21.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 461/70


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het pakket meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027

(2018/C 461/10)

Algemeen rapporteur:

Nikola DOBROSLAVIĆ (HR, EVP), prefect van de provincie Dubrovnik-Neretva

Referentiedocumenten:

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt — Het meerjarig financieel kader 2021-2027

COM(2018) 321 final

Voorstel voor een verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027

COM(2018) 322 final

Voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer

COM(2018) 323 final

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten

COM(2018) 324 final

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie

COM(2018) 325 final

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval, en betreffende de maatregelen om in de behoefte van kasmiddelen te voorzien

COM(2018) 326 final

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie

COM(2018) 327 final

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

COM(2018) 328 final

I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten

COM(2018) 324 final

Wijzigingsvoorstel 1

Artikel 2, punt c)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

c)

„overheidsdienst”: alle overheidsinstanties, op alle bestuursniveaus, waaronder nationale, regionale en lokale overheden , alsook lidstaatorganisaties in de zin van [punt 42 van artikel 2] van Verordening (EU, Euratom) xx/xx (het „Financieel Reglement”).

c)

„overheidsdienst”: alle nationale overheidsinstanties op centraal niveau alsook lidstaatorganisaties in de zin van [punt 42 van artikel 2] van Verordening (EU, Euratom) xx/xx (het „Financieel Reglement”).

Motivering

Alle overheidsinstanties en entiteiten van rechtstreeks gekozen lokale en regionale overheden moeten worden uitgesloten van de toepassing van de voorgestelde verordening.

Wijzigingsvoorstel 2

Artikel 3, lid 1 (f)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

f)

de doeltreffende en tijdige samenwerking met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en met het Europees Openbaar Ministerie bij hun onderzoeken of vervolgingen krachtens hun respectieve rechtshandelingen en overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking.

f)

de doeltreffende en tijdige samenwerking met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en, indien van toepassing , met het Europees Openbaar Ministerie bij hun onderzoeken of vervolgingen krachtens hun respectieve rechtshandelingen en overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking.

Motivering

De bepalingen m.b.t. het Europees Openbaar Ministerie kunnen na de instelling ervan alleen van toepassing zijn op de deelnemende lidstaten.

Wijzigingsvoorstel 3

Artikel 4, punt 1, onder b) 1)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(1)

een schorsing van de goedkeuring van een of meer programma’s of een wijziging van die programma’s;

 

Motivering

Een schorsing van de goedkeuring van een of meer programma’s of een wijziging daarvan zou geen rechtstreekse negatieve financiële gevolgen voor de betrokken lidstaat hebben. Integendeel, een opschorting van vastleggingen en/of betalingen, waarbij overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de ontwerpverordening geen afbreuk wordt gedaan aan de verplichting van overheidsinstanties om de programma’s uit te voeren en betalingen te verrichten aan eindontvangers of begunstigden, zou onmiddellijke gevolgen hebben voor de nationale begrotingen. Bovendien zou het opheffen van een schorsing van de goedkeuring van een of meer programma’s of van een wijziging daarvan de uitvoering van de betrokken programma’s aanzienlijk vertragen, omdat ook alle daaropvolgende procedures zouden worden opgeschort.

Wijzigingsvoorstel 4

Artikel 5, lid 6

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

6.   Als de Commissie van oordeel is dat de algemene tekortkoming op het gebied van de rechtsstaat vaststaat, dient zij bij de Raad een voorstel in voor een uitvoeringshandeling inzake passende maatregelen.

6.   Als de Commissie van oordeel is dat de algemene tekortkoming op het gebied van de rechtsstaat vaststaat, dient zij bij de Raad een voorstel in voor een uitvoeringshandeling inzake passende maatregelen. Bij dit voorstel voegt de Commissie een indicatieve financiële programmering van de desbetreffende EU-begroting voor de volgende jaren, ingedeeld naar uitgavencategorie, beleidsterrein en begrotingsonderdeel. Deze indicatieve programmering zal de basis vormen voor een beoordeling van de gevolgen voor de nationale en subnationale begrotingen van de betrokken lidstaat.

