de handel Õ gebrachte hoeveelheden van de in bijlage I of II vermelde stoffen ð , met inbegrip van relevante indicatoren, overzichtskaarten en verslagen ï .

ò nieuw

De lidstaten verlenen de Commissie en het Agentschap toegang tot de in de verslagen opgenomen informatie.

2. Indien een lidstaat de in lid 1, onder e), bedoelde informatie met het informatieplatform voor chemische monitoring deelt, vermeldt die lidstaat dat in zijn verslag en wordt hij geacht zijn verslagleggingsverplichtingen uit hoofde van dat punt te hebben vervuld.

Indien de in lid 1, onder e), bedoelde informatie is opgenomen in een verslag van een lidstaat dat aan het Agentschap is verstrekt, doet het Agentschap een beroep op het informatieplatform voor chemische monitoring om die informatie te verzamelen, te bewaren en te delen.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

4. Met betrekking tot de gegevens en informatie die overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 door de lidstaten moeten worden verstrekt, ontwikkelt de Commissie vooraf een gemeenschappelijk formulierovereenkomstig de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

53. De Commissie ð , met de ondersteuning van het Agentschap, ï stelt met Ö de Õ door de conferentie van de partijen bij het verdrag te bepalen Ö bepaalde Õ tussenpozen op basis van de overeenkomstig lid 2 1, onder f), door de lidstaten ð aan het Agentschap ï verstrekte informatie een verslag op over de in het verdrag opgenomen stoffen en verstrekt dit aan het secretariaat van het verdrag.

6. De Commissie stelt om de drie jaar een verslag op over de toepassing van deze verordening en combineert dit met de informatie die reeds beschikbaar is in het kader van EPER, zoals vastgesteld bij Beschikking 2000/479/EG 43 , en de Corinair-emissie-inventaris van het programma voor samenwerking inzake de bewaking en evaluatie van het transport van luchtverontreinigende stoffen over lange afstand in Europa (EMEP), en met de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 door de lidstaten verstrekte informatie tot een overzichtsverslag. Dit verslag bevat ook informatie over de toepassing van afwijkingen als bedoeld in artikel 7, lid 4. Zij dient een samenvatting van dit overzichtsverslag bij het Europees Parlement en de Raad in en stelt het onverwijld ter beschikking van het publiek.

ò nieuw

4. Op basis van de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie die door de lidstaten is bekendgemaakt of meegedeeld, wordt door het Agentschap een overzicht van de Unie opgesteld en bekendgemaakt. Het overzicht van de Unie omvat, naargelang het geval, output-, resultaat- en effectindicatoren van deze verordening, overzichtskaarten van de Unie en verslagen van lidstaten. Het overzicht van de Unie wordt ten minste om de zes maanden of na ontvangst van een verzoek van de Commissie door het Agentschap geactualiseerd.

5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de minimaal te verstrekken informatie overeenkomstig lid 1, alsook de definitie van de in lid 1, onder f), bedoelde indicatoren, kaarten en overzichten van de lidstaten wordt bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 20, lid 2, vastgestelde raadplegingsprocedure.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

Artikel 13 14

Sancties

De lidstaten stellen de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lLidstaten stellen Ö die Õ de Commissie binnen een jaar na Ö vóór Õ de inwerkingtreding van deze verordening Ö nog niet Õ van die bepalingen in kennis Ö hebben gesteld, doen dat binnen een jaar na de inwerkingtreding ervan Õ en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mede.

ê 219/2009 art. 1 en bijlage, punt 3.7

Artikel 14 15

Wijziging van de bijlagen

1. Wanneer een stof in het verdrag of het protocol wordt opgenomen, wijzigt de Commissie zo nodig de bijlagen I tot en met III dienovereenkomstig.

Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2. Wanneer een stof in het verdrag of het protocol wordt opgenomen, wijzigt de Commissie zo nodig bijlage IV dienovereenkomstig.

Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3. Wijzigingen in de bestaande vermeldingen in de bijlagen I, II en III, bijvoorbeeld om deze aan te passen aan de vooruitgang van wetenschap en techniek, worden door de Commissie vastgesteld.

Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4. Wijzigingen in de bestaande vermeldingen in bijlage IV en wijzigingen van bijlage V, bijvoorbeeld om deze aan te passen aan de vooruitgang van wetenschap en techniek, worden door de Commissie vastgesteld.

Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ò nieuw

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen, om de bijlagen bij deze verordening te wijzigen en ze aan te passen aan veranderingen van de in de bijlagen bij het verdrag of het protocol opgenomen lijst met stoffen of om bestaande vermeldingen of bepalingen in de bijlagen bij deze verordening te wijzigen om ze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

Artikel 16

Begroting van het Agentschap

1. In het kader van deze verordening omvatten de ontvangsten van het Agentschap:

a)    een subsidie van de Unie, die in de algemene begroting van de Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen;

b)    eventuele vrijwillige bijdragen van de lidstaten.

2. Ontvangsten en uitgaven met betrekking tot activiteiten in het kader van deze verordening worden gecombineerd met die welke betrekking hebben op activiteiten in het kader van Verordening (EU) nr. 649/2012 en worden in dezelfde afdeling in de begroting van het Agentschap weergegeven. Het Agentschap gebruikt zijn in lid 1 bedoelde inkomsten voor de uitvoering van zijn taken uit hoofde van deze verordening.

Artikel 17

Formulieren en software voor de bekendmaking of kennisgeving van informatie

Het Agentschap ontwikkelt formulieren en software voor de bekendmaking of kennisgeving van gegevens door lidstaten overeenkomstig deze verordening, en stelt deze kosteloos beschikbaar op zijn website. Wat verzamelingen ruimtelijke gegevens betreft, stellen de lidstaten en het Agentschap de formulieren op in overeenstemming met de eisen van Richtlijn 2007/2/EG. De lidstaten en andere onder deze verordening vallende partijen gebruiken die formulieren en software voor het beheer of de uitwisseling van gegevens met het Agentschap.

Artikel 18

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 4, lid 3, artikel 7, lid 5, en artikel 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [...].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 3, artikel 7, lid 5, en artikel 15 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 4, lid 3, artikel 7, lid 5, en artikel 15 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met een maand verlengd.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 15 19

Bevoegde instanties

Elke lidstaat wijst de Ö een Õ bevoegde instantie of instanties aan die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van voor deze verordening noodzakelijke beheerstaken ð en handhaving ï . Hij stelt de Commissie uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening van deze aanwijzing in kennis ð , tenzij hij dit reeds heeft gedaan vóór de inwerkingtreding van deze verordening, en stelt de Commissie ook van elke wijziging van een bevoegde instantie in kennis ï .

Artikel 16 20

Ö Comitéprocedure Õ Comité algemene zaken

1. De Commissie wordt ten aanzien van alle aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, behalve wanneer die betrekking hebben op afval, bijgestaan door het bij artikel 29 van Richtlijn 67/548/EEG 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van artikel 8 van dat besluit ð is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 ï van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

ê 219/2009 art. 1 en bijlage, punt 3.7

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5

Artikel 17

Comité afvalstoffenzaken

1. De Commissie wordt ten aanzien van aangelegenheden met betrekking tot afvalstoffen die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, bijgestaan door het bij artikel 18 van Richtlijn 75/442/EEG ingestelde comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van artikel 8 van dat besluit van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

ê 219/2009 art. 1 en bijlage, punt 3.7

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5

Artikel 18

Wijziging van Richtlijn 79/117/EEG

In deel B van de bijlage bij Richtlijn 79/117/EEG ("Persistente organische chloorverbindingen") worden de punten 1 tot en met 8 geschrapt.

ò nieuw

Artikel 21

Intrekking

Verordening (EG) nr. 850/2004 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII.

