17.5.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 154/4


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

RICHTSNOEREN

EU-regeling voor de handel binnen de EU in en de wederuitvoer van ivoor

(2017/C 154/06)

Het doel van deze richtsnoeren is om een interpretatie te geven van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad (1), waarin EU-lidstaten wordt aanbevolen om i) de (weder)uitvoer van artikelen van onbewerkt ivoor op te schorten en ii) toe te zien op een strikte interpretatie van de bepalingen in EU-wetgeving die de handel binnen de EU in ivoor en de (weder)uitvoer van bewerkt ivoor toestaan.

1.   Achtergrond en rechtvaardiging

i)   De internationale en EU-wetgeving ten aanzien van de handel in ivoor

Zowel de Afrikaanse olifant Loxodonta africana als de Aziatische olifant Elephas maximus is opgenomen in de aanhangsels bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites), die ondertekend is door 183 partijen, waaronder de EU en alle lidstaten van de EU. Op grond van de huidige Cites-regeling is de internationale handel in ivoor (2) verboden, met strikt beperkte ontheffingen (met name voor artikelen die verworven zijn voordat de bepalingen van Cites op ivoor van toepassing werden). De Cites-overeenkomst is niet van toepassing op binnenlandse handel in ivoor.

De Cites-overeenkomst wordt in de EU ten uitvoer gelegd via Verordening (EG) nr. 338/97 en daarmee samenhangende verordeningen van de Commissie (EU-verordeningen inzake de handel in wilde dieren en planten). In het geval van olifantenivoor (alsook voor andere soorten die zijn vermeld in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97) heeft de EU daarnaast maatregelen aangenomen die strenger zijn dan de bepalingen van Cites.

Bijgevolg is de handel in ivoor in de EU streng gereguleerd via de EU-verordeningen inzake de handel in wilde dieren en planten en is de commerciële handel in ivoor naar, in en uit de EU over het algemeen niet toegestaan.

Handel binnen de EU in en wederuitvoer van ivoor voor commerciële doeleinden is alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

handel binnen de EU is toegestaan voor ivoorartikelen die in de EU zijn ingevoerd voordat de olifantensoort in aanhangsel I bij Cites werd opgenomen (18 januari 1990 voor de Afrikaanse olifant en 1 juli 1975 voor de Aziatische olifant) (3). Handel binnen de EU kan alleen plaatsvinden als daartoe door de desbetreffende EU-lidstaat een certificaat is afgegeven, behalve voor „bewerkte specimens” (zie definitie hieronder) die voorafgaand aan 3 maart 1947 zijn verworven en zonder certificaat binnen de EU mogen worden verhandeld;

wederuitvoer uit de EU is toegestaan voor ivoorspecimens die verworven zijn vóór de datum waarop Cites erop van toepassing werd, dat wil zeggen 26 februari 1976 voor Afrikaanse olifanten en 1 juli 1975 voor Aziatische olifanten (4).

ii)   De internationale context: een toename van de olifantenstroperij en ivoorhandel veroorzaakt door een groeiende vraag vanuit Azië

De laatste jaren heeft de olifantenstroperij een zeer hoog niveau bereikt. Naar verluidt zijn sinds 2011 jaarlijks 20 000 tot 30 000 Afrikaanse olifanten gedood (5). Dit heeft geleid tot een wijdverbreide terugval van de populatie Afrikaanse olifanten, waardoor het tussen 1990 en halverwege de jaren 2000 waargenomen herstel van de soort gevaar loopt.

Tegelijk met deze aanzienlijke toename van de stroperij van Afrikaanse olifanten is ook de illegale handel in ivoor gestegen, onder invloed van de gestaag toenemende vraag naar ivoor op Aziatische markten. Volgens het Elephant Trade Information System (ETIS) (6) werd tussen 2010 en 2015 jaarlijks circa 39 ton onbewerkt ivoor in beslag genomen en is de hoeveelheid in beslag genomen bewerkt ivoor in de loop der jaren gestegen, met een gemiddelde van ca. 5,6 ton per jaar (7). Dit grootschalige ivoortransport geeft aan dat transnationale georganiseerde criminele netwerken steeds meer betrokken raken bij de illegale handel in ivoor.

Als antwoord op deze toename van de olifantenstroperij en ivoorhandel is de internationale gemeenschap talrijke verbintenissen aangegaan, via resoluties aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en op verschillende conferenties op hoog niveau.

Op de zeventiende Conferentie der Partijen van de Cites-overeenkomst (Cites CoP17) in oktober 2016 is een aantal nieuwe maatregelen overeengekomen die tot doel hebben de handhaving van de regels tegen olifantenstroperij en ivoorhandel te versterken, de vraag naar illegaal ivoor te verlagen en het onderzoek naar de wettigheid van het ivoor op de binnenlandse markten te intensiveren.

Cites-resolutie 10.10 (Rev. CoP17) betreffende de handel in olifantenspecimens spoort de partijen aan om uitvoerige interne wettelijke, regulerende en handhavingsmaatregelen in te stellen voor de ivoorhandel/binnenlandse markten. Deze resolutie beveelt tevens aan dat „alle partijen en niet-partijen in wier jurisdictie een legale binnenlandse markt voor ivoor bestaat die bijdraagt tot stroperij of illegale handel, met spoed alle noodzakelijke wettelijke, regelgevende en handhavingsmaatregelen nemen om hun binnenlandse markten af te sluiten voor de commerciële handel in onbewerkt en bewerkt ivoor”, en erkent dat „voor sommige artikelen beperkte ontheffing kan worden verleend; ontheffingen mogen niet bijdragen aan stroperij of illegale handel”.

iii)   Een groeiende legale handel in ivoor vanuit de EU naar Azië

De commerciële wederuitvoer van onbewerkt en bewerkt ivoor uit de EU overeenkomstig Verordening (EG) nr. 338/97 („legale wederuitvoer”) is in de laatste jaren aanzienlijk toegenomen, met een duidelijke opwaartse trend in de wederuitvoer van ivoor naar Oost-Azië (zie kader 1).