Motivering

De Europese Commissie moet de mogelijke budgettaire gevolgen van een vermindering van de EU-financiering voor de nationale en subnationale begrotingen van de betrokken lidstaat beoordelen met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie.

Wijzigingsvoorstel 5

Artikel 6, lid 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

2.   De Commissie beoordeelt de situatie in de betrokken lidstaat. Wanneer de algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat op grond waarvan de passende maatregelen werden vastgesteld, niet of gedeeltelijk niet meer bestaan, dient de Commissie bij de Raad een voorstel in voor een besluit waarbij deze maatregelen geheel of gedeeltelijk worden opgeheven. De procedure van artikel 5, leden 2, 4, 5, 6 en 7, is van toepassing.

2.   De Commissie beoordeelt de situatie in de betrokken lidstaat. Wanneer de algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat op grond waarvan de passende maatregelen werden vastgesteld, niet of gedeeltelijk niet meer bestaan, dient de Commissie bij de Raad een voorstel in voor een besluit waarbij deze maatregelen geheel of gedeeltelijk worden opgeheven. De procedure van artikel 5, leden 2, 4, 5, 6 en 7, is van toepassing. Om substantieel bewijsmateriaal te verzamelen voor de opheffing van de maatregelen brengt de Rekenkamer via een versnelde procedure een speciaal verslag over de betrokken aangelegenheid uit overeenkomstig artikel 287, lid 4, tweede alinea, VWEU.

Motivering

De opheffing van maatregelen moet vergezeld gaan van degelijk, onpartijdig en tijdig bewijsmateriaal om de uitvoering van de betrokken programma’s zonder onnodige vertragingen te kunnen voortzetten.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 6, lid 3

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

3.   Als maatregelen betreffende de schorsing van de goedkeuring van een of meer programma’s of wijzigingen daarvan als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), punt i) of de schorsing van vastleggingen als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), punt ii) worden opgeheven, worden de bedragen die overeenkomen met de geschorste vastleggingen, opgevoerd op de begroting overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) xx/xx van de Raad (MFF-verordening). Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n +  2 niet opnieuw op de begroting worden opgevoerd.

3.   Als maatregelen betreffende de schorsing van de goedkeuring van een of meer programma’s of wijzigingen daarvan als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), punt i) of de schorsing van vastleggingen als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), punt ii) worden opgeheven, worden de bedragen die overeenkomen met de geschorste vastleggingen, opgevoerd op de begroting overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) xx/xx van de Raad (MFF-verordening). Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n +  3 niet opnieuw op de begroting worden opgevoerd.

Motivering

Deze verhoging creëert meer mogelijkheden om na schorsing vrijgekomen middelen te benutten en zorgt ervoor dat die middelen niet verloren gaan.

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

Algemene opmerkingen

1.

is opgetogen over het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode na 2020 dat, gezien de terugtrekking van het VK uit de EU alsook andere interne en externe uitdagingen, een solide onderhandelingsbasis biedt. Het is ingenomen met het verrichte werk, maar is van mening dat het voorstel verder moet worden ontwikkeld en verfijnd voordat het wordt goedgekeurd, zodat het kan voldoen aan de verwachtingen van de EU-burgers en de behoeften van de lokale en regionale overheden.

2.

Opgemerkt zij dat een duidelijke opvolger voor de Europa 2020-strategie ontbreekt, waardoor de strategische doelstellingen in de afzonderlijke programma’s niet duidelijk genoeg worden omschreven en het hele MFK onvoldoende aan de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling wordt gekoppeld. De Commissie wordt dan ook verzocht om in het kader van de debatten over het MFK-voorstel de strategische doelstellingen van de afzonderlijke EU-beleidsgebieden en de verwachte effecten daarvan te definiëren. Dit vereist een gestructureerde aanpak op nationaal, regionaal en lokaal niveau die duidelijk maakt hoezeer de sterke punten en de maatregelen van gemeenten en regio’s aansluiten op gemeenschappelijke Europese doelstellingen.

3.

