22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 110/104


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad

(COM(2018) 390 final — 2018/0210 (COD))

(2019/C 110/20)

Rapporteur:

Brian CURTIS (UK-II)

Raadpleging door de Raad

12.7.2018

Raadpleging door het Europees Parlement

2.7.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikelen 175 en 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, en de artikelen 304 en 349 VWEU

 

 

Besluit van het bureau

22.5.2018 (in afwachting van de raadpleging)

 

 

Bevoegde afdeling

Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling

27.11.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

12.12.2018

Zitting nr.

539

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

214/1/3

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is ingenomen met het Commissievoorstel, waarmee de lidstaten een flexibeler systeem wordt geboden dat aansluit bij hun strategische prioriteiten, en waarmee beoogd wordt een duurzaam bedrijfsmodel voor vissers te ondersteunen en het concurrentievermogen van de visserijsector in stand te houden. Het EESC vraagt met name om snelle goedkeuring, een toegankelijker financieringsmechanisme en een proportioneler en geharmoniseerd sanctiesysteem. Het maatschappelijk middenveld en de regionale platforms van belanghebbenden zouden bij iedere fase van het proces moeten worden betrokken, van de opstelling van nationale plannen tot de implementatie en uiteindelijke evaluatie.

1.2.

Het EESC vindt dat het huidige budget voor het EFMZV (6,4 miljard EUR) in stand moet blijven. Dit is nodig om de ingrijpende veranderingen en verbeteringen te kunnen doorvoeren die de EU van de visserijsector heeft gevraagd. Er zij met name op gewezen dat het huidige EFMZV 0,6 % van het MFK voor de periode 2014-2020 vertegenwoordigt, wat betekent dat iedere verlaging van de financiële middelen een verwaarloosbare impact op de totale EU-begroting zal hebben, maar op vele kustregio’s zeer negatief kan uitwerken.

1.3.

Het EESC merkt op dat het Commissievoorstel niet op een gedetailleerde economische en sociale effectbeoordeling is gebaseerd. Deze tekortkoming wordt nog verergerd door het feit dat de visserijsector al meer dan twintig jaar in een crisis verkeert. Daarom dringt het EESC erop aan dat de Europese Commissie (in het bijzonder DG Werkgelegenheid) snel actie onderneemt en dat de sectorgebaseerde sociale dialoog wordt opgestart om vast te stellen wat de meest geschikte maatregelen zijn om de economische en sociale effecten te compenseren.

1.4.

Het EESC wijst erop dat de aquacultuur en de blauwe economie nog lang niet zijn gecompenseerd voor het verlies aan bedrijven en arbeidsplaatsen. Het EESC moedigt de Commissie en de lidstaten aan om een vereenvoudigd mechanisme voor zowel nieuwe aquacultuurprojecten als de modernisering van bestaande tot stand te brengen.

1.5.

Het nieuwe EFMZV zou prioriteit moeten geven aan de sociale dimensie om de maatregelen ter bevordering en ondersteuning van de sociale dialoog, de veiligheid, de arbeidsomstandigheden en capaciteitsopbouw te versterken en te financieren; dit moet de vaardigheden van de werknemers en de generatievernieuwing ten goede komen.

1.6.

Het EESC moedigt de Europese Commissie en de lidstaten aan om krachtiger op te treden door volledige traceerbaarheid van importen af te dwingen, zowel vanuit het perspectief van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij als dat van voedselveiligheid. Bestrijding van alle mogelijke vormen van slavernij en uitbuiting aan boord van vaartuigen of bij de verwerking aan wal moet een hoeksteen vormen van de nieuwe alomvattende EU-strategie voor visserij en oceaangovernance.

1.7.

Het EESC raadt aan om de aanschaf van nieuwe vaartuigen ter vervanging van oude schepen te financieren, mits de vloot in kwestie geen overcapaciteit heeft en de doelsoorten op MDO-niveau (maximale duurzame opbrengst) worden bevist. Deze maatregel zou gepaard moeten gaan met het gebruik van duurzamere en efficiëntere motoren om de CO2-uitstoot te verlagen en de veiligheid van de bemanning te waarborgen.

1.8.

Het EESC adviseert om vast te houden aan de huidige criteria voor het verlenen van financiële steun en compensatie in geval van tijdelijke of definitieve stopzetting van de visserijactiviteit. Het is belangrijk dat zowel vissers als de eigenaars van vissersvaartuigen kunnen profiteren van deze financiële instrumenten.

1.9.

