13.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 428/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2017

inzake de verstrekking van informatie over stoffen of producten die allergieën of intoleranties veroorzaken zoals bedoeld in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten

(2017/C 428/01)

INHOUDSOPGAVE

1.

Inleiding 1

2.

Lijst van allergenen (bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1169/2011) 2

3.

Modaliteiten voor de verstrekking van informatie over allergenen voor voorverpakte levensmiddelen (met name artikel 21, in samenhang met artikel 18 van de verordening) 2

3.1.

Wanneer op de levensmiddelen een lijst van ingrediënten is vermeld 2

3.2.

Wanneer er geen lijst van ingrediënten is 3

3.3.

Etikettering van afgeleide producten van hetzelfde allergeen 3

3.4.

Vrijstelling 4

3.5.

Vrijwillige herhaling 4

4.

Informatie over allergenen voor niet-voorverpakte levensmiddelen 5

5.

Bijwerking van bijlage II 5

1.   Inleiding

1.

Deze mededeling is bedoeld om ondernemingen en nationale autoriteiten bij te staan bij de toepassing van de nieuwe voorschriften van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1) („de verordening”) in verband met de vermelding van de aanwezigheid van bepaalde stoffen of producten die allergieën of intoleranties veroorzaken (artikel 9, lid 1, onder c), en bijlage II bij de verordening).

2.

In Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten worden nieuwe voorschriften inzake de etikettering van allergenen vastgesteld ten opzichte van de voormalige Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (2).

3.

Krachtens de nieuwe wetgeving moet de informatie over de aanwezigheid van allergenen in levensmiddelen altijd aan de consument worden verstrekt, ook op niet-voorverpakte levensmiddelen (artikel 9, lid 1, onder c) en artikel 44). Niettemin mogen de lidstaten besluiten tot nationale maatregelen betreffende de manier waarop informatie over allergenen op niet-voorverpakte levensmiddelen beschikbaar moet worden gesteld. Met betrekking tot de voorverpakte levensmiddelen wordt in de verordening de wijze vastgesteld waarop de informatie over allergenen in voedingsmiddelen moet worden verstrekt (artikel 21). Bijgevolg moeten de bestaande richtsnoeren inzake de etikettering van allergenen die zijn opgesteld uit hoofde van Richtlijn 2000/13/EG worden bijgewerkt om deze wetswijziging te weerspiegelen.

4.

Deze mededeling doet geen afbreuk aan de uitlegging die het Hof van Justitie van de Europese Unie kan geven.

2.   Lijst van allergenen (bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1169/2011)

5.

Bijlage II bij de verordening bevat een lijst van voedingsstoffen of producten die allergieën of intoleranties veroorzaken. Deze lijst is opgesteld op basis van de wetenschappelijke adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) (3).

6.

In de context van bijlage II moet het volgende worden opgemerkt:

„Granen” als genoemd in punt 1 van bijlage II moeten worden opgevat als een uitputtende lijst.

Met „eieren” als genoemd in punt 3 van bijlage II worden eieren van alle gekweekte vogels bedoeld.

Met „melk” als genoemd in punt 7 van bijlage II wordt de melk die wordt afgescheiden door de melkklier van landbouwhuisdieren bedoeld.

„Noten” als genoemd in punt 8 van bijlage II moeten worden opgevat als een uitputtende lijst.

Bijlage II geeft niet alleen een overzicht van de daarin als zodanig vermelde stoffen en producten, maar ook van producten daarvan. In het geval van micro-organismen die zijn gevoed met een substraat dat een in bijlage II opgenomen voedselingrediënt is, mogen die micro-organismen niet worden beschouwd als van deze substraten afgeleide producten.

3.   Modaliteiten voor de verstrekking van informatie over allergenen voor voorverpakte levensmiddelen (met name artikel 21, in samenhang met artikel 18 van de verordening)

7.

Artikel 21, lid 1, onder a), luidt:

„Onverminderd de krachtens artikel 44, lid 2, vastgestelde voorschriften voldoen de in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen aan de volgende vereisten:

a)

ze worden opgenomen in de lijst van ingrediënten overeenkomstig de voorschriften in artikel 18, lid 1, met een duidelijke vermelding van de naam van de in bijlage II opgenomen stoffen of producten, […]”.

3.1.   Wanneer op de levensmiddelen een lijst van ingrediënten is vermeld

8.

In het geval van in bijlage II opgenomen glutenbevattende granen: wanneer ingrediënten worden vervaardigd op basis van glutenbevattende granen, moeten ze worden vermeld met een naam die duidelijk verwijst naar de specifieke graansoort, d.w.z. tarwe, rogge, gerst, haver.

Bijvoorbeeld: gerstemoutazijn, havervlokken.

9.