Het voorstel van de Commissie is helaas niet ambitieus genoeg, gelet op de discrepantie tussen de verplichtingen die voortvloeien uit de doelstellingen van het Verdrag en de huidige en toekomstige uitdagingen enerzijds en de reikwijdte van het toekomstige MFK anderzijds. Het herhaalt zijn standpunt dat het toekomstige MFK ten minste 1,3 % van het BNI moet bedragen, wat ook het standpunt van het Europees Parlement is.

4.

Het is volgens het Comité onaanvaardbaar dat de financiering van aanvullende prioriteiten ten koste gaat van bestaand beleid met aangetoonde Europese meerwaarde, zoals het cohesiebeleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met name het beleid inzake plattelandsontwikkeling. De voorgestelde bezuinigingen zijn niet de goede manier om te voorzien in financiering voor aanvullende prioriteiten en uitdagingen.

5.

Het is een lovenswaardig voorstel van de Commissie om de regels coherenter te maken en de administratieve rompslomp voor begunstigden en beheersautoriteiten drastisch te verminderen teneinde de deelname aan EU-programma’s te vergemakkelijken en de uitvoering ervan te versnellen.

6.

De voorgestelde bezuinigingen zijn niet de goede manier om te voorzien in financiering voor nieuwe prioriteiten en uitdagingen. Het gebrek aan transparantie van de Commissie bij de vergelijking van de bedragen in het huidige en het toekomstige MFK valt te betreuren.

7.

Het Comité neemt nota van de resultaatgerichte benadering van de nieuw voorgestelde structuur van het MFK, dat wil tegemoetkomen aan de behoeften in het veld en een grotere Europese meerwaarde wil bieden. Het is tegen het schrappen van de gemeenschappelijke begrotingslijn voor economische, sociale en territoriale samenhang, waardoor de positie van het cohesiebeleid binnen het MFK verder wordt verzwakt en de weg wordt geëffend voor een mogelijke terugtrekking van ESF+-fondsen uit het cohesiebeleid. Dat zou de synergie en samenhang tussen de verschillende financieringsbronnen die van bijzonder belang zijn voor lokale en regionale overheden verder verminderen.

8.

Het CvdR stelt met bezorgdheid vast dat het voorstel van de Commissie in de richting gaat van een verdere versterking van de programma’s onder direct of indirect beheer, ten nadele van programma’s die onder gedeeld beheer van de Commissie en de lidstaten worden uitgevoerd, wat op de lange termijn de zichtbaarheid van de tenuitvoerlegging van EU-beleid op lokaal en regionaal niveau zal verminderen. De beginselen van partnerschap en multilevel governance moeten volledig worden gerespecteerd en ten uitvoer gelegd om ervoor te zorgen dat lokale en regionale overheden worden betrokken bij alle relevante stappen vanaf de ontwikkeling tot de uitvoering van het EU-beleid.

9.

Het is betreurenswaardig dat de goedkeuring van een achtste EU-milieuactieprogramma (MAP) en het MFK na 2020 niet op elkaar zijn afgestemd. Het besluitvormingsproces voor de toekomstige MAP’s en de duur van de programma’s moeten worden afgestemd op het tijdschema van het MFK, zodat de toegewezen middelen goed aansluiten bij de duurzaamheidsprioriteiten en -doelstellingen.

10.

Het Comité is bezorgd over de onzekerheden in de planning van het MFK ingeval er geen tijdige, duidelijke en krachtige overeenkomst over de terugtrekking van het VK uit de Unie zou zijn.

11.

Het is een lovenswaardig voorstel van de Commissie om nauwere banden tussen de regionale fondsen en het Europees semester tot stand te brengen zolang er een regionaal perspectief aan het Europees semester wordt toegevoegd. Dit is overigens de enige haalbare manier om duidelijke en zinvolle banden tussen de twee tot stand te brengen.

Hervorming van de eigen middelen

12.

Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Commissie om drie nieuwe bronnen van eigen middelen in te voeren maar betreurt dat de Commissie slechts twee aanvullende bronnen uit de voorstellen van de groep op hoog niveau Eigen middelen overneemt, en is van mening dat het voorstel van de Commissie in dit opzicht ambitieuzer had moeten zijn. Het raadt dan ook aan snel verder te gaan met het zoeken naar nieuwe financieringsbronnen.