Het EESC onderschrijft het voorstel voor specifieke maatregelen ten gunste van de kleinschalige kustvisserij, die voor het levensonderhoud en het cultureel erfgoed van veel kustgemeenschappen van essentieel belang is. Om een duurzaam bedrijfsmodel voor de kleinschalige visserij te schragen is het echter ook belangrijk om op maat gesneden technische en instandhoudingsmaatregelen vast te stellen daar waar deze visserij op bredere schaal voorkomt (bijv. in het Middellandse Zeegebied). Dergelijke maatregelen zouden moeten worden aangepast aan de verschillende vormen van visvangst en de biologische kenmerken van elke zee. Volgens het EESC zijn doeltreffende gegevensverzameling, controle en handhaving essentiële basisvoorwaarden voor een verantwoord visserijbeheer dat voor grotere sociale en economische voordelen voor vissers en lokale gemeenschappen zorgt.

2.   Inleiding en methodiek

2.1.

Het nieuwe Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) maakt deel uit van het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027. Het EFMZV is een essentieel instrument om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) te helpen verwezenlijken, de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie te bevorderen en de internationale oceaangovernance te versterken, met name in het kader van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.

2.2.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) beschouwt de nieuwe langetermijnbegroting van de EU als een cruciale factor voor duurzame ontwikkeling, groei en cohesie, en meer in het algemeen voor de toekomst van Europa. Om deze reden hangt dit advies nauw samen met alle andere adviezen waarin specifieke fondsen in het kader van het nieuwe MFK 2021-2027 (1) worden geanalyseerd.

3.   Samenvatting van het voorstel

3.1.

Het nieuwe EFMZV 2021-2027 is gericht op vier prioriteiten:

bevorderen van duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;

bijdragen tot de voedselzekerheid door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten;

mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen;

versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

3.2.

De nieuwe EFMZV-begroting bedraagt, in lopende prijzen, 6,14 miljard EUR. De middelen zijn voornamelijk verdeeld tussen gedeeld en direct beheer. 5,31 miljard EUR wordt uitgetrokken voor steun onder gedeeld beheer door de lidstaten en 0,83 miljard EUR voor steun onder direct beheer door de Europese Commissie.

3.3.

Het doel van het Commissievoorstel is om de beperkingen van het EFMZV 2014-2020 op te heffen en om een financieringssysteem tot stand te brengen dat de nieuwe uitdagingen in het kader van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling het hoofd kan bieden. De hoofdpunten van het nieuwe EFMZV worden hieronder toegelicht:

3.3.1.   Vereenvoudiging

Het EFMZV 2014-2020 is gebaseerd op een nauwkeurige omschrijving van de financieringsmogelijkheden en subsidiabiliteitsregels, wat de uitvoering voor de lidstaten en de begunstigden bemoeilijkt heeft. Met het EFMZV 2021-2027 krijgen de lidstaten een breder scala aan mogelijkheden om de steun op hun strategische prioriteiten te richten. Meer in het bijzonder wordt in de verordening een beschrijving gegeven van de verschillende steungebieden in het kader van elke prioriteit, hetgeen een flexibel uitvoeringskader schept. De lidstaten geven bij het opstellen van hun programma de meest geschikte manieren aan om de prioriteiten te bereiken. Met betrekking tot de subsidiabiliteitsregels zullen zij over enige flexibiliteit beschikken.

3.3.2.   Afstemming op andere EU-fondsen

In het nieuwe MFK worden de regels die op alle fondsen van toepassing zijn, opgenomen in een verordening gemeenschappelijke bepalingen. Er zullen met name specifieke synergieën met andere fondsen (EFRO, ESF enz.) worden ontwikkeld.

3.3.3.   Conditionaliteit

In overeenstemming met de Conferentie van de VN inzake duurzame ontwikkeling (Rio+20) en SDG 14 inzake de instandhouding en het duurzame gebruik van oceanen heeft de EU zich ertoe verbonden om een duurzame blauwe economie, de instandhouding van de biologische rijkdommen en het bereiken van een goede milieutoestand te bevorderen, om bepaalde vormen van visserijsubsidies die overcapaciteit en overbevissing in de hand werken te verbieden, om subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij af te schaffen, en om van de invoering van dergelijke subsidies af te zien. Om deze reden bevat de verordening beperkingen en voorwaarden („niet-subsidiabele concrete acties”) om negatieve gevolgen voor de instandhouding van de visbestanden te vermijden.

3.3.4.   Prestatiegerichtheid

De prestaties van de EFMZV-steun worden beoordeeld aan de hand van indicatoren. De lidstaten rapporteren over de vooruitgang in de richting van vastgestelde mijlpalen en streefdoelen. De Commissie evalueert de prestaties jaarlijks op basis van door de lidstaten opgestelde jaarlijkse prestatieverslagen, zodat mogelijke problemen met de tenuitvoerlegging tijdig kunnen worden opgespoord en corrigerende maatregelen kunnen worden genomen.

