5.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 228/68


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over leren over de Europese Unie

(verkennend advies op verzoek van het Roemeense voorzitterschap)

(2019/C 228/09)

Rapporteur: Tatjana BABRAUSKIENĖ

Corapporteur: Pavel TRANTINA

Verzoek van het Roemeense voorzitterschap van de Raad

Brief d.d. 20.9.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Verkennend advies

Besluit van het bureau

16.10.2018

Bevoegde afdeling

Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

Goedkeuring door de afdeling

6.3.2019

Goedkeuring door de voltallige vergadering

21.3.2019

Zitting nr.

542

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

164/2/1

1.   Conclusies en aanbevelingen

Het EESC:

1.1.

is ervan overtuigd dat de vitaliteit van de EU grotendeels afhangt van een sterke Europese identiteit en de vraag of burgers zich kunnen identificeren met de EU terwijl ze ook hun eigen nationale identiteit behouden. Voorts is het van mening dat het succes van Europa gebaseerd is op zijn waarden, verdraagzaamheid en gehechtheid aan diversiteit van culturen, religies en erfgoed. Het is dan ook van belang de burgers meer kennis en begrip bij te brengen over de geschiedenis en cultuur, de fundamentele waarden en rechten, de kernbeginselen en belangrijkste besluiten, alsook de besluitvormingsprocessen binnen de EU. Tevens is het belangrijk om te pleiten voor wereldburgerschap en om de rol van de EU als wereldspeler te verdedigen.

1.2.

Het EESC benadrukt dat holistisch onderwijs, opleiding en levenslang leren een belangrijke rol spelen bij het versterken van de Europese identiteit, het saamhorigheidsgevoel en de verantwoordelijkheidszin van EU-burgers, teneinde hen tot actieve deelname aan de besluitvorming over de EU aan te zetten. Een en ander draagt bij aan vrede, veiligheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat, solidariteit en wederzijds respect, duurzame economische groei en sociale inclusie en billijkheid. Tegelijk wordt zo de culturele diversiteit in acht genomen en verrijkt. De doelstellingen van de EU-integratie, alsook de voordelen en nadelen ervan moeten op zowel het niveau van de lidstaten als dat van de EU kordaat en resoluut worden aangepakt.

1.3.

Overal en voortdurend voltrekt zich een actief en passief leerproces. Leren over de EU is daarom niet alleen een taak binnen het formele onderwijs en evenmin alleen op jongeren gericht. Zowel „levensbreed” als „levenslang” leren moet worden ondersteund; daarbij moet speciale aandacht worden besteed aan oudere generaties, via middelen om informatie te verstrekken die zijn afgestemd op hun manier van leren.

De EU-instellingen en het EU-beleid

1.4.

Het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten moet ten uitvoer worden gelegd om iedereen in Europa het recht te geven op kwaliteitsvol en inclusief onderwijs, opleiding en levenslang leren.

1.5.

Het EESC stelt voor om, als onderdeel van basisvaardigheden en -competenties wat met name kennis over de EU betreft, meer aandacht te schenken aan voorlichting over de EU en de EU-identiteit in al haar verscheidenheid, en zo een reeks leerresultaten op dit gebied te definiëren (minimale kennis, vaardigheden en attitudes m.b.t. de EU). In dit verband is er behoefte aan betere gegevens over de stand van zaken in de lidstaten en dringt het EESC er bij de Commissie op aan om haar studie over dit onderwerp bij te werken.

1.6.

Leren over de EU moet worden bevorderd via strategische beleidsacties die op nationaal en EU-niveau moeten worden opgezet om het identiteitsgevoel en het gevoel deel uit te maken van de EU te versterken, en om aan te tonen welke concrete voordelen burgers uit het EU-lidmaatschap kunnen halen. Ook is het van belang dat de lidstaten de Aanbeveling van de Raad inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden (1) en de Verklaring van Parijs van 2015 (2) naar behoren ten uitvoer leggen.

1.7.

De toekomstige verhoging van het Erasmus+-budget (2021-2027) moet ervoor zorgen dat burgers meer het gevoel krijgen van de EU deel uit te maken door leermobiliteit voor iedereen te waarborgen, met name voor mensen met verschillende sociaal-economische achtergronden. In alle toekomstige projecten moet de nadruk worden gelegd op leren over de EU, het ontwikkelen van een Europese identiteit, het ondersteunen van intergenerationeel leren over de EU, taalonderwijs voor alle leeftijdsgroepen en civiele dialoog voor volwassenen.