13.

Het CvdR juicht de inspanningen van de Commissie om de ontvangstenzijde van de begroting te vereenvoudigen toe; dit geldt met name voor het voorstel om alle kortingen in verband met lidstaten geleidelijk af te schaffen en de berekening van de btw te vereenvoudigen.

14.

Het is betreurenswaardig dat de Commissie haar voorstel voor de invoering van nieuwe eigen middelen onvoldoende aan het subsidiariteitsbeginsel heeft getoetst en de mogelijke gevolgen van het voorstel voor de financiële positie van de lokale en regionale overheden niet heeft beoordeeld.

15.

Het voorstel voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting biedt aanzienlijke mogelijkheden om het aandeel van de eigen middelen te vergroten, op voorwaarde dat het verplicht is voor een groot aantal ondernemingen, wat in dit stadium nog niet is vastgesteld. Evenmin is bekend wanneer de inwerkingtreding van deze inkomstenbron kan worden verwacht. Het Comité maakt zich zorgen over de eigen inkomsten uit verpakkingsafval van niet-gerecycleerd plastic, aangezien het een van de belangrijkste doelstellingen van de EU is om dergelijk afval volledig te vermijden, hetgeen zou leiden tot een daling van de inkomsten uit deze bron en aldus tot grotere instabiliteit van de begrotingsinkomsten.

16.

Het voorstel om de vergoeding van de inningskosten van de traditionele eigen middelen door de lidstaten te verlagen valt toe te juichen, maar de Commissie zou nog verder moeten gaan en in plaats van de voorgestelde 10 % moeten eisen dat deze vergoeding op basis van de werkelijke kosten wordt vastgesteld.

Rechtsstaat, flexibiliteit en stabiliteit

17.

Eerbiediging van de rechtsstaat is een conditio sine qua non voor goed financieel bestuur en een doeltreffend gebruik van de EU-begroting. In dit verband is het Comité ingenomen met de toezegging van de Commissie om doeltreffende mechanismen in te voeren om de eerbiediging van de rechtsstaat, de rechtszekerheid in alle lidstaten en een effectieve bestrijding van fraude en corruptie te waarborgen.

18.

Het is het met de Rekenkamer eens dat het voorgestelde mechanisme ter waarborging van de eerbiediging van de rechtsstaat verder gaat dan artikel 7 VEU en sneller ten uitvoer kan worden gelegd.

19.

Het Comité is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om te zorgen voor een vlotte financiering van de eindbegunstigden van de EU, waarbij de lidstaten zich ertoe verbinden hun financiële verplichtingen jegens deze begunstigden na te komen in gevallen waarin mechanismen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie moeten worden geactiveerd; het verwacht van de Commissie dat zij verdere methoden ontwikkelt om de belangen van de eindbegunstigden te beschermen.

20.

De Commissie zou moeten overwegen aanvullende mechanismen in te voeren die de financiële belangen van de Unie behartigen en een gelijkmatiger impact hebben op alle lidstaten, zoals eenmalige boeten.

21.

De stelling van de Europese Rekenkamer indachtig is het Comité van mening dat de bestaande wetgevingsoplossing de Commissie te veel ruimte laat om procedures in te leiden. De Commissie zou dan ook duidelijke criteria moeten vaststellen op basis waarvan kan worden bepaald wat moet worden verstaan onder een algemene tekortkoming van de rechtsstaat die een gezond financieel beheer bedreigt.

22.

De Rekenkamer moet een grotere rol kunnen spelen bij de tenuitvoerlegging van het voorgestelde mechanisme overeenkomstig artikel 287.

23.