3.3.5.   Ecologische, sociale en economische duurzaamheid

Tot de belangrijkste doelen van het GVB behoren duurzame visserij en aquacultuur. In overeenstemming met een brede opvatting van duurzaamheid moeten economische, sociale en werkgelegenheidsvoordelen samen met milieudoelstellingen worden nagestreefd. De maximale duurzame opbrengst (MDO) blijft de belangrijkste methode om duurzame visserij te waarborgen. Voor de overgang naar duurzamere activiteiten zal steun worden verleend. Compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten wordt alleen verleend als het effect hiervan op vissers aanzienlijk is (2). In het kader van het nieuwe EFMZV ontvangen kleinschalige kustvisserij, ultraperifere gebieden, generatievernieuwing, onderwijs en opleiding, en gezondheid en veiligheid op het werk elk specifieke aandacht en steun. De aanlandingsverplichting zou vanwege de grote financiële implicaties een kritische factor kunnen blijven. Om deze reden biedt het EFMZV dan ook steun aan innovatie en investeringen die bijdragen tot de uitvoering van de aanlandingsverplichting, zoals investeringen in selectief vistuig, in de verbetering van de haveninfrastructuur en in de afzet van ongewenste vangsten. Tot slot ontvangen vissers en havens steun voor moderne vormen van inzameling en verwerking van afval met betrekking tot verloren vistuig en zwerfvuil op zee.

3.4.

Meer dan 60 % van de vis die in de EU wordt geconsumeerd, wordt ingevoerd uit derde landen (3). Om de kloof te dichten moet er niet alleen steun worden verleend voor visserijactiviteiten, maar ook voor de aquacultuur, want deze levert vis die aan hoge kwaliteitseisen voldoet en tegen betaalbare prijzen beschikbaar is. Daarom steunt het EFMZV de bevordering en de duurzame ontwikkeling van aquacultuur, met inbegrip van de zoetwateraquacultuur.

3.5.

60 % van de oceanen valt buiten de grenzen van de jurisdictie van nationale staten. Dit betekent dat de EU actiever moet worden en een sterkere rol moet spelen in oceaangovernance als mondiale uitdaging. Uit het EFMZV wordt onder direct beheer steun verleend aan de inzet voor veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen. Tot slot zijn betere grensbescherming (samenwerking op het gebied van kustwachttaken) en betere maritieme bewaking opkomende uitdagingen die uit het EFMZV 2021-2027 worden gefinancierd.

3.6.

Deze steun wordt aangevuld met specifieke financiering voor het Europees Bureau voor visserijcontrole, de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en het lidmaatschap van de Unie bij regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en andere internationale organisaties, die eveneens bijdragen tot de handhaving van het beleid van de Unie in de visserij- en de maritieme sector.

4.   Algemene opmerkingen

4.1.

Het EESC is ingenomen met het Commissievoorstel, waarmee de lidstaten een flexibeler systeem wordt geboden dat aansluit bij hun strategische prioriteiten, en waarmee beoogd wordt om een duurzaam bedrijfsmodel voor vissers te schragen en het concurrentievermogen van de visserijsector in stand te houden. Het EESC wijst er met name op dat het voornaamste probleem van het huidige EFMZV het lage niveau van uitvoering is (4). De twee belangrijkste oorzaken voor deze situatie zijn:

Late goedkeuring en als gevolg daarvan late uitvoering. De medewetgevers hebben de EFMZV-verordening pas in mei 2014 aangenomen, en daarna hadden de lidstaten nog tijd nodig om hun nationale programma’s op te stellen en goed te keuren.

Het huidige systeem is te gecompliceerd en te bureaucratisch. Bovendien aarzelen veel vissers voordat ze financiering aanvragen door het onevenredige financiële risico dat ze kunnen lopen. Krachtens artikel 12, lid 2, van het voorstel (waarin de huidige bepalingen van kracht blijven) worden vissers die binnen een periode van vijf jaar na de laatste betaling een ernstige inbreuk hebben gemaakt (5), met terugwerkende kracht niet-subsidiabel en verplicht om alles wat zij ontvingen terug te betalen. Een dergelijke verplichting zou moeten worden geschrapt.

4.2.

Om de hierboven uiteengezette redenen vraagt het EESC om snelle goedkeuring, een toegankelijker financieringsmechanisme en een proportioneler en geharmoniseerd sanctiesysteem. Alle vissers zouden het EFMZV als een gebruikersvriendelijk systeem moeten zien dat is bedoeld om hun activiteiten wat betreft duurzaamheid en kwaliteit te verbeteren. Dit aspect zal een cruciale rol spelen bij de tenuitvoerlegging en eerbiediging van het nieuwe visserijcontrolesysteem dat de Europese Commissie onlangs heeft voorgesteld (6). Het EESC adviseert om het maatschappelijk middenveld en de regionale platforms van belanghebbenden bij iedere fase van het proces te betrekken, van de opstelling van nationale plannen tot de uitvoering en de evaluatie aan het eind.