1.8.

Het EESC is verheugd over het 30-jarig bestaan van de Jean Monnet-activiteiten in het kader van Erasmus+ om excellentie in onderwijs en onderzoek m.b.t. EU-studies wereldwijd te bevorderen en dringt erop aan dat het programmabudget wordt verhoogd en uitgebreid naar alle onderwijssectoren teneinde de voorlichting over de EU te verbeteren en het democratisch burgerschap te versterken.

1.9.

Informatie over de EU moet via de informatie-, communicatie- en onderwijsstrategieën van de EU en de lidstaten beter met EU-burgers worden uitgewisseld. Daarnaast moet ook een commissaris voor communicatie worden aangesteld.

1.10.

Het EESC is van mening dat de Europese en nationale publieke media, met inbegrip van het Euronews-kanaal, een strategische rol moeten spelen bij het informeren van de burgers over de EU-verwezenlijkingen. De EU-voorlichtingsbureaus in de lidstaten, alsook de leden en andere vertegenwoordigers van het EP, de EESC-leden en andere beleidsmakers die actief zijn op Europees gebied, kunnen eveneens een actieve rol spelen in de ondersteuning van het ontwikkelingsproces van een EU-identiteit op nationaal niveau.

1.11.

Er zou een beleidsstrategie op EU-niveau moeten komen, met inachtneming van de nationale bevoegdheid inzake onderwijs, om aanbevelingen over samenwerking (bijv. via de open coördinatiemethode of via een groep op hoog niveau) tussen de lidstaten voor te stellen, alsook om aan te sporen tot initiatieven binnen onderwijsstelsels, en tot acties op nationaal en lokaal niveau met het oog op voorlichting over de EU en de opbouw van een Europese identiteit, in nauwe samenwerking met sociale partners en alle relevante belanghebbenden. Een en ander moet worden ondersteund aan de hand van bijgewerkte studies waarin de situatie van het leren over de EU in kaart wordt gebracht.

1.12.

Leren over de EU en de opbouw van de EU-identiteit zouden moeten worden opgenomen in de EU2030-strategie en het strategisch kader ET2030 alsook in het Europees semester (onder de desbetreffende landenspecifieke aanbevelingen), mits nauwkeurige systematische informatie voorhanden is.

1.13.

Er moet een centraal toegankelijk platform worden opgericht en bevorderd, dat verschillende bestaande initiatieven en portaalsites aan elkaar koppelt, met leer- en lesmateriaal over de EU en de opbouw van de EU-identiteit in verschillende EU-talen voor onderwijsinstellingen en individuele studenten, met specifieke aandacht voor de fundamentele waarden van de EU, democratie, deelname aan democratische besluitvorming, verdraagzaamheid en wederzijds begrip.

Initiatieven op het niveau van de lidstaten

1.14.

Het EESC beveelt aan nationale strategieën te ontwikkelen om voorlichting over de waarden van de EU, haar geschiedenis, verwezenlijkingen en huidige ontwikkelingen op te nemen in de lesprogramma’s van alle onderwijssectoren, zonder de belangrijke rol van informeel en niet-formeel leren over het hoofd te zien.

1.15.

Leren over de EU moet transversaal in het schoolonderwijs worden opgenomen als een integraal onderdeel van alle vakken. Bij onderwijs over burgerschap, geschiedenis, aardrijkskunde en economie moeten het EU-burgerschap en de voordelen ervan centraal staan.

1.16.

Voorlichting over de EU moet in de initiële opleiding en de bij- en nascholing van alle leerkrachten worden opgenomen en de lidstaten moeten kwaliteitsvolle permanente professionele ontwikkeling van leerkrachten op dit gebied ondersteunen. Deze opleiding moet o.a. betrekking hebben op de door de Raad van Europa vastgestelde competenties voor een democratische cultuur (3).

1.17.