Lovenswaardig is het voorstel van de Commissie om de flexibiliteit van het MFK te vergroten, wat er zeker toe zal bijdragen dat nieuwe en onvoorziene uitdagingen tijdig kunnen worden aangepakt. Een flexibeler gebruik van de middelen mag echter niet ten koste gaan van de voorspelbaarheid op lange termijn en de strategische oriëntatie van de programma’s, met name de programma’s die in gedeeld beheer worden uitgevoerd. Daarom zou moeten worden nagegaan of de grotere flexibiliteit in het deel dat betrekking heeft op de grotere bevoegdheden van de EG om middelen te herverdelen, niet in strijd is met de beginselen van subsidiariteit en multilevel governance. Regionale en lokale overheden moeten dan ook bij de besluitvorming worden betrokken als middelen in gedeeld beheer moeten worden herschikt.

Afzonderlijke begrotingslijnen

24.

Het CvdR is ingenomen met het voorstel om meer middelen uit te trekken voor beleidsterreinen die verband houden met belangrijke nieuwe uitdagingen, zoals migratie en grensbeheer, en om een specifieke veiligheids- en defensierubriek in het leven te roepen.

25.

Het steunt de verhoging van het budget voor onderzoek en innovatie, de verdere implementatie en actualisering van het huidige EFSI in het nieuwe InvestEU-fonds, de verhoging van de financiering voor het Erasmus+-programma en de verdere versterking van investeringen in de strijd tegen klimaatverandering op alle EU-beleidsterreinen. Het benadrukt echter nogmaals dat de voorgestelde verhoging niet ten koste mag gaan van de begroting voor het cohesiebeleid en het beleid voor plattelandsontwikkeling.

26.

Het Comité is sterk gekant tegen de voorgestelde verlaging van de begroting met 10 % voor het cohesiebeleid, met name het gedeelte dat betrekking heeft op het cohesiefonds, dat naar verwachting met 45 % zal dalen. Het kan zich evenmin vinden in het voorstel om de begroting voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verlagen, — met name de verlaging met 28 % voor het Elfpo en 13 % voor het EFMZV. Deze aanzienlijke vermindering op gebieden die consequent van Europese toegevoegde waarde getuigen en die het Europees beleid vertegenwoordigen dat het meest zichtbaar is voor de Europese burgers, zou een zeer negatief effect hebben op de groei en ontwikkeling van de Europese regio’s.

27.

Aansluitend bij de in september 2016 te Cork aangenomen verklaring over plattelandsontwikkeling, moet de totale financiële steun van de EU voor plattelandsontwikkeling daarentegen worden verhoogd tot meer dan 5 % van de EU-begroting ten gunste van plattelands- en tussenliggende gebieden, die goed zijn voor meer dan 90 % van het grondgebied, 58 % van de bevolking en 56 % van de werkgelegenheid in de Unie.

28.

De voorgestelde vermindering van de middelen voor het cohesiebeleid zou de verwezenlijking van een van de hoofddoelstellingen van het Verdrag in gevaar brengen, nl. de verwezenlijking van economische, sociale en territoriale samenhang. Als gevolg van een dergelijke aanpak zouden de ongelijkheden tussen de Europese regio’s kunnen toenemen, wat met name minder ontwikkelde regio’s zou treffen en regio’s die met ernstige structurele en demografische nadelen te kampen hebben. In deze benadering wordt ook voorbijgegaan aan de belangrijke bijdrage die het cohesiebeleid al heeft geleverd op gebieden als innovatie, digitalisering en klimaatverandering. Het wijst erop dat een verlaging van het budget voor programma’s voor territoriale samenwerking een bedreiging vormt voor de versterking van de territoriale samenhang en haar belangrijkste mechanismen, zoals EGTS en macroregionale strategieën.

29.

Alhoewel ruim een derde van de EU-burgers in grensregio’s woont en deze regio’s met talrijke territoriale uitdagingen worden geconfronteerd, valt te vrezen dat de begrotingstoewijzing voor grensoverschrijdende samenwerking in reële termen zal afnemen, ondanks de bewezen Europese meerwaarde ervan.

30.