4.3.

De nieuwe EFMZV-begroting (6,14 miljard EUR) is lager (– 4 %) dan die van het huidige EFMZV 2014-2020 (6,4 miljard EUR). Het EESC beseft dat deze besparing kan worden gemotiveerd door te verwijzen naar de brexit. Het EESC benadrukt echter dat er voor de radicale veranderingen die de Europese Unie verlangt van de visserijsector, die werk biedt aan 150 000 vissers en die in de hele waardeketen met meer dan 730 miljoen werkenden bijna 400 miljard EUR per jaar aan lonen en nettowinst genereert, een hoger bedrag nodig is, of in ieder geval geen verlaging van de huidige begroting. Er zij op gewezen dat het huidige EFMZV 0,6 % van het MFK voor de periode 2014-2020 vertegenwoordigt, wat betekent dat iedere verlaging van de financiële middelen een verwaarloosbare impact op de totale EU-begroting zal hebben, maar op vele kustregio’s zeer negatief kan uitwerken.

4.4.

Het EESC merkt op dat het Commissievoorstel niet op een gedetailleerde economische en sociale effectbeoordeling is gebaseerd. Deze tekortkoming wordt nog verergerd door het feit dat de visserijsector al meer dan twintig jaar in een crisis verkeert en dat de maatregelen die zijn genomen om tot een duurzamere visserij en aquacultuur te komen deze trend niet konden keren (7). Daarom dringt het EESC erop aan dat de Europese Commissie (in het bijzonder DG Werkgelegenheid) snel actie onderneemt en dat de sectorgebaseerde sociale dialoog (8) wordt opgestart om vast te stellen wat de meest geschikte maatregelen zijn om de economische en sociale effecten te compenseren.

4.5.

Het EESC wijst erop dat de maatregelen die zijn genomen om de aquacultuur en de blauwe economie te ontwikkelen nog lang geen compensatie bieden voor het verlies aan bedrijven en arbeidsplaatsen, wat vooral door het buitengewoon bureaucratische systeem wordt veroorzaakt. Het EESC moedigt de Commissie en de lidstaten aan om een vereenvoudigd mechanisme voor zowel nieuwe aquacultuurprojecten als de modernisering van bestaande te faciliteren. Dit mechanisme dient een specifieke focus op regionaal niveau te hebben en een definitie te geven van aangewezen zones voor aquacultuur (AZA — Allocated Zones for Aquaculture).

4.6.

Duurzame visserij blijft het hoofddoel en de visserijsector moet in staat gesteld worden om dat te bereiken. Deze prioriteit, zoals voorgesteld door de Commissie, maakt echter niet duidelijk of de in het kader van het huidige EFMZV gefinancierde maatregelen voor de verbetering van de arbeids- en veiligheidsomstandigheden, bijvoorbeeld op het gebied van opleiding, adviesdiensten, bevordering van menselijk kapitaal, sociale dialoog, jonge vissers of gezondheid en veiligheid, eronder vallen. Zoals door het bedrijfsleven en overheden is vastgesteld, vormt het tekort aan geschoolde vakmensen een probleem dat generatievernieuwing in de weg staat. Het EESC dringt er bij de medewetgevers op aan om prioriteit te geven aan de sociale dimensie om de maatregelen ter bevordering en ondersteuning van de sociale dialoog, de veiligheid, de arbeidsomstandigheden en de capaciteitsopbouw te versterken en te financieren, zodat de vaardigheden van de werknemers worden verbeterd. Anders zullen jonge professionals niet door deze bedrijfstak worden aangetrokken.

4.7.

Cruciale indicatoren van de tekortkomingen van de EU op het gebied van groei en kracht zijn de modernisering van schepen met het oog op de veiligheid aan boord zonder de vangstcapaciteit te verhogen, generatievernieuwing, gepaste arbeidsomstandigheden, opleiding en salariëring. Het EFMZV moet vissers ook betrekken bij de instandhouding van mariene biodiversiteit via de ondersteuning van innovatief vistuig voor het verhogen van de selectiviteit, effectbeoordelingen of via verzachting van de effecten van de visserij. In dit kader zullen door de „terugschroefaanpak” die de Commissie hanteert niet alle met duurzaamheid en concurrentievermogen verband houdende problemen opgelost kunnen worden.

4.8.

