21.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 393/5


Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van het beginsel van kwantitatieve ingrediëntendeclaratie (KWID)

(2017/C 393/05)

INHOUDSOPGAVE

1.

Inleiding 5

2.

Verplichting de KWID te vermelden 5

3.

Afwijkingen van de verplichting de KWID te vermelden 7

4.

Uitdrukkingsvormen van de KWID 10

5.

Plaats van de KWID op het etiket 12

Deze mededeling van de Commissie bevat richtsnoeren voor bedrijven en nationale autoriteiten betreffende de toepassing van het beginsel van kwantitatieve ingrediëntendeclaratie (KWID) in het kader van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1) betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (hierna „de verordening” genoemd). Zij vervangt en complementeert de richtsnoeren inzake KWID die op grond van artikel 7 van Richtlijn 79/112/EEG van de Raad (2) zijn vastgesteld.

In deze mededeling wordt rekening gehouden met de besprekingen die het Directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid (DG SANTE) van de Commissie en deskundigen uit de lidstaten binnen de werkgroep voor Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten hebben gevoerd.

Deze mededeling laat de uitlegging door het Hof van Justitie van de Europese Unie onverlet.

1.   Inleiding

1.

Krachtens Verordening (EU) nr. 1169/2011 (de verordening) is de vermelding van de hoeveelheid van bepaalde ingrediënten of categorieën ingrediënten die bij de vervaardiging of de bereiding van alle voorverpakte levensmiddelen worden gebruikt verplicht (artikel 9, lid 1, onder d), en artikel 22 van de verordening).

2.

De verplichting om de KWID te vermelden geldt niet voor levensmiddelen die uit slechts één ingrediënt bestaan, aangezien de hoeveelheid van een enkel ingrediënt in alle gevallen 100 % is.

3.

Ook in bepaalde andere specifieke gevallen van voorverpakte levensmiddelen is de KWID niet verplicht (bijlage VIII bij de verordening). De KWID is bovendien niet verplicht voor „niet-voorverpakte levensmiddelen” (levensmiddelen die niet voorverpakt worden aangeboden of op de plaats van verkoop op verzoek van de consument worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt), tenzij de lidstaten die verplichting op nationaal niveau hebben vastgelegd voor deze levensmiddelen (artikel 44 van de verordening).

4.

Ten slotte is de KWID, aangezien het de kwantitatieve vermelding van de ingrediënten is, niet verplicht voor bestanddelen die van nature in levensmiddelen aanwezig zijn en niet als ingrediënten zijn toegevoegd, bijvoorbeeld cafeïne (in koffie) en vitaminen en mineralen (in fruitsap).

2.   Verplichting de KWID te vermelden

5.

Bij artikel 22, lid 1, van de verordening is het volgende bepaald: „De vermelding van de hoeveelheid van een bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel gebruikt ingrediënt of gebruikte categorie ingrediënten is vereist wanneer het desbetreffende ingrediënt of de desbetreffende categorie ingrediënten:

a)

voorkomt in de benaming van het levensmiddel of door de consument gewoonlijk met die benaming wordt geassocieerd;

b)

opvallend in woord of beeld of als grafische voorstelling op de etikettering is aangegeven; of

c)

van wezenlijk belang is om een levensmiddel te karakteriseren en het te onderscheiden van de producten waarmee het wegens zijn benaming of aanblik zou kunnen worden verward.”.

6.

Krachtens artikel 22, lid 1, onder a), van de verordening is de KWID verplicht indien een ingrediënt in de benaming van het levensmiddel voorkomt, bijvoorbeeld „pizza met ham en champignons”, „aardbeienyoghurt”, „zalmmousse” en „chocolade-ijs”. In deze gevallen moet de hoeveelheid van de onderstreepte ingrediënten die in de benamingen van de levensmiddelen voorkomen, worden vermeld.

7.

Krachtens artikel 22, lid 1, onder a), van de verordening is de KWID ook verplicht indien een categorie ingrediënten in de benaming van het levensmiddel voorkomt, bijvoorbeeld „groentepastei”, „vissticks”, „notenbrood” en „fruittaart”. In deze gevallen moet de KWID het totale gehalte groenten, vis, noten of fruit in het levensmiddel bevatten.