Kader 1

Niveau van legale wederuitvoer van ivoor uit de EU — voornaamste feiten en cijfers

Slagtanden van olifanten vormen het grootste aandeel van de wederuitvoer van artikelen van onbewerkt ivoor uit de EU. Terwijl het aantal slagtanden dat jaarlijks weer uit de EU werd uitgevoerd, tussen 2006 en 2012 altijd onder de 100 eenheden bleef (behalve in 2008, toen dat aantal 111 artikelen bedroeg), steeg dit cijfer aanzienlijk in 2013 (meer dan 300 artikelen) en nog sterker in 2014 en 2015 (telkens meer dan 600 artikelen). Vrijwel alle olifantenslagtanden die in 2014 en 2015 weer uit de EU werden uitgevoerd, waren bestemd voor China of de SAR Hongkong.

Behalve de handel in slagtanden hebben de lidstaten van de EU in het afgelopen decennium ook melding gemaakt van handel in onbewerkt ivoor in de vorm van stukken ivoor. Over het geheel genomen lijkt de wederuitvoer af te nemen naar gemeld gewicht van stukken ivoor, maar toe te nemen naar aantal gemelde specimens (met grote schommelingen van jaar tot jaar), wat doet vermoeden dat de handel in deze waren over het afgelopen decennium betrekkelijk constant is gebleven. Omdat stukken aanzienlijk in grootte kunnen verschillen, zijn de werkelijke hoeveelheden ivoorstukken echter zeer moeilijk te kwantificeren.

De laatste jaren is het aantal artikelen van bewerkt ivoor dat uit de EU is wederuitgevoerd, toegenomen. Uit cijfers van de EU-lidstaten blijkt een duidelijke toename sinds 2012. Wat betreft de handel in individuele specimens, zijn de grootste hoeveelheden gemeld in 2015 (10 000 ivoren artikelen wederuitgevoerd in 2015). Het dient echter opgemerkt te worden dat de handel door de lidstaten in verschillende eenheden wordt gemeld. Behalve in individuele artikelen wordt de handel ook gemeld op basis van massa (kg). De door lidstaten gemelde wederuitvoer van ivoor op basis van massa varieert sterk, maar bereikte de hoogste waarde in 2012 (ca. 600 kg, naast 7 000 individuele artikelen). In 2015 bedroeg dit ca. 200 kg.

De wederuitvoer van bewerkt ivoor omvat veel verschillende soorten voorwerpen (waaronder antiek, muziekinstrumenten en verschillende andere soorten snijwerk). De voornaamste doelmarkten voor deze artikelen zijn China en de SAR Hongkong, maar er is ook handel van geringere omvang gemeld naar andere landen, met name de VS, Zwitserland, Japan en de Russische Federatie).

De gegevens die worden gebruikt ter vaststelling van de handelsomvang, zijn afkomstig van de wederuitvoerregistraties zoals gemeld door de EU-lidstaten als onderdeel van hun Cites-jaarverslagen, overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad.

iv)   EU-initiatieven ter bestrijding van de illegale handel in wilde dieren en planten binnen de EU

De mededeling inzake een actieplan van de EU tegen de handel in wilde dieren en planten (8) nodigt de EU en haar lidstaten uit om een uitgebreide strategie tegen de handel in wilde planten en dieren te implementeren. Deze mededeling voorziet (onder maatregel 2 „De handel in ivoor in en vanuit de EU verder aan banden leggen”) dat de Europese Commissie richtsnoeren moet geven „voor een uniforme interpretatie van de EU-regels met als doel de uitvoer van ruw ivoor uit de tijd vóór de overeenkomst te staken en te waarborgen dat alleen legale oude ivoren voorwerpen in de EU worden verhandeld” tegen eind 2016.

In zijn conclusies over deze mededeling in juni 2016 spoorde de Raad van de Europese Unie lidstaten aan „geen uitvoer- of wederuitvoerdocumenten af te geven voor ruw ivoor uit de tijd voor de overeenkomst op basis van EU-richtsnoeren en verdere maatregelen te overwegen om de commerciële handel in ivoor van olifanten tot staan te brengen”.

De onderhavige richtsnoeren zijn ontwikkeld om aan deze oproep gehoor te geven.

De groeiende vraag naar ivoor uit Azië is een van de belangrijkste oorzaken van het huidige hoge peil van de olifantenstroperij en de illegale handel in ivoor. Middels deze richtsnoeren draagt de EU eraan bij die vraag te beperken en ondersteunt zij de inspanningen van belangrijke doelmarkten voor producten van wilde dieren, zoals China, dat in 2016 specifieke maatregelen heeft aangenomen om de invoer van ivoorartikelen op zijn grondgebied te beperken en heeft aangekondigd de binnenlandse markt voor ivoor tegen eind 2017 geleidelijk op te heffen. Deze richtsnoeren hebben ook ten doel dat ivoor van illegale herkomst niet in of vanuit de EU wordt verhandeld en dat legale handel in ivoor niet als dekmantel gebruikt kan worden voor illegaal ivoor.

Deze richtsnoeren behandelen eerst de wederuitvoer van ivoor vanuit de EU (hoofdstuk 3) en vervolgens de handel binnen de EU in ivoor (hoofdstuk 4).

2.   Status van het document

Deze richtsnoeren zijn besproken en ontwikkeld in samenwerking met de vertegenwoordigers van de lidstaten die bijeenkomen in de „deskundigengroep van de bevoegde administratieve Cites-instanties”.

Dit bericht is bedoeld om burgers, bedrijven en nationale overheden te helpen Verordening (EG) nr. 338/97 en de bijbehorende uitvoeringsverordeningen toe te passen. Deze richtsnoeren zijn geen vervanging, aanvulling of wijziging van de verordening van de Raad en de daarbij behorende uitvoeringsverordeningen; voorts mogen zij niet afzonderlijk worden beschouwd, maar moeten zij worden gebruikt in samenhang met deze wetgeving. Alleen het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de bevoegdheid om een bindende interpretatie van het Unierecht te geven.

Het document wordt door de Commissie elektronisch gepubliceerd en kan door de lidstaten gepubliceerd worden.

Het document wordt in de tweede helft van 2019 herzien door de Commissie, in overleg met de „deskundigengroep van de bevoegde administratieve Cites-instanties”. De Commissie en de lidstaten zullen echter vooral aandacht besteden aan kwesties omtrent de binnenlandse handel in ivoor en de wederuitvoer van bewerkt ivoor uit de EU om te kunnen bepalen of de onderhavige richtsnoeren op deze punten moeten worden gewijzigd voor het tweede semester van 2019.