Het EESC merkt op dat de meeste vis die uit derde landen wordt ingevoerd minder duurzaam is gevangen dan vergelijkbare EU-vangsten, om nog maar te zwijgen van de arbeidsomstandigheden aan boord of bij de verwerking aan wal. De resulterende lagere prijzen komen neer op oneerlijke concurrentie voor EU-vissers. Ze verminderen elk vooruitzicht op het bereiken van stabiele aanvoerprijzen, wat een basisvoorwaarde voor hun overleving is. Het EESC moedigt de Europese Commissie en de lidstaten aan om krachtiger op te treden door volledige traceerbaarheid van importen af te dwingen, zowel vanuit het perspectief van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij als dat van voedselveiligheid, en door bewustmakingscampagnes te organiseren om consumenten te informeren over de kwaliteit van Europese vis. Ook moet paal en perk worden gesteld aan dubieuze detailhandelspraktijken waarbij bijvoorbeeld op plaatsen die voor de verkoop van verse vis zijn bestemd, ontdooide vis wordt uitgestald zonder dat dit duidelijk en ondubbelzinnig staat aangegeven.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1.

Het EESC steunt de nieuwe benadering van de Europese Commissie, die erop is gericht om een algemeen kader zonder dwingende maatregelen tot stand te brengen, en daarmee meer flexibiliteit biedt aan de lidstaten, uitvoeringsinstanties en begunstigden. Dit vereenvoudigde systeem zou met name de gelegenheid moeten bieden om op de omstandigheden toegesneden nationale programma’s op te stellen. Daarbij dient echter wel gezorgd te worden voor een gelijk speelveld in de hele EU met betrekking tot de toegang tot financiering. Bovendien moet de verordening gemeenschappelijke bepalingen, waarin alle uitvoeringsregels zijn opgenomen, het gezamenlijk gebruik van verschillende financieringsprogramma’s van de EU vergemakkelijken. Er moeten heldere mechanismen tot stand worden gebracht waarmee kan worden bevestigd dat de besteding van publieke middelen ook daadwerkelijk plaatsvindt waar dat het meest nodig is en dat financiële hulp beschikbaar wordt gesteld voor het duurzame beheer van de oceanen.

5.2.

Het EESC ondersteunt het voorstel om vier hoofdprioriteiten vast te stellen. Met name is het ermee ingenomen dat er specifieke nadruk ligt op oceaangovernance en lokale ontwikkeling, zoals bepleit in eerdere EESC-adviezen, teneinde de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken en de kleinschalige visserij te ondersteunen (9). Wel wijst het EESC erop dat er onlangs gevallen van slavernij en uitbuiting op Europese vaartuigen aan het licht zijn gekomen (10) en dat dergelijke praktijken (m.i.v. kindslavernij) in derde landen helaas nog veel wijder verspreid zijn. Bestrijding van alle mogelijke vormen van uitbuiting van mensen moet naar de mening van het EESC een hoeksteen vormen van de nieuwe totaalstrategie van de Commissie.

5.3.

Het EESC ziet de vernieuwing van de vloot als een hoofdprobleem omdat Europese vissersvaartuigen gemiddeld meer dan dertig jaar oud zijn en een eenvoudige aanpassing vaak niet genoeg is. Het EESC adviseert dan ook om de financiering van nieuwe vaartuigen ter vervanging van oude schepen aan te moedigen financieren, mits de vloot in kwestie geen overcapaciteit heeft en de doelsoorten op MDO-niveau worden bevist. Bovendien is het met het oog op de IMO-strategie inzake de verlaging van de broeikasgassenuitstoot door schepen, waarmee beoogd wordt de totale jaarlijkse uitstoot tegen 2050 met minstens 50 % te reduceren, noodzakelijk dat grotere vaartuigen hun motoren vervangen om zich aan te passen en zich naar deze internationale doelstelling te schikken. Derhalve is het essentieel dat het ook moet gaan om de aanschaf van duurzamere en efficiëntere motoren om de CO2-uitstoot terug te dringen en de veiligheid van de bemanning te waarborgen. Uit FAO-schattingen blijkt immers dat de visvangst een potentieel gevaarlijke activiteit is. Goede training inzake gezondheid en veiligheid op de werkplek is nodig om het aantal dodelijke ongelukken, gevallen van letsel en arbeidsgerelateerde ziekten te verminderen (11). Om al deze redenen wordt het belangrijk geacht de vangstcapaciteit en de bescherming van de biodiversiteit te scheiden van vlootvernieuwing en vervanging van motoren.

5.4.

Steun voor tijdelijke stopzetting is van cruciaal belang geweest om visbestanden te verbeteren, met name wat gesloten seizoenen betreft, en om vissers tegelijkertijd gedeeltelijk te compenseren voor hun inkomstenverlies. De Commissie houdt in het nieuwe financiële kader vast aan deze maatregel, maar stelt nieuwe vereisten voor die in de voorgaande regelgeving niet voorkwamen. Er zijn geen meldingen van gevallen waarbij financiële steun voor tijdelijke stopzetting zou zijn misbruikt. Daarom zou de Commissie de huidige criteria moeten eerbiedigen en handhaven teneinde deze steun te verlenen aan zo veel mogelijk vissers die er behoefte aan hebben. Hetzelfde beginsel zou op definitieve stopzetting moeten worden toegepast. In beide gevallen is het belangrijk dat de vissers van deze financiële steun profiteren, en niet alleen de eigenaars van vissersvaartuigen, zoals vastgelegd in het huidige EFMZV.