8.

Voor samengestelde ingrediënten  (3) geldt het volgende:

a)

indien een samengesteld ingrediënt in de benaming van het levensmiddel voorkomt (bv. koekjes met crèmevulling), moet de KWID voor het samengesteld ingrediënt (crèmevulling) worden vermeld;

b)

indien een ingrediënt van het samengesteld ingrediënt in de benaming van het levensmiddel voorkomt (bv. koekjes met eiercrèmevulling), moet ook de KWID voor dit ingrediënt (eieren) worden vermeld, naast de KWID voor het samengesteld ingrediënt.

9.

Krachtens artikel 22, lid 1, onder a), van de verordening is de KWID ook verplicht indien een ingrediënt of categorie ingrediënten door de consument gewoonlijk met de benaming van het levensmiddel wordt geassocieerd. Dit is voornamelijk het geval wanneer levensmiddelen met een gebruikelijke benaming (4) worden omschreven, zonder bijkomende beschrijvende benaming (5). Om in deze gevallen te bepalen welke ingrediënten waarschijnlijk met een uitsluitend met een gebruikelijke benaming aangeduid levensmiddel worden geassocieerd, kan een beschrijvende benaming voor het levensmiddel in overweging worden genomen. Voor de aldus geïdentificeerde belangrijkste of waardevolste ingrediënten moet dan de KWID worden vermeld, aangezien dat de ingrediënten zijn die door de consument gewoonlijk met de benaming van het levensmiddel worden geassocieerd.

Voorbeelden:

Gebruikelijke benamingen

Voorbeeld van beschrijvende benaming

KWID

„Lancashire hot pot”

Schapenvlees en aardappelen met uien, wortelen en jus

Schapenvlees

„Chili con carne”

Rundergehakt met kidneybonen, tomaat, paprika, ui en chili

Rundergehakt

„Forloren skildpadde”

Kalfsvlees, gehaktballetjes en visballetjes met ui, wortel en sherrysaus

Kalfsvlees

„Boudoir”

Koekje met eieren

Eieren

„Brandade”

Gerecht op basis van aardappelen en kabeljauw

Kabeljauw

„Cassoulet”

Gerecht op basis van witte bonen, worst en stukken vlees

Vlees

„Königinpastete”

Kalfsragout met asperges en champignons in een pasteitje

Kalfsvlees

„Königsberger Klopse”

Gehaktballen met witte saus met kappertjes

Vlees

„Gulaschsuppe”

Soep met rundvlees, uien en paprika

Rundvlees

„Hutspot”

Gerecht voornamelijk op basis van wortelen en uien

Wortelen en uien

„Kåldolmar”

Gevouwen koolblad gevuld met gehakt en rijst

Vlees

„Kroppkakor”

Deegballen van aardappelen en tarwemeel gevuld met gebakken en gerookt varkensgehakt

Varkensvlees

„Janssonin kiusaus” of „Janssons frestelse”

Gerecht van aardappelen en ansjovis

Ansjovis

Deze bepaling moet echter niet zodanig worden geïnterpreteerd dat elke benaming waaronder een levensmiddel wordt verkocht aan een specifiek ingrediënt wordt gekoppeld, met het gevolg dat de KWID voor dit ingrediënt moet worden vermeld. Elk geval moet afzonderlijk worden beoordeeld. Het is bijvoorbeeld niet nodig de hoeveelheid appelen die bij de bereiding van cider zijn gebruikt, te vermelden. Deze bepaling omvat ook geen automatische verplichting om de hoeveelheid vlees in producten zoals gezouten ham te vermelden.

10.

Bij artikel 22, lid 1, onder b), van de verordening is het volgende bepaald: „De vermelding van de hoeveelheid van een bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel gebruikt ingrediënt of gebruikte categorie ingrediënten is vereist wanneer het desbetreffende ingrediënt of de desbetreffende categorie ingrediënten: […] b) opvallend in woord of beeld of als grafische voorstelling op de etikettering is aangegeven […].”.

11.