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5

Artikel 19 22

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter



Financieel memorandum "Agentschappen"

1.    KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

   1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

   1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

   1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

   1.4.    Doelstelling(en)

   1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

   1.6.    Duur en financiële gevolgen

   1.7.    Beheersvorm(en)

2.    BEHEERSMAATREGELEN

   2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

   2.2.    Beheers- en controlesysteem

   2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.    GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

   3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

   3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

   3.2.1.    Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

   3.2.2.    Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]

   3.2.3.    Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]

   3.2.4.    Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   3.2.5.    Bijdragen van derden

   3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (herschikking)

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 44  

Beleidsterrein: 07 Milieu

Activiteit: 07 02: Milieubeleid op het niveau van de Unie en op internationaal niveau

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 45  

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Dit voorstel is gericht op de algemene doelstelling van de Commissie:

- Algemene doelstelling 1: Een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen:

door te zorgen voor de uitvoering van het Verdrag van Stockholm en met name de daarin beoogde doelstelling de gezondheid van de mens en het milieu tegen persistente organische verontreinigende stoffen te beschermen door de vrijkoming ervan bij de vervaardiging en het gebruik ervan te beperken of te beëindigen.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr. 3

Beschermen van de burgers van de Unie tegen milieugerelateerde problemen en risico’s voor de volksgezondheid en het welzijn

Specifieke doelstelling nr. 6

Vergroten van de doelmatigheid van de Unie bij het aanpakken van internationale milieuproblemen

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Activiteit: 07 02: Milieubeleid op het niveau van de Unie en op internationaal niveau

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

De doelstelling van het voorstel is Verordening (EG) nr. 850/2004 te herschikken om rekening te houden met:

1)    ontwikkelingen in de wetgeving van de Unie inzake chemische stoffen, met name Verordening (EG) nr. 1907/2006 en Verordening (EG) nr. 1272/2008;

2)    de oprichting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) bij Verordening (EG) nr. 1907/2006;

3)    de oprichting van het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (E-PRTR) bij Verordening (EG) nr. 166/2006;

4)    de wijzigingen die voortvloeien uit het Verdrag van Lissabon;

5)    de conclusies van de geschiktheidscontrole inzake milieuverslaglegging en -toezicht;

6)    de ervaring van de tot dusver bereikte uitvoering in de praktijk.

De verwachte resultaten/effecten zijn bijgevolg:

1) een grotere samenhang met andere wetgeving inzake chemische stoffen, met name de REACH-verordening en de CLP-verordening, en met verplichtingen en procedures uit hoofde van het Verdrag van Stockholm, bv. met betrekking tot verslaglegging;

2) verhoogde synergie met de uitvoering van de REACH-verordening, de CLP-verordening, de biocidenverordening en met name Verordening (EU) nr. 649/2012 door administratieve, technische en wetenschappelijke activiteiten van de Commissie over te hevelen naar het ECHA. De betrokkenheid van het ECHA zal tevens naar verwachting de verslaglegging van de lidstaten harmoniseren en verbeteren en bijgevolg ook het samenvattend verslag van de Unie over de uitvoering van de POP-verordening;

3) een aantal voorgestelde wijzigingen zullen leiden tot een verlichting van de administratieve lasten op het gebied van verslagleggingsverplichtingen door de bestaande activiteiten beter te benutten, door de verslaglegging te vereenvoudigen en te bevorderen en door deze te harmoniseren met de verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Stockholm.

Met het voorstel wordt derhalve nog steeds voldaan aan de doelstellingen van het Verdrag van Stockholm, namelijk het beëindigen van de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen bij de vervaardiging en het gebruik ervan, evenals uit afval, om de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade te beschermen. Daartoe wordt de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van persistente organische verontreinigende stoffen verboden en worden bepalingen vastgesteld met betrekking tot de milieuverantwoorde verwerking van afval dat geheel of gedeeltelijk uit een of meer van deze stoffen bestaat of ermee verontreinigd is.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De voorgestelde verordening beoogt net als de huidige verordening de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen bij de vervaardiging en het gebruik ervan, evenals uit afval, te beëindigen om de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade te beschermen door de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van persistente organische verontreinigende stoffen te verbieden en door bepalingen vast te stellen met betrekking tot de milieuverantwoorde verwerking van afval dat geheel of gedeeltelijk uit een of meer van deze stoffen bestaat of ermee verontreinigd is. Indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd, zijn bijgevolg:

- het aantal in de bijlage bij de verordening opgenomen persistente organische verontreinigende stoffen;

- het aantal persistente organische verontreinigende stoffen waarvan de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik zo snel mogelijk na de opneming ervan in de verordening al volledig zijn beëindigd;

- de beperking van de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen in het milieu, met inbegrip van onopzettelijke vrijkoming;

- de tijd die nodig is om de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van in de verordening opgenomen persistente organische verontreinigende stoffen volledig te beëindigen;

- de tijd die nodig is om de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen in het milieu, met inbegrip van onopzettelijke vrijkoming, tot nul te herleiden;

- het aantal problemen dat wordt ondervonden bij de uitvoering van de voorgestelde verordening en waarover aan het door de Commissie gecoördineerde netwerk van bevoegde autoriteiten verslag wordt uitgebracht.

Deze indicatoren worden samengevat in de verslaglegging van de lidstaten, het ECHA en de Commissie.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De voornaamste behoeften waarin moet worden voorzien, zijn het afstemmen van Verordening (EG) nr. 850/2004, die naar Richtlijn 67/548/EEG en Richtlijn 75/442/EEG verwijst, op Verordening (EG) nr. 1907/2006, Verordening (EG) nr. 1272/2008 en Richtlijn 2008/98/EG. Daarnaast wordt in Verordening (EG) nr. 850/2004 verwezen naar een regelgevend comité dat niet meer bestaat en moet die verordening aan het Verdrag van Lissabon worden aangepast.

Voorts wordt met de overheveling van taken van de Commissie naar het ECHA gezorgd voor een geschiktere omgeving om de uitvoering van administratieve, wetenschappelijke en technische ondersteuning te voorzien. Verbeteringen worden met name verwacht in de verslaglegging van de lidstaten en de wetenschappelijke ondersteuning bij de beoordeling van stoffen die voor indeling als POP in aanmerking komen.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De voorgestelde verordening wijzigt geen van de in Verordening (EG) nr. 850/2004 vastgelegde doelstellingen en bijgevolg is de toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de EU dezelfde als die van de huidige verordening.

Bij Verordening (EG) nr. 850/2004 worden de verantwoordelijkheden van de Unie uit hoofde van het Verdrag van Stockholm uitgevoerd, waartoe de Unie zich heeft verbonden door het verdrag te bekrachtigen. Ten tijde van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 850/2004 werd een verordening van de Unie het meest efficiënte middel geacht om die verplichtingen na te komen en de ervaring toont aan dat dit nog steeds het geval is.

In het voorstel wordt beoogd hoofdzakelijk technische en wetenschappelijke taken over te dragen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen, waarvoor dit nieuwe taken zouden zijn. Gezien de ervaring van het Agentschap op het gebied van chemische stoffen, zullen de sector en de lidstaten naar verwachting voordeel halen uit de betrokkenheid van dit agentschap van de Unie, aangezien dit de samenhang zal vergroten, de uitvoering zal verbeteren en de handhaving zal versterken.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 850/2004 leert dat het passend is bepaalde technische wijzigingen op te nemen in de uitvoeringsbepalingen, zoals het harmoniseren en verduidelijken van sommige definities en het stroomlijnen van bepaalde verplichtingen, evenals het Europees Agentschap voor chemische stoffen bij bepaalde taken te betrekken om synergieën met andere wetgeving op het gebied van chemische stoffen tot stand te brengen en de verplichtingen voor de lidstaten te vereenvoudigen.

Er wordt met name verwacht dat de overheveling van taken van de Commissie naar het ECHA de verslaglegging en bijgevolg ook die van de Unie zal vergemakkelijken en verbeteren. Daarnaast moet door middel van de wetenschappelijke ondersteuning voor onder andere de beoordeling van stoffen die in aanmerking komen om als POP's te worden ingedeeld, zorgen voor meer samenhang met andere gebieden en voor een hogere kwaliteit.

De recente overheveling van bepaalde administratieve, technische en wetenschappelijke taken van de Commissie naar het ECHA uit hoofde van Verordening (EU) nr. 649/2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen heeft een aantal verbeteringen met zich meegebracht, waaronder een vermindering van de werklast voor de sector en de autoriteiten van de lidstaten, gestroomlijnde processen en betere naleving.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het voorstel is volledig in overeenstemming met de bestaande beleidsoriëntaties en doelstellingen die gericht zijn op de wereldwijde bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu, zoals die welke in het Zevende Milieuactieprogramma zijn vastgelegd.

Het voorstel zorgt voor betere samenhang met andere rechtsinstrumenten zoals Verordening (EG) nr. 1907/2006, Verordening (EG) nr. 1272/2008 en Verordening (EG) nr. 166/2006.

Verwacht wordt dat de overheveling van de wetenschappelijke en technische werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van de voorgestelde verordening naar het ECHA tot synergie zal leiden met de uitvoeringswerkzaamheden van het ECHA op het gebied van de REACH-verordening, de CLP-verordening, de biocidenverordening en Verordening (EU) nr. 649/2012 (de "PIC-verordening").

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

X Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2018 tot en met 2019,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 46  

X Direct beheer door de Commissie via

   uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met de lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

X de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Opmerkingen

[…]

[…]

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

1)    De lidstaten en het Agentschap zullen verslagen over de werking van de verordening opstellen, op het internet publiceren en actualiseren, met inbegrip van gegevens over overtredingen en sancties.