5.5.

De visserij is een seizoensgebonden activiteit; de vangst kan onzeker zijn en is soms groter dan de behoeften van de markt. Het is dan ook zaak over middelen te beschikken om productieoverschotten naar behoren te beheren en bij te dragen tot de stabilisatie van een deel van de productie voordat deze te koop wordt aangeboden, met name in het geval van een vermindering van de vangsten. Om dit te bereiken moet het EFMZV steun blijven verlenen aan producentenorganisaties die behoefte hebben aan een mechanisme voor tijdelijke opslag van visserijproducten die voor menselijke consumptie zijn bestemd. Om ervoor te zorgen dat de steun volledig operationeel is, moet deze onverwijld ter beschikking worden gesteld. In dit verband is het EESC voorstander van handhaving van mechanismen om opslagkosten te compenseren.

5.6.

Een ander cruciaal probleem voor de toekomst van de sector is generatievernieuwing. Sommige nieuwe initiatieven om de aankoop van een tweedehands schip te vergemakkelijken, beroepsopleidingen en verbeterde arbeidsomstandigheden kunnen nuttig zijn, maar het hoofdprobleem, het lage rendement van investeringen, wordt er niet mee opgelost. Dit is duidelijk zichtbaar in de kleinschalige visserij, waar op gezinsniveau schepen van minder dan twaalf meter in gebruik zijn. Het EESC merkt op dat het voortdurende verlies van schepen en arbeidsplaatsen in tegenspraak is met de verwachting van de Commissie dat de productie van de visserijsector van de EU in lijn met de geschatte mondiale groei (12) in 2030 zal zijn verdubbeld.

5.7.

Het EESC onderschrijft het voorstel voor specifieke maatregelen ten gunste van de kleinschalige kustvisserij, die voor het levensonderhoud en het cultureel erfgoed van veel kustgemeenschappen van essentieel belang is. Deze vorm van visserij vertegenwoordigt 75 % van alle in de EU geregistreerde vissersvaartuigen en bijna de helft van de totale werkgelegenheid. In de laatste decennia hebben de traditionele en kleinschalige visserij de hoogste prijs voor de crisis betaald. Zij hebben behoefte aan een specifieke strategie om een gezonde positie op de markt te heroveren. Dit initiatief zal ook positieve effecten hebben op achtergebleven lokale gemeenschappen.

5.8.

Het EESC is van mening dat er innovatieve benaderingen nodig zijn om rechten voor kleinschalige visserij te beheren, en verdere samenwerking is essentieel om de sector te helpen hun quota/dagen op zee te beheren, de productie aan het in de handel brengen te koppelen, of problemen met betrekking tot de verstikking van soorten op te lossen. Kustgemeenschappen en het mariene milieu zijn er het meest bij gebaat als vangstmogelijkheden worden toegewezen op basis van transparante ecologische, sociale en economische criteria. Fondsen die duurzaamheid en participatiestructuren bevorderen kunnen ertoe bijdragen dat deze uitdagingen succesvol het hoofd wordt geboden. Ze kunnen tevens acties omvatten met betrekking tot het faciliteren van workshops of het ontwikkelen van participatiestructuren voor de interactie met wetenschappers en andere belanghebbenden.

5.9.

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD) is gedurende de programmeringsperiode 2014-2020 een zeer nuttig instrument geweest. Deze strategie speelde een belangrijke rol bij de bevordering van economische diversificatie in lokale gemeenschappen. Om deze reden onderschrijft het EESC het voorstel om deze uit te breiden tot alle sectoren van de blauwe economie. De toewijzing van middelen voor een duurzame blauwe economie moet echter wel sociale en economische voordelen voor de huidige en toekomstige generaties veiligstellen, de diversiteit, productiviteit, veerkracht en intrinsieke waarde van mariene ecosystemen herstellen en beschermen, en schone technologieën, hernieuwbare energie en de kringloop van materialen bevorderen.

5.10.

Het EESC ziet de ministeriële verklaring MedFish4Ever van Malta van 2017 als een hoeksteen van het optreden van de EU. Niettemin is het EESC van mening dat specifieke instandhoudings- en technische maatregelen aangepast moeten worden aan de verschillende vormen van visvangst en de biologische kenmerken van de Middellandse Zee. Het EESC heeft wat dat betreft opgemerkt dat het succesvolle model van het meerjarenplan voor de visserij op één soort (bijv. de Oostzee) minder doeltreffend is voor gemengde visserij (bijv. de Middellandse Zee) (13). Bovendien zijn de visserijmethoden in Noord- en Zuid-Europa volledig verschillend. Dit betreft met name het feit dat de visvangst in de Middellandse Zee wordt gekenmerkt door kleinschalige en traditionele visserij (14). Om deze reden doet het EESC de aanbeveling om het onderzoek naar de visstand en de verzameling van gegevens te bevorderen teneinde op de omstandigheden toegesneden en efficiëntere systemen voor de bescherming van de biodiversiteit in het leven te roepen. Doeltreffende gegevensverzameling, controle en handhaving zijn essentiële basisvoorwaarden voor verantwoordelijk visserijbeheer en zorgen voor grotere sociale en economische voordelen voor vissers en lokale gemeenschappen.