Dit MFK-voorstel heeft uiterst negatieve gevolgen voor de Europese landbouwers en burgers in plattelandsgebieden. Ingeval de voorgestelde vermindering van de middelen voor de tweede pijler wordt goedgekeurd, zal het plattelandsontwikkelingsbeleid zijn taken niet meer kunnen vervullen, met name wat betreft het verkleinen van de verschillen in levensomstandigheden tussen stedelijke en plattelandsgebieden. Voorts moet het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling blijven deel uitmaken van het beheerssysteem in het kader van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen zodat de samenhang tussen de verschillende financieringsbronnen verzekerd blijft en de territoriale dimensie van het GLB kracht wordt bijgezet.

31.

Het voorstel om het budget voor Posei voor de ultraperifere regio’s te verlagen zou moeten worden verworpen, omdat het doel van Posei om als financieel instrument voor rechtstreekse steun aan landbouwers een antwoord te bieden op de specifieke problemen van de landbouw in elke regio zo ondermijnd dreigt te worden.

32.

Het Comité betreurt dat de vastleggingen voor het Europees Sociaal Fonds Plus niet echt zijn verhoogd, ondanks de extra taken die het ESF+ moet uitvoeren, waaronder de integratie van onderdanen van derde landen. Het herinnert eraan dat het Europees Sociaal Fonds (zie CvdR-advies over het ESF+) (1) verankerd moet blijven in het cohesiebeleid, het belangrijkste instrument van de EU voor investeringen in mensen en menselijk kapitaal, het bevorderen van gendergelijkheid en het verbeteren van de levens van miljoenen Europese burgers.

33.

Het is geen goede zaak dat het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) niet in het ESF+ is opgenomen, ondanks de bestaande overlappingen ermee en de betreffende compromissen. De toegevoegde waarde van de door het EFG gefinancierde maatregelen is afhankelijk van de vraag of deze maatregelen zullen worden aangevuld met omschakelings- en herstructureringsprocessen via regionale ontwikkelingsprogramma’s voor de lange termijn, met name anticiperende maatregelen zoals die van het ESF+.

34.

Het is geen voorstander van de invoering van de n+2-regel in plaats van de n+3-regel wat het tijdskader voor het gebruik van de jaarlijkse bedragen betreft. Er bestaat immers een groot risico dat de wetgeving te laat wordt goedgekeurd, waardoor het gebruik van de toegewezen kredieten door de toepassing van de n+2-regel in gevaar kan komen.

35.

Het verwerpt resoluut de voorgestelde oplossingen waarbij de situatie van lokale en regionale overheden in vergelijking met de huidige toestand nog prangender wordt wat betreft de termijn voor de benutting van de jaarlijkse financiële toewijzingen uit de EU-programma’s, de hoogte van de voorfinanciering en met name het eigen aandeel in de cofinanciering van projecten, aangezien veel lokale en regionale overheden niet over de financiële capaciteit beschikken om de noodzakelijke eigen middelen te waarborgen.

36.

De Commissie wordt verzocht om de toewijzingen voor de lidstaten in het kader van het cohesiebeleid te berekenen op basis van de meest recente uitsplitsing naar NUTS 2-regio’s, waarvoor Eurostat de nodige informatie kan verstrekken, teneinde te zorgen voor een betere koppeling tussen sociaaleconomische omstandigheden in NUTS 2-regio’s en de berekening van de nationale toewijzingen.

37.

De Europese Commissie zou bij het moduleren van de medefinancierings- en toewijzingscriteria voor het cohesiebeleid rekening moeten houden met andere indicatoren dan het bbp per hoofd van de bevolking, aangezien dit geen nauwkeurige graadmeter is voor het vermogen van een samenleving om problemen zoals demografische veranderingen aan te pakken. Daarom zijn internationale, nationale, lokale en regionale indexen nodig om de vooruitgang buiten het bbp om te meten. Met het oog op de demografische uitdaging zou hierbij aan het volgende gedacht kunnen worden: demografische ontwikkeling van de bevolking (intensief en voortdurend verlies), territoriale spreiding, vergrijzing, bovenmatige veroudering, emigratie van de jonge en volwassen bevolking en de daaruit voortvloeiende daling van het geboortecijfer.

38.