2)    De lidstaten zullen het Agentschap en de Commissie statistische gegevens verstrekken over de vervaardiging en het in de handel brengen van alle in bijlage I of II opgenomen stoffen. Daarnaast zullen de lidstaten informatie beschikbaar maken over de vrijkoming van persistente organische verontreinigende stoffen in het milieu.

3)    Het Agentschap zal op zijn beurt regelmatig een overzichtsverslag van de Unie opstellen met output-, resultaat- en effectindicatoren van deze verordening en overzichtskaarten van de Unie, naargelang het geval, om deze op het internet te publiceren en ter beschikking te stellen van het publiek, evenals aan het Europees Parlement en de Raad.

2.2.Beheers- en controlesysteem

Mogelijke risico's

De belangrijkste risico's zijn:

- niet-nakoming door bedrijven van hun verplichtingen;

- onvolledige inventarisaties door de lidstaten;

- ontoereikend toezicht door de lidstaten op de aanwezigheid van POP's in het milieu;

- onvoldoende controle en handhavingssystemen, bv. controles uitgevoerd door de handhavingsautoriteiten van de lidstaten;

- niet-uitvoering door het ECHA van zijn taken.

Controlemiddel(en)

Er zijn verschillende beheer- en controlesystemen ingevoerd of deze zullen worden ingevoerd om de passende uitvoering van de voorgestelde verordening te waarborgen:

- de lidstaten worden verzocht bevoegde instanties aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor de administratieve taken en handhaving;

- de lidstaten worden verzocht hun verslagen op te stellen en te actualiseren, zo ook over de op hun grondgebied uitgevoerde toezichts- en handhavingsactiviteiten;

- op de technische en wetenschappelijke coördinatie van de werkzaamheden van de EU wordt toegezien via de vergadering van de bevoegde instanties, die wordt voorgezeten door de Commissie;

- het dagelijkse beheer van de taken van het ECHA valt onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur, die op zijn beurt aan de raad van bestuur van het ECHA verantwoording aflegt.

Daarnaast vormt dit financieel memorandum de basis voor de subsidie die het Agentschap nodig heeft om zijn taken uit te voeren.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

De standaardmaatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden in de Commissie zijn van toepassing op de door de Commissie in het kader van dit voorstel uitgevoerde taken.

Om fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten te bestrijden is Verordening (EG) nr. 1037/1999 onverkort op het Agentschap van toepassing.

Het Agentschap is toegetreden tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en heeft de betreffende voorschriften vastgesteld, die op alle medewerkers van het Agentschap van toepassing zijn.

In de financieringsbesluiten en de eruit voortvloeiende uitvoeringsovereenkomsten en instrumenten is bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig ter plaatse controles mogen uitvoeren bij de ontvangers van de middelen van het Agentschap en bij degenen die deze middelen toewijzen.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

070205

GK/ NGK 47

van EVA-landen 48

van kandidaat-lidstaten 49

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

2

Europees Agentschap voor chemische stoffen — Activiteiten op het vlak van wetgeving inzake de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

GK

JA

NEE

NEE

NEE

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer
[Omschrijving………………………………………]

GK/ NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[…]

[XX.YY.YY.YY]

[…]

[…]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Nummer

2 – Duurzame groei: Natuurlijke hulpbronnen

DG Milieu

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Titel 1: Personeelsuitgaven (*):

Vastleggingen

(1)

0,100

0,100

Betalingen

(2)

0,100

0,100

Titel 2: Infrastructuur- en operationele uitgaven

Vastleggingen

(1a)

0,000

0,000

Betalingen

(2a)

0,000

0,000

Titel 3: Operationele uitgaven

Vastleggingen

(3a)

0,269

0,163

Betalingen

(3b)

0,269

0,163

TOTAAL kredieten
voor ECHA(**)

Vastleggingen

=1+1a +3a

0,369

0,263

Betalingen

=2+2a

+3b

0,369

0,263

(*) De gemiddelde standaardtoewijzing, met inbegrip van de kosten voor "habillage", en rekening houdend met de hogere kosten voor levensonderhoud in Finland.

(**) Gedeeltelijk te herverdelen vanuit de begrotingsonderdelen 07 02 03 (dat deel uitmaakt van het LIFE-subprogramma Milieu).








Rubriek van het meerjarige financiële kader

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: Milieu

 Andere administratieve uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N 50

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader
 

Vastleggingen

0,369

0,263

Betalingen

0,369

0,263

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van ECHA

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 51

Gem. kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 EN 6 52 ...

IT-systeem voor verslaglegging

1

0,2

1

0,1

Risicoprofiel en risicobeheerevaluatie

2

0,01

2

0,01

Samenvattend verslag van de Unie en verslagen van de lidstaten

0

0,039

1

0,033

Uitvoeringsplan van de Europese Unie

0

0,02

1

0,02

Subtotaal voor specifieke doelstellingen nr. 3 en 6

0,269

0,163

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 …

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTALE KOSTEN

0,269

0,163

De huidige kosten voor het wetenschappelijke en technische werk, die worden gedekt door de operationele begroting 2015-2016 bedragen ongeveer 210 000 EUR per jaar en hebben betrekking op dienstencontracten. De overdracht aan het Agentschap zal in 2019 naar verwachting hoge kosten met zich meebrengen voor de ontwikkeling van nieuwe software, die gezien de behoefte aan harmonisering en verbetering van de verslaglegging van de lidstaten door de aanleg van een databank ook nodig zou zijn voor elke alternatieve aanpak. Na deze initiële fase zullen de werkingskosten naar verwachting stabiel blijven. In 2019 zullen investeringen nodig zijn, met name voor IT-investeringen door het Agentschap. Zodra de activiteiten van het Agentschap in 2019 zijn gestart, zullen de totale uitgaven van het Agentschap stabiel zijn, terwijl de werklast, met name de voorbereiding van verslagen, naar verwachting zal toenemen en zal leiden tot een daling van de eenheidskosten per output.

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van ECHA

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
2019

Jaar
2020

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

Ambtenaren (AD)

Ambtenaren (AST)

Arbeidscontractanten

1

1

Tijdelijke functionarissen

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

1

1

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) - lijst van het aantal ambten

Functiegroep en rang

jaar 2018

jaar 2019

jaar 2020

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

AD16

AD15

AD14

AD13

AD12

AD11

AD10

AD9

AD8

AD7

AD6

AD5

 

Totaal AD

AST11

AST10

AST9

AST8

AST7

AST6

AST5

AST4

AST3

AST2

AST1

Totaal AST

AST/SC 6

AST/SC 5

AST/SC 4

AST/SC 3

AST/SC 2

AST/SC 1

Totaal AST/SC

ALGEMEEN TOTAAL

Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende) - extern personeel

Arbeidscontractanten

Jaar N

Jaar N+1

Jaar N+2

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Functiegroep IV

Functiegroep III

Functiegroep II

Functiegroep I

Totaal

1

1

Gedetacheerde nationale deskundigen

Jaar N

Jaar N+1

Jaar N+2

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Vermeld de geplande datum van indiensttreding en pas het aantal dienovereenkomstig aan (als de indiensttreding in juli plaatsvindt, wordt slechts rekening gehouden met 50 % van de gemiddelde kosten). Vermeld nadere informatie in een bijlage.

3.2.3.2.Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

Jaar

Jaar

Jaar

Jaar N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

0702 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) 53

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj 54

- zetel 55

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken

Ambtenaren en tijdelijk personeel

DG ENV is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het beleid en voor de uitvoering van de POP-verordening in de EU, met inbegrip van de aanneming van wetgeving, en voor alle uit het verdrag voortvloeiende internationale verplichtingen. DG ENV vertegenwoordigt de Europese Unie op het niveau van het verdrag, met inbegrip van de Toetsingscommissie persistente organische verontreinigende stoffen, en voert de internationale onderhandelingen.