3.   Richtsnoeren voor de interpretatie van EU-regels voor de wederuitvoer van ivoor

i)   Richtsnoeren voor de uitvoer van onbewerkt ivoor

De regels voor de wederuitvoer van onbewerkte ivoorspecimens (9) die zijn verworven voor de datum waarop Cites erop van toepassing werd, zijn neergelegd in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 338/97.

Krachtens artikel 5, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 338/97 dienen de administratieve instanties, wanneer zij aanvragen voor wederuitvoer van onbewerkt ivoor beoordelen, „de zekerheid verkregen [te hebben] dat er geen andere argumenten in verband met de instandhouding van de soort pleiten tegen afgifte van de uitvoervergunning”.

Deze bepalingen moeten worden geïnterpreteerd in het licht van de omstandigheden die in hoofdstuk 1 zijn beschreven, alsook in het licht van de specifieke aspecten die van toepassing zijn op de internationale handel in onbewerkt ivoor. Onbewerkt ivoor vormt het grootste aandeel van het ivoor dat wereldwijd in de illegale internationale handel wordt aangeboden. Dit wordt gestaafd door de gegevens die gemeld zijn door de Cites-partijen bij ETIS, waaruit blijkt dat het in beslag genomen onbewerkt ivoor het overgrote deel uitmaakt van het ivoor dat wereldwijd in beslag genomen is. Onbewerkt ivoor bestaat voornamelijk uit slagtanden die moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Het risico dat de legale wederuitvoer van onbewerkt ivoor wordt gebruikt als dekmantel voor de illegale handel in illegaal onbewerkt ivoor, is groter dan voor bewerkt ivoor, in weerwil van het feit dat legale slagtanden alleen verhandeld mogen worden als zij gemerkt zijn.

Opschorting van de wederuitvoer van onbewerkt ivoor uit de EU waarborgt dat slagtanden van legale herkomst niet vermengd worden met illegaal ivoor en helpt bestemmingslanden bij de tenuitvoerlegging van hun maatregelen ter beperking van de vraag naar ivoor, die een belangrijke stap zijn bij het aanpakken van de illegale handel in ivoor en de huidige piek in de olifantenstroperij.

De Commissie beveelt de lidstaten aan om, in de huidige omstandigheden, in het licht van het voorzorgsbeginsel en tenzij doorslaggevend wetenschappelijk bewijs van het tegendeel wordt geleverd, te overwegen dat er ernstige factoren in verband met het behoud van olifantensoorten bestaan die de afgifte van wederuitvoercertificaten verhinderen.

Bijgevolg beveelt de Commissie lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 338/97 aan om, als tijdelijke maatregel en met ingang van 1 juli 2017, geen wederuitvoercertificaten af te geven voor onbewerkt ivoor, behalve in bijzondere gevallen waarin de administratieve instantie van de betrokken lidstaat ervan overtuigd is dat het artikel:

1.

deel uitmaakt van een echte uitwisseling van cultuurgoederen tussen eervolle instellingen (dat wil zeggen musea);

2.

een erfstuk is dat in het kader van een verhuizing van de familie wordt verplaatst;

3.

wordt verplaatst voor wetenschappelijke, educatieve of handhavingsdoeleinden.

In deze bijzondere gevallen wordt de administratieve instanties aangeraden de in dit document uiteengezette richtsnoeren te volgen met betrekking tot de verkrijging van geschikt bewijs voor de legale herkomst van de specimens (bijlage I bij dit document), het aanbrengen van merktekens (bijlage II) en, voor zover van toepassing, afstemming met andere lidstaten en derde landen (punt iii)).

ii)   Richtsnoeren voor de wederuitvoer van bewerkt ivoor

In tegenstelling tot onbewerkt ivoor omvat „bewerkt ivoor” veel verschillende soorten specimens. Hieronder vallen artikelen die al decennialang legaal in omloop zijn (bijvoorbeeld muziekinstrumenten of antiek), en het is niet duidelijk of een volledige staking van de wederuitvoer van deze artikelen een merkbare invloed heeft op de internationale illegale handel in ivoor. Met het oog op de toename in de wederuitvoer van bewerkt ivoor vanuit de EU in de laatste jaren is het echter nodig om het toezicht op de tenuitvoerlegging van de huidige regels aan te scherpen.

In alle gevallen moeten EU-lidstaten de aanvragen voor wederuitvoer van bewerkt ivoor zeer streng toetsen om te waarborgen dat zij de desbetreffende documenten alleen afgeven wanneer voldaan is aan de voorwaarden in de EU-wetgeving die de rechtmatige herkomst van het ivoor garanderen. Om uitvoer van ivoorartikelen die niet aan de vereiste voorwaarden voldoen te vermijden, wordt aanbevolen de voorwaarden voor afgifte van die wederuitvoercertificaten strikt te interpreteren.

Om de voorwaarden waaronder die handel kan worden toegestaan, vast te stellen, wordt EU-lidstaten aanbevolen de richtsnoeren voor „bewijs ter staving van rechtmatige verwerving” uit bijlage I bij dit document en voor het „aanbrengen van merktekens, registratie en overige vereisten voor afgifte van certificaten” uit bijlage II toe te passen.

Voor de aanvrager van het wederuitvoercertificaat is het vooral belangrijk om aan te tonen dat de specimens verkregen zijn voor de datum waarop Cites op de betrokken artikelen van toepassing werd. Als dat bewijs niet door de aanvrager kan worden geleverd, mag er geen certificaat worden afgegeven.

Indien het wordt afgegeven, moet het certificaat het betrokken artikel met voldoende bijzonderheden beschrijven zodat het certificaat alleen voor het betrokken specimen kan worden gebruikt. Bovendien, en mits dat wettelijk toelaatbaar is, kunnen lidstaten overwegen de identiteit van de aanvrager en, indien mogelijk, van de koper te achterhalen, te verifiëren en vast te leggen (bijvoorbeeld door een kopie van hun identiteitsdocumenten te bewaren).

iii)   Afstemming met en tussen lidstaten van de EU en derde landen

Wanneer regionale/lokale administratieve Cites-instanties verantwoordelijk zijn voor de uitgifte van Cites-documentatie, wordt lidstaten aanbevolen te waarborgen dat de regionale autoriteiten aan de centrale administratieve Cites-instantie verslag uitbrengen van alle ingediende aanvragen voor wederuitvoercertificaten en/of intra-EU-certificaten. Op deze wijze kunnen de rechtmatige verkrijging en consistentie naar behoren gecoördineerd worden getoetst bij de beoordeling van aanvragen. Dit zou ondersteund kunnen worden met de instelling van nationale databases om relevante informatie te bewaren.