Het EESC stelt voor initiatieven te ontwikkelen om internationale mobiliteit en het leren van vreemde talen voor alle leerkrachten aan te moedigen en te ondersteunen en een Europese prijs/Europees label te ontwikkelen voor onderwijs over de EU en de EU-identiteitsvorming, voor zowel scholen als individuele personen.

1.18.

Belanghebbenden, met inbegrip van vakbonden, werkgeversorganisaties en bedrijven, en andere maatschappelijke organisaties die actief zijn in de onderwijs- en opleidingssector of in jeugd- en volwassenenwerk, zoals scouts en jeugd- en studentenorganisaties, leraren-, vak- en ouderverenigingen, moeten worden aangemoedigd en doeltreffend worden ondersteund zodat zij hun activiteiten op het gebied van leren en onderwijzen over de EU kunnen opvoeren.

1.19.

De lidstaten moeten partnerschappen tussen aanbieders van formeel en niet-formeel onderwijs (d.w.z. scholen en jeugdorganisaties en/of universiteiten en lokale organisaties) aanmoedigen om onderwijs over de EU en burgerschap in het algemeen te verstrekken. In dit verband zou het EESC graag zien dat jongerenorganisaties betrokken worden bij de vaststelling van onderwijsprogramma’s en de wijze waarop burgerschapseducatie moet worden verstrekt.

1.20.

Het EESC wijst op de ambitie van de Schumanverklaring die Robert Schuman op 9 mei 1950 heeft afgelegd, namelijk dat „de vereniging van Europa […] niet ineens [kan] worden verwezenlijkt noch door een allesomvattende schepping tot stand [kan] worden gebracht: het verenigd Europa zal moeten worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij […] solidariteit als uitgangspunt zal moeten worden genomen” (4). Het EESC stelt voor de Dag van Europa (9 mei) of zelfs een afzonderlijke Europese educatiedag in alle lidstaten te vieren en aan te grijpen als een gelegenheid om in scholen en lokale gemeenschappen EU-gerelateerde activiteiten te plannen.

2.   Achtergrond

2.1.

De verantwoordelijkheid voor onderwijs en cultuurbeleid ligt in eerste instantie bij de lidstaten. In de loop der jaren heeft de EU echter een belangrijke aanvullende rol gespeeld. Alle lidstaten hebben er belang bij om het volledige potentieel van onderwijs en cultuur te benutten als drijvende kracht achter het scheppen van werkgelegenheid, economische groei en sociale rechtvaardigheid, alsook als middel om kennis te maken met de Europese identiteit in al haar diversiteit.

2.2.

Het EESC acht het van essentieel belang dat het Europese project dichter bij de mensen wordt gebracht door hun meer kennis bij te brengen van de geschiedenis, de verwezenlijkingen en het belang van de EU in het licht van de geschiedenis van Europa en de positieve gevolgen voor het leven van alledag. Het benadrukt dat de fundamentele waarden van de EU moeten worden begrepen en bevorderd, aangezien zij cruciaal zijn voor wederzijds begrip, vreedzaam samenleven, verdraagzaamheid en solidariteit, alsook voor het begrijpen van de kernbeginselen van de EU.

2.3.

60 jaar na het Verdrag van Rome hebben de EU-burgers hun EU-identiteit nog altijd niet volledig vormgegeven. Momenteel voelt 93 % van de EU-burgers zich verbonden met zijn land, waarvan 57 % zeer verbonden, terwijl 89 % zich verbonden voelt met zijn stad/dorp/gemeente. Slechts 56 % van de respondenten zegt zich verbonden te voelen met de EU, en slechts 14 % „zeer verbonden” (5). Deze cijfers zijn belangrijk in het licht van de komende EP-verkiezingen en de discussies over de toekomst van Europa.

2.4.

De opkomst bij de laatste EP-verkiezingen (2014) was opnieuw het hoogst bij de 55+-kiezers (opkomstgraad van 51 %), terwijl in de leeftijdsgroep van 18 tot 24 jaar slechts 28 % deelnam. Deelname is ook nauw verbonden met de sociaal-economische status (6) van de betrokkenen. Het gebrek aan kritische mediageletterdheid en de verspreiding van nepnieuws en desinformatie werken het wantrouwen in democratische instellingen en in de EU in de hand. Betere voorlichting over de EU en democratisch burgerschap zouden een en ander kunnen verhelpen maar dit is niet alleen een opgave voor het formele initiële onderwijs.