Extern personeel

De beschrijving van de kostenberekening per voltijdequivalent moet in deel 3 van bijlage V worden opgenomen.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

X    Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

[…]

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader 56

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

[…]

3.2.5.Bijdragen van derden

X - Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 57

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[…]



(1)    Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).
(2)    Besluit 2006/507/EG van de Raad van 14 oktober 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 209 van 31.7.2006, blz. 1).
(3)    Besluit 2004/259/EG van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (PB L 81 van 19.3.2004, blz. 35).
(4)    Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 196 van 16.8.1967, blz. 1).
(5)    Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(6)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(7)    COM(2017) 312, beschikbaar op http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52017DC0312&from=EN
(8)    Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
(9)    Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(10)    COM(2017) 312 en SWD(2017) 230.
(11)    Verordening (EU) 2016/460 van de Commissie van 30 maart 2016 tot wijziging van de bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (PB L 80 van 31.3.2016, blz. 17).
(12)    Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60).
(13)    COM(2017) 312 final "Maatregelen om milieuverslaglegging te stroomlijnen": https://webgate.ec.testa.eu/docfinder/extern/aHR0cDovLw==/ZXVyLWxleC5ldXJvcGEuZXU=/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52017DC0312&qid=1519916463874&from=NL  
(14)    Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).
(15)    PB L 81 van 19.3.2004, blz. 37.
(16)    PB L 209 van 31.7.2006, blz. 3.
(17)    Verdrag inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel PB L 63 van 6.3.2003, blz. 29.
(18)    Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan PB L 39 van 16.2.1993, blz. 3.
(19)    PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).
(20)    PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/21/EG van de Commissie (PB L 57 van 25.2.2004, blz. 4).
(21)    Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
(22)    Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
(23)    Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
(24)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(25)    PB L 63 van 6.3.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 775/2004 van de Commissie (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 27).
(26)    Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60).
(27)    PB C 322 van 17.11.2001, blz. 2.
(28)    PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 94/31/EG (PB L 168 van 2.7.1994, blz. 28).
(29)    PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171.
(30)    https://ipchem.jrc.ec.europa.eu/RDSIdiscovery/ipchem/index.html en werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2016) 188 final.
(31)    COM(2017) 312, beschikbaar op http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52017DC0312&from=EN
(32)    Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
(33)    Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(34)    PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(35)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(36)    Richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 196 van 16.8.1967, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003.
(37)    Richtlijn van de Raad 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.(PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
(38)    Richtlijn 2001/59/EG van de Commissie van 6 augustus 2001 tot achtentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB L 225 van 21.8.2001, blz. 1).
(39)    Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
(40)    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(41)    Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's) (PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31).
(42)    Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).
(43)    Beschikking 2000/479/EG van de Commissie van 17 juli 2000 inzake de totstandbrenging van een Europees emissieregister van verontreinigende stoffen (EPER) overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) (PB L 192 van 28.7.2000, blz. 36).
(44)    ABM: activity based management (activiteitsgestuurd management) – ABB: activity-based budgeting (activiteitsgestuurde begroting).
(45)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(46)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx .
(47)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(48)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(49)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(50)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(51)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(52)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(53)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(54)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(55)    Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF).
(56)    Zie de artikelen 11 en 17 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.
(57)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

Brussel,22.3.2018

COM(2018) 144 final

BIJLAGEN

bij

voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (herschikking)


ê 757/2010 art. 1 en bijlage, punt 1 (aangepast)

è1 293/2016 art. 1 en bijlage

è2 519/2012 art. 1 en bijlage, punt 1, onder a)

è3 519/2012 art. 1 en bijlage, punt 1, onder b)

è4 519/2012 art. 1 en bijlage, punt 2

è5 2030/2015 art. 1 en bijlage

ð new

BIJLAGE I

Deel A — Stoffen die in het verdrag en in het protocol zijn opgenomen en stoffen die uitsluitend in het verdrag zijn opgenomen

Stof

CAS-nr.:

EG-nr.

Specifieke vrijstelling voor gebruik als tussenproduct of andere specificatie

Tetrabroomdifenylether

C12H6Br4O

Ö 40088-47-9 en andere Õ

Ö 254-787-2 en andere Õ

1. In verband met deze vermelding is artikel 4, lid 1, onder b), van toepassing op concentraties tetrabroomdifenylether van ten hoogste 10 mg/kg (0,001 massaprocent) wanneer de stof voorkomt in stoffen of preparaten Ö mengsels Õ, artikelen Ö voorwerpen Õ of als bestanddeel van de brandvertraagde delen van artikelen Ö voorwerpen Õ.

2. In afwijking hiervan zijn de productie, het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van de volgende artikelen Ö voorwerpen Õ toegestaan:

a) onverminderd het bepaalde onder b), artikelen Ö voorwerpen Õ en preparaten Ö mengsels Õ die lagere concentraties dan 0,1 massaprocent tetrabroomdifenylether bevatten wanneer zij geheel of gedeeltelijk uit gerecycleerde materialen of materialen uit voor hergebruik opgewerkt afval zijn vervaardigd;

b) elektrische en elektronische apparatuur die onder Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad 1 valt.

3. Het gebruik van artikelen Ö voorwerpen Õ met tetrabroomdifenylether als bestanddeel die al Ö in de Unie Õ in gebruik waren vóór 25 augustus 2010 is toegestaan. Op zulke artikelen Ö voorwerpen Õ is artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, van toepassing.

Pentabroomdifenylether

C12H5Br5O

Ö 32534-81-9 en andere Õ

Ö 251-084-2 en andere Õ

1. In verband met deze vermelding is artikel 4, lid 1, onder b), van toepassing op concentraties pentabroomdifenylether van ten hoogste 10 mg/kg (0,001 massaprocent) wanneer de stof voorkomt in stoffen of preparaten Ö mengsels Õ , artikelen Ö voorwerpen Õ of als bestanddeel van de brandvertraagde delen van artikelen Ö voorwerpen Õ .

2. In afwijking hiervan zijn de productie, het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van de volgende artikelen Ö voorwerpen Õ toegestaan:

a) onverminderd het bepaalde onder b), artikelen Ö voorwerpen Õ en preparaten Ö mengsels Õ die lagere concentraties dan 0,1 massaprocent pentabroomdifenylether bevatten wanneer zij geheel of gedeeltelijk uit gerecycleerde materialen of materialen uit voor hergebruik opgewerkt afval zijn vervaardigd;

b) elektrische en elektronische apparatuur die onder Richtlijn 2002/95/EG valt.

3. Het gebruik van artikelen Ö voorwerpen Õ met pentabroomdifenylether als bestanddeel die al Ö in de Unie Õ in gebruik waren vóór 25 augustus 2010 is toegestaan. Op zulke artikelen Ö voorwerpen Õ is artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, van toepassing.

Hexabroomdifenylether

C12H4Br6O

Ö 36483-60-0 en andere Õ

Ö 253-058-6 en andere Õ

1. In verband met deze vermelding is artikel 4, lid 1, onder b), van toepassing op concentraties hexabroomdifenylether van ten hoogste 10 mg/kg (0,001 massaprocent) wanneer de stof voorkomt in stoffen of preparaten Ö mengsels Õ , artikelen Ö voorwerpen Õ of als bestanddeel van de brandvertraagde delen van artikelen Ö voorwerpen Õ.

2. In afwijking hiervan zijn de productie, het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van de volgende artikelen Ö voorwerpen Õ toegestaan:

a) onverminderd het bepaalde onder b), artikelen Ö voorwerpen Õ en preparaten Ö mengsels Õ die lagere concentraties dan 0,1 massaprocent hexabroomdifenylether bevatten wanneer zij geheel of gedeeltelijk uit gerecycleerde materialen of materialen uit voor hergebruik opgewerkt afval zijn vervaardigd;

b) elektrische en elektronische apparatuur die onder Richtlijn 2002/95/EG valt.

3. Het gebruik van artikelen Ö voorwerpen Õ met hexabroomdifenylether als bestanddeel die al Ö in de Unie Õ in gebruik waren vóór 25 augustus 2010 is toegestaan. Op zulke artikelen Ö voorwerpen Õ is artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, van toepassing.

Heptabroomdifenylether

C12H3Br7O

Ö 68928-80-3 en andere Õ

Ö 273-031-2 en andere Õ

1. In verband met deze vermelding is artikel 4, lid 1, onder b), van toepassing op concentraties heptabroomdifenylether van ten hoogste 10 mg/kg (0,001 massaprocent) wanneer de stof voorkomt in stoffen of preparaten Ö mengsels Õ , artikelen Ö voorwerpen Õ of als bestanddeel van de brandvertraagde delen van artikelen Ö voorwerpen Õ .

2. In afwijking hiervan zijn de productie, het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van de volgende artikelen Ö voorwerpen Õ toegestaan:

a) onverminderd het bepaalde onder b), artikelen Ö voorwerpen Õ en preparaten Ö mengsels Õ die lagere concentraties dan 0,1 massaprocent heptabroomdifenylether bevatten wanneer zij geheel of gedeeltelijk uit gerecycleerde materialen of materialen uit voor hergebruik opgewerkt afval zijn vervaardigd;

b) elektrische en elektronische apparatuur die onder Richtlijn 2002/95/EG valt.

3. Het gebruik van artikelen Ö voorwerpen Õ met heptabroomdifenylether als bestanddeel die al Ö in de Unie Õ in gebruik waren vóór 25 augustus 2010 is toegestaan. Op zulke artikelen Ö voorwerpen Õ is artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, van toepassing.