Krachtens artikel 22, lid 1, onder b), van de verordening is de KWID verplicht:

i)

wanneer een bepaald ingrediënt of een bepaalde categorie ingrediënten elders dan in de benaming van het levensmiddel opvallend op het etiket wordt aangegeven, bijvoorbeeld door middel van informatie zoals:

„met kip”,

„gemaakt met boter”,

„met room”,

of wanneer een bepaald ingrediënt of een bepaalde categorie ingrediënten door middel van een andere grootte, kleur en/of stijl van de letters opvallend wordt aangegeven om elders op het etiket dan in de benaming van het levensmiddel naar bepaalde ingrediënten te verwijzen;

ii)

wanneer beelden worden gebruikt om selectief een of meer ingrediënten opvallend aan te geven, bijvoorbeeld:

visstoofschotel met een prominente afbeelding of illustratie van slechts een deel van de visingrediënten;

iii)

wanneer een ingrediënt opvallend wordt aangegeven door middel van een beeld dat de oorsprong ervan verbeeld, bijvoorbeeld:

een afbeelding of tekening van een koe om melkingrediënten te benadrukken: melk, boter.

12.

Bepaalde voorstellingen vallen niet onder deze bepaling. Bijvoorbeeld:

wanneer een beeld het levensmiddel toont zoals het wordt verkocht; wanneer een beeld een „serveertip” toont, op voorwaarde dat de aard van het beeld duidelijk wordt gemaakt en het beeld het levensmiddel dat wordt verkocht en/of de ingrediënten ervan verder niet opvallend aangeeft;

wanneer het beeld alle ingrediënten van het levensmiddel toont zonder een specifiek ingrediënt opvallend aan te geven;

in het geval van een levensmiddellenmengsel, wanneer een beeld toont hoe het levensmiddel overeenkomstig de aanwijzingen moet worden bereid, zonder een specifiek ingrediënt opvallend aan te geven.

13.

Bij artikel 22, lid 1, onder c), van de verordening is het volgende bepaald: „De vermelding van de hoeveelheid van een bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel gebruikt ingrediënt of gebruikte categorie ingrediënten is vereist wanneer het desbetreffende ingrediënt of de desbetreffende categorie ingrediënten: […] c) van wezenlijk belang is om een levensmiddel te karakteriseren en het te onderscheiden van de producten waarmee het wegens zijn benaming of aanblik zou kunnen worden verward.”.

14.

Het doel van deze bepaling is om tegemoet te komen aan de behoeften van consumenten in lidstaten waar de samenstelling van bepaalde levensmiddelen is gereglementeerd en/of waar consumenten bepaalde benamingen met een specifieke samenstelling associëren.

Het aantal levensmiddelen die mogelijk onder deze bepaling vallen, is zeer klein, aangezien de bepaling producten beoogt waarvan de samenstelling van lidstaat tot lidstaat erg kan verschillen maar die doorgaans onder dezelfde benaming in de handel worden gebracht.

De gevallen die tot nu toe tijdens eerdere besprekingen met deskundigen uit de lidstaten naar voren zijn gekomen, zijn:

mayonaise,

marsepein.

De KWID is enkel verplicht indien cumulatief aan twee voorwaarden is voldaan. Het ingrediënt of de categorie ingrediënten moet van wezenlijk belang zijn:

om het levensmiddel te karakteriseren, en

om het te onderscheiden van de producten waarmee het wegens zijn benaming of aanblik zou kunnen worden verward.

3.   Afwijkingen van de verplichting de KWID te vermelden

15.

Bijlage VIII bij de verordening voorziet in gevallen waarin de KWID niet verplicht is.

16.

Bij punt 1, onder a), i), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „1. De kwantitatieve opgave is niet vereist: a) voor een ingrediënt of categorie ingrediënten: i) waarvan het netto-uitlekgewicht is aangegeven overeenkomstig punt 5 van bijlage IX […].”

Bij punt 5 van bijlage IX bij de verordening is het volgende bepaald: „Wanneer een vast levensmiddel wordt aangeboden in een opgietvloeistof, wordt ook het netto-uitlekgewicht van dat levensmiddel vermeld. Van een geglaceerd levensmiddel wordt het gedeclareerde nettogewicht aangegeven exclusief de glaceerlaag.