Het Comité verwerpt de verlaging van de financiële middelen voor vervoersinfrastructuur in het kader van de Connecting Europe Facility, met name gelet op de ongegronde verlaging van de middelen voor het cohesiefonds, aangezien dit voorstel niet gerechtvaardigd is met het oog op de doelstellingen en behoeften om milieuvriendelijke, veilige en goed verbonden vervoerssystemen te waarborgen.

39.

De begroting die voor het nieuwe instrument „Europese Investeringsstabilisatiefunctie” wordt voorgesteld in de vorm van een begrotingslijn binnen de EU-begroting die maximaal 30 miljard euro aan leningen mogelijk maakt om adequaat te kunnen reageren op nieuwe economische en financiële marktschokken die van invloed kunnen zijn op de lidstaten die deel uitmaken van de eurozone alsook de landen die deelnamen aan het Europees wisselkoersmechanisme (WKM II), is te beperkt. Het stelt daarom voor het budget hiervoor aanzienlijk te verhogen om het investeringspotentieel van de EU te beschermen en het niet in de EU-begroting op te nemen.

40.

Het Comité is bezorgd over het voorgestelde steunprogramma voor structurele hervormingen. Aangezien het voorstel gebaseerd is op artikel 175 van het Verdrag, dat betrekking heeft op cohesie, moet het programma beperkt blijven tot hervormingen die de economische, sociale en territoriale cohesie versterken en een Europese toegevoegde waarde hebben. Het programma moet ook passen in het kader van een nieuwe EU-ontwikkelingsstrategie voor de lange termijn die de Europa 2020-strategie opvolgt en rond de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling is opgebouwd. Voorts moeten dezelfde eisen gelden als voor de structuur- en investeringsfondsen wat betreft partnerschap en betrokkenheid van de lokale en regionale overheden in het planningsproces en de tenuitvoerlegging van de hervorming. Ten slotte verzet het Comité zich tegen de mogelijkheid waarin de kaderverordening inzake de structuur- en investeringsfondsen voorziet om tot 5 % van de middelen over te hevelen naar EU-fondsen en financiële instrumenten die geen verband houden met de cohesiedoelstellingen en die bovendien meestal rechtstreeks worden beheerd zonder dat de lokale en regionale overheden erbij worden betrokken.

41.

Bezuinigingen op het cohesiebeleid, het beleid voor plattelandsontwikkeling en het GLB zullen aanzienlijke negatieve gevolgen hebben voor het bereiken van territoriale cohesie en de verwezenlijking van de milieubeschermingsdoelstellingen. Ondanks de verhoging van het LIFE-budget met nagenoeg 60 % zijn de vooruitzichten wat betreft het totale budget voor klimaatbeleid en energietransitie slechter dan thans het geval is. In plaats van het aanzienlijke potentieel van de landbouw en met name het cohesiebeleid te benutten om investeringen te stimuleren die positieve effecten hebben op het milieu en de strijd tegen de klimaatverandering, plaatst dit MFK-voorstel, door de financiering voor cohesie en landbouw te verlagen, de verwezenlijking van de EU-milieudoelstellingen op de helling.

42.

Het Comité neemt nota van het voorstel om de financiering van het LIFE-programma te verhogen (zie CvdR-advies over het LIFE-programma) (2), dat voor de lokale en regionale overheden van cruciaal belang is om hen te helpen bij de bestrijding van het verlies aan biodiversiteit, de ontwikkeling van groene infrastructuur en de bevordering van duurzaamheid. Het betreurt echter dat de voorgestelde verhoging gedeeltelijk wordt ondermijnd door de opname van maatregelen die voorheen door Horizon 2020 voor de overgang naar schone energie werden gefinancierd. De totale financiering van het LIFE-programma moet dan ook met het overeenkomstige bedrag worden verhoogd. Voorts moet voor de maatregelen voor capaciteitsopbouw ter bevordering van de energietransitie hetzelfde medefinancieringspercentage als in het programma Horizon 2020 worden gehandhaafd.

43.