Perfluoroctaansulfonzuur en derivaten daarvan (PFOS)

C8F17SO2X

(X = OH, metaalzout (O-M+), halogenide, amide en andere derivaten inclusief polymeren)

Ö 1763-23-1

2795-39-3

29457-72-5

29081-56-9

70225-14-8

56773-42-3

251099-16-8

4151-50-2

31506-32-8

1691-99-2

24448-09-7

307-35-7 en andere Õ

Ö 217-179-8

220-527-1

249-644-6

249-415-0

274-460-8

260-375-3

223-980-3

250-665-8

216-887-4

246-262-1

206-200-6 en andere Õ

1. In verband met deze vermelding is artikel 4, lid 1, onder b), van toepassing op concentraties PFOS van ten hoogste 10 mg/kg (0,001 massaprocent) wanneer de stof voorkomt in stoffen of preparaten Ö mengsels Õ .

2. In verband met deze vermelding is artikel 4, lid 1, onder b), van toepassing op concentraties PFOS in halffabricaten of artikelen Ö voorwerpen Õ , of delen daarvan, indien de PFOS-concentratie lager is dan 0,1 massaprocent, berekend naar de massa van structureel of microstructureel afzonderlijke delen die PFOS bevatten, of voor textiel of andere gecoate materialen indien de hoeveelheid PFOS lager is dan 1 μg/m2 van het gecoate materiaal.

3. Het gebruik van artikelen Ö voorwerpen Õ met PFOS als bestanddeel die al Ö in de Unie Õ in gebruik waren vóór 25 augustus 2010 is toegestaan. Op zulke artikelen Ö voorwerpen Õ is artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, van toepassing.

4. Blusschuim dat vóór 27 december 2006 op de markt Ö in de handel Õ is gebracht, mag worden gebruikt tot en met 27 juni 2011.

5. Als de in het milieu vrijkomende hoeveelheid tot een minimum wordt beperkt, worden de productie ð vervaardiging ï en het op de markt Ö in de handel Õ brengen voor de volgende specifieke toepassingen toegestaan, op voorwaarde dat de lidstaten om de vier jaar bij de Commissie verslag uitbrengen over de vorderingen bij de eliminatie van PFOS:

a) tot 26 augustus 2015: bevochtigingsmiddelen voor gebruik bij gecontroleerde galvanisatie;

b) lichtgevoelige of antireflecterende coatings voor fotolithografische procedés;

c) fotografische coatings voor films, papier of drukplaten;

d) nevelonderdrukkers voor niet-decoratieve hardverchroming met chroom (VI) in systemen met een gesloten cyclus;

e) hydraulische vloeistoffen voor de luchtvaart.

Wanneer de onder a) tot Ö en met Õ e) genoemde uitzonderingen betrekking hebben op de productie of het gebruik in een installatie die valt binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad 2 , zijn de relevante beste beschikbare technieken voor de preventie en minimalisering van de uitstoot van PFOS van toepassing, die worden beschreven in de door de Commissie krachtens artikel 17, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2008/1/EG gepubliceerde informatie.

Zodra nieuwe informatie beschikbaar komt met nadere bijzonderheden over het gebruik en veiliger alternatieve stoffen of technologieën voor de onder de punten b) tot Ö en met Õ e) genoemde toepassingen, herziet de Commissie de in de tweede alinea genoemde uitzonderingen, zodat:

i) het gebruik van PFOS geleidelijk wordt uitgebannen zodra het gebruik van veiliger alternatieven technisch en economisch haalbaar is,

ii) een uitzondering alleen nog kan blijven gelden voor essentiële toepassingen waarvoor geen veiliger alternatieven bestaan, op voorwaarde dat verslag is uitgebracht over de inspanningen die zijn gedaan om veiliger alternatieven te vinden,

iii) de vrijkoming van PFOS in het milieu door toepassing van de beste beschikbare technieken tot een minimum is beperkt.

è2 

6. Zodra door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) normen worden vastgesteld, worden deze als analysemethoden gebruikt om aan te tonen dat stoffen, preparaten Ö mengsels Õ en artikelen Ö voorwerpen Õ aan de punten 1 en 2 voldoen. Als alternatief voor de CEN-normen kunnen ook andere analysemethoden worden gebruikt indien de gebruiker kan bewijzen dat deze gelijkwaardig zijn.

ç

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan)

50-29-3

200-024-3

Chloordaan

57-74-9

200-349-0

Hexachloorcyclohexanen, inclusief lindaan

58-89-9

200-401-2

319-84-6

206-270-8

319-85-7

206-271-3

608-73-1

210-168-9

Dieldrin

60-57-1

200-484-5

Endrin

72-20-8

200-775-7

Heptachloor

76-44-8

200-962-3

è3 Endosulfan ç

è3 115-29-7

959-98-8

33213-65-9 ç

è3 204-079-4 ç

è3 1. Artikelen Ö Voorwerpen Õ met endosulfan als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 geproduceerd zijn, mogen tot Ö en met Õ 10 januari 2013 op de markt Ö in de handel Õ gebracht en gebruikt worden.

2. Artikelen Ö Voorwerpen Õ met endosulfan als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen op de markt Ö in de handel Õ gebracht en gebruikt worden.

3. Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde artikelen Ö voorwerpen Õç

Hexachloorbenzeen

118-74-1

200-273-9

Chloordecon

143-50-0

205-601-3

Aldrin

309-00-2

206-215-8

Pentachloorbenzeen

608-93-5

210-172-5

Polychloorbifenylen (pcb's)

1336-36-3 en andere

215-648-1 en andere

Onverminderd Richtlijn 96/59/EG mogen artikelen Ö voorwerpen Õ die ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening al in gebruik zijn, worden gebruikt.

ð De lidstaten moeten apparatuur (bv. transformatoren, condensatoren of andere apparatuur die vloeistoffen bevatten) die meer dan 0,005 % pcb's en een volume van meer dan 0,05 dm3 bevat zo spoedig mogelijk maar uiterlijk op 31 december 2025 identificeren en uit gebruik nemen. ï

Mirex

2385-85-5

219-196-6

Toxafeen

8001-35-2

232-283-3

Hexabroombifenyl

36355-01-8

252-994-2

è1 Hexabroomcyclododecaan

"Hexabroomcyclododecaan" omvat: hexabroomcyclododecaan, 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan en zijn voornaamste diastereo-isomeren: α-hexabroomcyclododecaan; ß-hexabroomcyclododecaan; en γ-hexabroomcyclododecaan ç

è1 25637-99-4,

3194-55-6,

134237-50-6,

134237-51-7,

134237-52-8 ç

è1 247-148-4,

221-695-9 ç

è11. Voor de toepassing van deze vermelding is — onder voorbehoud van een herziening door de Commissie vóór 22 maart 2019 — artikel 4, lid 1, onder b), van toepassing op concentraties hexabroomcyclododecaan van ten hoogste 100 mg/kg (0,01 massaprocent) wanneer de stof voorkomt in stoffen, preparaten Ö mengsels Õ, of artikelen Ö voorwerpen Õ , of als bestanddeel van de brandvertraagde delen van artikelen Ö voorwerpen Õ .

2. Het gebruik van hexabroomcyclododecaan, als zodanig of in preparaten Ö mengsels Õ , bij de productie van artikelen Ö voorwerpen Õ van geëxpandeerd polystyreen, alsook de productie ð vervaardiging ï en het in de handel brengen van hexabroomcyclododecaan voor een dergelijk gebruik zijn toegestaan, mits voor dit gebruik autorisatie is verleend overeenkomstig titel VII van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 3 , of indien er uiterlijk op 21 februari 2014 een autorisatieaanvraag voor is ingediend waarover nog geen besluit is genomen.

Het in de handel brengen en het gebruik van hexabroomcyclododecaan, als zodanig of in preparaten Ö mengsels Õ , overeenkomstig dit punt, zijn slechts toegestaan tot en met 26 november 2019 of, indien dat eerder is, de datum waarop de herbeoordelingstermijn die is vastgesteld in een autorisatiebesluit verstrijkt of de datum van intrekking van die autorisatie overeenkomstig titel VII van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

Het in de handel brengen en het gebruik in gebouwen van artikelen Ö voorwerpen Õ van geëxpandeerd polystyreen met hexabroomcyclododecaan als bestanddeel die overeenkomstig de vrijstelling in dit punt zijn geproduceerd, zijn tot zes maanden na de datum van verstrijken van deze vrijstelling toegelaten. Als dergelijke artikelen Ö voorwerpen Õ al in gebruik waren vóór deze datum, mogen zij verder worden gebruikt.

3. Onverminderd de vrijstelling van punt 2 is het in de handel brengen en het gebruik in gebouwen van artikelen Ö voorwerpen Õ van geëxpandeerd polystyreen en artikelen Ö voorwerpen Õ van geëxtrudeerd polystyreen met hexabroomcyclododecaan als bestanddeel die geproduceerd zijn vóór of op 22 maart 2016, toegestaan tot en met 22 juni 2016. Als deze artikelen Ö voorwerpen Õ in overeenstemming met de vrijstelling van punt 2 zijn geproduceerd, is punt 6 van toepassing.