2.5.

Het EESC herinnert eraan dat studies (7) en onderzoek (8) wijzen op een grote kloof tussen beleid en praktijk op het gebied van burgerschapseducatie en dat er in bijna de helft van de lidstaten nog steeds geen regelgeving of aanbevelingen voorhanden zijn m.b.t. burgerschapseducatie in de initiële lerarenopleiding. Hoewel burgerschap is opgenomen in de bij- en nascholing van leraren, is dat niet het geval bij schoolhoofden.

2.6.

Een ander punt van zorg is de ongelijkheid in de burgerschapseducatie in de verschillende onderwijssectoren. Zo wordt er op scholen in het initiële beroepsonderwijs en -opleiding minder aan burgerschapseducatie gedaan dan in het algemeen onderwijs. Zo zijn er in die onderwijssector minder lesprogramma’s over burgerschap, is er minder lesmateriaal voor leraren en worden er minder aanbevelingen gedaan met het oog op deelname van studenten aan schoolraden of oudervertegenwoordiging in schoolbesturen.

2.7.

Leren over de EU moet ook betrekking hebben op onderwijs over democratie (met inbegrip van participatie, democratische politiek en democratische samenleving) en verdraagzaamheid (met inbegrip van interpersoonlijke relaties, verdraagzaamheid tegenover verschillende sociale en culturele groepen en een inclusieve samenleving).

2.8.

Burgerschapseducatie in het algemeen moet een dynamisch leerproces (9) zijn dat is aangepast aan de context en aan elke leerling, en moet worden aangestuurd door waarden. Doel moet zijn leerlingen, voornamelijk jongeren, de kennis en het inzicht, de vaardigheden en de attitudes bij te brengen die ze niet alleen nodig hebben om hun rechten uit te oefenen, maar ook om bij te dragen aan hun gemeenschap en samenleving, en om, met de toekomstige generaties in gedachten, empathie te tonen en zorgzaam te werk te gaan. De moderne interpretatie van burgerschapseducatie is langzaam maar zeker verschoven van de traditionele opvatting van het louter overdragen van „kennis en begrip van formele instellingen en processen van het maatschappelijk leven (zoals stemmen bij verkiezingen)” naar een breder begrip dat participatie aan en betrokkenheid bij zowel de burgermaatschappij als het maatschappelijk middenveld omvat, alsook de bredere waaier van manieren waarop burgers in interactie treden met hun gemeenschappen (met inbegrip van scholen) en samenlevingen, en deze vormgeven.

2.9.

Wil EU-burgerschap verder gaan dan het huidige juridische concept in enge zin, en wil het voortbouwen op de idee van wat het betekent om in heel Europa Europeaan te zijn, dan heeft onze aanpak van burgerschapseducatie een duidelijke Europese dimensie nodig. Aldus kan een rijkere, meer politiek gerichte opvatting van het EU-burgerschap worden ontwikkeld, wat van cruciaal belang zal zijn als de EU meer betrokkenheid en acceptatie van burgers beoogt, of meer steun wil voor de EU als een sociale en politieke — en niet alleen een economische — unie.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het is van het grootste belang dat mensen leren en zich bewust zijn van hun rol en mogelijkheden voor deelname aan het democratisch besluitvormingsproces op lokaal, nationaal en EU-niveau en dat zij institutioneel leiderschap begrijpen. Holistisch onderwijs, opleiding en levenslang leren, met bijzondere aandacht voor democratisch burgerschap, gezamenlijke Europese waarden en een Europese identiteit, kunnen aanzienlijk bijdragen aan vrede, veiligheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat, solidariteit en wederzijds respect, duurzame groei en sociale inclusie en billijkheid. Tevens leidt dit tot respect voor en een verrijking van de culturele diversiteit en een stimulering van het gevoel bij de EU te horen.

3.2.