Wanneer „spelt”, „khorasan” of „durum” wordt gebruikt, moet duidelijk worden verwezen naar de specifieke graansoort, d.w.z. dat „tarwe” moet worden vermeld. Het woord „tarwe” kan vergezeld gaan van het woord „durum”, „spelt” of „khorasan”, dat vrijwillig kan worden toegevoegd.

Bijvoorbeeld

:

tarwe of tarwe (durum) of durumtarwe;

tarwe of tarwe (spelt) of spelttarwe.

10.

De vermelding van een specifieke graansoort kan vergezeld gaan van het woord „gluten”, dat vrijwillig kan worden toegevoegd.

Bijvoorbeeld: tarwemeel (bevat gluten) of tarwemeel (gluten).

11.

Wanneer gluten als zodanig als ingrediënt wordt toegevoegd, moet de graansoort waarvan het gluten afkomstig is, worden vermeld.

Bijvoorbeeld

:

gluten (tarwe), tarwegluten of gluten (van tarwe);

dextrine (tarwe) of (tarwegluten); dextrine (bevat tarwe) of (bevat tarwegluten).

12.

Wanneer een product dat een van de in bijlage II vermelde granen (bv. haver) bevat, voldoet aan de desbetreffende voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 828/2014 van de Commissie (4), kan de vermelding „glutenvrij” of „met zeer laag glutengehalte” op het product worden gebruikt. De in bijlage II genoemde graansoort moet echter nog steeds worden vermeld en benadrukt in de lijst van ingrediënten overeenkomstig de artikelen 9 en 21 van de verordening.

13.

In het geval van noten moet de specifieke soort als genoemd in punt 8 van bijlage II worden vermeld in de lijst van ingrediënten, d.w.z. amandelen, hazelnoten, walnoten, cashewnoten, pecannoten, paranoten, pistachenoten of macadamianoten. Wanneer ingrediënten of technische hulpstoffen zijn gebruikt die zijn afgeleid van in bijlage II opgenomen noten, moet het ingrediënt worden aangeduid met een duidelijke verwijzing naar de specifieke naam van de noot.

Bijvoorbeeld: aroma’s (amandel).

14.

Artikel 21, lid 1, onder b), van de verordening luidt:

„Onverminderd de krachtens artikel 44, lid 2, vastgestelde voorschriften voldoen de in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen aan de volgende vereisten:

[…]

b)

de naam van de in bijlage II opgenomen stoffen of producten wordt benadrukt door middel van een typografie die ervoor zorgt dat deze naam duidelijk te onderscheiden is van de rest van de lijst met ingrediënten, bijvoorbeeld door middel van het lettertype, de stijl of de achtergrondkleur.”.

15.

In artikel 21, lid 1, onder b), wordt een bepaalde flexibiliteit gehanteerd ten aanzien van de manier waarop deze accentuering plaats moet vinden, bijvoorbeeld door middel van het lettertype, de stijl of de achtergrondkleur. De exploitant van een levensmiddelenbedrijf mag zelf bepalen wat de juiste manier is om het allergeen te onderscheiden van de rest van de lijst van ingrediënten. Niettemin is een aantal verduidelijkingen nodig over welke informatie moet worden benadrukt.

16.

Wanneer de naam van een ingrediënt uit meerdere aparte woorden bestaat (bijvoorbeeld „poudre de lait”, „latte in polvere”), is het voldoende om alleen het woord te benadrukken dat overeenkomt met de/het in bijlage II opgenomen stof/product. Wanneer de naam van een ingrediënt de naam van een allergeen in één woord bevat (bv. het Nederlandse woord „melkpoeder” voor het Engelse „milk powder”), is het voldoende om het deel van de naam van het ingrediënt te benadrukken dat overeenkomt met de/het in bijlage II opgenomen stof/product.

17.

Indien een samengesteld ingrediënt in bijlage II opgenomen stoffen die allergieën of intoleranties veroorzaken bevat, moeten deze stoffen worden benadrukt in de lijst van ingrediënten.

Bijvoorbeeld: in het geval van bananenvulling met eigeel, aardbei, suiker, water, […], moet het woord „ei” worden benadrukt. In het geval van een sandwich met mayonaise waarin eieren zijn gebruikt, moet de aanwezigheid van „eieren” worden benadrukt.

3.2.   Wanneer er geen lijst van ingrediënten is

18.

Artikel 21, lid 1, tweede alinea, luidt:

„Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt in de in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen het woord „bevat” gebruikt, gevolgd door de naam van de stof of het product zoals vermeld in bijlage II.”.

19.