4. Artikelen Ö Voorwerpen Õ met hexabroomcyclododecaan als bestanddeel die al in gebruik zijn vóór of op 22 maart 2016, mogen gebruikt worden en verder in de handel worden gebracht zonder dat punt 6 van toepassing is. Op dergelijke artikelen Ö voorwerpen Õ is artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, van toepassing.

5. Het in de handel brengen en het gebruik in gebouwen van ingevoerde artikelen Ö voorwerpen Õ van geëxpandeerd polystyreen en geëxtrudeerd polystyreen met hexabroomcyclododecaan als bestanddeel is toegestaan tot en met de datum van het verstrijken van de vrijstelling in de punten 2 en 6, als waren dergelijke artikelen Ö voorwerpen Õ geproduceerd krachtens de vrijstelling van punt 2. Als dergelijke artikelen Ö voorwerpen Õ al in gebruik waren vóór deze datum, mogen zij verder worden gebruikt.

6. Onverminderd de toepassing van andere EU-bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels, moet geëxpandeerd polystyreen waarin hexabroomcyclododecaan is gebruikt op grond van de vrijstelling van punt 2 door middel van etikettering of andere middelen gedurende de gehele levenscyclus identificeerbaar zijn. ç

ð Hexachloorbutadieen ï

ð 87-68-3 ï

ð 201-765-5 ï

ð 1. Voorwerpen met hexachloorbutadieen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 zijn geproduceerd, mogen tot en met 10 januari 2013 in de handel gebracht en gebruikt worden.

2. Voorwerpen met hexachloorbutadieen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen in de handel gebracht en gebruikt worden.

3. Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwerpen. ï

ð Pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan ï

ð 87-86-5 en andere ï

ð 201-778-6 en andere ï

ð - ï

ð Polychloornaftalenen 4  ï

ð 70776-03-3 en andere ï

ð 274-864-4 en andere ï

ð 1. Voorwerpen met polychloornaftalenen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 zijn geproduceerd, mogen tot en met 10 januari 2013 in de handel gebracht en gebruikt worden.

2. Voorwerpen met polychloornaftalenen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen in de handel gebracht en gebruikt worden.

3. Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 voorwerpen ï

Deel B — Stoffen die uitsluitend in het protocol zijn opgenomen

Stof

CAS-nr.

EG-nr.

Specifieke vrijstelling voor gebruik als tussenproduct of andere specificatie

è4 Hexachloorbutadieen ç

è4 87-68-3 ç

è4 201-765-5 ç

è4 1. Artikelen met hexachlorobutadieen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 geproduceerd zijn, mogen tot 10 januari 2013 op de markt gebracht en gebruikt worden.

2. Artikelen met hexachlorobutadieen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen op de markt gebracht en gebruikt worden.

3. Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde artikelen. ç

è4 Polychloornaftaleen ç

è4 1. Artikelen met polychloornaftaleen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 geproduceerd zijn, mogen tot 10 januari 2013 op de markt gebracht en gebruikt worden.

2. Artikelen met polychloornaftaleen als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, mogen op de markt gebracht en gebruikt worden.

3. Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de leden 1 en 2 bedoelde artikelen. ç

è5 Alkanen, C10-C13, chloor (gechloreerde paraffinen met een korte keten) (SCCP's) ç

è5 85535-84-8 ç

è5 287-476-5 ç

è51. In afwijking hiervan zijn de productie, het op de markt Ö in de handel Õ brengen en het gebruik van stoffen of bereidingen met SCCP's als bestanddeel in concentraties van minder dan 1 gewichtspercent of artikelen Ö voorwerpen Õ in concentraties van minder dan 0,15 gewichtspercent toegestaan.

2. Het gebruik van:

a) transportbanden in de mijnbouwindustrie en afdichtingsrubbers van waterkeringen met SCCP's als bestanddeel die vóór of op 4 december 2015 al in gebruik waren, en

b) andere dan de onder a) bedoelde artikelen Ö voorwerpen Õ met SCCP's als bestanddeel die vóór of op 10 juli 2012 al in gebruik waren, wordt toegestaan.

3. Artikel 4, lid 2, derde en vierde alinea, is van toepassing op de in de punt 2 bedoelde artikelen Ö voorwerpen Õç

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5

BIJLAGE II

LIJST VAN STOFFEN WAARVOOR BEPERKINGEN GELDEN

DEEL A Stoffen die in het verdrag en in het protocol zijn opgenomen

Stof

CAS-nr.

EG-nr.

Beperkingsvoorwaarden

DEEL B — Stoffen die uitsluitend in het protocol zijn opgenomen

Stof

CAS-nr.

EG-nr.

Beperkingsvoorwaarden

BIJLAGE III

LIJST VAN STOFFEN WAARVOOR BEPALINGEN INZAKE BEPERKING VAN DE VRIJKOMING GELDEN

Stof (CAS-nr.)

Polychloordibenzo-p-dioxinen en –dibenzofuranen (PCDD's/PCDF's)

Hexachloorbenzeen (HCB) (CAS-nr.: 118-74-1)

Polychloorbifenylen (pcb's)

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) 5

ê 757/2010 art. 1 en bijlage, punt 2

Pentachloorbenzeen (CAS-nr. 608-93-5)

ê 1342/2014 Art. 1, onder 1), en bijlage I (aangepast)

è1 460/2016 art. 1 en bijlage

BIJLAGE IV

Lijst van stoffen waarvoor de in artikel 7 vermelde bepalingen inzake afvalbeheer gelden

Stof

CAS-nr.

EG-nr.

In artikel 7, lid 4, onder a), bedoelde concentratiegrenswaarde

Endosulfan

115-29-7

959-98-8

33213-65-9

204-079-4

50 mg/kg

Hexachloorbutadieen

87-68-3

201-765-5

100 mg/kg

Polychloornaftalenen 6

10 mg/kg

Alkanen, C10-C13, chloor (gechloreerde paraffinen met een korte keten) (SCCP's)

85535-84-8

287-476-5

10 000 mg/kg

Tetrabroomdifenylether

C12H6Br4O

Ö 40088-47-9 en andere Õ

Ö 254-787-2 en andere Õ

Som van de concentraties van tetrabroomdifenylether, pentabroomdifenylether, hexabroomdifenylether en heptabroomdifenylether: 1 000 mg/kg

Pentabroomdifenylether

C12H5Br5O

Ö 32534-81-9 en andere Õ

Ö 251-084-2 en andere Õ

Hexabroomdifenylether

C12H4Br6O

Ö 36483-60-0 en andere Õ

Ö 253-058-6 en andere Õ

Heptabroomdifenylether

C12H3Br7O

Ö 68928-80-3 en andere Õ

Ö 273-031-2 en andere Õ

Perfluoroctaansulfonzuur en derivaten daarvan (PFOS)

C8F17SO2X

(X = OH, metaalzout (O-M+), halogenide, amide en andere derivaten inclusief polymeren)

Ö 1763-23-1

2795-39-3

29457-72-5

29081-56-9

70225-14-8

56773-42-3

251099-16-8

4151-50-2

31506-32-8

1691-99-2

24448-09-7

307-35-7 en andere Õ

Ö 217-179-8

220-527-1

249-644-6

249-415-0

274-460-8

260-375-3

223-980-3

250-665-8

216-887-4

246-262-1

206-200-6 en andere Õ

50 mg/kg

Polychloordibenzo-p-dioxinen en –dibenzofuranen (PCDD's/PCDF's)

15 μg/kg 7

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan)

50-29-3

200-024-3

50 mg/kg

Chloordaan

57-74-9

200-349-0

50 mg/kg

Hexachloorcyclohexanen, inclusief lindaan

58-89-9

319-84-6

319-85-7

608-73-1

210-168-9

200-401-2

206-270-8

206-271-3

50 mg/kg

Dieldrin

60-57-1

200-484-5

50 mg/kg

Endrin

72-20-8

200-775-7

50 mg/kg

Heptachloor

76-44-8

200-962-3

50 mg/kg

Hexachloorbenzeen

118-74-1

200-273-9

50 mg/kg

Chloordecon

143-50-0

205-601-3

50 mg/kg

Aldrin

309-00-2

206-215-8

50 mg/kg

Pentachloorbenzeen

608-93-5

210-172-5

50 mg/kg

Polychloorbifenylen (pcb's)