5.11.

Zoals het EESC reeds had voorzien (15), is de aanlandingsverplichting een van de belangrijkste problemen voor de sector, zowel voor visserijbedrijven als voor de nationale autoriteiten. Dat is een gevolg van de complexiteit ervan en van de hoge kosten van een overgang naar duurzamere visserij (d.w.z. het gebruik van specifieke selectieve vistuigen). Met het nieuwe Commissievoorstel inzake visserijcontrole (16) zouden de huidige verplichtingen voor kleinschalige vaartuigen worden uitgebreid en zullen er in het algemeen nieuwe verplichtingen en taken voor de gehele sector worden vastgesteld (d.w.z. een verplicht CCTV aan boord). Naar de mening van het EESC is er een eenvoudiger, flexibeler en pragmatischer controlesysteem nodig en moet op nationaal niveau een groot aantal vaartuigen adequaat worden gesteund. Succesvolle implementatie van het nieuwe controlesysteem hangt dan ook nauw samen met de snelle en volledige tenuitvoerlegging van het EFMZV 2021-2027 om alle vissers te helpen bij de naleving van de nieuwe verordening (17).

5.12.

Het EESC wijst erop dat de nieuwe EU-richtlijn betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (18) (d.w.z. gebruikt vistuig) in combinatie met de nieuwe richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen (19) nieuwe scenario’s en kansen voor duurzame visserij en de kringloopeconomie binnen bereik brengt. De maatregel die bedoeld is om het afgeven van vistuig door middel van prikkels voor vissers te bevorderen, moet worden uitgebreid tot het afgeven van al het andere afval en zwerfvuil op zee dat tijdens de visvangst wordt verzameld.

5.13.

Dit initiatief zou van essentieel belang voor de sector kunnen zijn, want volgens de huidige wetgeving moeten vissers betalen voor het afval dat zij in de havens afgeven. Dit betekent dat op dit moment vissers betalen om de oceaan schoon te maken en om afval af te geven dat zij niet zelf hebben geproduceerd, maar alleen hebben verzameld. Het EESC is van mening dat vissers voor veel toegevoegde waarde zouden kunnen zorgen, en als er voldoende opleiding wordt gegeven zou de schoonmaakactiviteit ook een winstgevende activiteit kunnen worden, op dezelfde manier als visserijtoerisme (de blauwe economie) (20).

5.14.

In overeenstemming met het Commissievoorstel om 25 % van de totale EU-begroting toe te wijzen aan actie voor klimaatverandering stelt het EESC voor dat een aanzienlijk deel van deze middelen wordt bestemd voor de renovatie van havens, om de cirkel van het beheer van het zwerfvuil op zee te sluiten en een kringloopeconomie te bevorderen. In het kader van een bredere strategie voor de voorkoming van zwerfvuil op zee moeten specifieke middelen worden bestemd voor het schoonmaken van rivieren (21). Het EESC is van oordeel dat opengovernancemodellen waar overheidsdiensten en het maatschappelijk middenveld op lokaal niveau bij zijn betrokken, zoals „riviercontracten”, aan de hand van een gestructureerde aanpak zouden kunnen worden gekopieerd, waarmee het tot stand brengen van grensoverschrijdende netwerken wordt bevorderd (22).

5.15.

Veel belanghebbenden hebben gewezen op de moeilijkheden die er zijn om tot een gelijk speelveld te komen daar waar de zee ook op andere manieren gebruikt wordt, in het bijzonder daar waar de zee gedeeld wordt met vloten uit derde landen (23). Om deze reden zou een sterkere rol voor de EU in internationale oceaangovernance wat betreft ecologische duurzaamheid en eerlijke concurrentie meer kansen kunnen bieden.

5.16.

Het EESC ondersteunt de uitvoering van controle op schepen uit derde landen. Bovendien wijst het EESC erop dat een beter traceringssysteem voor vis uit derde landen nuttig zou zijn om fraude aan te pakken en voedselveiligheid te garanderen.