Voor de toepassing van dit punt worden onder „opgietvloeistof” de volgende producten en mengsels daarvan verstaan, ook wanneer zij bevroren of diepgevroren zijn, voor zover de vloeistof slechts van ondergeschikt belang is ten opzichte van de essentiële bestanddelen van die bereiding en derhalve niet doorslaggevend is voor de aankoop: water, waterige oplossingen van zouten, pekel, waterige oplossingen van voedingszuren, azijn, waterige oplossingen van suiker, waterige oplossingen van andere zoetstoffen, sap van vruchten of groenten voor wat groenten of fruit betreft.”.

Overeenkomstig de aangehaalde bepalingen van de verordening geldt dus een vrijstelling van de verplichting de KWID afzonderlijk te vermelden voor producten waarvoor het netto-uitlekgewicht en het netto-gewicht overeenkomstig punt 5 van bijlage IX op het etiket moeten worden vermeld. De hoeveelheid van het ingrediënt of van de categorie ingrediënten kan op basis van de vermelding van het netto-uitlekgewicht worden berekend.

Voorbeelden: tonijn in pekel, ananas in siroop.

Dienovereenkomstig kan hetzelfde beginsel als hierboven ook worden toegepast wanneer het netto-uitlekgewicht van een in een vloeistof (medium) aangeboden product dat niet onder punt 5 van bijlage IX valt (bv. zonnebloemolie), vrijwillig op het etiket wordt vermeld. De hoeveelheid van het ingrediënt of van de categorie ingrediënten kan op basis van de vermelding van het netto-uitlekgewicht worden berekend. In dergelijke gevallen zou het dus niet nodig moeten zijn de KWID te vermelden.

De vrijstelling geldt niet wanneer het netto-gewicht en het netto-uitlekgewicht voor producten bestaande uit gemengde ingrediënten worden vermeld, waarbij een of meer van die ingrediënten in de benaming worden genoemd of opvallend worden aangegeven. De hoeveelheid van de afzonderlijke ingrediënten kan niet worden berekend op basis van de reeds verstrekte gewichtsvermeldingen.

Voorbeeld: olijven en pepers aangeboden in een (vloeibaar) medium. In een dergelijk geval is een afzonderlijke KWID voor de olijven en de pepers vereist.

17.

Bij punt 1, onder a), ii), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „1. De kwantitatieve opgave is niet vereist: a) voor een ingrediënt of categorie ingrediënten: […] ii) waarvan de hoeveelheid reeds krachtens de bepalingen van de Unie verplicht op het etiket moet worden vermeld […].”.

De in dit punt bedoelde bepalingen van de Unie zijn in de onderstaande tabel opgenomen. De KWID is niet verplicht als de wetgeving reeds vereist dat de hoeveelheid van de betrokken ingrediënten of categorie ingrediënten op het etiket wordt vermeld. In het geval van nectars en jam vervaardigd met twee of meer soorten fruit die afzonderlijk door middel van woorden of beelden opvallend worden aangegeven op het etiket of die afzonderlijk in de benaming van het levensmiddel zijn opgenomen, moet de hoeveelheid of het percentage van die ingrediënten echter ook worden vermeld.

Richtlijn 1999/4/EG van het Europees Parlement en de Raad (6)

Extracten van koffie en extracten van cichorei

(artikel 2)

Richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (7)

Cacao- en chocoladeproducten

(artikel 3)

Richtlijn 2001/112/EG van de Raad (8)

Vruchtensappen en bepaalde soortgelijke producten

(artikel 3, lid 7: vruchtgehalte van de nectar)

Richtlijn 2001/113/EG van de Raad (9)

Vruchtenjam of -confituur, vruchtengelei, vruchtenmarmelade en kastanjepasta

(artikel 2)

18.

Bij punt 1, onder a), iii), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „De kwantitatieve opgave is niet vereist: a) voor een ingrediënt of categorie ingrediënten: […] iii) dat/die in kleine doses ter verhoging van het aroma wordt toegevoegd […].”.