Wanneer een door een EU-lidstaat afgegeven intra-EU-certificaat in het kader van de aanvraag van een wederuitvoercertificaat wordt voorgesteld als bewijs van rechtmatige verkrijging, moet de EU-lidstaat die het intra-EU-certificaat heeft uitgegeven, worden geraadpleegd omtrent de geldigheid daarvan. Dit moet gelden voor alle aanvragen in verband met ivoor, maar vooral in het geval van onbewerkte artikelen.

Daarnaast kunnen aanvullende beperkingen/controles van toepassing zijn in verband met de wederuitvoer naar bepaalde landen/gebieden die strengere binnenlandse maatregelen voor de handel in ivoor hebben ingevoerd, zoals het vasteland van China, de SAR Hongkong en de Verenigde Staten van Amerika (VS). Alvorens een wederuitvoercertificaat voor ivoor af te geven, dient de betrokken lidstaat de Cites-autoriteiten van het bestemmingsland in te lichten zodat het bestemmingsland kan toetsen of de invoer van dat specimen voldoet aan de geldende regelgeving.

4.   Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving voor ivoorhandel binnen de EU

Om aanvragen van certificaten voor ivoorhandel binnen de EU te beoordelen en de bepalingen van EU-wetgeving betreffende handel binnen de EU in „bewerkte specimens” van ivoor te interpreteren, krijgen EU-lidstaten het advies zich te houden aan onderstaande richtsnoeren, die berusten op huidige best practices in EU-lidstaten.

Sinds het Cites-besluit van 1989 om de internationale ivoorhandel uit te bannen, is de vraag naar ivoor in Europa aanzienlijk afgenomen. EU-lidstaten zijn volgens Cites niet aangemerkt als belangrijke doelmarkten voor ivoor van illegale herkomst. De meeste ivoorhandel binnen de EU betreft antiek. Er hebben echter gevallen van illegale handel in ivoorartikelen binnen de EU plaatsgevonden. De lidstaten hanteren tevens verschillende methoden bij het afhandelen van aanvragen van certificaten voor commercieel gebruik van ivoorspecimens binnen de EU en met betrekking tot de handel binnen de EU in „bewerkte specimens” van ivoor. De EU heeft de verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat het commercieel gebruik van ivoor in de EU strikt gecontroleerd en gereguleerd wordt, in overeenstemming met Cites-resolutie 10.10 (Rev. CoP17) en Verordening (EG) nr. 338/97. In het kader van aanvragen voor handel binnen de EU in ivoor, en om de rechtmatigheid van handel binnen de EU in „bewerkte specimens” te verifiëren, is daarom verhoogde waakzaamheid en extra toezicht op handel binnen de EU in ivoren artikelen nodig.

In deze context, en met het oog op de verschillende regelingen die op elk van deze gevallen van toepassing zijn, wordt lidstaten aanbevolen onderstaande specifieke richtsnoeren te volgen voor elk van de volgende gevallen:

handel binnen de EU in ivoren artikelen (punt i hieronder);

de specifieke gevallen van handel binnen de EU in „bewerkte specimens” (punt ii) hieronder).

i)   Richtsnoeren voor de handel binnen de EU in ivoorartikelen

Handel binnen de EU in specimens van bijlage A is doorgaans verboden krachtens artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 338/97. Artikel 8, lid 3, geeft lidstaten het recht om van dit verbod af te wijken als wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden (vermeld onder a) t.e.m. h)). Uit het gebruik van de term „mogen” in artikel 8, lid 3, blijkt echter dat lidstaten niet verplicht zijn een certificaat voor handel binnen de EU te verlenen wanneer die voorwaarden zijn vervuld (tenzij anders wordt vereist door Unierecht, zoals bij toepassing van het proportionaliteitsbeginsel). Bij het nemen van een besluit over het al dan niet toekennen van een certificaat moet de autoriteit haar discretionaire bevoegdheden op passende wijze gebruiken.

De consequentie daarvan is dat artikel 8, lid 3, niet zodanig geïnterpreteerd mag worden dat het aanvragers recht geeft op een certificaat voor handel binnen de EU, zelfs wanneer een van de voorwaarden zoals vastgelegd onder a) t.e.m. h) is vervuld. Bovendien is artikel 8, lid 3, onderworpen aan het voorzorgsbeginsel en berust de bewijslast ter staving van de rechtmatigheid en de consistentie met de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van een transactie bijgevolg bij de aanvrager.

In geval van een aanvraag voor commercieel gebruik van ivoor binnen de EU krachtens artikel 8, lid 3, is een lidstaat krachtens Unierecht gerechtigd om de toekenning van een certificaat te weigeren, zelfs wanneer een van de voorwaarden bepaald onder a) t.e.m. h) is vervuld, mits die weigering verenigbaar is met het proportionaliteitsbeginsel (dat wil zeggen dat de weigering passend is om wilde dier- of plantensoorten te beschermen of het behoud van die soorten te waarborgen, en de weigering niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken). De Commissie en de deskundigengroep van de bevoegde administratieve Cites-instanties zijn van mening dat dit het geval is wanneer de rechtmatigheid en de consistentie met de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 338/97 niet doorslaggevend door de aanvrager zijn bewezen.

Lidstaten hebben de verantwoordelijkheid om de uitgifte van certificaten die illegale activiteiten kunnen faciliteren, te voorkomen en dienen die aanvragen voor handel binnen de EU dan ook zodanig te behandelen dat dit risico zo veel mogelijk wordt beperkt. Lidstaten wordt aanbevolen de aanvragen voor intra-EU-certificaten zo streng mogelijk te toetsen en de voorwaarden voor afgifte van die certificaten strikt toe te passen, vooral voor onbewerkt ivoor.

Daartoe krijgen EU-lidstaten de aanbeveling om de richtsnoeren voor „bewijs ter staving van rechtmatige verwerving” uit bijlage I bij dit document en voor het „aanbrengen van merktekens, registratie en overige vereisten voor afgifte van certificaten” uit bijlage II toe te passen.