Het streven om met 25 % van de EU-begrotingsuitgaven bij te dragen aan de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen, zal niet volstaan om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te bereiken. Voor de volgende financieringsperiode moet worden gestreefd naar een mogelijke verhoging met meer dan 30 % van het deel van de uitgaven die bijdragen aan het koolstofarm maken van energie, industrie en vervoer en naar de transitie naar een circulaire economie.

44.

Het besluit om de kredieten voor Horizon Europe te verhogen ten opzichte van het huidige bedrag valt toe te juichen. Tevens moet een kader worden vastgesteld voor de mogelijkheid om middelen van andere instrumenten in het kader van het MFK over te dragen naar Horizon Europe, met inachtneming van met name de vrijheid van initiatief van de betrokken beheersautoriteit, een gezamenlijke opbouw van de aldus medegefinancierde acties en een terugkeer van de middelen naar het grondgebied van de beheersautoriteit.

45.

De invoering van een specifieke begrotingslijn voor migratie en grensbeheer en de aanzienlijke verhoging van de middelen op deze gebieden zijn een goede zaak. Het Comité betreurt dat veel meer nadruk wordt gelegd op grensbeveiliging dan op andere migratiegerelateerde kwesties, zoals het waarborgen van bescherming en asiel voor migranten, steun voor legale migratie en integratie-inspanningen. Het CvdR vraagt dan ook dat de financiële middelen van het Fonds voor asiel en migratie (zie CvdR-advies over het Fonds voor asiel en migratie (3)) met hetzelfde percentage (240 %) worden verhoogd als die voor de bescherming van de buitengrenzen, om ervoor te zorgen dat deze middelen toereikend zijn om een adequaat antwoord te bieden op de uitdagingen inzake integratie.

46.

Het gebrek aan ambitie waarvan het totaalbedrag van het meerjarig financieel kader getuigt, zorgt voor een nog verdere beperking van de beleidsruimte van de Unie op dit gebied dat essentieel is voor haar politieke, veiligheids- en sociale stabiliteit. Dit is van bijzonder belang voor de lokale en regionale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor veel van deze maatregelen. In dit verband moeten bijgevolg ook de financiële middelen van het Europees Sociaal Fonds (ESF+), dat maatregelen voor de integratie van migranten op lange termijn zou moeten financieren, worden verhoogd om deze nieuwe taak te kunnen vervullen.

47.

Het nieuwe programma „Rechten en waarden”, dat betrekking heeft op de bescherming van de fundamentele rechten en waarden van de EU en een actief Europees burgerschap moet bevorderen, is van groot belang voor de lokale en regionale overheden op deze gebieden. Daarom wordt voorgesteld de algemene basis van dit programma te verbreden om de enorme uitdagingen in dit verband het hoofd te kunnen bieden.

48.

Het CvdR steunt de vereenvoudiging van de instrumenten voor extern optreden en de algemene begroting daarvoor, waardoor het buitenlands en ontwikkelingsbeleid van de EU effectiever en efficiënter zou moeten worden. In dit verband onderstreept het de belangrijke rol van de lokale en regionale overheden bij de versterking van de samenwerking met buurlanden en derde landen op een aantal gebieden, en bij de verwezenlijking van Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling in haar geheel. Met deze rol moet in het MFK uitdrukkelijker rekening worden gehouden, bij voorkeur via rechtstreeks toegewezen begrotingsmiddelen.

49.

Een sterk, efficiënt en kwalitatief hoogstaand Europees openbaar bestuur is onontbeerlijk voor de uitvoering van het beleid van de Unie alsook om het vertrouwen in de meerwaarde van de EU te herstellen en de dialoog met de burgers op alle niveaus te versterken. De instellingen die door democratisch gekozen leden worden gevormd spelen in dit verband een belangrijke rol.

50.

Het Comité roept alle EU-organen op om snel overeenstemming te bereiken over het volgende meerjarig financieel kader, zodat de EU-programma’s tijdig kunnen worden goedgekeurd vóór de start van het volgende MFK.

Brussel, 9 oktober 2018.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Karl-Heinz LAMBERTZ


(1)  CvdR-advies 3597/2018, nog niet goedgekeurd.

(2)  CvdR-advies 3653/2018.

(3)  CvdR-advies 4007/2018.