In het geval van levensmiddelen die zijn vrijgesteld van de verplichting om de lijst van ingrediënten te vermelden (zoals wijn), maar die worden gebruikt als ingrediënt bij de productie of bereiding van een ander levensmiddel waarvoor de lijst van ingrediënten wordt verstrekt, moeten de in dat levensmiddel aanwezige allergenen worden benadrukt om ze te onderscheiden van de rest van de lijst van ingrediënten (artikel 21, lid 1, is van toepassing).

Bijvoorbeeld: ingrediënten: … wijn (bevat sulfieten), waarbij het woord „sulfieten” wordt benadrukt.

3.3.   Etikettering van afgeleide producten van hetzelfde allergeen

20.

Artikel 21, lid 1, derde alinea, luidt:

„Wanneer verschillende stoffen of technische hulpstoffen van een levensmiddel afkomstig zijn van een in bijlage II vermelde stof of product, wordt zulks voor elk van die stoffen of technische hulpstoffen verduidelijkt op het etiket.”.

21.

Voor de toepassing van dit voorschrift hoeft de verwijzing naar de in bijlage II opgenomen stof(fen) of product(en) niet noodzakelijkerwijs zo vaak te worden herhaald als deze stoffen aanwezig zijn. Elke presentatie voldoet aan de eis en is aanvaardbaar voor zover daar duidelijk uit blijkt dat verschillende ingrediënten afkomstig zijn van één enkel(e) in bijlage II opgenomen stof of product. De verwijzing moet echter altijd rechtstreeks verband houden met de lijst van ingrediënten, bv. door de informatie waarnaar wordt verwezen aan het einde van de lijst van ingrediënten of in de onmiddellijke nabijheid van de lijst van ingrediënten te plaatsen.

Bijvoorbeeld:

Levensmiddelen, met inbegrip van levensmiddelenadditieven, draagstoffen en technische hulpstoffen die zijn afgeleid van tarwe zouden als volgt kunnen worden geëtiketteerd:

„…

Additief (5)

Additief (1)

Draagstof (1)

Technische hulpstof (1)

(5)  van tarwe (waarbij „tarwe” moet worden benadrukt).”"

3.4.   Vrijstelling

22.

Artikel 21, lid 1, laatste alinea, luidt:

„De in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen zijn niet vereist wanneer de benaming van het levensmiddel duidelijk verwijst naar de desbetreffende stof of het desbetreffende product.”.

23.

Volgens dit voorschrift hoeft het betreffende allergeen niet op het etiket te worden vermeld wanneer een levensmiddel wordt verkocht onder een benaming zoals „kaas” of „room”, die duidelijk verwijst naar een van de bijlage II opgenomen allergenen (bv. melk) en waarvoor het niet verplicht is om een lijst van ingrediënten te verstrekken krachtens artikel 19, lid 1, onder d), van de verordening.

24.

Indien dat levensmiddel echter wordt verkocht onder een handelsmerk/merknaam die als zodanig niet duidelijk verwijst naar een van de allergenen in bijlage II, moet de betreffende benaming worden voorzien van aanvullende informatie die „duidelijk verwijst” naar het allergeen overeenkomstig artikel 21, lid 1, laatste alinea.

Bijvoorbeeld:

„Ambert” (als de benaming van het levensmiddel) in combinatie met „blauwschimmelkaas” (als aanvullende tekst bij de benaming van het levensmiddel, vermeld in de onmiddellijke nabijheid van de benaming van het levensmiddel), waarbij kaas duidelijk verwijst naar de in bijlage II genoemde stof.

Aangezien het begrip van de consument van de benaming van het betreffende levensmiddel waarschijnlijk per lidstaat varieert, moet elk geval afzonderlijk worden beoordeeld.

25.

Indien de benaming van het levensmiddel duidelijk verwijst naar een van de in bijlage II opgenomen allergenen en er voor dat levensmiddel een lijst van ingrediënten wordt verstrekt (ongeacht of dit op vrijwillige of verplichte basis gebeurt), moet het in dat levensmiddel aanwezige allergeen worden benadrukt in de lijst van ingrediënten.

Bijvoorbeeld: „Kaas (melk, zout, stremsel, …)”, waarbij melk wordt benadrukt.

26.

Indien de benaming van het levensmiddel op een product duidelijk verwijst naar een in bijlage II opgenomen stof of product, maar het product ook andere stoffen of producten uit bijlage II bevat, moeten deze allergenen worden vermeld om de consument in staat te stellen een doordachte keuze te maken wat betreft de levensmiddelen die veilig voor hem zijn.

3.5.   Vrijwillige herhaling

27.

Onverminderd de bestaande bepalingen van de Europese Unie die van toepassing zijn op specifieke levensmiddelen (6), is het niet mogelijk om de informatie over allergenen vrijwillig te herhalen buiten de lijst van ingrediënten; noch om het woord „bevat” te gebruiken, gevolgd door de benaming van de stof of het product als vermeld in bijlage II; noch om symbolen of tekstvakken te gebruiken (zie overweging 47, artikel 21, lid 1, in samenhang met artikel 36, lid 1, van de verordening).