Een cruciaal onderdeel van artikel 8, lid 3, onder a), (dat wil zeggen specimens „verkregen of […] binnengebracht voordat de bepalingen betreffende de soorten als genoemd in bijlage I bij de overeenkomst of in bijlage C1 bij Verordening (EEG) nr. 3626/82 of in bijlage A bij de onderhavige verordening, van toepassing werden op die specimens”) is dat een aanvrager die een intra-EU-certificaat aanvraagt, moet aantonen dat de specimens zijn verworven of in de EU zijn binnengebracht vóór 18 januari 1990 in geval van de Afrikaanse olifant en 1 juli 1975 in geval van de Aziatische olifant. Als dat bewijs niet door de aanvrager kan worden geleverd, mag er geen certificaat worden afgegeven.

Indien het wordt afgegeven, moet het certificaat het betrokken artikel voldoende gedetailleerd beschrijven zodat duidelijk is dat het certificaat alleen voor het betrokken specimen kan worden gebruikt. Dit is met name van belang voor onbewerkt ivoor, dat doorgaans minder identificatiekenmerken heeft. Bovendien, en mits dat wettelijk (10) toelaatbaar is, kunnen lidstaten overwegen de identiteit van de aanvrager en van de koper te achterhalen, te verifiëren en vast te leggen (bijvoorbeeld door een kopie van hun identiteitsdocumenten te bewaren). Er kan tevens een specifieke voorwaarde voor handel binnen de EU in onbewerkt ivoor worden vastgelegd die de verkoper verplicht de autoriteiten in te lichten over de identiteit van de koper.

Wanneer aanvragen voor ivoorhandel binnen de EU worden ingediend op grond van artikel 8, lid 3, onder c), worden lidstaten eraan herinnerd dat de invoer van ivoor (als persoonlijke bezittingen, met name jachttrofeeën) alleen mogelijk is om niet-commerciële redenen en dat aan de eigenaren van dat ivoor dus binnen de Unie geen certificaat met commercieel oogmerk toegekend mag worden krachtens artikel 8, lid 3, onder c).

ii)   Specifieke richtsnoeren voor handel binnen de EU in „bewerkte specimens” van ivoor

De EU-verordening bevat specifieke bepalingen voor de handel binnen de EU in „meer dan 50 jaar geleden verkregen bewerkte specimens”, die in artikel 2, onder w), van Verordening (EG) nr. 338/97 zijn omschreven als „specimens die meer dan 50 jaar vóór de inwerkingtreding van deze verordening, dat wil zeggen vóór 3 maart 1947, ter vervaardiging van juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat en waarvan ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat is aangetoond dat zij onder die voorwaarden zijn verworven. Dergelijke specimens gelden enkel als bewerkt indien zij duidelijk passen in een van de genoemde categorieën en indien zij de beoogde functie kunnen vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig zijn”. „Bewerkte specimens”, zoals omschreven in de EU-verordeningen inzake de handel in wilde dieren en planten, worden ook vaak „antiek” genoemd. Het is echter belangrijk om aan te tekenen dat antiek dat verworven is vóór 1947, maar dat in hoofdzaak niet in een staat anders dan de natuurlijke staat gebracht is, niet als „bewerkte specimens” aangemerkt kan worden op grond van Verordening (EG) nr. 338/97.

Het commercieel gebruik van „bewerkte specimens” in de EU valt onder artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 338/97 en artikel 62, lid 3, van Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie. Als een artikel voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, onder w), van de Verordening van de Raad om te worden beschouwd als bewerkt specimen, is er geen certificaat voor commercieel gebruik in de EU nodig.

Om te waarborgen dat alle lidstaten van de EU de definitie van een „bewerkt specimen” op dezelfde wijze interpreteren, heeft de Europese Commissie in samenwerking met de EU-lidstaten interne richtsnoeren voor dit onderwerp ontwikkeld (11). Deze richtsnoeren, die niet alleen op ivoor van toepassing zijn, behandelen aspecten zoals aanvaardbaar bewijs dat het artikel vóór 3 maart 1947 is verworven, typische voorbeelden van artikelen die voldoen aan de definitie „in een toestand zijn gebracht die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat” en de categorieën „juwelen”, „decoratie” enz., en de renovatie en „herbewerking” van specimens.

Over het geheel genomen wordt aanbevolen dat de lidstaten de definitie van bewerkte specimens strikt interpreteren volgens onderstaande stappen:

de eigenaar van een specimen die het wil verkopen, moet eerst aantonen dat het specimen „50 jaar voor de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 338/97”, dat wil zeggen vóór 3 maart 1947, is verworven;

ten tweede mag het feit dat een ivoren slagtand gewoon op een plaat, schild of een ander soort voet gemonteerd is, zonder enige andere wijziging van de natuurlijke staat, niet volstaan om het product te beschouwen als een „bewerkt specimen” krachtens artikel 2, onder w), van Verordening (EG) nr. 338/97;

ten derde moet ook het vereiste van artikel 2, onder w), dat de wijziging is uitgevoerd ter vervaardiging van „juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten”, aan een strikte en grondige beschouwing worden onderworpen, aangezien in recente gevallen de artistieke aard van de wijziging (zoals substantieel snij- of graveerwerk en het in- of aanbrengen van artistieke of gebruiksvoorwerpen enz.) niet duidelijk bleek te zijn, in welk geval niet was voldaan aan de voorwaarden in artikel 2, onder w);

voor verdere aanwijzingen over de interpretatie van de term dienen de door de Europese Commissie opgestelde richtsnoeren voor „bewerkte specimens” geraadpleegd te worden.

Hoewel intra-EU-certificaten niet vereist zijn voor commerciële handel in „bewerkte specimens” in de EU, wordt lidstaten bovendien aanbevolen toezicht te houden op hun binnenlandse markten voor antiek ivoor, daaronder begrepen regelmatige controles om te kijken of handelaren bewijs hebben voor de leeftijd en/of herkomst van het aangeboden antiek ivoor, en te overwegen handelaren te verplichten de leeftijd en herkomst van antieke ivoorartikelen die zij te koop aanbieden, op te geven, zowel bij verkoop online als bij verkoop in fysieke winkels/kramen.

Ten slotte dient vermeld te worden dat voor de wederuitvoer van „bewerkte specimens” uit de EU een wederuitvoercertificaat afgegeven moet worden in overeenstemming met artikel 5, lid 6, punt i), van Verordening (EG) nr. 338/97. Het wordt aanbevolen dat de lidstaten de richtsnoeren van hoofdstuk 3, punt ii), gebruiken om aanvragen van wederuitvoercertificaten voor deze artikelen te beoordelen.