Het EESC juicht het in zijn advies over de Europese onderwijsruimte (2018) (10) toe dat het initiatief meer inclusiviteit in de toekomstige onderwijsstelsels voorstelt en onderstreept dat leren over de EU, democratische waarden, verdraagzaamheid en burgerschap, mede in het kader van de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten, als een recht voor iedereen moet worden beschouwd. Dit initiatief moet toegankelijk zijn voor iedereen en bijzondere aandacht schenken aan kansarme groepen (11), zodat alle burgers kunnen begrijpen hoe zij aan de democratie kunnen deelnemen. Het is belangrijk dat de lidstaten de Aanbeveling van de Raad inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden (12) ten uitvoer leggen.

3.3.

In veel lidstaten staat de volledige tenuitvoerlegging van de nieuwe Aanbeveling van de Raad inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (2018) (13) nog niet op de politieke agenda en is het van belang dat de voorlichting over de EU, haar concrete voordelen, democratische waarden, verdraagzaamheid en actief burgerschap wordt verbeterd als onderdeel van geletterdheid, meertaligheid, persoonlijke, sociale en burgerschapscompetenties, cultureel bewustzijn en persoonlijke expressie.

3.4.

In zijn advies (14) over het toekomstige Erasmus+-programma 2021-2027 erkent het EESC dat het vorige Erasmus+-programma (2014-2021) onderwijs en opleiding op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau aanzienlijk heeft ondersteund, mensen het gevoel heeft gegeven van de EU deel uit te maken (de „Europese identiteit” in al haar diversiteit) en wederzijds begrip, democratisch burgerschap en Europese integratie heeft bevorderd. Het nieuwe Erasmus+-programma is essentieel om deze processen kracht bij te zetten: om inclusiviteit en gemeenschappelijke Europese waarden te ondersteunen, sociale integratie te bevorderen, intercultureel begrip te vergroten en radicalisering te voorkomen door mensen van alle leeftijden te betrekken bij democratische processen, die steunen op leermobiliteit en samenwerking tussen Europese burgers, onderwijs- en opleidingsinstellingen, organisaties, stakeholders en lidstaten, die allemaal van het allergrootste belang zijn voor de toekomst van de EU.

3.5.

Het EESC is ingenomen met de inspanningen in het kader van de Jean Monnet-activiteiten onder Erasmus+ om excellentie in onderwijs en onderzoek op het gebied van EU-studies wereldwijd te bevorderen. Het betreurt dat het voorgestelde budget voor dit programma nog steeds ontoereikend is. Aangezien het programma tot nu toe alleen betrekking had op universiteiten, zou het EESC graag zien dat het budget wordt verhoogd en dat het programma wordt uitgebreid tot alle onderwijssectoren en leeftijdsgroepen om de voorlichting over de EU te verbeteren en het democratisch burgerschap te versterken.

3.6.

Het EESC onderstreept het belang van de uitvoering van de Verklaring van Parijs (15) die de EU-leiders in maart 2015 hebben ondertekend, en herinnert eraan dat er in alle leervormen werk moet worden gemaakt van kritisch denken en mediageletterdheid, sociale en burgerschapscompetenties, intercultureel begrip en bestrijding van discriminatie.

4.   Specifieke opmerkingen over formeel onderwijs

4.1.

Het EESC herhaalt dat het van belang is om iedereen via scholen en gemeenschappen via levenslang leren kansen te bieden om democratisch betrokken burgers te worden. Er kan sprake zijn van een inclusief onderwijsbeleid als de nationale en Europese media en nationale beleidstendensen dit ondersteunen en goede voorbeelden van democratie en verdraagzaamheid aanreiken. Daarbij gaat er o.a. om het recht op participatie te vrijwaren, sociaal partnerschap en dialoog met het maatschappelijk middenveld te ondersteunen, vrijheid van meningsuiting te bevorderen, nepnieuws tegen te gaan, inclusief op te treden met respect voor culturele diversiteit binnen en buiten de grenzen, naar gelijkheid voor iedereen te streven, en steun te bieden aan migranten, vluchtelingen en minderheden, zodat zij actieve burgers van de EU en de lidstaten kunnen worden zonder dat ze hun culturele identiteit moeten opgeven.

4.2.