Deze vrijstelling moet ruimer worden opgevat dan enkel aroma’s zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad (10): zij is van toepassing op alle ingrediënten (of categorieën ingrediënten) die in kleine doses worden gebruikt om een levensmiddel op smaak te brengen (bv. knoflook, kruiden, specerijen).

„Kleine doses” wordt niet gedefinieerd in de verordening. Dit moet geval tot geval worden beoordeeld.

Voorbeelden: knoflookbrood, chips met garnaalcoctailsmaak, chips met kipsmaak.

19.

Bij punt 1, onder a), iv), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „De kwantitatieve opgave is niet vereist: a) voor een ingrediënt of categorie ingrediënten: […] iv) dat/die weliswaar voorkomt in de benaming van het levensmiddel, maar niet van dien aard is dat het/zij de keuze van de consument in het land van verkoop bepaalt omdat de variërende hoeveelheid niet van wezenlijk belang is om het levensmiddel te karakteriseren of het niet van soortgelijke levensmiddelen onderscheidt […].”.

Deze bepaling voorziet in een vrijstelling van de KWID-verplichting wanneer de hoeveelheid van een in de benaming van een levensmiddel genoemd ingrediënt geen invloed op de aankoopbeslissing van de consument heeft.

De vrijstelling geldt uitsluitend wanneer de benaming van het ingrediënt of de categorie ingrediënten in de benaming van het levensmiddel voorkomt. Zij geldt ook wanneer identieke herhalingen van de voor de benaming van het levensmiddel gebruikte bewoording op verschillende zijden van de verpakking voorkomen. Zij mag niet gelden wanneer de benaming van het ingrediënt opvallend wordt aangegeven, in het bijzonder wanneer die benaming voorkomt buiten de benaming van het levensmiddel en in het kader van informatie die de aandacht van de koper op de aanwezigheid van het ingrediënt vestigt.

De soorten levensmiddelen die onder deze vrijstelling vallen, zijn bijvoorbeeld:

malt whiskey/whisky en soortgelijke producten, zoals graanwodka,

standaardlikeuren waarvan de benaming enkel het ingrediënt bevat dat voor het aromatiseren van de alcohol is gebruikt,

druivendraf-eau-de-vie, vruchten-eau-de-vie, eau-de-vie (voorafgegaan door de naam van de vrucht) verkregen door maceratie en distillatie, en geist (voorafgegaan door de naam van de vrucht of de gebruikte grondstof) in de zin van bijlage II, punten 6, 9, 16 en 17, bij Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad (11),

sojasaus,

zoute stokjes,

stokjes met maanzaad,

stokjes met sesamzaad,

krokante mais,

honingbier.

20.

Bij punt 1, onder b), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „De kwantitatieve opgave is niet vereist: b) wanneer specifieke bepalingen van de Unie de hoeveelheid van het ingrediënt of van de categorie ingrediënten nauwkeurig aangeven, zonder voor te schrijven dat deze op het etiket moet worden vermeld […].”.

Er zijn geen bepalingen van de Unie die specifieke hoeveelheden van ingrediënten aangeven zonder voor te schrijven dat deze op het etiket moeten worden vermeld. In punt 1, onder b), van bijlage VIII bij de verordening gaat het om specifieke hoeveelheden. Een verplichte minimumhoeveelheid van een ingrediënt mag derhalve niet als een grond voor vrijstelling krachtens deze bepaling worden beschouwd.

21.

Bij punt 1, onder c), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „De kwantitatieve opgave is niet vereist: […] c) in de gevallen bedoeld in de punten 4 en 5 van deel A van bijlage VII.”.

22.

Bij deel A, punt 4, van bijlage VII bij de verordening is het volgende bepaald: „Vruchten, groenten of paddenstoelen, waarvan geen enkele aanmerkelijk in gewicht overheerst en die in verhoudingen die waarschijnlijk wisselen, in een mengsel als ingrediënten in een levensmiddel worden gebruikt mogen tezamen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen onder de benaming „vruchten”, „groenten” of „paddenstoelen”, gevolgd door de woorden „in wisselende verhoudingen”, onmiddellijk gevolgd door een lijst van de aanwezige vruchten, groenten of paddenstoelen. In dergelijke gevallen wordt het mengsel overeenkomstig artikel 18, lid 1, op grond van het totale gewicht van de aanwezige vruchten, groenten of paddenstoelen in de ingrediëntenlijst vermeld.”.