(1)  Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1).

(2)  Met ivoor wordt in deze richtsnoeren uitsluitend ivoor van olifanten bedoeld.

(3)  Krachtens artikel 8, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 338/97.

(4)  Zie artikel 5, lid 6, punt ii), van Verordening (EG) nr. 338/97. De Cites-overeenkomst is van toepassing op de Afrikaanse olifant vanaf 26 februari 1976, toen de soort door Ghana in aanhangsel III werd opgenomen; de Aziatische olifant is op 1 juli 1975 opgenomen in aanhangsel I bij Cites.

(5)  Nellemann, C., Henriksen, R., Raxter, P., Ash, N., Mrema, E. (Eds) (2014). The Environmental Crime CrisisThreats to Sustainable Development from Illegal Exploitation and Trade in Wildlife and Forest Resources. Een Rapid Response Assessment van UNEP (United Nations Environment Programme) en GRID-Arendal, Nairobi en Arendal.

(6)  Het Elephant Trade Information System (ETIS) werd ingesteld door Cites-resolutie Conf. 10.10 (Rev. CoP17) ten aanzien van de handel in olifantenspecimens, met onder meer als doel om „i) niveaus en trends en wijzigingen in niveaus en trends van illegale olifantendoding en ivoorhandel te meten en vast te leggen”. ETIS produceert voorafgaand aan elke Cites-conferentie der partijen een uitgebreid rapport over de wereldwijde inbeslagnemingen van ivoor. De recentste rapporten, die in 2016 zijn opgesteld voor Cites CoP17, zijn hier beschikbaar:

https://cites.org/sites/default/files/eng/cop/17/WorkingDocs/E-CoP17-57-06-R1.pdf

https://cites.org/sites/default/files/eng/cop/17/WorkingDocs/E-CoP17-57-06-R1-Add.pdf

(7)  Voor 50 % van de ETIS-registraties hebben de Cites-partijen het gewicht van het in beslag genomen ivoor niet opgegeven.

(8)  http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52016DC0087&from=EN

(9)  EU-lidstaten wordt aangeraden de definitie van „onbewerkt ivoor” te gebruiken uit Cites-Resolutie Conf. 10.10 (Rev. CoP17), volgens welke:

„a)

de term „onbewerkt ivoor” alle hele olifantenslagtanden omvat, gepolijst of ongepolijst en in ongeacht welke vorm, evenals alle stukken olifantenivoor, gepolijst of ongepolijst en op welke wijze dan ook gewijzigd ten opzichte van de oorspronkelijke vorm, behalve „bewerkt ivoor”, en

b)

„bewerkt ivoor” geïnterpreteerd moet worden als ivoor dat geheel of ten dele ingesneden, gevormd of verwerkt is, maar geen hele slagtanden in enige vorm omvat, behalve wanneer het snijwerk zich over het volledige oppervlak uitstrekt”.

(10)  In het bijzonder wetgeving voor de bescherming van persoonsgegevens.

(11)  Zie C(2017) 3108.


BIJLAGE I

Bewijs ter staving van rechtmatige verwerving

Algemene overwegingen

Zowel voor wederuitvoer- als intra-EU-certificaten is het de verantwoordelijkheid van de aanvrager om ten genoegen van de Cites-beheersinstantie in de betrokken EU-lidstaat aan te tonen dat de voorwaarden voor uitgifte van de documenten zijn vervuld, en in het bijzonder dat de specimens rechtmatig zijn verworven (1).

Omdat aanvragen voor wederuitvoer- en intra-EU-certificaten onderling aanzienlijk kunnen verschillen (wat betreft de omstandigheden van de oorspronkelijke verwerving, de te wederuitvoeren/verhandelen hoeveelheid en de opgegeven herkomst/leeftijd van de specimens), moeten lidstaten het door de aanvrager verschafte bewijs doorgaans van geval tot geval beoordelen.

Hoewel het duidelijk is dat de rechtmatige verwerving in alle gevallen moet worden aangetoond, dienen lidstaten te overwegen een risicogestuurde aanpak te volgen bij het beoordelen van aanvragen voor de wederuitvoer van of handel binnen de EU in ivoor. Transacties kunnen aanleiding geven tot verschillende graden van toetsing afhankelijk van de hoeveelheid te wederuitvoeren/verhandelen ivoor, de vorm van het ivoor (bijvoorbeeld antiek, bewerkt of onbewerkt), de omstandigheden waarin het ivoor oorspronkelijk is verworven (bijvoorbeeld als onderdeel van een commerciële transactie of als schenking/erfenis) en de datum waarop de oorspronkelijke verwerving plaatsvond. Om al naargelang de aard van de transactie te bepalen welke soort/hoeveelheid bewijs er nodig is om de aanvraag in te willigen, moeten lidstaten hun eigen afweging maken.

Lidstaten moeten transacties voor handel binnen de EU in onbewerkt ivoor, bijvoorbeeld in geval van aanvragen voor onbewerkte slagtanden of grotere stukken onbewerkt ivoor, strenger toetsen, vooral wanneer de aanvraag meerdere hele slagtanden of artikelen betreft. Lidstaten kunnen tevens overwegen aanvragen van intra-EU-certificaten voor onbewerkt ivoor dat recenter of als deel van een commerciële transactie is verworven (in tegenstelling tot een schenking of erfenis), aan een strengere toetsing te onderwerpen.

Het is belangrijk om aan te tekenen dat het soort bewijs van de rechtmatige herkomst afhankelijk is van de manier van verwerving, bijvoorbeeld:

als het ivoren artikel door de aanvrager zelf geïmporteerd is voordat de overeenkomst in werking trad, kan van de aanvrager bewijs verlangd worden dat hij of zij in het land van uitvoer heeft gewoond of gewerkt. Oude foto’s, contracten, een afschrift van de geboorteakte, uittreksels uit het bevolkingsregister of een verklaring van hem- of haarzelf en/of andere gezinsleden kunnen aanvaard worden als bewijs dat de aanvrager in het buitenland heeft gewoond. De aanvrager moet tevens aantonen dat het ivoren artikel rechtmatig verworven en/of in de EU geïmporteerd is (zie Soorten bewijsmateriaal hieronder);

als het ivoorartikel in de EU is gekocht, moet de aanvrager aantonen dat het artikel rechtmatig is verworven of dat het stuk voldoet aan de vereisten voor een bewerkt specimen van voor 1947 (zie Soorten bewijsmateriaal hieronder).