Voorlichting over de EU, democratische waarden, verdraagzaamheid en burgerschap maar ook over de rol van de EU in de wereld moet een transversaal onderwerp zijn op scholen dat wordt onderwezen in alle vakken en via alle projecten, en niet alleen in specifieke lessen zoals geschiedenis of burgerschap. Aan lerenden moeten voorbeelden worden gegeven van actieve deelname aan sociale activiteiten en vrijwilligerswerk, door vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en vakbonden en het bedrijfsleven uit te nodigen om hun activiteiten te komen voorstellen. Studenten moeten worden aangemoedigd om deel te nemen aan democratische besluitvormingsprocessen op lokaal, nationaal en EU-niveau. Daarnaast moeten schoolhoofden en leerkrachten een op samenwerking gebaseerde democratische schoolcultuur creëren met deelname van schoolbesturen en betrokkenheid van ouders en leerlingen bij de besluitvorming, en moeten zij zorgen voor collegiaal bestuur.

4.3.

Het EESC onderstreept het belang van regelgeving of aanbevelingen over de ontwikkeling van de competenties van leerkrachten inzake burgerschapseducatie via de initiële lerarenopleiding in alle lidstaten, maar ook via de bij- en nascholing van leerkrachten en schoolhoofden (16).

4.4.

Er moet een centraal toegankelijk platform worden opgericht en gepromoot, dat verschillende bestaande initiatieven en portaalsites (17) aan elkaar koppelt, met leer- en lesmateriaal over de EU en de opbouw van de EU-identiteit, in verschillende EU-talen voor onderwijsinstellingen en individuele studenten, met specifieke aandacht voor de fundamentele waarden van de EU, democratie, deelname aan democratische besluitvorming, verdraagzaamheid en wederzijds begrip. Onderwijs- en opleidingsmateriaal (18) dat dankzij verschillende door de EU gefinancierde projecten tot stand is gekomen, moet voor iedereen beschikbaar zijn, beter bekend worden gemaakt en worden gebruikt in scholen en voor andere activiteiten die gericht zijn op voorlichting over de EU.

5.   Specifieke opmerkingen over niet-formeel onderwijs

5.1.

Volgens het EESC is burgerschapseducatie onderdeel van een „levenslang” en „levensbreed” beleids- en praktijkkader. Een holistische benadering van burgerschapseducatie vereist de betrokkenheid van aanbieders van zowel formeel als niet-formeel onderwijs, die elkaar aanvullen op het gebied van inhoud en focus van hun onderwijsprogramma’s, pedagogische benadering en verschillende mogelijke ervaringen met participatie.

5.2.

Een breed scala van leerprogramma’s die worden aangeboden in niet-formele leeromgevingen, zijn gericht op burgerschapseducatie. Dat is bijvoorbeeld het geval in jongerenorganisaties, waar educatief werk wordt ontwikkeld rond een participatief proces dat actief burgerschap bevordert en de horizon van jongeren verbreedt. Jongerenorganisaties spelen een fundamentele rol als aanbieders van burgerschapseducatie door hun leden en degenen met wie ze samenwerken een ruimte te bieden voor socialisatie, interactie en politieke en sociale actie.

5.3.

Jongerenorganisaties organiseren een breed scala aan programma’s, projecten en activiteiten met betrekking tot burgerschapseducatie, vaak met een Europese dimensie. Zij verschillen naargelang van het mandaat en de doelgroep van de organisatie en omvatten bijv. vrijwilligerswerk en internationale uitwisselingen/evenementen; regelmatige lokale groepsbijeenkomsten/-activiteiten; uitwisselingen via scholen en gastgezinprogramma’s; simulaties van beraadslagingen bij EU-instellingen; nepverkiezingen enz.

5.4.

Door de complementaire aard van formeel en niet-formeel onderwijs is het belangrijk om partnerschappen tussen aanbieders van formeel en niet-formeel onderwijs te bevorderen, zodat er meer praktische en concrete ervaring kan worden opgedaan met het uitoefenen van democratie. Studenten- en jongerenorganisaties moeten centraal staan in de besluitvorming en moeten de middelen krijgen om feedback- en monitoringmechanismen rechtstreeks te ondersteunen. In dit verband zou het EESC graag zien dat jongeren betrokken worden bij besluitvormingsorganen die belast zijn met de vaststelling van onderwijsprogramma’s en de wijze waarop burgerschapseducatie moet worden verstrekt.

6.   Specifieke opmerkingen over informeel leren

6.1.