Brussel, 12 december 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  EESC-adviezen: Meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 106); Verordening gemeenschappelijke bepalingen 2021-2027 (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 83); Verordening over het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds 2021-2027 (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 90); Verordening over Europese territoriale samenwerking 2021-2027 (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 116); Verordening over grensoverschrijdende samenwerking 2021-2027, (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 124); Europees Sociaal Fonds + (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 165); Voorstel inzake Horizon Europa (het nieuwe, negende kaderprogramma), (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 33).

(2)  Indien de commerciële activiteiten van het betrokken vaartuig gedurende ten minste negentig opeenvolgende dagen worden stopgezet en de economische verliezen ten gevolge van de stopzetting gedurende een bepaalde periode meer dan 30 % van de gemiddelde jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf bedragen.

(3)  COM(2018) 390, blz. 12.

(4)  Het huidige EFMZV 2014-2020 is maar in zeer beperkte mate ten uitvoer gelegd. Zo is 29 % van de financiële middelen aan geselecteerde projecten toegewezen en is maar 8 % van het totale budget door de geselecteerde projecten besteed. Gegevens: Europese Commissie. https://cohesiondata.ec.europa.eu/funds/emff#

(5)  Een ernstige inbreuk resulteert in een sanctie. Zo’n sanctie kan variëren naargelang van de ernst van de inbreuk. Zo kan de sanctie in Spanje uiteenlopen van 601 tot 60 000 EUR. Dit houdt in dat een visser evenredig aan de ernst van de inbreuk een sanctie van slechts 601 EUR kan worden opgelegd, maar dat hij als gevolg van artikel 12, lid 2, honderdduizenden EUR kwijt zou kunnen raken die hij had ontvangen als steun voor een investering die misschien al vijf jaar eerder was voltooid en betaald. Dit heeft met name op de kleinschalige visserij een enorme impact.

(6)  EESC-advies over visserijcontrole (zie blz. 118 van dit Publicatieblad).

(7)  Zo is in Italië op een kustlijn van 8 000 km het aantal vissersvaartuigen in de laatste dertig jaar met 33 % gedaald. De schepen zijn gemiddeld 34 jaar oud en aanpassing van de schepen of vervanging door nieuwe is dringend nodig. In deze periode gingen 18 000 arbeidsplaatsen verloren (in de visserijsector in Italië zijn 25 000 mensen werkzaam). Gegevens: Mipaaf (Italiaanse Ministerie van Landbouw), 2016.

(8)  EU-comité voor de sectorale sociale dialoog — zeevisserij (EUSSDC).

(9)  EESC-advies over een meerjarenplan voor de kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee (PB C 288 van 31.8.2017, blz. 68).

(10)  https://www.theguardian.com/world/2018/may/18/we-thought-slavery-had-gone-away-african-men-exploited-on-irish-boats

(11)  De FAO schat het aantal dodelijke ongevallen in de visserij wereldwijd op 32 000 per jaar (https://safety4sea.com/fishers-fatalities-give-impetus-to-fishing-vessel-safety-work/).

(12)  OESO, „The Ocean Economy in 2030”, 2016.

(13)  GCFM, „The State of Mediterranean and Black Sea Fisheries”, 2016, blz. 26. Zoals door het GFCM-FAO wordt benadrukt zijn doelgerichte vangsten gemakkelijker in zeeën met een enkele soort omdat daar weinig vissoorten naast elkaar voorkomen en het dus makkelijker is om vangstbeperkingen in te stellen. In zeeën met veel vissoorten komen daarentegen veel vissoorten naast elkaar voor.

(14)  EESC-adviezen over de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, par. 1.3 (PB C 181 van 21.6.2012, blz. 183), en over een meerjarenplan voor de kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee (PB C 288 van 31.8.2017, blz. 68).

(15)  EESC-advies over de aanlandingsverplichting (PB C 311 van 12.9.2014, blz. 68). Paragraaf 1.2: „Het Commissievoorstel is in de ogen van het Comité al te complex en zal ertoe leiden dat de vissers onevenredige en buitensporige extra inspanningen zullen moeten verrichten om aan de aanlandingsplicht te voldoen. Het Comité zou dan ook liever zien dat wordt gestreefd naar een meer pragmatische, eenvoudige, duidelijke en flexibele regelgeving, die de vissers ook echt de tijd geeft om zich tijdens een overgangsperiode aan te passen aan de nieuwe regeling, zonder dat zij daarvoor een te hoge prijs moeten betalen.”

(16)  COM(2018) 368.

(17)  Zie voetnoot 6.

(18)  COM(2018) 340 final.

(19)  COM(2018) 33 final.

(20)  EESC-advies over kunststoffen voor eenmalig gebruik (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 207).

(21)  UNEP-rapport, 2016. 80 % van het zwerfvuil op zee is van rivieren afkomstig.

(22)  Zie voetnoot 20.

(23)  Adviesraad voor de Middellandse Zee, „Questions on post-2020 EU funding for fisheries and maritime sector”, februari 2018.