In dit geval is de KWID niet verplicht voor elk bestanddeel van het mengsel indien geen enkel bestanddeel aanmerkelijk in gewicht overheerst en de bestanddelen worden gebruikt in verhoudingen die waarschijnlijk wisselen.

23.

Bij deel A, punt 5, van bijlage VII bij de verordening is het volgende bepaald: „Mengsels van specerijen of kruiden waarin geen van deze producten aanmerkelijk in gewicht overheerst mogen in een andere volgorde worden vermeld, mits die lijst van ingrediënten vergezeld gaat van een vermelding zoals „in wisselende verhouding”.”.

In dit geval is de KWID niet verplicht voor elk bestanddeel van het mengsel indien geen enkel bestanddeel in het mengsel aanmerkelijk in gewicht overheerst.

24.

Bij punt 2 van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „Artikel 22, lid 1, onder a) en b), is niet van toepassing in het geval van: a) ingrediënten of categorieën van ingrediënten waarvoor de vermelding „met zoetstof(fen)” of „met suiker(s) en zoetstof(fen)” geldt, indien die vermelding vergezeld gaat van de benaming van het levensmiddel overeenkomstig bijlage III, of b) toegevoegde vitaminen en mineralen, indien die stoffen onderworpen zijn aan een voedingswaardevermelding.”.

Volgens hetzelfde beginsel is de KWID in verband met artikel 22, lid 1, onder a) en b), niet verplicht voor toegevoegde nutriënten of andere stoffen met een nutritioneel of fysiologisch effect die ingrediënten zijn van voedingssupplementen waarvoor de nutritionele informatie overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) wordt verstrekt.

4.   Uitdrukkingsvormen van de KWID

25.

Bij punt 3, onder a), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „De vermelding van de hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten: a) wordt uitgedrukt als percentage, overeenstemmend met de hoeveelheid van het ingrediënt of de ingrediënten op het ogenblik waarop het/zij wordt/worden gebruikt […].”

De opgegeven hoeveelheid van een ingrediënt wordt berekend op basis van het recept op het moment waarop de ingrediënten worden toegevoegd; dit is dezelfde methode die wordt gebruikt om de volgorde in de lijst van ingrediënten te bepalen (artikel 18, lid 1, van de verordening).

26.

Punt 4 van bijlage VIII bij de verordening voorziet in een aantal vrijstellingen van het beginsel in punt 3, onder a), die met name betrekking hebben op levensmiddelen waarbij door de behandeling vochtverlies is opgetreden, vluchtige ingrediënten en geconcentreerde en gedehydrateerde levensmiddelen en ingrediënten.

Meer bepaald:

27.

Bij punt 4, onder a), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „In afwijking van punt 3: a) wordt voor levensmiddelen waarbij door een thermische of andere behandeling vochtverlies is opgetreden, de hoeveelheid uitgedrukt als een percentage dat overeenkomt met de hoeveelheid van het gebruikte ingrediënt of de gebruikte ingrediënten ten opzichte van het eindproduct, tenzij die hoeveelheid of de totale hoeveelheid van alle op het etiket vermelde ingrediënten meer dan 100 % bedraagt, in welk geval de hoeveelheid wordt vermeld op grond van het gewicht van het (de) ingrediënt(en) dat (die) wordt (worden) gebruikt voor de bereiding van 100 g eindproduct […].”.

De KWID voor levensmiddelen waarbij na de productie vochtverlies is opgetreden (zoals gebak, koekjes, taarten, gezouten en gedroogd vlees) moet worden gebaseerd op de hoeveelheid van het ingrediënt in de mengfase, uitgedrukt als een percentage van de hoeveelheid van het eindproduct. Bijvoorbeeld:

Voor boterkoekjes, waarbij de KWID enkel voor de boter verplicht is, moet de berekening als volgt gebeuren:

Gewicht van de ingrediënten:

Meel: 100 g

Suiker: 40 g

Boter: 50 g

Eieren: 10 g

Totaalgewicht van de ingrediënten in de mengkom: 200 g

Totaalgewicht van het eindproduct na bakken: 170 g

Berekening voor de KWID voor de boter als percentage: (50/170)*100 = 29,4 % boter.