Het EESC is zich ervan bewust dat veel informatie over de EU kan worden verworven via informeel leren — via media, discussies onder gelijken enz. Er moeten een gecoördineerde inspanning en concrete maatregelen komen die leiden tot volledige „EU-geletterdheid” van alle burgers van alle leeftijden, zodat iedereen een minimum aan noodzakelijke kennis over de EU kan verwerven. Een en ander heeft, naast andere aspecten, ook betrekking op bewustwording van de onderlinge afhankelijkheid van EU-lidstaten op sociaal en economisch gebied, en derhalve van de behoefte aan een veerkrachtige Europese samenleving die getuigt van een groter gezamenlijk economisch concurrentievermogen.

6.2.

Het EESC verzoekt om betere informatie-uitwisseling over de EU met EU-burgers via de informatie-, communicatie- en onderwijsstrategieën van de EU en de lidstaten en herinnert eraan dat de Europese Commissie werk moet maken van deze agenda, alsook van een eventuele nieuwe aanstelling van een commissaris voor communicatie.

6.3.

De Europese en pro-Europese nationale publieke media, met inbegrip van het Euronews-kanaal, moeten een strategische rol spelen bij het verstrekken van correcte informatie over de EU. De EU-voorlichtingsbureaus in de lidstaten moeten, met de steun van leden en andere vertegenwoordigers van het EP, actieve deelname van EESC-leden en andere beleidsmakers die actief zijn op Europees gebied, een actieve rol spelen bij de versterking van de EU-identiteit.

6.4.

Gezien het succes van het Erasmus+-programma moet er volgens het EESC op communicatiegebied het nodige worden gedaan om de rol van educatie en informatie te bevorderen teneinde het verhaal van de EU-vredesopbouw voort te zetten, leren tussen ngo’s binnen en buiten de EU te faciliteren en een „White Dove”-keurmerk voor EU-vredesprojecten in het leven te roepen om de zichtbaarheid van deze projecten binnen en buiten de EU te vergroten.

6.5.

Huidige Erasmus+-studenten moeten worden aangemoedigd om de ervaringen die zij in het buitenland hebben opgedaan, te gebruiken om als ambassadeurs van de EU op te treden voor hun leeftijdsgenoten en om jongeren te informeren over Europa, over intercultureel leren en over hun ervaringen met een andere cultuur.

6.6.

Het EESC vestigt de aandacht op zijn eigen projecten, zoals Your Europe, Your Say (YEYS(19), het jaarlijkse jongerenevenement van het EESC. In het kader van dit initiatief komen elk jaar leerlingen van 16-18 jaar uit alle EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten voor twee dagen naar Brussel om kennis op te doen over de EU en samen ideeën uit te werken en resoluties op te stellen die vervolgens worden voorgelegd aan de instellingen van de EU.

Brussel, 21 maart 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  Aanbeveling van de Raad (2018/C 195/01) (PB C 195 van 7.6.2018, blz. 1).

(2)  Verklaring van Parijs van 17 maart 2015.

(3)  RvE (2016) „Competenties voor een democratische cultuur”.

(4)  Schumanverklaring

(5)  Europese Commissie, Standaard Eurobarometer 89, voorjaar 2018 — verslag.

(6)  Op basis van persoonlijke interviews met 27 331 personen van 18 jaar en ouder in de 28 EU-lidstaten.

(7)  Verslag van het Europees Parlement over het leren over de EU op school (2015/2138(INI).

(8)  Eurydice, Citizenship Education at School in Europe — 2017.

(9)  Europees Jeugdforum, Inspiring! Youth organisations contribution to citizenship education 2016.

(10)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 136.

(11)  Voor een definitie van „kansarme groepen” zie EIGE.

(12)  Aanbeveling van de Raad (2018/C 195/01).

(13)  Aanbeveling van de Raad (2018/C 189/01) (PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1).

(14)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 194.

(15)  Verklaring van Parijs, 17 maart 2015.

(16)  Joint Statement on Citizenship Education & EU Common Values.

(17)  Zie bijv. eTwinning, Open Education Europe enz.

(18)  Zie bijv.: https://euhrou.cz/.

(19)  https://www.eesc.europa.eu/en/our-work/civil-society-citizens-participation/your-europe-your-say