1336-36-3 en andere

215-648-1

50 mg/kg 8

Mirex

2385-85-5

219-196-6

50 mg/kg

Toxafeen

8001-35-2

232-283-3

50 mg/kg

Hexabroombifenyl

36355-01-8

252-994-2

50 mg/kg

è1 Hexabroomcyclododecaan 9  ç

è1 25637-99-4,

3194-55-6,

134237-50-6,

134237-51-7,

134237-52-8 ç

è1 247-148-4

221-695-9 ç

è1 1 000 mg/kg, onder voorbehoud van een herziening door de Commissie vóór 20.4.2019 ç

ê Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)

è1 304/2009 art. 1 en bijlage, punt 2, onder a)

BIJLAGE V

BEHEER AFVALSTOFFEN

DEEL 1 Verwijdering en nuttige toepassing overeenkomstig artikel 7, lid 2

De volgende verwijderings- en nuttige toepassingsmethoden overeenkomstig de bijlagen II A I en II B bij Richtlijn 75/442/EEG2008/98/EG, zijn toegestaan voor de doeleinden van artikel 7, lid 2, wanneer deze op een zodanige wijze worden toegepast dat wordt verzekerd dat de inhoud aan persistente organische verontreinigende stoffen wordt vernietigd of onomkeerbaar wordt omgezet:

D9

chemische/fysische behandeling,

D10

verbranding op land, en

R1

hoofdgebruik als brandstof of andere middelen voor het opwekken van energie, met uitzondering van afvalstoffen die pcb's bevatten.

è1 R4 ç

è1 ç

è1 R4 recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen onder de volgende voorwaarden: De behandelingen worden beperkt tot residuen van ijzer- en staalproductieprocedés zoals stof of slib van gasreiniging of walshuid of zinkhoudend filterstof van staalfabrieken, stof van gasreinigingsinrichtingen van kopersmelterijen en vergelijkbare afvalstoffen en loodhoudende loogresiduen uit de productie van non-ferrometalen. Afvalstoffen die pcb’s bevatten, zijn uitgesloten. De behandelingen worden beperkt tot procedés voor de terugwinning van ijzer en ijzerlegeringen (hoogoven, schachtoven en haardoven) en non-ferrometalen (Waelz-draaiovenprocedé, smeltbadprocedés met gebruik van verticale of horizontale ovens), mits de installaties ten minste voldoen aan de in Ö overeenkomstig Õ Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) 10 vastgestelde emissiegrenswaarden voor PCDD’s en PCDF’s, ongeacht of deze procedés al dan niet onder die richtlijn vallen en onverminderd de andere toepasselijke bepalingen van Ö de Õ Richtlijn 2000/76/EG en de bepalingen van Richtlijn 96/61/EG.

ç

Voorbehandeling voorafgaand aan vernietiging of onomkeerbare omzetting overeenkomstig dit gedeelte van deze bijlage is toegestaan, mits een in bijlage IV vermelde stof die bij de voorbehandeling van het afval is geïsoleerd, vervolgens overeenkomstig dit gedeelte van deze bijlage wordt verwijderd.è1 Wanneer slechts een deel van een product of afvalstof, zoals afgedankte apparatuur, persistente organische verontreinigende stoffen bevat of daarmee is verontreinigd, wordt dit deel van de overige delen gescheiden en vervolgens overeenkomstig de eisen van deze verordening verwijderd. ç Bovendien is het opnieuw verpakken en het tijdelijk opslaan voorafgaand aan een dergelijke voorbehandeling of voorafgaand aan vernietiging of onomkeerbare omzetting overeenkomstig dit gedeelte van deze bijlage toegestaan.

ê 172/2007 art. 1 en bijlage

DEEL 2 Afvalstoffen en behandelingen waarop artikel 7, lid 4, onder b), van toepassing is

De navolgende handelingen zijn toegestaan voor de doeleinden van artikel 7, lid 4, onder b), met betrekking tot de vermelde afvalstoffen, die worden aangegeven met de zescijferige code overeenkomstig Beschikking 2000/532/EG van de Commissie 11

ê 323/2007 art. 1 en bijlage

Voorbehandeling voorafgaand aan permanente opslag overeenkomstig dit gedeelte van deze bijlage is toegestaan, mits een in bijlage IV vermelde stof die bij de voorbehandeling van het afval is geïsoleerd, vervolgens overeenkomstig deel 1 van deze bijlage wordt verwijderd. Bovendien is het opnieuw verpakken en het tijdelijk opslaan voorafgaand aan een dergelijke voorbehandeling of voorafgaand aan permanente opslag overeenkomstig dit gedeelte van deze bijlage toegestaan.

ê 460/2016 art. 1 en bijlage

Afvalstoffen overeenkomstig Beschikking 2000/532/EG van de Commissie

Maximale concentratiegrenswaarde voor in bijlage IV vermelde stoffen 12

Handeling

10

AFVAL VAN THERMISCHE PROCESSEN

Alkanen, C10-C13, chloor- (gechloreerde paraffinen met een korte keten) (SCCP's): 10 000 mg/kg;

Aldrin: 5 000 mg/kg;

Chloordaan: 5 000 mg/kg;

Chloordecon: 5 000 mg/kg;

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan): 5 000 mg/kg;

Dieldrin: 5 000 mg/kg;

Endosulfan: 5 000 mg/kg;

Endrin: 5 000 mg/kg;

Heptachloor: 5 000 mg/kg;

Hexabroombifenyl: 5 000 mg/kg;

Hexabroomcyclododecaan 13 : 1 000 mg/kg;

Hexachloorbenzeen: 5 000 mg/kg;

Hexachloorbutadieen: 1 000 mg/kg;

Hexachloorcyclohexanen, inclusief lindaan: 5 000 mg/kg;

Mirex: 5 000 mg/kg;

Pentachloorbenzeen: 5 000 mg/kg;

Perfluoroctaansulfonzuur en derivaten daarvan (PFOS) (C8F17SO2X) (X = OH, metaalzout (O-M+), halogenide, amide en andere derivaten inclusief polymeren): 50 mg/kg;

Polychloorbifenylen (pcb's) 14 : 50 mg/kg;

Polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzo-furanen: 5 mg/kg;

Polychloornaftalenen (*): 1 000 mg/kg;

Som van de concentraties van tetrabroomdifenylether (C12H6Br6O), pentabroomdifenylether (C12H5Br5O), hexabroomdifenylether (C12H4Br6O) en heptabroomdifenylether (C12H3Br7O): 10 000 mg/kg;

Toxafeen: 5 000 mg/kg.

Permanente opslag wordt uitsluitend toegestaan wanneer aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

1) de opslag gebeurt in een van de volgende locaties:

veilige, diepe, ondergrondse, harde rotsformaties;

zoutkoepels;

een stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen, mits de afvalstoffen voor zover technisch mogelijk zijn verhard of gedeeltelijk gestabiliseerd, zoals vereist voor de indeling van de afvalstoffen in subhoofdstuk 19 03 van Beschikking 2000/532/EG;

2) de bepalingen van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad 15 en Beschikking 2003/33/EG van de Raad 16 zijn in acht genomen;

3) er is aangetoond dat de gekozen handeling uit milieuoogpunt de voorkeur verdient.

10 01

Afval van elektriciteitscentrales en andere verbrandingsinstallaties (exclusief 19)

10 01 14 * 17

Bij bijstoken vrijkomende bodemas, slakken en ketelstof die gevaarlijke stoffen bevatten

10 01 16 *

Bij bijstoken vrijkomende vliegas die gevaarlijke stoffen bevat

10 02

Afval van de ijzer- en staalindustrie

10 02 07 *

Vast afval van gaszuivering dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03

Afval van thermische processen in de aluminiummetallurgie

10 03 04 *

Slakken van primaire productie

10 03 08 *

Zoutslakken van secundaire productie

10 03 09 *

Black drosses van secundaire productie

10 03 19 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 03 21 *

Overige deeltjes en stof (inclusief kogelmolenstof) die gevaarlijke stoffen bevatten

10 03 29 *

Afval van de behandeling van zoutslakken en black drosses dat gevaarlijke stoffen bevat

10 04

Afval van thermische processen in de loodmetallurgie

10 04 01 *

Slakken van primaire en secundaire productie

10 04 02 *

Dross en skimmings van primaire en secundaire productie

10 04 04 *

Rookgasstof

10 04 05 *

Overige deeltjes en stof

10 04 06 *

Vast afval van gasreiniging

10 05

Afval van thermische processen in de zinkmetallurgie

10 05 03 *

Rookgasstof

10 05 05 *

Vast afval van gasreiniging

10 06

Afval van thermische processen in de kopermetallurgie

10 06 03 *

Rookgasstof

10 06 06 *

Vast afval van gasreiniging

10 08

Afval van thermische processen in de overige non-ferrometallurgie

10 08 08 *

Zoutslakken van primaire en secundaire productie

10 08 15 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

10 09

Afval van ijzergieten

10 09 09 *

Rookgasstof dat gevaarlijke stoffen bevat

16

NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD AFVAL

16 11

Ovenpuin

16 11 01 *

Koolstofhoudend ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

16 11 03 *

Overig ovenpuin van metallurgische processen dat gevaarlijke stoffen bevat

17

BOUW- EN SLOOPAFVAL (INCLUSIEF AFGEGRAVEN GROND VAN VERONTREINIGDE LOCATIES)