Aangezien het resultaat van de berekening voor de KWID voor de boter niet meer dan 100 % bedraagt, moet de KWID voor de boter als een percentage ten opzichte van het eindproduct worden uitgedrukt (namelijk 29,4 %).

Als de KWID echter meer dan 100 % ten opzichte van het eindproduct bedraagt, moet de KWID op basis van het gewicht van de voor de bereiding van 100 g van het eindproduct gebruikte ingrediënten worden verstrekt. Bijvoorbeeld:

Voor een gedroogd vleesproduct (salami) op basis van varkensvlees, waarbij de KWID enkel voor het varkensvlees verplicht is, moet de berekening als volgt gebeuren:

Gewicht van de ingrediënten:

Varkensvlees: 120 g

Zout: 4,1 g

Melkpoeder: 3 g

Andere ingrediënten: 2,9 g

Totaalgewicht van de ingrediënten in de mengkom: 130 g

Totaalgewicht van het eindproduct: 100 g

Berekening voor de KWID voor het varkensvlees als percentage: (120/100)*100 = 120 % varkensvlees.

Aangezien het resultaat van de berekening voor de KWID voor het varkensvlees meer dan 100 % bedraagt, moet het percentage worden vervangen door een vermelding op basis van het gewicht van het varkensvlees dat voor de bereiding van 100 g van de salami is gebruikt (de KWID kan bijvoorbeeld als volgt worden uitgedrukt: „voor de productie van 100 g salami is 120 g varkensvlees gebruikt”).

28.

Bij punt 4, onder b), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „In afwijking van punt 3: […] b) wordt de hoeveelheid vluchtige ingrediënten vermeld als hun gewichtspercentage in het eindproduct […].”.

De KWID voor vluchtige ingrediënten (bv. brandewijn in gebak of desserts) moet worden gebaseerd op de hoeveelheid van het ingrediënt in de mengfase, uitgedrukt als een percentage van het gewicht van het eindproduct.

29.

Bij punt 4, onder c), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „In afwijking van punt 3: […] c) kan de hoeveelheid ingrediënten die in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm worden gebruikt en tijdens de fabricage worden gereconstitueerd, worden vermeld als hun gewichtspercentage voordat zij werden geconcentreerd of gedroogd […].”.

De bovenstaande afwijking moet in samenhang met deel A, punt 2, van bijlage VII bij de verordening worden gelezen, waarin het volgende wordt bepaald: „Ingrediënten die in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm worden gebruikt en tijdens de vervaardiging weer in hun oorspronkelijke toestand worden gebracht./Mogen op de lijst worden opgenomen volgens hun gewicht vóór concentratie of dehydratatie.”. Wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf de ingrediënten volgens bijlage VII, deel A, punt 2, in de lijst opneemt, moet hij de KWID overeenkomstig bijlage VIII, punt 4, onder c), vermelden.

30.

Bij punt 4, onder d), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „In afwijking van punt 3: […] d) kan, wanneer het om geconcentreerde of gedehydrateerde levensmiddelen gaat waaraan water moet worden toegevoegd, de hoeveelheid van de ingrediënten worden uitgedrukt als gewichtspercentage in het gereconstitueerde product.”.

De bovenstaande afwijking moet in samenhang met deel A, punt 3, van bijlage VII bij de verordening worden gelezen, waarin het volgende wordt bepaald: „Ingrediënten die worden gebruikt in geconcentreerde of gedehydrateerde levensmiddelen, waaraan water moet worden toegevoegd om ze weer in hun oorspronkelijke toestand te brengen./Mogen in de lijst worden vermeld in de volgorde van de hoeveelheden in het gereconstitueerde product, mits de lijst van ingrediënten vergezeld gaat van een vermelding zoals „ingrediënten van het weer in oorspronkelijke staat gebrachte product” of „ingrediënten van het gebruiksklare product”.”. Wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf de ingrediënten volgens bijlage VII, deel A, punt 3, in de lijst opneemt, moet hij de KWID overeenkomstig bijlage VIII, punt 4, onder d), vermelden.