Soorten bewijsmateriaal

Het volgende bewijsmateriaal verdient over het algemeen de voorkeur ter staving van aanvragen voor intra-EU- en wederuitvoercertificaten:

originele Cites-invoervergunning afgegeven aan de aanvrager en bekrachtigd door de douane of originele invoerdocumenten (bijvoorbeeld douanedocumenten). Het document of de documenten moet(en) zo mogelijk worden geverifieerd aan de hand van informatie in relevante databases, bijvoorbeeld databases van de nationale douane of databases van afgegeven Cites-vergunningen;

certificaat voor handel binnen de EU. In dit geval moet de geldigheid van het betrokken certificaat worden nagevraagd bij de EU-lidstaat die het certificaat heeft afgegeven. Wanneer de informatie die op het intra-EU-certificaat is vermeld, onduidelijk is, of wanneer er twijfels/zorgen over de geldigheid van het certificaat of de rechtmatigheid van het ivoor zijn, dient aanvullende informatie te worden opgevraagd bij de aanvrager en/of de instantie die het certificaat heeft afgegeven. Er kan bijvoorbeeld om aanvullend bewijsmateriaal worden gevraagd als het certificaat geen identificatietekens bevat (zoals foto’s, beschrijving van details, informatie over het gewicht/de lengte van de slagtanden) of erg oud is. Lidstaten kunnen elk bewijsmateriaal opvragen dat aanvullende details over het artikel en de achtergrond ervan verschaft die nog niet op het intra-EU-certificaat zijn vermeld. Een ontvangstbewijs of een overdrachtsakte kan eveneens worden verlangd, vooral als het certificaat specifiek is voor de transactie, om aan te tonen dat de huidige eigenaar het specimen rechtstreeks van de certificaathouder heeft overgenomen;

resultaten van koolstofdatering/isotopenanalyse om de leeftijd (en de herkomst) van het specimen (2) te bepalen, rekening houdend met het feit dat leeftijdsbepaling op zichzelf niet volstaat om rechtmatige verwerving te bewijzen;

expertise, in de vorm van een leeftijdsbepaling door een erkende, onafhankelijke deskundige, bijvoorbeeld iemand die verbonden is aan een universiteit/onderzoeksinstelling, een gerechtelijke/door de gerechtelijke procedure goedgekeurde deskundige of een goedgekeurde/erkende deskundige (3). Expertises kunnen als afdoende bewijs worden beschouwd voor zowel bewerkt als onbewerkt ivoor (bijvoorbeeld wanneer er geen forensische analyse kan worden gebruikt). Voor antiek ivoor kan de leeftijd worden bepaald op basis van de stijl van de snij- en bewerkingstechnieken.

Wanneer het voormelde bewijs niet beschikbaar is, dient van aanvragers verlangd te worden dat zij een combinatie van andere bewijsmiddelen overleggen om de rechtmatige verwerving aan te tonen (zie andere bewijsmiddelen hieronder). Lidstaten dienen de aanvrager te vragen zo veel mogelijk verschillende soorten bewijsmateriaal te verstrekken om hun aanvraag te ondersteunen. Zoals hierboven is vermeld onder Algemene overwegingen, hangt de hoeveelheid en de soort van het bewijsmateriaal dat de verwerving afdoende staaft, af van de aard van de aanvraag en het ermee samenhangende risico. Wanneer een intra-EU-certificaat betrekking heeft op commerciële hoeveelheden onbewerkt ivoor, dienen lidstaten te overwegen alleen het bewijs te aanvaarden dat onder de eerste drie opsommingstekens hierboven is vermeld.

Andere bewijsmiddelen die de rechtmatige verwerving bevredigend kunnen aantonen, zijn onder meer (bij voorkeur een combinatie van):

originele Cites-uitvoervergunning van het land van uitvoer of origineel uitvoerdocument (bijvoorbeeld van de douane). Het document of de documenten moet(en) zo mogelijk worden getoetst aan informatie in relevante databases;

voor „bewerkte specimens” die ivoor bevatten, een document van een goedgekeurd/erkend deskundige;

een ontvangstbewijs of rekening, een akte van schenking of erfenisdocumenten, zoals een testament;

oude foto’s van het ivoren artikel (met een datum, herkenbaar persoon of op de plaats van herkomst), een oude jachtvergunning (of andere documenten in verband met een jacht), verzekeringsdocumenten, brieven of oude openbare documenten (zoals krantenartikelen of andere originele verslagen/publicaties die de herkomst van de specimens bewijzen);

ander indirect bewijs om de uitleg van rechtmatige verwerving te ondersteunen, zoals een bewijs van dienstverband van de persoon die het specimen heeft verworven, (bijvoorbeeld in Afrika) of kopieën van paspoortstempels;

een getuigenverklaring/attest of ondertekende verklaring van de eigenaar. Lidstaten kunnen overwegen te verlangen dat de aanvrager een attest ter ondersteuning van het afgegeven certificaat verstrekt, met de vermelding dat hij zich bewust is van de gevolgen van een valse verklaring. Een getuigenverklaring/attest moet nog steeds worden ondersteund door ander bewijsmateriaal zoals foto’s of bonnen/rekeningen;

voor bewerkte specimens of in de EU vervaardigde muziekinstrumenten, een bevestiging van de fabrikant of een deskundige dat het instrument op het grondgebied van de EU-lidstaat is geproduceerd voorafgaand aan de datum van de relevante Cites-lijst.

Wanneer in het licht van bewijsmateriaal dat door een aanvrager is verstrekt ter ondersteuning van een aanvraag van een intra-EU- of wederuitvoercertificaat, twijfels blijven bestaan over de rechtmatige verwerving van het betrokken ivoor, dienen lidstaten te overwegen een onafhankelijk deskundige te raadplegen of een forensische analyse te eisen om de leeftijd van het specimen te verifiëren; de kosten dienen door de aanvrager te worden gedragen.


(1)  Zie voor wederuitvoercertificaten artikel 5, leden 3 en 6, van Verordening (EG) nr. 338/97 en, voor certificaten voor handel binnen de EU, artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 338/97 in samenhang met artikel 59 van Verordening (EG) nr. 865/2006.