17 01

Beton, stenen, tegels en keramische producten

17 01 06 *

Mengsels van beton, stenen, tegels of keramische producten, of afzonderlijke fracties daarvan, die gevaarlijke stoffen bevatten

17 05

Grond (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties), stenen en baggerspecie

17 05 03 *

Grond en stenen die gevaarlijke stoffen bevatten

17 09

Overig bouw- en sloopafval

17 09 02 *

Bouw- en sloopafval dat pcb's bevat met uitzondering van pcb-houdend materieel

17 09 03 *

Overig bouw- en sloopafval (met inbegrip van gemengd afval) dat gevaarlijke stoffen bevat

19

AFVAL VAN INSTALLATIES VOOR AFVALBEHEER, OFFSITE WATERZUIVERINGSINSTALLATIES EN DE BEREIDING VAN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER EN WATER VOOR INDUSTRIEEL GEBRUIK

19 01

Afval van de verbranding of pyrolyse van afval

19 01 07 *

Vast afval van gasreiniging

19 01 11 *

Bodemas en slakken die gevaarlijke stoffen bevatten

19 01 13 *

Vliegas die gevaarlijke stoffen bevat

19 01 15 *

Ketelas die gevaarlijke stoffen bevat

19 04

Verglaasd afval en afval van verglazen

19 04 02 *

Vliegas en ander rookgasreinigingsafval

19 04 03 *

Niet-verglaasde vaste fase

De maximale concentratiegrenswaarde van polychloordibenzo-p-dioxinen en polychloordibenzofuranen (PCDD's en PCDF's) wordt berekend met gebruikmaking van de volgende toxische-equivalentiefactoren (TEF's):

PCDD

TEF

2,3,7,8-TeCDD

1

1,2,3,7,8-PeCDD

1

1,2,3,4,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDD

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDD

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDD

0,01

OCDD

0,0003

PCDF

TEF

2,3,7,8-TeCDF

0,1

1,2,3,7,8-PeCDF

0,03

2,3,4,7,8-PeCDF

0,3

1,2,3,4,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,7,8,9-HxCDF

0,1

2,3,4,6,7,8-HxCDF

0,1

1,2,3,4,6,7,8-HpCDF

0,01

1,2,3,4,7,8,9-HpCDF

0,01

OCDF

0,0003

é

BIJLAGE VI

Ingetrokken verordening en lijst van de opeenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad
(
PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7)

Verordening (EG) nr. 1195/2006 van de Raad
(
PB L 217 van 8.8.2006, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 172/2007 van de Raad
(
PB L 55 van 23.2.2007, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 323/2007 van de Commissie
(
PB L 85 van 27.3.2007, blz. 3)

Verordening (EG) nr. 219/2009 van het Europees Parlement en de Raad
(
PB L 87 van 31.3.2009, blz. 109)

Alleen punt 3.7 van de bijlage

Verordening (EG) nr. 304/2009 van de Commissie
(
PB L 96 van 15.4.2009, blz. 33)

Verordening (EU) nr. 756/2010 van de Commissie
(
PB L 223 van 25.8.2010, blz. 20)

Verordening (EU) nr. 757/2010 van de Commissie
(
PB L 223 van 25.8.2010, blz. 29)

Verordening (EU) nr. 519/2012 van de Commissie
(
PB L 159 van 20.6.2012, blz. 1)

Verordening (EU) nr. 1342/2014 van de Commissie
(
PB L 363 van 18.12.2014, blz. 67)

Verordening (EU) 2015/2030 van de Commissie
(
PB L 298 van 14.11.2015, blz. 1)

Verordening (EU) 2016/293 van de Commissie
(
PB L 55 van 2.3.2016, blz. 4)

Verordening (EU) 2016/460 van de Commissie
(
PB L 80 van 31.3.2016, blz. 17)

_____________

BIJLAGE VII

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 850/2004

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1

Artikel 2, inleidende paragraaf

Artikel 2, inleidende paragraaf

Artikel 2, onder a) tot en met d)

Artikel 2, onder a) tot en met d)

_

Artikel 2, onder e) en f)

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder f)

Artikel 2, onder h)

Artikel 2, onder g)

Artikel 2, onder i)

_

Artikel 2, onder j)

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 1, lid 2

Artikel 4, lid 1, onder c)

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3, onder a)

Artikel 4, lid 3, onder a)

Artikel 4, lid 3, onder b)

Artikel 4, lid 3, onder b)

_

Artikel 4, lid 3, onder c)

Artikel 1, lid 2

Artikel 4, lid 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, lid 5

Artikel 7, lid 5

Artikel 7, lid 6

Artikel 7, lid 6

Artikel 7, lid 7

_

_

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 1, onder a)

Artikel 12, lid 3, onder a)

Artikel 13, lid 1, onder b)

Artikel 12, lid 3, onder b)

Artikel 13, lid 1, onder c)

_

Artikel 13, lid 1, onder d)

Artikel 12, lid 3, onder c)

Artikel 13, lid 1, onder e)

Artikel 12, lid 2

Artikel 13, lid 1, onder f)

_

Artikel 13, lid 2

Artikel 12, lid 4

_

Artikel 12, lid 5

Artikel 13, lid 3

Artikel 12, lid 6

_

_

Artikel 13, lid 4

_

Artikel 13, lid 5

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

_

Artikel 16

_

Artikel 17

_

Artikel 18

Artikel 15

Artikel 19

Artikel 16

Artikel 20

Artikel 17

_

Artikel 18

_

_

Artikel 21

Artikel 19

Artikel 22

Bijlagen I tot en met V

Bijlagen I tot en met V

Bijlage VI

Bijlage VII

_____________

(1)    PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.
(2)    PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8.
(3)    è1 Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1). ç
(4)    è4 Polychloornaftalenen zijn op het naftaleenringsysteem gebaseerde chemische verbindingen, waarbij een of meer waterstofatomen zijn vervangen door chlooratomen. ç
(5)    Ten behoeve van de emissie-inventarissen worden de volgende vier compound-indicators gebruikt: benzo[a]pyreen, benzo[b]fluorantheen, benzo[k]fluorantheen en indeno[1,2,3-cd]pyreen.
(6)    Polychloornaftalenen zijn op het naftaleenringsysteem gebaseerde chemische verbindingen, waarbij een of meer waterstofatomen zijn vervangen door chlooratomen.
(7)    De grenswaarde wordt berekend als PCDD's en PCDF's met gebruikmaking van de volgende toxische-equivalentiefactoren (TEF's):
(8)    Waar van toepassing wordt de berekeningsmethode van de Europese normen EN 12766-1 en EN 12766-2 gebruikt.
(9)    è1 "Hexabroomcyclododecaan" omvat hexabroomcyclododecaan, 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan en zijn voornaamste diastereo-isomeren: α-hexabroomcyclododecaan, β-hexabroomcyclododecaan en γ-hexabroomcyclododecaan. ç
(10)    PB L 332 van 28.12.2000, blz. 91 Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(11)    Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 ter vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3). Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/573/EG van de Raad Besluit 2014/955/EU van 18 december 2014 (PB L 203370 van 28.7.200130.12.2014, blz. 1844).
(12)    Deze grenswaarden gelden alleen voor stortplaatsen voor gevaarlijk afval en zijn niet van toepassing op permanente ondergrondse opslagvoorzieningen voor gevaarlijk afval, waaronder zoutkoepels.
(13)    "Hexabroomcyclododecaan" omvat hexabroomcyclododecaan, 1,2,5,6,9,10-hexabroomcyclododecaan en zijn voornaamste diastereo-isomeren: α-hexabroomcyclododecaan, β-hexabroomcyclododecaan en γ-hexabroomcyclododecaan.
(14)    Hiervoor wordt de berekeningsmethode van de Europese normen EN 12766-1 en EN 12766-2 gebruikt.
(15)    Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).
(16)    Beschikking 2003/33/EG van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van criteria en procedures voor het aanvaarden van afvalstoffen op stortplaatsen overeenkomstig artikel 16 en bijlage II van Richtlijn 1999/31/EG (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 27).
(17)    Elke met een asterisk "*" aangegeven afvalstof wordt beschouwd als een gevaarlijke afvalstof overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG en is onderworpen aan de bepalingen van die richtlijn.