31.

De KWID moet betrekking hebben op de ingrediënten zoals die in de lijst van ingrediënten worden vermeld. Ingrediënten die bijvoorbeeld als „kip”, „melk”, „ei” of „banaan” worden vermeld, moeten als rauw/volledig worden gekwantificeerd, aangezien de gebruikte benamingen niet op verwerking duiden en bijgevolg impliceren dat het rauwe/volledige levensmiddel is gebruikt. Ingrediënten die worden aangeduid met benamingen die erop wijzen dat zij in een andere vorm dan rauw/volledig zijn gebruikt (bijvoorbeeld „gebraden kip”, „melkpoeder”, „gekonfijte vruchten”), moeten worden gekwantificeerd zoals zij zijn gebruikt.

32.

Krachtens deel A, punt 1, van bijlage VII bij de verordening moeten toegevoegd water en vluchtige producten in de lijst worden vermeld in volgorde van hun gewicht in het eindproduct. Dit is echter niet het geval voor toegevoegd water wanneer de hoeveelheid ervan in gewicht niet meer dan 5 % van het eindproduct bedraagt. Deze afwijking geldt niet voor vlees, vleesbereidingen, onverwerkte visserijproducten en onverwerkte tweekleppige weekdieren.

Niettemin moet met de kleinere hoeveelheid toegevoegd water dan 5 % rekening worden gehouden bij de berekening voor de KWID voor ingrediënten in een levensmiddel waaraan water is toegevoegd.

33.

De op het etiket vermelde hoeveelheden zijn de gemiddelde hoeveelheid van het te vermelden ingrediënt of de te vermelden categorie ingrediënten. De gemiddelde hoeveelheid is de hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten die wordt verkregen door het volgen van het recept en het toepassen van goede productiepraktijken, rekening houdend met de normale productietoleranties van de producent.

5.   Plaats van de KWID op het etiket

34.

De KWID is een in artikel 9, lid 1, van de verordening bedoelde verplichte vermelding en moet overeenkomstig artikel 13 „Presentatie van verplichte vermeldingen” op het etiket worden gepresenteerd.

35.

Bij punt 3, onder b), van bijlage VIII bij de verordening is het volgende bepaald: „De vermelding van de hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten: […] b) wordt aangebracht in of onmiddellijk naast de benaming van het levensmiddel of in de lijst van ingrediënten voor het ingrediënt of de categorie ingrediënten in kwestie.”.

36.

In het geval van categorieën ingrediënten die niet in deel B van bijlage VII zijn opgenomen en dus niet alleen in de lijst van ingrediënten mogen worden vermeld, moet de KWID voor deze categorieën in of vlak naast de benaming van het levensmiddel worden vermeld.

37.

In het geval van levensmiddelen die momenteel zijn vrijgesteld van de vermelding van ingrediënten moet de KWID in of vlak naast de benaming van het levensmiddel worden vermeld; als echter op vrijwillige basis een lijst van ingrediënten op het etiket wordt verstrekt, mag de KWID in die lijst van ingrediënten worden vermeld.


(1)  PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18.

(2)  PB L 33 van 8.2.1979, blz. 1.

(3)  In artikel 2, lid 2, onder h), van de verordening wordt „samengesteld ingrediënt” gedefinieerd als „een ingrediënt dat zelf uit meer dan één ingrediënt bestaat”.

(4)  Gebruikelijke benaming zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 2, onder o), van Verordening (EU) nr. 1169/2011.

(5)  Beschrijvende benaming zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 2, onder p), van Verordening (EU) nr. 1169/2011.

(6)  PB L 66 van 13.3.1999, blz. 26.

(7)  PB L 197 van 3.8.2000, blz. 19.

(8)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 58.

(9)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67.

(10)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.

(11)  PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.

(12)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.