(2)  De richtsnoeren van de UNODC ten aanzien van de werkwijzen en procedures voor monstername en laboratoriumanalyse van ivoor geven een overzicht van de beschikbare laboratoriumtests en aanwijzingen voor het nemen van testmonsters, met inbegrip van een lijst met apparatuur en materialen die nodig zijn voor het nemen van ivoormonsters (zie UNODC (2014) Guidelines on Methods and Procedures for Ivory Sampling and Laboratory Analysis. Verenigde Naties, New York, met name 14.2.2 Isotopes (blz. 30 e.v. en 46); beschikbaar op https://www.unodc.org/documents/Wildlife/Guidelines_Ivory.pdf).

Zie ook de website www.ivoryid.org

(3)  Als een beroep wordt gedaan op expertise door een veilingmeester, kan er sprake zijn van belangenverstrengeling en moet dit zorgvuldig worden beschouwd.


BIJLAGE II

Aanbrengen van merktekens, registratie en andere vereisten voor de afgifte van certificaten

Het permanent merken van ivoorproducten is op grond van EU-wetgeving geen voorwaarde voor verstrekking van een intra-EU-certificaat, maar toch wordt dit al door enkele lidstaten gedaan. Bovendien kunnen EU-lidstaten alleen invoervergunningen en wederuitvoercertificaten voor sommige ivoorproducten afgeven als zij zijn gemerkt (zie artikel 64, lid 1, onder d), en artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 865/2006) en Cites-resolutie 10.10 (Rev. CoP17) moedigt tevens het merken aan van „hele slagtanden van elk formaat en stukken ivoor die zowel ten minste 20 cm lang als ten minste 1 kg zwaar zijn”.

In die context wordt aanbevolen dat lidstaten overwegen een permanent merkteken aan te brengen op: i) hele slagtanden van elk formaat, en ii) stukken ivoor die zowel ten minste 20 cm lang als ten minste 1 kg zwaar zijn. Met behulp van een merkteken kan een certificaat aan het betrokken ivoorartikel worden gekoppeld en wordt de traceerbaarheid in het systeem verbeterd.

Het wordt aanbevolen dit merken uit te voeren in overeenstemming met Cites-resolutie 10.10 (Rev. CoP17): „Hele slagtanden van elk formaat en stukken ivoor die zowel ten minste 20 cm lang als ten minste 1 kg zwaar zijn, moeten worden gemerkt met behulp van een ponsmal, onuitwisbare inkt of een ander permanent merkteken volgens de volgende formule: tweeletterige ISO-code van het land van herkomst, de laatste twee cijfers van het jaar/het serienummer voor het jaar/het gewicht in kilogram (bijvoorbeeld KE 00/127/14). Het wordt erkend dat verschillende partijen verschillende merksystemen hebben en verschillende praktijken kunnen toepassen voor opgave van het serienummer en het jaar (dat bijvoorbeeld het jaar van registratie kan zijn), maar dat alle systemen moeten leiden tot een uniek nummer voor elk stuk gemerkt ivoor. Dit nummer moet in geval van hele slagtanden worden aangebracht op het „lip mark” (de verkleurde rand aan de tandbasis) en moet gemarkeerd worden met een kleuraccent.”

De resolutie vermeldt dat het merkteken het land van herkomst moet aanduiden; als dit land niet bekend is wanneer een EU-lidstaat het merkteken aanbrengt, moet de ISO-code het land aangeven waar het merkteken is aangebracht. Lidstaten kunnen het gepast achten om te bepalen dat de houder/eigenaar van het ivoor de kosten van het permanent merken betaalt.

Zodra het artikel permanent gemerkt is, moet de code samen met het certificaatnummer en alle relevante informatie, zoals lengte, gewicht en status vóór de overeenkomst, in een elektronische database worden ingevoerd om toekomstige toetsing te vergemakkelijken. Indien mogelijk, moet informatie op nationaal niveau worden geregistreerd. Als informatie op regionaal/lokaal niveau wordt geregistreerd, moet er een mechanisme zijn om informatiedeling met/toezicht door de centrale (nationale) Cites-instantie mogelijk te maken. Het wordt tevens aangeraden de artikelen na het merken fotografisch te documenteren en de foto’s en registraties bij elkaar te houden.

Lidstaten hebben problemen gemeld bij het toetsen van de geldigheid van intra-EU-certificaten, waardoor de identiteit van het betrokken specimen moeilijk geverifieerd kan worden (voor onbewerkte slagtanden). Om deze problemen te verhelpen, wordt lidstaten geadviseerd om:

fotografische documentatie van de ivoren specimens (vooral onbewerkte hele slagtanden) te vereisen en, als dat door de nationale systemen is toegestaan, te waarborgen dat de foto’s aan het betrokken intra-EU-certificaat worden gehecht of daarbij worden gevoegd. De foto’s moeten ingescand worden en bij de registraties van het afgegeven certificaat worden bewaard. Aspecten die gedocumenteerd kunnen worden (en die de identificatie bevorderen), zijn onder meer karakteristieke kleuren, scheuren of andere schade, kromming van de slagtand, en de basis (bijvoorbeeld recht afgesneden of gekarteld). Foto’s van de volledige slagtand en de basis kunnen nuttig zijn. Als de slagtand gegraveerd is, moet ook een gedetailleerde foto van de gravering en de positie daarvan op de slagtand worden opgenomen. Foto’s van het ivoor waarvoor een certificaat wordt afgegeven, zijn vooral belangrijk als het ivoor niet gemerkt is;

bijzonderheden op het certificaat te vermelden over de manier waarop het gewicht en de lengte van het ivoren artikel zijn gemeten, alsook de omtrek aan de basis. Relevante informatie met betrekking tot het gewicht is onder meer het tijdstip waarop het gewicht is bepaald (is het artikel gewogen toen het certificaat werd afgegeven of is er oudere informatie over het gewicht gebruikt?) en of het gewicht aan de slagtand bevestigde onderdelen omvat (zoals een kap over de basis of een hulpstuk om de slagtand aan een muur te bevestigen) die voor latere weging mogelijk verwijderd zijn. Relevante informatie met betrekking tot de lengte is onder meer of de opgegeven lengte de buitenlengte of de binnenlengte is en of die lengte gemeten is van de punt tot aan de basis (of op een andere manier);

zowel het aantal artikelen als de hoeveelheid uitgedrukt in gewichtseenheden (kg) te registreren (het formaat van artikelen kan namelijk aanzienlijk variëren).