4.   Informatie over allergenen voor niet-voorverpakte levensmiddelen

28.

Artikel 44 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 luidt:

„1.

Voor levensmiddelen die niet voorverpakt aan de eindverbruiker of aan grote cateraars te koop worden aangeboden of voor levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de consument worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt,

a)

zijn de in artikel 9, lid 1, onder c), genoemde vermeldingen verplicht;

[…]

2.

De lidstaten mogen nationale maatregelen aannemen betreffende de middelen waarmee de in lid 1 bedoelde vermeldingen of elementen van vermeldingen beschikbaar moeten worden gesteld en, waar nodig, de daarvoor gebruikte uitdrukkings- of presentatievorm.”.

29.

De verordening voorziet in verplichte informatie over allergenen voor niet-voorverpakte levensmiddelen.

30.

De lidstaten blijven bevoegd om nationale bepalingen vast te stellen inzake de middelen waarmee informatie over allergenen beschikbaar moet worden gemaakt op die levensmiddelen. In principe zijn alle communicatiemiddelen voor de verstrekking van informatie over allergenen toegestaan om de consument in staat te stellen een doordachte keuze te maken, zoals etiketten, ander begeleidend materiaal of andere middelen, inclusief moderne technologische hulpmiddelen of verbale communicatie (d.w.z. verifieerbare mondelinge informatie).

31.

Bij gebrek aan dergelijke nationale maatregelen zijn de bepalingen van de verordening betreffende voorverpakte levensmiddelen van toepassing op niet-voorverpakte levensmiddelen. Dienovereenkomstig moet de informatie over allergenen overeenkomstig artikel 13 van de verordening op een duidelijk zichtbare plaats, duidelijk leesbaar en, zo nodig, onuitwisbaar in een schriftelijke vorm worden aangebracht. Het is dan ook niet mogelijk om informatie over allergenen uitsluitend op verzoek van de consument te verstrekken. Voorts zijn de etiketteringsvoorschriften zoals vastgesteld in artikel 21 van de verordening van toepassing (punten 3 tot en met 21 hierboven).

5.   Bijwerking van bijlage II

32.

Artikel 21, lid 2, van de verordening luidt:

„Teneinde de informatieverstrekking aan consumenten te verbeteren en rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke vooruitgang en technische kennis, wordt de lijst in bijlage II door de Commissie systematisch opnieuw bekeken en, zo nodig, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen bijgewerkt.

[…]”.

33.

Het bijwerken van de lijst in bijlage II kan bestaan uit het toevoegen van een stof aan de lijst of het schrappen van een stof van die lijst. Voor wat betreft het schrappen uit de lijst van voedselallergenen voorzag Richtlijn 2000/13/EG (7) in specifieke voorschriften volgens welke belanghebbenden studies bij de Commissie konden indienen waaruit bleek dat voor bepaalde allergenen wetenschappelijk is vastgesteld dat ze onmogelijk bijwerkingen kunnen veroorzaken. Deze specifieke bepalingen niet zijn gehandhaafd in de verordening. Dit belet potentiële belanghebbenden echter niet om de Commissie bewijsmateriaal te doen toekomen waaruit blijkt dat producten die zijn afgeleid van de in bijlage II vermelde stoffen onder bepaalde omstandigheden naar verwachting geen bijwerkingen bij mensen veroorzaken.

34.

Deze documenten kunnen worden opgesteld in overeenstemming met de richtsnoeren van de EFSA voor de opstelling en de indiening van aanvragen krachtens artikel 6, lid 11, van Richtlijn 2000/13/EG (8) en naar de Commissie worden gezonden in, ten minste, twee kopieën op een elektronische drager (cd’s of geheugensticks) op het volgende adres:

Directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid, eenheid E1

Europese Commissie

1049 Brussel

BELGIË


(1)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

(2)  Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29).

(3)  http://www.efsa.europa.eu/EFSA/Scientific_Opinion/opinion_nda_04_en1,1.pdf

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 828/2014 van de Commissie van 30 juli 2014 betreffende de voorschriften voor de voorlichting van de consument over de afwezigheid of de verminderde aanwezigheid van gluten in levensmiddelen (PB L 228 van 31.7.2014, blz. 5).

(6)  Zoals de bepalingen van artikel 51, lid 2, van Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 193 van 24.7.2009, blz. 60).

(7)  Zie artikel 6, lid 11, tweede alinea, van Richtlijn 2000/13/EG.

(8)  EFSA Journal 2013;11(10):3417.